Arnout Hulsman Eindstrijd en eindtijd Zoroastrische beïnvloeding van de eschatologie van het christendom Utrecht 2007 Eindstrijd en eindtijd Zoroastrische invloeden op de eschatologie van het christendom door Arnout Hulsman 2 si bona, cur non mala (Job 2 :10) 3 Deze Parsi-pilaar in Sanjan gedenkt de landing van de Parsis in India, na hun vlucht voor de Islam in de zevende eeuw van onze jaartelling. Zowel ten Noorden, Navsari, als ten zuiden, Mumbai, van deze pilaar zijn grote Parsigemeenschappen te vinden. India is hét land waar vandaag de dag de meeste Parsis gevonden kunnen worden, circa 90.000. India, Sanjan, 9 augustus 2006 4 Inhoudsopgave Verklarende woordenlijst……………………………………………………..…6 Voorwoord…………………………………………………………………..…..9 Inleiding………………………………………………………………..………11 1. Zoroastrisme: van natuurreligie tot iconoclasme…………………….…….17 1.1 De pre-zoroastrische periode…………………………………….....17 1.2 Zoroaster…………………………………………………………....21 1.3 Het Achaemenidische huis…………………………………………25 1.4 Sassaniden: de ‘Renaissance’ van het Perzische Rijk…...………....33 1.5 Theorieën en interpretaties…………………………………………37 2. Opvallende overeenkomsten……………………………………………….38 2.1 De Avesta…………………………………………………………..38 2.2 Overeenkomsten in vogelvlucht……………………………………40 2.3 Ethiek………………………………………………………………43 2.4 Eschatologie: de Openbaring van Johannes…...…………………...46 3. Invloed: waar en wanneer?………………………………………………....52 3.1 Westelijk Klein-Azië……………………………………………….52 3.2 De vroege Academie en Pausanias…………………………………56 4. Conclusie…………………………………………………………………...61 5. Appendices…………………………………………………………………64 5.1 Appendix I: Zoroaster in de klassieke literatuur…………………..64 5.2 Appendix II: Dynastieën en regeerders in Perzië…………………..66 6. Literatuur…………………………………………………………………..69 5 Verklarende woordenlijst Ahoena Vairya - het ‘onze vader’ van het zoroastrisme. Het belangrijkste gebed. Ahoeramazda - ‘heer van de wijsheid’, goddelijke personificatie van het goede. Als principe strijdig met Ahriman. Ahriman of Angra Mainyu - goddelijke personificatie van het kwaad. Als principe strijdig met Ahoeramazda. Airyaman - godheid (yazata) van vriendschap en genezing, die aan het einde der tijden samen met Atar alle metalen in de bergen op aarde doet smelten. Amesha Spenta - een van de zes belangrijkste Godheden na Ahoeramazda. De Amesha Spenta’s zijn: Khshathra Vairya, Spenta Armaiti, Haurvatat, Ameretat, Vohu Manah en Asha Vahista. Apaosha - demon in de gedaante van een zwarte hengst. Apaosha dient verslagen te worden, zodat er nieuwe leven over de aarde kan komen (lente). Apas - godinnen, nimfen van het water. Asha - ‘orde’, ‘gerechtigheid’ of ‘waarheid’. Als principe strijdig met Drauga. Atar - god van het vuur. Atar manifesteert zich in vuur. Avesta - de heilige boeken van het zoroastrisme. Drauga - ‘wanorde’, ‘onrecht’ of ‘leugen’. Als principe strijdig met Asha. Frashokereti of Frashegird - het einde der tijden, de laatste dag. Faravahar - mens in ‘menog’-vorm. Gatha’s - hymnen gecomponeerd door Zoroaster. Gayomard - de eerste man of eerste sterfelijke voorouder in de zoroastrische mythologie. Gayomard komt van het oudPerzische "gayo", wat leven betekent, en "maretan", wat sterfelijk betekent. Gayomard is daarmee ook de personificatie van het sterfelijk leven als idee. 6 Getig - vaste vorm. Hamazor - ceremonie waarbij volgelingen van het geloof van Zoroaster de handen van elkaar vasthouden om de cohesie in de gemeenschap te benadrukken. Humata - goede gedachten. Hukhta - goede woorden. Hvarshta - goede daden. Karshvars - zeven afzonderlijke gebieden in het wereldbeeld van de nomaden uit de pre-zoroastrische tijd. Khavaniratha - het grootste gebied uit het wereldbeeld van de nomaden uit de pre-zoroastrische tijd. Kusti - een koord dat door zoroastristen, na initiatie tot het geloof, drie keer om het middel wordt gebonden. Het wordt gebruikt bij het bidden. Mithra - god van de afspraak en waarheid in de pre-zoroastrische religie. Daarna, in het zoroastrisme, vaak de god van het licht genoemd. De cultus van Mithra werd als ‘Mithras-cultus’ erg populair in de Late Oudheid. Menog - spirituele vorm. Noeruz - ‘nieuwe dag’, het Nieuwjaarsfestival voor de aanhangers van de religie van Zoroaster. Vandaag de dag echter een algemeen Iraanse feestdag. Sōšyant - heiland die de gelovigen aanvoert en de aarde van het kwaad verlost aan het einde der tijden. Tishtrya - godheid uit de pre-zoroastrische periode die het tot taak heeft de demon Apaosha te verslaan en daarmee te zorgen voor nieuw leven. Varuna - god die presideerde over een eed. Vaedemna - ‘degene die weet (heeft)’ Vourukasha - de zee in het pre-zoroastrische wereld beeld die de ‘boom van alle zaden’ herbergt. Yasna - een collectie van liturgische geschriften binnen de Avesta en tevens de benaming het offeren voor Ahoeramazda. 7 Yazata - ‘lagere’ godheden die uit de Amesha Spenta’s zijn voortgekomen. Yima - de eerste koning op aarde in de mythologie van de prezoroastrische nomaden. Zurvanisme - sterk dualistisch geloof. Variatie op het zoroastrisme. 8 Voorwoord Hier ligt het resultaat van vijf maanden hard werken: mijn scriptie over zoroastrische invloeden op de eschatologie van het vroege christendom. Een scriptie waar ik trots op ben, temeer omdat er gedurende mijn studie Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht weinig aandacht is geweest voor de cultuur van het Oude Nabije Oosten. Deze gebrekkige aandacht is te betreuren wanneer men zich realiseert dat wijlen Professor Sancisi-Weerdenburg gedurende haar aanstelling aan de Universiteit een lans brak voor dit onderwerp. Talloze boeken en artikelen van haar hand hebben in grote mate bijgedragen aan onze kennis over dit deel van de Antieke Wereld.1 Van een aantal van deze werken heb ik voor deze scriptie dankbaar gebruik mogen maken. Mijn interesse voor de Oude Geschiedenis als zodanig is begonnen in het eerste jaar van mijn opleiding in Utrecht. Zij, de Oude Geschiedenis, heeft voor mij altijd iets mysterieus gehad en ik zie haar naast ‘bakermat van onze beschaving’ ook als een broedstoof voor verschillende religies. Elke grote wereldreligie, waaronder ook de Islam (hoewel de profeet Mohammed in de zesde en zevende eeuw leefde), heeft haar wortels in de Oudheid. Mijn interesse voor religie in de Oudheid heeft nog eens een vlucht genomen dankzij de steun van dr. Sander Evers. Zijn aanstekelijke enthousiasme, positieve instelling en grote kennis van de ‘eeuwige stad’ hebben mijn ogen geopend en de geschiedenis van het vroege christendom tot mijn belangrijkste focus gemaakt. Het zoeken naar pagane wortels in dit vroege christendom, om zo de realiteit naar eer en geweten recht te doen, heeft mij sindsdien bewogen. Nog maar al te vaak wordt de Bijbel in de letterlijke zin van het woord als historisch document aangevoerd. Zij dient echter te worden gezien als een cumulatief product van haar tijd. Bij het schrijven van deze scriptie heb ik op de steun kunnen rekenen van een aantal mensen die mijn onderwerp of een deel van mijn onderwerp een warm hart toe dragen. In de eerste plaats heb ik veel gehad aan de nauwgezette begeleiding van dr. Rolf Strootman. Zijn bereidheid om ook van studenten te leren en waar nodig te corrigeren mag op zijn zachts gezegd wonderbaarlijk worden genoemd. Mijn soms absurde ideeën werden onvermoeid positief ontvangen. Daarnaast heb ik veel gehad aan de oriënterende gesprekken met dr. 1 Meest relevant in dit verband zijn wel: Yaunā en Persai: Grieken en Perzen in een ander perspectief (Groningen 1980), Geschiedenis van het Perzische Rijk (Houten 1982), Persepolis en Pasargadae in wisselend perspectief: Iraanse oudheden beschreven en getekend door Europese reizigers (Leiden 1989), Herodotus (Bussum 1994), ‘The light and the dark: a cultural history of dualism’, in: Theoretische Geschiedenis Vol. 23 (1996) 375-380, "Ik hadde de nieusgierigheid": de reizen door het Nabije Oosten van Cornelis de Bruijn (ca. 1652-1727) (Leiden 1997) en de talloze publicaties over de voortgang van de Achaemenid History Workshop in Groningen. 9 Cornelis Schuddeboom. Mijn uitstap naar zijn vakgebied binnen de kunstgeschiedenis, ‘Early Christian Art’, is zeer leerzaam geweest. Deskundig advies heb ik kunnen inwinnen bij dr. Albert de Jong, verbonden aan de Universiteit van Leiden, voor wat betreft het zoroastrisme en dr. Bert-Jan Lietaert Peerbolte, verbonden aan de Theologische Universiteit van Kampen, voor wat betreft de Openbaring van Johannes. In ruime mate steunt deze scriptie op de voor mij meest relevante werken van beide wetenschappers, respectievelijk Traditions of the Magi en Openbaringen en Visioenen. Ook wil ik enkele van mijn studiegenoten dank zeggen, in het bijzonder Pascal Viskil, Hanna Leijen en Dorine van Espelo voor hun belangrijke aanvullingen en correcties. ‘Last but not least’ dien ik Ylona Oosting te bedanken, mijn lieve vriendin die menig nacht zonder mij in onze bedstee door heeft moeten brengen, af en toe opgeschrikt door mijn ‘geram op het toetsenbord’. Zij bewees zich bovendien een erg fijne reisgenoot op een reis vol avonturen door India die ik gepland had ter afsluiting van het schrijven van deze scriptie. Ylona, nil nequit amor! 10 Inleiding “Unsere Theologen wollen mit Gewalt aus der Bibel ein Buch machen, worin kein Menschenverstand ist.” Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799) Al millennia lang is de mens op zoek naar een antwoord op de vraag waartoe zij op aarde is. Het antwoord op deze vraag werd en wordt in veel culturen doorgaans gegeven in religie. In perioden van onderdrukking geldt vaak dat een individu een bestemming voor zijn of haar leven zoekt. Bovengenoemde vraag naar de zin van het leven wordt in die situatie vaak nog dwingender. De bestemming en zingeving voor het leven zijn in heden en verleden talloze keren in het hiernamaals gevonden. Zo focusten de eerste christenen ten tijde van de vervolgingen lange tijd op hun hiernamaals, de hemel, en leefde later in Romeins-Afrika een martelaarsideaal op als gevolg van het Donatisten-schisma. Zelfs vandaag de dag wordt de wereld beziggehouden door extremistische moslims die hun hiernamaals, inclusief de daartoe behorende genoegens, boven het aardse bestaan verkiezen. Het hiernamaals is door de eeuwen heen door verschillende religies steeds verschillend vormgegeven. Toch zijn er ook sterke overeenkomsten in het beeld van het hiernamaals tussen verscheidene religies te ontdekken. Er zijn grote overeenkomsten aan te wijzen in de eschatologie van het in het ‘Westen’ vrij onbekende zoroastrisme en die zoals geschetst door het christendom. De zeer oude geschiedenis van het zoroastrisme kent een relatief jonge historiografie in het westen. Momenteel zijn er nog ongeveer 200.000 zoroastristen, ook wel Parsis genoemd, op aarde te vinden. De naam Parsi is afgeleid van de oude Perzische provincienaam Parsis of Persis, het tegenwoordige Fars, dat het kerngebied van het Oud-Perzische Rijk der Achaemeniden vormde. Letterlijk betekent het dus: ‘iemand uit Parsis’. Tegenwoordig heeft de naam Parsi veeleer een religieuze connotatie. Parsis-gemeenschappen bevinden zich weliswaar over de hele wereld, maar de grootste concentratie gelovigen (circa 90.000) bevindt zich rond het Indiase Mumbai (het vroegere Bombay) in steden als Navsari en Sanjan. Het is niet verwonderlijk dat India de meeste Parsis telt. De Arabische invasie en de daarmee gepaard gaande gruwelijkheden in de zevende, achtste en negende eeuw van onze jaartelling (zie voor de theologische fundering: de koran, soera 9:5, 29, 123) maakte dat de meeste volgelingen van Zoroaster in het Nabije Oosten naar het oosten vluchtten. India, waar van oudsher een tak van het oorspronkelijk Centraal-Aziatische geloof had bestaan, bood de vluchtelingen een veilige haven. De tolerante Hindoestaanse Maharadja Jadi Rana verleende 11 de zoroastristen al in de zevende eeuw asiel. Het nu relatief kleine aantal gelovigen doet nauwelijks vermoeden dat het geloof eens de staatsgodsdienst van drie zeer grote rijken in het Oude Nabije Oosten was, te weten: het Medische, het Perzische en het Nieuw-Perzische Rijk.2 Tegenwoordig doet de naam Zoroaster of Zarathustra maar bij weinig mensen het spreekwoordelijke ‘belletje’ rinkelen en in de weinige gevallen dat dit wel gebeurt, blijkt het beeld vaak enigszins verstoord te zijn door Nietzsche’s boek Also sprach Zarathustra uit 1889, waarin hij tracht te breken met de christelijke goed-kwaad dichotomie. We mogen daarom concluderen dat dit belangrijke deel van de rijke cultuur van het Oude Nabije Oosten grotendeels vergeten is. Betekende het huis der Sassaniden het einde voor de eens zo grote Sumero-Akkadische beschaving, de Arabieren op hun beurt maakten korte metten met één van de pijlers van de Perzische cultuur: het zoroastrisme. Hoewel een aantal aspecten van het geloof van Zoroaster naast de Islam stand wist te houden (bijvoorbeeld de populaire feestdag Noeruz) is het overgrote deel ervan ten onder gegaan. Het zo ontstane gebrek aan tastbaar materiaal uit de periode voor de komst van de Islam staat een nauwgezette reconstructie van het geloof in de weg. Aangenomen dat een geloof constant in beweging is en als het ware organisch groeit in tijd en ruimte, zijn we verplicht de waarde van het geloof van de Parsis voor deze reconstructie te relativeren. Dit behoeft echter geen reden te zijn om deze reconstructie na te laten, integendeel, zij moet juist worden gezien als een uitdaging! In het westen was het zoroastrische geloof overigens geen beter lot beschoren. Omdat zij daar nooit echt voet aan de grond heeft weten te krijgen, mag de verbreiding van de, in het late Romeinse Rijk zo populaire, Mithras-cultus als haar grootste succes worden beschouwd. De intolerante houding van het christendom deed deze cultus uiteindelijk de das om, na een korte periode van heftige concurrentie. Hoe anders had de geschiedenis van Europa er dan uitgezien? In ieder geval was er daarna in de door de kruistochten gekenmerkte Middeleeuwen geen plaats meer voor de Perzische cultuur. In de Renaissance openden mensen dan weliswaar de ogen voor het klassieke verleden, de Perzische cultuur bleef hierbij een blinde vlek. Toegegeven, voor sommige filosofen in de Renaissance was Zoroaster de voornaamste figuur om te vergelijken met Plato en Aristoteles. Voor het brede publiek bleef Zoroaster echter slechts een schim uit het verleden.3 Pas in de achttiende eeuw heeft een Franse geleerde, Anquetil Duperron, op basis van het oud- en middel-Perzisch, de teksten 2 Het bestaan van het Medische Rijk wordt vandaag de dag door veel wetenschappers in twijfel getrokken. In dat geval mag men hier natuurlijk twee zeer grote rijken lezen, te weten: het Perzische en het Nieuw-Perzische Rijk. 3 W.J. Hanegraaf, Dictionary Of Gnosis & Western Esotericism. Vol. II (Leiden 2006) 1182-3. 12 vertaald die gebundeld waren in het ‘heilige’ boek van de zoroastristen getiteld Avesta, waarna de lange weg tot herwaardering kon worden betreden. 4 In reactie op de vertaling van Duperron ontstonden er in Europa hevige discussies onder filosofen en schrijvers waaronder Voltaire, Grimme, Diderot, Goethe, Kleist, Byron en Shelley. Ook het werk van Nietzsche behoort tot deze reactie. Daarnaast putten enkele musici, onder wie Mozart met Die Zauberflöte, Rameau met zijn opera Zoroastre en Richard Strauss met zijn symfonie Also Sprach Zarathustra, hier inspiratie uit. Het zoroastrisme werd door deze filosofen, schrijvers en musici met gretig genoegen in stelling gebracht tegen het christendom. De kerk kon volgens hen niet langer aanspraak maken op de waarheid, het zoroastrisme was immers vele eeuwen ouder. Deze stellingname werd bovendien ondersteund door bevindingen van de filoloog Martin Haug die in 1861 zeventien hymnen wist te isoleren van de rest van de Avesta.5 Deze hymnen vertonen grote overeenkomsten met de taal die we over hebben uit de Vedische geschriften en worden daarom als zeer oud aangeschreven: Zarathustra zou ze zelf hebben gecomponeerd. Hoewel de reden waarom de Europese intellectuelen zich op het zoroastrisme stortten enigszins dubieus te noemen is, kunnen we niet ontkennen dat zij ten dele gelijk hadden in hun ietwat scherpe oordeel: de Perzische cultuur en de daaruit ontstane beschaving verdient duidelijk een grotere rol in onze ‘westerse’ geschiedenis. In deze scriptie tracht ik een klein deel van die rol onder de loep te nemen, namelijk de zoroastrische beïnvloeding van de eschatologie van het christendom. Bij die beïnvloeding wordt er een aparte plaats ingenomen door het Bijbelboek de Openbaring van Johannes. Diegene die slechts weinig vertrouwd is met dit onderwerp zal daarbij een aantal opvallende parallellen in het oog springen. Het is aan de wetenschap om stukje bij beetje de rol die de Perzische cultuur in de antieke wereld speelde op waarde te schatten en haar een nieuwe plaats in de geschiedenis toe te kennen. In de vergelijking die hier wordt gemaakt zal de joods-christelijke traditie als bekend verondersteld worden. De geschiedenis van Europa is immers nauw met deze traditie verbonden zoals het recent gevoerde debat rond het opnemen van een verwijzing naar deze traditie in de Europese grondwet illustreert. De herontdekking van de Avesta, en daarmee van de opvallende overeenkomsten met de joods-christelijke traditie, heeft eind negentiende, begin twintigste eeuw bij veel historici en theologen geleid tot de overtuiging dat het oudere zoroastrisme het jongere joden- en 4 H. Anquetil du Perron, Zand-Avesta, ouvrage de Zoroastre ( Paris 1771). Martin Haug, Essays on the sacred language, writings and religion of the Parsis : studies on zoroastrian religion and the Zend-Avesta, their origins, development, structure, texts and linguistic composition ( Londen, 2e ed. 1878). 5 13 christendom heeft beïnvloed. Of we in dit verband van beïnvloeding mogen spreken is vanaf de herontdekking van de Avesta in de achttiende eeuw dan ook al onderwerp van discussie. Helaas kent dit onderwerp dermate veel haken en ogen dat slechts weinigen het aan hebben gedurfd om stelling te nemen. Het is daarom ook maar zeer de vraag er echt sprake is van een wetenschappelijk debat. Enkele voorbeelden: "Now it was from this very creed of Zoroaster that the Jews derived all the angelology of their religion […] the belief in a future state; of rewards and punishments, [...] the soul's immortality, and the Last Judgment - all of them essential parts of the Zoroastrian scheme and recognised by Josephus as the fundamental doctrines of the Judaism of his own time."6 Charles Williams King (1818-1888), Universiteit van Cambridge “These doctrines all come to be adopted by various Jewish schools in the post-Exilic period, for the Jews were one of the peoples, it seems, most open to Zoroastrian influences – a tiny minority, holding staunchly to their own beliefs, but evidently admiring their Persian benefactors, and finding congenial elements in their faith. Worship of the one supreme God, and belief in the coming of a Messiah or Saviour, together with adherence to a way of life which combined moral and spiritual aspirations with a strict code of behaviour (including purity laws) were all matters in which Judaism and Zoroastrianism were in harmony; and it was this harmony, it seems, reinforced by the respect of a subject people for a great protective power, which allowed Zoroastrian doctrines to exert their influence.”7 Mary Boyce (1920-2006), Universiteit van Londen “First, the figure of Satan, originally a servant of God, appointed by Him as His prosecutor, came more and more to resemble Ahriman, the enemy of God. Secondly, the figure of the Messiah, originally a future King of Israel who would save his people from oppression, evolved, in Deutero-Isaiah for instance, into a universal Savior very similar to the Iranian Saoshyant. Other points of comparison between Iran and Israel include the doctrine of the millennia; the Last Judgment; the heavenly book in which human actions 6 7 C.W. King, Gnostics and Their Remains. Ancient and Mediaeval (Londen 1887) 120. Mary Boyce, Zoroastrians: their religious beliefs and practices (Londen 1979) 77. 14 are inscribed; the Resurrection; the final transformation of the earth; paradise on earth or in heaven; and hell."8 Jacques Duchesne-Guillemin, Universiteit van Luik De problemen die het onderwerp met zich meebrengt, heeft duidelijk het prille enthousiasme van de achttiende en negentiende eeuw de kop ingedrukt en zo een leegte achtergelaten die door slechts een enkele einzelgänger, waarvan wijlen professor Mary Boyce (1920-2006) de belangrijkste was, wordt opgevuld. Nu het ‘debat’ al bij de eerste ‘of’-vraag is blijven steken, heeft niemand zich serieus gebogen over de vragen hoe, waar en wanneer er dan beïnvloeding heeft kunnen plaatsvinden. Daarom wil ik die vragen beantwoorden, want het zijn stuk voor stuk vragen die fundamenteel anders zijn dan de vraag wat die beïnvloeding nu precies inhoudt. Als gezegd is de kennis over Zoroaster of Zarathustra bij veel mensen gering. Laat staan dat zij op de hoogte zullen zijn van de geldende doctrines binnen het zoroastrisme. Het eerste hoofdstuk tracht deze lacune grotendeels op te vullen. In dit hoofdstuk schets ik namelijk een geschiedenis van het zoroastrisme in vogelvlucht vanaf een periode voorafgaand aan de geboorte van de profeet, de zogenoemde pre-zoroastrische periode, tot de komst van de islam in de zevende eeuw. Ik wil de lezer van deze scriptie een beeld geven van wat nu precies het zoroastrisme is. Met dit beeld van het zoroastrisme in het achterhoofd, passeren in hoofdstuk twee een groot aantal parallellen tussen de eschatologie van het christendom en het zoroastrisme de revue. Het zijn deze parallellen die ertoe leidden dat verscheidene wetenschappers beïnvloeding aannemelijk achtten. Bij benadering wil ik in dit hoofdstuk een antwoord geven op de vraag wat de beïnvloeding van het zoroastrisme voor de eschatologie van het christendom inhoudt. In het bijzonder wordt er in het hoofdstuk gekeken naar het moeilijk binnen de canon te plaatsen Bijbelboek de Openbaring van Johannes. Hoofdstuk drie zal dan vervolgens een antwoord geven op de vraag waar en wanneer de beïnvloeding plaatshad. In dit hoofdstuk wordt met behulp van diverse klassieke auteurs en een enkele archeologische site getoond dat westelijk Klein-Azië aan het eind van de eerste, begin tweede eeuw van onze jaartelling de meest plausibele plaats is waar deze beïnvloeding kon plaatsvinden. Hoewel ik meen dat de invloed vanuit het zoroastrisme op het christendom eigenlijk veel breder was, lijkt het goed mogelijk om binnen het bestek van deze scriptie hier de zoroastrische beïnvloeding van het christendom aan de hand van schriftelijke bronnen 8 Encyclopedia Americana, The – XXIX (Danbury 2002) 815. 15 aannemelijk te maken. Op basis van de bevindingen over de verspreiding van het zoroastrisme in Klein-Azië en het sociale en intellectuele milieu van de auteur van het Bijbelboek Openbaring volgt de conclusie dat deze auteur een gedegen kennis van het zoroastrisme had en deze kennis bewust of onbewust als model in het bijbelboek heeft gebruikt. Om deze stelling kracht bij te zetten heb ik in ruime mate gebruik gemaakt van de voorhanden zijnde klassieke bronnen. Voor vertalingen van verreweg de meeste Griekse en Latijnse bronnen gebruikte ik de Loeb Classical Libary, uitgegeven door de Harvard University Press. Daar waar een kwalitatief goede Nederlandse vertaling voorhanden was, heb ik ervoor gekozen om hiervan gebruik te maken. In die gevallen heb ik de Nederlandse vertaling in mijn voetnoten opgenomen. Teksten in het Middel-Perzisch of Sanskriet heb ik als diverse Engelse vertalingen, eveneens geannoteerd, opgenomen, aangezien er in geen van de gevallen een goede Nederlandse vertaling voorhanden was. Voor wat betreft de aangehaalde Bijbelcitaten heb ik uitsluitend gebruik gemaakt van de Nieuwe Bijbelvertaling (2005). In de terminologie van het zoroastrisme heb ik telkens getracht gebruik te maken van de meest gangbare namen. Hiertoe heb ik ook een verklarende woordenlijst aan het begin van deze scriptie opgenomen. 16 1. Zoroastrisme: van natuurreligie tot iconoclasme 1.1 De pre-zoroastrische periode Het zoroastrisme is naar alle waarschijnlijkheid de oudst overgeleverde wereldreligie waarvan vandaag de dag nog volgelingen te vinden zijn.9 De wortels van deze religie zijn al enkele millennia voor het begin van onze jaartelling op de Zuidelijke Russische steppen terug te vinden.10 Waarschijnlijk zijn klimaatsveranderingen er de oorzaak van geweest dat deze nomaden op drift raakten, want in het eerste millennium voor onze jaartelling vinden we ze terug in Iran.11 De religie van de nomaden mag dan echter nog geen zoroastrisme genoemd worden. Enkele fundamentele elementen binnen de daar ontstane natuurreligie verraden ook nu nog dat zij gegroeid is in een pastorale samenleving. In de riten behorende tot deze pre-zoroastrische religie zijn water en vuur de belangrijkste elementen.12 Beide zijn onontbeerlijk voor het bestaan van de Indo-europese nomaden in deze periode. Water zorgde er bijvoorbeeld voor dat mens en dier niet van de dorst omkwamen en dat de steppe enkele schaarse vruchten voortbracht. Vuur gaf mensen daarnaast de mogelijkheid tot het bereiden van vlees, de voornaamste bron van voedsel voor de nomaden, het hield wilde dieren op afstand en hield de mens bovendien warm in de koude wintermaanden. Het aanleggen van vuur was in deze periode niet gemakkelijk en daarom koos men ervoor om tijdens het rondtrekken zogenoemde ‘slapende vuren’ met zich mee te nemen.13 In zowel water als vuur meenden deze nomaden goden te herkennen, respectievelijk de godinnen Apas en de god Atar, goden waarvan de namen millennialang niet zijn veranderd.14 Goden herkenden zij ook in natuurverschijnselen, zoals de zon, de maan, de lucht, de aarde en verschillende winden. De nomaden stelden zich de aarde voor als een platte schijf met daarop zeven afzonderlijke gebieden, vaak weergegeven door middel van cirkels, de karshvars. Het grootste gebied, Khavaniratha, zou omringd worden door de andere gebieden die elk afzonderlijk weer van elkaar gescheiden zouden zijn door middel van water of dichte wouden. In dit water bevindt zich ook de ‘boom van alle zaden’. De Indo-Europeanen 9 De bekendste daarvan was ongetwijfeld de in 1991 overleden zanger van de Britse Popgroep Queen, Freddie Mercury (1946-1991). De eigenlijke naam van de te Zanzibar geboren popster was Farrokh Bulsara. 10 Mary Boyce, Zoroastrians, 2. 11 Sancisi-Weerdenburg, Geschiedenis van het Perzische Rijk, 19. 12 James Hope Moulton, Early Zoroastrianism. Lectures delivered at Oxford and in London (Londen 1913) 7. Hermann Oldenberg, Die Religion des Veda (Stuttgart 1917) 287. 13 Mary Boyce, A history of Zoroastrianism vol. I. The early period (Leiden 1975) 33. 14 H.S. Nyberg, Die Religionen des Alten Iran (Leipzig 1938) 123. 17 geloofden dat er ieder jaar aan de rand van Kvaniratha een gevecht werd geleverd tussen de goede god Tishtriya en de demon Apaosha in de gedaanten van respectievelijk een witte en een zwarte hengst. Tishtrya zou winnen wanneer er gedurende het jaar voldoende aan hem geofferd was. Na zijn overwinning zou hij zich dan in de zee Vourukasha storten, waarbij de golven in merries veranderden en er water in overvloed ontstond. De ‘boom van alle zaden’ stond ook in de Vourukasha en zo werd er vruchtbaar water, ofwel water met zaden, door de regengod Vata in de wolken opgenomen en over de zeven karshvars verspreid. Hieruit ontstond het jaarlijkse nieuwe leven op aarde, waarbij vooral moet worden gedacht aan seizoensgewassen. De Karshvar Khavaniratha bezat als enig gebied een hoge berg, genaamd Hara. Doordat de zon zich in een baan rond deze berg bewoog, kende de aarde, volgens de nomaden, een dag en een nacht. De natuurwet die deze beweging en daarmee ook het veranderen van de seizoenen met zich meebracht noemde men Asha, wat zoiets betekent ‘orde’, als ‘gerechtig- heid’ of ‘waarheid’.15 Deze wet regelde ook de menselijke besognes. Deugd behoorde tot de natuurlijke orde der dingen en verdorvenheid cor- rumpeerde deze orde. De menselijke deugd kon op de Figuur 1: Het wereldbeeld van de pre-Zoroastrische nomaden. (overgenomen uit: Mary Boyce, Textual sources for the study of Zoroastrianism, Glasgow, 1984, p. 17) proef worden gesteld met behulp van water- en vuurproeven. De goden Mithra (wanneer er sprake 15 Later in het Achaemenidische huis zou asha ook wel arta voorkomen als een deel van de dynastieke naam ‘Arta-’xerxes. De naam Artaxerxes betekent dan ‘hij die een rijk van rechtvaardigheid regeert’. Jona Lendering, Alexander de Grote. De ondergang van het Perzische Rijk (Amsterdam 2005) 247. 18 was van een afspraak) en Varuna (bij een eed) presideerden over deze proeven. De betreffende goden konden deze of gene bijstaan in hun oordeel. Voorbeelden van proeven zijn het lange tijd onder water moeten doorbrengen of het gieten van vloeibare koper op de borst van de op de proef gestelde persoon. Dodelijke afloop betekende dan dat de god de desbetreffende persoon schuldig had bevonden aan de ten laste gelegde feiten. Er werd gebeden tot de goden door middel van plengoffers of door het ritueel slachten van dieren. Plengoffers werden direct aan verschillende natuurverschijnselen gedaan, bijvoorbeeld bij een waterbron. Het offeren van dieren werd gedaan ten overstaan van vuur. Slechts een deel van het dier (het vet) of zelfs alleen de intentie was bestemd voor de goden. Het is daarom goed mogelijk dat, gezien de lage frequentie van deze manier van offeren, iedere keer wanneer er een dier werd geslacht deze werd opgedragen aan de goden. Het overgrote deel van het vlees werd na de rituele handelingen over de priesters en de deelnemers aan de rite verdeeld. De traditionele momenten voor het ten uitvoer brengen van deze riten waren zonsopkomst, het midden van de dag en zonsondergang. Reinheid was zeer belangrijk binnen deze natuurreligie en het schoonmaken van gebruikte schalen en andere instrumenten nam dan ook veel tijd in beslag. Ook binnen het zoroastrisme zou men een grote waarde blijven toekennen aan reinheid.16 Gebruikte voorwerpen konden echter na het schoonmaakritueel gewoon weer voor andere doeleinden worden gebruikt.17 Dit duidt erop dat de nomaden maar weinig ruimte hadden voor het reserveren van heilige attributen. Het ontbreken van tempels is daarmee cultureel bepaald, want het nomadenbestaan laat slechts weinig ruimte voor het onderhouden van deze religieuze bouwwerken. Het feit dat de nomaden geen vocabulaire voor religieuze architectuur hadden, bevestigt dit ontbreken van tempels nog eens.18 Priesters kwamen veelal naar de volgelingen om daar de rituelen uit te voeren.19 Herodotus, die leefde in Halicarnassus, een stad die toen tot het Perzische Rijk behoorde, schrijft dat dit een karakteristieke eigenschap blijft binnen de religie: “De Perzen leven naar mijn weten onder de volgende gebruiken. Godenbeelden, tempels en altaren op te richten is geen zede bij hen; ja zelfs die dat doen, noemen zij dwaas, omdat, naar ik gis, zij niet zooals de Hellenen de goden van 16 Bijvoorbeeld de reinheid van volgelingen bij het offeren of bidden. James George Fraser, The Golden Bough. A study in Magic and Religion. A new abridgement from the second and third editions (Oxford 1994) 702. 17 Deze notie van ‘schoon’ wijkt overigens enigszins af van wat men vandaag als schoon zou beschouwen. Wanneer iets grondig schoon gemaakt diende te worden werd er door de nomaden veelal gebruik gemaakt van de (ammoniarijke) urine van dieren. 18 Albert de Jong, Traditions of the Magi. Zoroastrianism in Greek and Latin literature (Leiden 1997) 27. 19 Mary Boyce, Zoroastrians, 46. Zie ook Herodotus, Historiae, 1.132. 19 menschelijke gestalte achtten. Zij hebben de gewoonte om, op de hoogste bergen geklommen, aan Zeus offers te brengen, den ganschen kring des hemels Zeus [lees: Ahoeramazda] noemend. Zij offeren aan de zon en de maan, aan de aarde en het vuur en het water en de winden. Aan dezen alleen offeren zij van oudsher…” (Herodotus, Historiae I.131.1-3)20 Over het algemeen wordt aangenomen dat religie in het Oude Nabije Oosten pas echt gestalte heeft kunnen krijgen met het ontstaan van een sedentaire levenswijze.21 Dit mag dan bewaarheid zijn met betrekking tot religieuze architectuur behorende tot een tempeleconomie, maar de nomadische natuurreligie waarin het zoroastrisme haar wortels heeft, was verre van primitief, getuige ook het bovengeschetste wereldbeeld. Een beeld dat door de eeuwen heen een steeds finalistischer tint zou krijgen. De Indo-europese nomaden kenden waarschijnlijk als eerste het concept van een hiernamaals voor de overledenen. Dit vroege hiernamaals was in de pre-zoroastrische periode echter voorbehouden voor priesters, koningen en helden, zoals later ook bij de Grieken het geval was. Zij waren de mensen van betekenis, die het hiernamaals konden bereiken via een brug gelegen op de top van de berg Hara. Voor de gewone man en vrouw was dit paradijs aan het einde der tijden iets onbereikbaars. Hun plaats was in de onderwereld, geregeerd door de mythische koning Yima, de eerste koning die de aarde had gekend. Na het overlijden bracht de ziel van de overleden persoon eerst drie dagen op aarde door alvorens de onderwereld te kunnen betreden. Gedurende deze eerste drie dagen was het van belang dat de familie van de overledene offers bracht aan diezelfde persoon. Zo kon de ziel aansterken en zich voorbereiden op de reis naar de onderwereld. Laat in de prezoroastrische periode werd deze ziel, voorheen urvan genoemd, steeds vaker voorgesteld als een gevleugelde vrouw, de faravahar. Deze apart van elkaar bestaande ideeën met betrekking tot de ziel van een overledene groeiden dan ook langzaam naar elkaar toe en compliceren zo het beeld van de pre-zoroastrische eschatologie.22 Het was gebruikelijk onder de nomaden om door middel van offers de doden voor een periode van dertig jaar bij te staan. In ruil voor deze offers konden de faravahars hun familie dan in tijden van nood bijstaan. Na dertig jaar werden de doden geacht met minder offers te kunnen volstaan en het jaarlijks gehouden feest van alle zielen, Hamaspathmaedaya, voorzag hen vanaf dat moment in al hun behoeften. Het offeren aan overleden (voor-)ouders was vaak de verantwoordelijkheid van de oudste zoon. Herodotus, Historiën vert. Van Deventer, verkregen via http://www.koxkollum.nl/herodotus/herodned08.htm. Goede voorbeelden daarvan zijn: L. de Blois en R.J. van der Spek, Een kennismaking met de Oude Wereld (Bussum 20016) 17., M.A. Wes e.a., De wereld van de Oudheid (Groningen 1978) 28. 22 Boyce, Zoroastrians, 15. 20 21 20 Met het toenemende geloof in een hiernamaals van verschillende gradaties, onderwereld en paradijs, ontstond ook het geloof in de wederopstanding van het lichaam. Het lichaam zou zich – na het zich te hebben ontdaan van het sterfelijke vlees – bij de geest in het hiernamaals voegen. Om dit proces te versnellen werd het dode lichaam soms verbrand, zodat het vuur het sterfelijke vlees kon consumeren. De steeds grotere rol die vuur binnen de religie zou gaan spelen zorgde er echter voor dat deze manier om het lichaam van het vlees te ontdoen langzaam verdween. Een andere manier werd gevonden in het aan zonlicht en roofvogels blootstellen van het lichaam op verhoogde plaatsen. Sommige gelovigen bouwden daartoe zelfs speciale torens, de zogeheten ‘Stiltetorens’.23 In alle gevallen werden de resterende botten vervolgens begraven om zich spoedig weer bij de geest te kunnen voegen. Het idee van reinheid, het niet willen vervuilen van de goede aarde met dode lichamen, lijkt ten grondslag te liggen aan de verschillende gebruiken om het lichaam van het vlees te ontdoen alvorens het aan de aarde toe te vertrouwen. Doodgaan werd gezien als een noodzakelijk kwaad en de dood in het bijzonder behoorde tot de kwade machten in de wereld. Zo was de pre-zoroastrische religie een religie met een heel eigen kosmogonie, met een pantheon bestaande uit slechte en goede goden aan wie de verantwoordelijkheid voor de schepping werd toegedicht en vormden volgelingen een gemeenschap met eigen tradities en gebruiken op het gebied van gebeden en reinheid. Veel elementen uit deze religie zouden de basis gaan vormen van en zijn nog steeds te herkennen in het geloof zoals dat werd gepredikt door de Iraanse profeet Zarathustra. Het concept van een hiernamaals zou binnen het zoroastrisme uitgroeien tot de belangrijkste zingeving voor gelovigen. 1.2 Zoroaster Het is erg moeilijk om een geschiedenis van het zoroastrisme op te bouwen zonder archeologisch materiaal. Het weinige archeologische materiaal dat we over hebben behelst slechts enkele inscripties. Daarnaast zijn onze voornaamste bronnen geschriften. Een geschiedenis van het zoroastrisme is daarom veelal een reconstructie van het verleden met behulp van de voorhanden zijnde teksten en het is dan ook niet verwonderlijk dat het onderwerp lange tijd is gedomineerd door filologen. Helaas geven deze geschriften ons geen duidelijk en eenduidig beeld van het zoroastrisme en blijkt het moeilijk deze geschriften juist 23 Grote Parsi-gemeenschappen zoals die van en rond Mumbai bezitten nog altijd deze Stiltetorens. De teruglopende populatie van roofvogels dwingt deze gemeenschappen echter steeds vaker tot het zoeken naar alternatieven om het lichaam van het sterfelijke vlees te ontdoen. Een beproefd alternatief is het gebruik van spiegels. Rustam Masani, Zoroastrianism: the Religion of the Good Life (New Delhi 2003) 152. Boyce, Zoroastrians, 14. 21 te dateren. De vroegste geschriften kunnen wellicht geplaatst worden aan het begin van het eerste millennium voor onze jaartelling, terwijl de oudste worden toegeschreven aan de negende eeuw. De belangrijkste geschriften bij het schetsen van een geschiedenis van het zoroastrisme vormen samen de Avesta, wat waarschijnlijk zoveel betekent als: ‘autoriteit hebbende uitspraken’. De canonisatie van de tekst van deze Avesta is in de derde eeuw onder Ardashir I (224-240) begonnen en vermoedelijk pas in de zesde eeuw van onze jaartelling onder het bewind van de Sassaniden afgerond.24 De kern ervan wordt gevormd door de gatha’s, zeventien religieuze hymnen die aan Zarathustra zelf worden toegeschreven. De taal waarin deze gatha’s zijn geschreven noemen wetenschappers simpelweg het Avestisch, omdat er geen ander voorbeeld van dit schrift is overgeleverd. In de achttiende eeuw heeft de Franse geleerde Anquetil Duperron met behulp van oud- en middel-Perzisch paralellen dit Avestisch kunnen ontcijferen. Verreweg het grootste deel van de Avesta kennen we echter als teksten in het Middel-Perzisch of ook wel het Pahlavi, welke de heersende taal onder de Sassaniden was, en hun oorsprong moet ergens tussen de geboorte van Zarathustra en de zesde eeuw van onze jaartelling worden gezocht. Lange tijd konden wetenschappers het dan ook niet eens worden over in welke eeuw voor onze jaartelling Zarathustra zelf geplaatst diende te worden en zelfs niet over of hij daadwerkelijk een historische persoon was. Voorstellen om hem te dateren liepen uiteen van 4000 tot 600 voor onze jaartelling. 25 Vandaag de dag lijkt de consensus bereikt om hem rond het jaar 1000 voor onze jaartelling een plaats in de geschiedenis toe te wijzen.26 De plaats waar Zarathustra zou hebben geleefd is daarbij eveneens omstreden, maar we mogen aannemen dat dit ergens tussen de Indus en de Tigris is geweest. De religie gepredikt door de profeet Zarathustra, bij de Grieken bekend geworden onder de naam Zoroaster27 (hierna steeds zo genoemd) en daarom het zoroastrisme genoemd, was in hoge mate een ethische religie.28 In een tijd waarin, zo lijkt het, het recht van de 24 John F.A. Sawyer, Sacred languages and sacred texts (Londen 1999) 74. Walter Bruno Henning, Zoroaster : politician or witch-doctor? (Oxford 1951) 13. Eudoxes van Knidos maakte het nog bonter, hij plaatste Zarathustra 5000 jaar voor de Trojaanse oorlog. Nyberg, Reliogionen des Alten Iran, 27. 26 Albert de Jong, Traditions of the Magi, 26. 27 De naam Zoroaster is een afgeleide van het Romeinse Zoroastres. We spreken echter van de Griekse benaming voor Zarathustra omdat het Latijn slechts een vertaling is van het Griekse Ζωροάστρης. Gemakshalve wordt hierna enkel de Latijnse naam voor Zarathustra gebruikt. De naam Zarathustra laat zich maar moeilijk vertalen. Een deel van de naam, het deel uštra, betekent kameel, zodat één van de mogelijkheden zou zijn: ‘hij in het bezit van kamelen’. De familienaam was Spitāma. A.V. Williams Jackson, Zoroaster: the prophet of ancient Iran (New York 1899) 14. 28 Miles Menander Dawson, The ethical religion of Zoroaster. An account of what Zoroaster taught, as perhaps the very oldest and surely the most accurate code of ethics for man, accompanied by the essentials of his religion (New York 1931) vii. 25 22 sterkste gold, bedacht Zoroaster een manier om de verhoudingen tussen mensen te reguleren en de scherpe kantjes van emotionele gebeurtenissen af te halen door het leven van de gewone man een doel te geven. Dat lijkt mooi, maar de religieuze hervormingen die Zoroaster voorstelde werden niet door iedereen op prijs gesteld. Iraanse priesters, de Magi (ev. Magiër), die sinds jaar en dag de oude (natuur-)religie domineerden en zich aan het hof van koningen hadden verbonden, kwamen tegen Zoroaster en zijn hervormingen in opstand.29 Een van de grootste en daarmee door de priesters als een van de meest kwalijk bestempelde veranderingen die Zoroaster probeerde door te voeren was het doorbreken van het monopolie van de elite op het paradijs. Volgens de religie die werd gepredikt door Zoroaster was het paradijs namelijk weggelegd voor een ieder die een deugdelijk leven leidde.30 Zowel vrouwen als mannen, meesters als slaven konden en mochten hierop hopen. Tegenover dit paradijs stelde Zoroaster de hel. Dit concept dat in de pre-zoroastrische periode een neutrale onderwereld was geweest, zoals eigenlijk ook de Grieken het onderscheid tussen de onderwereld en de Elysische vlakten kenden, lijkt door Zoroaster zelf te zijn bedacht. Hoogstwaarschijnlijk was dit concept ontstaan vanuit een sterk gevoel voor gerechtigheid.31 Ook was de god Ahoeramazda in de religie van Zoroaster vele malen belangrijker geworden dan hij in de pre-zoroastrische periode ooit was geweest. Ahoeramazda, vertaald als ‘heer van de wijsheid’, was voor Zoroaster het begin en het einde, de belangrijkste god in het zoroastrische pantheon, waarmee het zoroastrisme al vroeg een naar het monotheïsme neigend henotheïstisch geloof kan worden genoemd.32 Voorheen was hij één van de drie Ahoera’s, Heren, geweest, beschermers van de Asha. Nu stond hij samen met de zes belangrijkste goden na hem, de Amesha Spenta’s, aan het begin van de schepping van de aarde.33 Alle zeven hadden ze op verschillende wijze deel aan de schepping. Zo creëerde Khshathra Vairya de lucht van steen, Spenta Armaiti de aarde, Haurvatat het water, Ameretat de planten, Vohu Manah de eerste koe, Asha Vahista het vuur en Ahoeramazda de eerste mens: Gayomard. Maar Ahoeramazda was meer dan alleen één van de zeven belangrijkste goden. Yasna 19. 1618 vertelt ons over de Amesha Spenta’s dat ze allen deel zijn van ‘one mind, one voice, one 29 Sancisi-Weerdenburg, Perzische Rijk, 73. Nyberg, Religionen des Alten Iran, 188. 31 Boyce, Zoroastrians, 27. 32 De vraag is hier in hoeverre goden afzonderlijk van Ahoeramazda bestaan. Zijn zij gepersonifieerde handelingen of enkel verschijningsvormen van die ene grote god en hebben zij de beschikking over een eigen wil? Een voorbeeld van de monotheistische beschouwing: Lewis M. Hopfe and Mark R. Woodward, Religions of the World (New Jersey 20059) 225-226. 33 De Amesha Spenta’s worden geassocieerd met de Aditya’s van de Vedische mythologie. 30 23 act….’34 Allen hebben zo deel in Ahoeramazda. De mens is begunstigd met een vrije wil en kan zo zijn leven invullen al naar gelang zijn eigen wensen. 35 Kiezen voor het goede betekende kiezen voor Ahoeramazda, de maker van de allereerste keuze. Alle goden die in de organisch gegroeide hiërarchie een plaats onder de Amesha Spenta’s innamen, de Yazatas, waren uit deze zeven goden gegroeid, zodat echt iedere god direct of indirect in verband stond met Ahoeramazda. De kennis van de kosmos zou tot Zoroaster zijn gekomen door middel van visioenen, welke begonnen in zijn dertigste levensjaar. Hij zou in totaal zeven visioenen krijgen en de gatha’s laten hem dan ook vooral zien in zijn hoedanigheid van profeet. Deze kosmogonie vertoont fundamentele overeenkomsten tussen de religie uit de pre-zoroastrische periode en de religie als gepredikt door Zoroaster. De grootste verschillen zijn vooral gelegen in de hiërarchie van het pantheon en de eschatologie. Zo werd de schepping bij Zoroaster finalistisch en zou, als gezegd, het einde eeuwig en gelukzalig zijn. Volgens zijn leer werd de aarde en al het toebehoren eerst geschapen in een geestelijke, immateriële vorm genaamd menog, deze spirituele status werd vervolgens omgezet in een vaste vorm welke getig wordt genoemd.36 Bij het overlijden van alles wat leeft zou er opnieuw een overgang van de getignaar de menog-vorm zijn. Het hebben van een vaste (getig-)vorm maakte de wereld kwetsbaar en zo sloeg Ahriman of ook wel Angra Mainyu, het kwaad, vrijwel onmiddellijk toe. Een groot deel van de schepping wist hij daarbij te ruïneren. Hij veranderde een deel van het water op aarde in zout water, maakte van een deel van het land woestijn, plette de eerste plant, slachtte de eerste stier en vermoorde de eerste mens. Het kwaad was zo letterlijk met Ahriman in de wereld gekomen en hij was niet alleen, ook Ahriman had zijn helpers: de daevas of demonen, waarbinnen niet geheel toevallig de zeven aartsdemonen het belangrijkst zijn.37 De goede goden probeerden Ahriman te beletten de schepping te verwoesten en namen daarom het zaad van de plant, de stier en de mens om deze over de aarde te verspreiden. Daarmee werd de levenscyclus op aarde in gang gezet. Deze gedachten over de levenscyclus wijken enigszins af van de gedachten hierover in de pre-zoroastrische periode. Daar waren het namelijk de goede goden geweest die het eerste offer brachten door de plant, het dier en de mens te slachten. De cyclus die ze daarmee startten zou oneindig zijn en werd herdacht in het 34 De Yasna is een collectie van liturgische geschriften binnen de Avesta en tevens de benaming het offeren voor Ahoeramazda. In dit geval is de collectie van liturgische geschriften bedoeld. Deze laat zich vergelijken met de rol die Bijbelboeken in het Oude en Nieuwe Testament spelen. Jacques Duchesne-Guillemin, Symbols and Values in Zoroastrianism. Their survival and renewal (New York 1966) 76. 35 Masani, Zoroastrianism, 106. 36 Boyce, Zoroastrians, 25. 37 Hopfe en Woodward, Religions of the World, 226-227. 24 offeren van dieren en planten door de Magi. Zoroaster zag het begin van deze cyclus als het begin van de tweede periode in de wereldgeschiedenis. Tijd werd door hem zo ingedeeld in drie perioden, een periode waarin het goede regeerde over de menog-wereld in de persoon van Ahoeramazda, een periode van strijd of vermenging van goed en kwaad beginnend met de vernielingen van Ahriman en een periode waarin het kwaad in de persoon van Ahriman zou worden verslagen. De verschillende perioden worden achtereenvolgens creatie, vermenging en separatie genoemd. Ingeleid door een eindstrijd zou de cirkel aan het begin van de separatie weer rond zijn en al het goede van de schepping zou in die periode in haar oude glorie worden hersteld. Deze eindstrijd die het einde van de tweede en het begin van de derde periode markeerde, heette Frashokereti of in het Pahlavi Frashegird, wat zoveel betekent als ‘herstel’. Hoewel de zoroastristen geloofden in een paradijs voor overledenen die zich verre van het kwade hadden gehouden, bestond echte gelukzaligheid alleen in de Frashegird. Het is dan dat de daden van zij die leven en zij die zijn overleden worden gewogen. Voor hen die op de dag des oordeels, Frashokereti, te licht zijn bevonden wacht een tweede en eeuwige dood. Zij die hebben geleefd naar de wetten van Zoroaster en zich steeds tot het goede hebben gewend worden opgenomen in het paradijs op aarde. Slechts dan zouden de botten zich met de zielen herenigen, waar dit vóór Zoroasters hervormingen al in het paradijs plaatshad. Ook de goden zullen deel hebben in het door Zoroaster gepredikte paradijs op aarde. Zij, Ahoeramazda en de Amesha Spenta’s, zullen het laatste yasna uitvoeren, waarbij een mystieke witte haoma zal worden gebruikt en waarmee zelfs de dood kan worden overwonnen.38 1.3 Het Achaemenidische huis Uiteindelijk deed de druk van de priesters die de aloude religie aanhingen Zoroaster vluchten en volgens de verhalen vond hij onderdak bij de legendarische koning Vishtaspa. Zoroaster mocht op audiëntie komen bij de vrouw van koning Vishtaspa, koningin Hutaosa. Zij was hem goedgezind en de koning bekeerde zich met zijn vrouw tot het geloof dat Zoroaster predikte. Hiermee haalde de koning Vishtaspa zich de woede van andere dynastieën op de hals. De periode daarvoor was vrijwel vruchteloos gebleken en de profeet had slechts één volgeling voor het nieuwe geloof verworven: zijn neef Maidhyoimanha.39 De zaak werd in Zou de mens daarna Übermensch zijn? Vergelijk Nietzsche’s, Also sprach Zarathustra. Familie vormt in het ontstaan van een nieuw geloof vaak een onmisbare bouwsteen (Mohammeds eerste bekeerling bijvoorbeeld was zijn vrouw Chadidja). Rodney Stark, The rise of Christianity. How the obscure, 38 39 25 enkele veldslagen, waarbij de koning als overwinnaar naar voren kwam, beslecht. Alle veroverde gebieden werden vervolgens tot het zoroastrisme overgehaald. Met de steun van Vishtaspa werd het zoro-astrisme een religie van betekenis. Zoroaster organi-seerde met Vishtaspa als zijn bescherm-heer een apparaat van priesters (veel van de Magi gingen tot het zoroastrisme over), wist aan vaste geloofsbelijdenis regels te onderwerpen en voerde religieuze feestdagen en een kalender in. De zoroastristen werden nu geacht vijf keer per verschillende dag momenten op te bidden, waar dit in de oude religie slechts drie keer was. Zoroaster introduceerde een liturgie, waarvan de Ahoena Vairya, een soort ‘Onze Vader’ van de zoroastristen, het belangrijkste gebed was. De tekst hiervan wordt vandaag de dag nog gereciteerd door de Parsis in hun dagelijks gebed en bij uitvaarten. In deze periode lijkt ook de kusti in Figuur 2: Faravahar van Darius I te Behistoen 1. Het gezicht van de Fravashi benadrukt de connectie met de mens. 2. De ring staat symbool voor een verbond van goden, geesten en mensen. 3. De centrale cirkel staat voor oneindigheid. 4. De vleugels bestaan uit drie delen: goede woorden, goede gedachten en goede daden. 5. De twee pootjes zijn goed en kwaad. Het gezicht wendt zich naar het goede. 6. De hand van de Fravashi wijst naar boven en appelleert aan de strijd tussen goed en kwaad. Bron: European Centre for Zoroastrian Studies, www.gatha.org gebruik te zijn genomen, een gordel van touw die drie keer om het middel wordt gewonden en zowel aan de voor als de achterzijde is vastgemaakt met een knoop.40 Gedurende het gebed werden deze gordels een aantal keer losgeknoopt om vervolgens weer vastgeknoopt te worden.41 De drie lagen touw staan symbool voor de leus of strijdkreet van het zoroastrisme: ‘de juiste gedachte, het juiste woord en de juiste handeling’. Deze strijdkreet legt de nadruk op het menselijke streven naar het goede, naar Ahoeramazda, alsook de gezamenlijke strijd marginal Jesus Movement became the dominant force in the Western World in a few centuries (San Francisco 1997) 18. Zie ook: Williams Jackson, Zoroaster, 53. 40 Duchesne-Guillemin, Symbols and Values, 50. 41 Een vergelijking met het christelijke gebedssnoer, de rozenkrans, gaat hier zeker op. 26 tegen het kwaad.42 Het ontstaan van de kreet kan worden gezocht in de gebruiken van de Magi, zij probeerden Ahoeramazda te bereiken met behulp van de juiste formulebezweringen, reine gedachten en correct uitgevoerde rituele handelingen. De geloofsbelijdenis door middel van de Ahoena Vairya is als volgt: "I profess myself a devotee of Mazda, a follower of Zarathustra. As one who attests to the faith, I pledge myself to the well-thought thought, I pledge myself to the well-spoken word, I pledge myself to the well-done action." (Fravarânê, Yasna 12,8)43 De feestdagen die door Zoroaster in het leven werden geroepen waren veelal bestaande feestdagen, die vaak verband hielden met het semi-nomadische leven en nu een nieuwe connotatie kregen. Over het jaar verdeeld waren er zeven feestdagen, waarvan de belangrijksten de Hamaspathmaedaya en de Noeruz waren. De zeven feestdagen werden met Ahoeramazda en de Amesha Spenta’s alsook met de verschillende delen van de creatie in verband gebracht. Het feest Hamaspathmaedaya was bijvoorbeeld gewijd aan Ahoeramazda en de creatie van de mens en werd derhalve het ‘feest van alle zielen’ genoemd. In het bijzonder werd dit feest opgedragen aan de faravahars. Het symbool (fig. 2.) dat door de zoroastristen voor een faravahar, een ziel of mens in menog-vorm, werd gebruikt zou uiteindelijk uitgroeien tot symbool van het zoroastrisme.44 Het symbool is waarschijnlijk gevormd naar een Egyptisch voorbeeld, namelijk de gevleugelde globe van Horus.45 Noeruz betekent ‘nieuwe dag’ en is daarmee het Nieuwjaarsfestival voor de aanhangers van de religie, ook dit feest wordt tegenwoordig nog uitbundig gevierd.46 Beide feesten houden overigens verband met de overgang van de winter naar de lente, wanneer er nieuw leven over de aarde komt. Zoroaster was naast profeet ook wetgever van de religie. Bij zijn overlijden – hij werd volgens de verhalen door een priester van de oude religie vermoord – had de religie grote aspiraties. Het zou uiteindelijk dan ook een religie van wereldformaat worden. Enkele grote rijken zouden het voorbeeld van koning Vishtaspa volgen en het zoroastrisme tot 42 Masani, Zoroastrianism, 108. Mary Boyce, Textual sources for the study of Zoroastrianism (Manchester 1984) 57. 44 Dit wordt op een mooie manier duidelijk in de openingsscène van Oliver Stone’s film ‘Alexander’ uit 2004, waar gebruik is gemaakt van het symbool boven het sterfbed van Alexander. De historicus Robin Lane Fox, bekent van zijn biografie over Alexander, was nauw betrokken bij de totstandkoming van deze film. 45 De gevleugelde zon stond in het Oude Nabije Oosten symbool voor het koningschap en macht. Er zijn symbolen bekend uit: Egypte (globe van Horus of Ra), Mesopotamië, Assyrië en Anatolië. 46 Een zoekopdracht bij de zoekmachine Google levert al gauw zo’n anderhalf miljoen hits op voor het feest dat tegenwoordig nog in Iran wordt gevierd. Het feest lijkt nu dus eerder nationaal dan religieus gebonden te zijn en is daarom enigszins te vergelijken met carnaval in Nederland. 43 27 staatsgodsdienst maken. De belangrijkste daarvan zijn het Achaemenidische en het Sassanidische Rijk, ook wel het Perzische en het Nieuw-Perzische Rijk genoemd. Met recht kan het zoroastrisme dus als religie van de Perzen worden beschouwd. Het Perzische Rijk kwam voort uit het al bestaande Medische Rijk en dit rijk besloeg een gebied dat zich uitstrekte van Iran tot Klein-Azië. Het Medische Rijk was daarmee het eerste grote Iraanse rijk. Tegenwoordig wordt het bestaan van dit Medische Rijk door veel wetenschappers echter ontkend. Het zou teveel gebaseerd zijn op het schrijven van Herodotus en te weinig op werkelijke vondsten. Meden, verondersteld dat hun rijk weldegelijk heeft bestaan, en Perzen spraken beiden Iraanse, nauw aan elkaar verwante Indo-europese, talen. Dat het daarom moeilijk was om Meden en Perzen van elkaar te onderscheiden blijkt wel uit het gezegde, ‘het is geen wet van Meden en Perzen’.47 Joden en Grieken hadden zelfs de gewoonte de benaming Meden te gebruiken wanneer ze Perzen bedoelden. Of dit nu bij heeft gedragen aan de verwarring van vandaag de dag of slechts een verwarring in de Oudheid was, feit is dat halverwege de zesde eeuw voor onze jaartelling de Perzische vazalvorst Cyrus II ‘de Grote’ (ca. 580-529) aan de macht kwam in een groot rijk. Het verhaal wil dat Cyrus tegen zijn Medische meesters in opstand kwam. Hij veroverde al snel Ecbatana, de hoofdstad van het Medische Rijk, en wist daarna het gehele rijk aan zich te onderwerpen. Het rijk breidde zich nog verder uit na de verovering van Lydië en de onderwerping van Babylonië. Deze laatste actie maakte Cyrus vooral bij de joden, die daar in ballingschap verkeerden, zeer geliefd. In het Oude Testament wordt hij als een instrument in handen van God gezien: “Ik ben het die Cyrus laat komen in gerechtigheid, steeds opnieuw baan ik voor hem de weg. Hij zal mijn stad herbouwen; hij geeft mijn ballingen de vrijheid terug, zonder betaling of steekpenningen te eisen – zegt de Heer van de hemelse machten.” (Jes. 45,13) Zijn ´tolerante´ houding ten aanzien van de religie van de joden maakte Cyrus de Grote nog populairder.48 Deze populariteit kan enigszins worden gerelativeerd wanneer we ons bedenken dat Cyrus ook erg tolerant was ten opzichte van de priesters van Mardoek. Hij lijkt een politiek te hebben gevoerd waarbij hij van de ontevredenheid van bevolkingsgroepen over hun eigen koning gebruik maakte. Deze politiek zorgde ervoor dat de verovering van Dit beeld is afkomstig uit het Oudtestamentische Bijbelboek Daniël (ca. 165 voor onze jaartelling). Daniël ontvangt hierin vier visioenen die hem vertellen wat de toekomst brengt voor onder andere de rijken van de Meden en de Perzen (Daniël 9,20). 48 Sancisi-Weerdenburg, Geschiedenis van het Perzische Rijk, 72. 47 28 Babylon hem gemakkelijk afging. Maar ook na de verovering bleef hij zich als een tolerante vorst profileren. Zo kennen we van hem een soort ‘verklaring voor de rechten van de mens’. In dat document, ontdekt in de negentiende eeuw in Mesopotamië, is – in het oud-Perzisch op een kleiprisma dat vandaag de dag wordt bewaard in het British Museum – gegraveerd, dat de volkeren van het rijk een totale geloofsvrijheid, vrijheid van taal en van gewoonten genoten: “Ik heb aan alle mensen de vrijheid toegestaan om hun eigen goden te vereren en bevolen dat niemand het recht heeft om daarom iemand anders slecht te behandelen. Ik heb bevolen dat geen enkele woning vernietigd wordt. Ik heb de mensen vrede en de rust gegarandeerd. Ik heb het recht van een ieder erkend om te leven in rust in het land van zijn keuze…”49 Cyrus bood de joden naast vrijheid ook de mogelijkheid tot het herbouwen van de tempel in Jeruzalem. De populariteit van Cyrus valt alleen al op te maken uit het aantal (positieve) vermeldingen van de koning in het Oude Testament. Volgens sommige wetenschappers is het daarom zeer goed mogelijk dat de joden in deze periode beïnvloed zijn door ideeën uit het zoroastrisme.50 Tegenwoordig heeft men namelijk een consensus bereikt over het al dan niet aanhangen van de zoroastrische religie door de Achaemeniden.51 Een enkele uitzondering daar gelaten worden nu alle Achaemenidische koningen beschouwd als zoroastristen. Cyrus de Grote wist zijn rijk verder naar het oosten uit te breiden tot aan de Indus, waar hij sneuvelde op het slagveld. Zijn zoon Cambyses II (530-522) voegde daar nog Egypte aan toe. Darius I (522-486) was de grote organisator van het rijk. Hij wist het rijk met behulp van een nieuwe indeling in satrapieën, strak te organiseren. Met hernieuwd enthousiasme als gevolg van de strakkere organisatie werden nu nogmaals verschillende pogingen ondernomen om het rijk uit te breiden. Ditmaal moest het weerbarstige Griekenland eraan geloven. Darius en zijn opvolger Xerxes (486-465) ondernamen daartoe drie verschillende expedities met wisselend succes. Deze Perzische veroveringstochten van de beide koningen hebben er in grote mate aan bijgedragen dat de Grieken zich gingen interesseren voor het Nabije Oosten. Zeker na de slagen bij Marathon, Plataea en Salamis kan gesproken worden van een verschoven Griekse oriëntatie. Helemaal ‘blanco’ was de kennis betreffende de Perzen niet Gerard Israel, Cyrus le Grand. Fondateur de l’empire Perse (Paris 1987) 268, verkregen via http://www.gatha.org/nl/intro-nl.htm. 50 Jack T. Sanders, ‘Whence the First Millenium? The sources behind Revelation 20’, New Test. Stud. 50 (Cambridge 2004) 455. 51 De Jong, Traditions, 26. 49 29 geweest, omdat een groot aantal (voornamelijk Ionische) Grieken al voor deze periode als huurling of kunstenaar werkzaam was in het Perzische Rijk.52 Dit rijk was nu echter de gemeenschappelijke vijand geworden. De expedities van Darius en Xerxes vergrootte zo het aantal Griekse bronnen en daarmee de kennis over het Perzische Rijk dramatisch. Helaas geeft slechts een beperkt aantal van deze bronnen informatie over de religie van de Perzen, terwijl het merendeel het militaire vernuft van de Perzen behandelt en hen veroordeelt om hun gruwelijkheden en decadentie.53 De volgende passage uit de openingsscène van Aeschylus tragedie ‘De Perzen’ (472 v. Chr.) mag daarvan een voorbeeld zijn: Dit hier wordt genoemd: getrouwen der Perzen die heen zijn gegaan naar het Griekse land Van hun luxe woonplaatsen, rijk aan goud, zijn wij krachtens ouderenrecht de bewakers die de heerser zelf, Xerxes, de koning Darius’ zoon, heeft gekozen om het land te behoeden. Wat de terugkeer van de koning betreft en van het leger, rijk aan goud, bonst mijn hart ongerust in mijn lijf, al té veel een onheilsprofeet: want de hele strijdmacht van Aziatische afkomst is weg. (Aeschylus, De Perzen 1-13)54 In de vierde eeuw zagen de Perzen af van verdere expedities en probeerden door middel van een verdeel- en heerspolitiek de Grieken klein te houden. Uit deze vierde eeuw stamt ook de vroegste archeologische vondst met betrekking tot het begraven van personen uit de elite volgens zoroastrische gewoonte. Het betreft een graf uitgehouwen in de rotsen op een begraafplaats nabij Lycië in Klein-Azië. Het graf wordt toegedicht aan Artimas, een Perzische Satraap in Lydië. 52 Ibidem 55. Edward Saïd laat bij Aeschylus en de oorlogen tussen de Grieken en de Perzen zelfs het Oriëntalisme beginnen dat volgens hem de verhoudingen tussen het ‘Westen’ en het ‘Oosten’ eeuwenlang heeft getekend. Illustratief voor de negatieve houding ten opzichte van de Perzen zijn bepaalde werken van Montesquieu, Gibbon en Mommsen. Edward W. Saïd, Orientalism (New York 1978) 21. 54 Aeschylus, De Perzen vert. Herman Altena (Amsterdam 1994) 53. 53 30 De Perzische koningen hadden met hun expedities slapende honden wakker gemaakt en het altijd verscheurde Griekenland schaarde zich in korte tijd al dan niet vrijwillig achter de Macedonische koning Philippus II en zijn Corinthische bond. Maar het was Philippus niet gegund de tocht naar het Midden-Oosten te maken. In 336 voor onze jaartelling werd hij onder nog altijd onopgehelderde omstandigheden vermoord. Zijn zoon Alexander III ‘de Grote’ wist de droom van zijn vader wel te verwezenlijken: hij veroverde het Perzische Rijk. En niet alleen het Perzische Rijk, in slechts 13 jaar wist Alexander heel de toen bekende wereld aan zich te onderwerpen. Een prestatie welke ook nu nog sterk tot de verbeelding spreekt.55 Op deze veel beschreven veroveringstocht zou Alexander in de hoofdstad van het Perzische Rijk, Persepolis, ook Magi zijn tegengekomen. Onduidelijk is hoe Alexander deze priesters van het zoroastrisme bij hun ontmoeting heeft behandeld. Diodorus Siculus vertelt hoe Alexander op instigatie van een vrouw genaamd Thaïs, het paleis van Darius III te Persepolis in brand zet: “Alexander held games in honour of his victories. He performed costly sacrifices to the gods and entertained his friends bountifully. While they were feasting and the drinking was far advanced, as they began to be drunken a madness took possession of the minds of the intoxicated guests. At this point one of the women present, Thaïs by name and Attic by origin, said that for Alexander it would be the finest of all his feats in Asia if he joined them in a triumphal procession, set fire to the palaces, and permitted women's hands in a minute to extinguish the famed accomplishments of the Persians. This was said to men who were still young and giddy with wine, and so, as would be expected, someone shouted out to form the comus and to light torches, and urged all to take vengeance for the destruction of the Greek temples. Others took up the cry and said that this was a deed worthy of Alexander alone. When the king had caught fire at their words, all leaped up Getuige de grote aantallen romans, biografieën en films met Alexander in de hoofdrol. Voorbeelden daarvan zijn: Droysen, J.G., Geschichte Alexanders des Grossen (1833); Berve, H., Das Alexanderreich auf prosopografischer Grundlage (2 vols.; Munich 1926); Wilcken, U., Alexander der Grosse (Leipzig 1931); Tarn, W.W., Alexander the Great (2 vols.; Cambridge 1948); Griffith, G.T., ed., Alexander the Great. The Main Problems (Cambridge and New York 1966); Green, P., Alexander of Macedon (London 1970); Hamilton, J.R., Alexander the Great (London 1973); Lane Fox, R., Alexander the Great (London 1973); Hammond, N.G.L., Alexander the Great. King Commander and Statesman (London 1980); Bosworth, A.B., Conquest and Empire. The Reign of Alexander the Great (Cambridge 1988); Wood, M., In the Footsteps of Alexander the Great. A Journey from Greece to Asia (Berkeley and Los Angeles 1997); Hammond, N.G.L., The Genius of Alexander the Great (Chapel Hill 1997); Stoneman, R., Alexander the Great (London 1997); Roisman, J., ed., Brill’s Companion to Alexander the Great (Leiden 2003); Worthington, I., Alexander the Great: Man and God (London 2003); Worthington, I., ed., Alexander the Great. A Reader (London and New York 2003); Heckel, W., and Yardley, J.C., eds., Alexander the Great. Historical Sources in Translation (London 2003); Heckel, W., Who’s Who in the Age of Alexander the Great (Oxford 2005); Louis Couperus, Iskander: de roman van Alexander den Groote (Rotterdam 1920); Mary Renault (Alexandertrilogie): Fire From Heaven; The Persian Boy; Funeral Games; en natuurlijk Oliver Stone’s film Alexander (2004). 55 31 from their couches and passed the word along to form a victory procession in honour of Dionysus.” (Diodorus Siculus XVII.72.1-6) Alexanders houding ten opzichte van de Perzen is op z’n zachts gezegd inconsequent te noemen. Naast afschuw kende hij het Perzische Rijk ook grote bewondering toe. Naar mate hij langer van huis was, ging hij zich steeds meer als een Perzische koning gedragen. 56 Ook onder zijn opvolgers, de Diadochen, zijn Perzische invloeden te ontwaren. Grote delen van de hofhouding van deze latere vorsten waren dan ook van Perzische afkomst.57 Daarentegen spreken de weinige zoroastrische gemeenschappen die het huidige Iran nog kent van een ware hetze tegen hun geloof.58 De Iraanse ‘Commedia Divinia’, het boek Arda Wiraz Nāmag, dat commentaren op de Avesta bevat en waarvan de oudste fragmenten waarschijnlijk afkomstig zijn uit 140 voor onze jaartelling, bevestigt dit:59 And this religion, namely, all the Avesta and Zand, written upon prepared cow-skins, and with gold ink, was deposited in the archives, in Ishtakr [Persepolis], and the hostility of the evil-destined, wicked Ashemok, the evil-doer, brought onward Alexander, the westerner, who was dwelling in Egypt, and he burned them up. And he killed several high priests and judges and priests and the masters of the Magians and upholders of the religion, and the competent and wise of the country of Iran. And he cast hatred and strife, one with the other, amongst the nobles and householders of the country of Iran; and selfdestroyed, he fled to hell. (Arda Wiraz Nāmag ..-..) Het Grieks-Macedonische avontuur in het Nabije Oosten was, zeker ten opzichte van dat in Klein-Azië en Egypte, van korte duur. De achilleshiel van de rijken van Alexanders opvolgers was de troonopvolging. De zelfbenoemde nieuwe koningen in het Oosten waren alles behalve monogaam. Een veelheid aan troonpretendenten was zo het recept voor continue onderlinge strijd. Het Seleucidenrijk zou daarvan het eerste, maar zeker niet het laatste slachtoffer zijn.60 56 Lane Fox, Alexander, 316. Eddy, Samuel K., The King is Dead. Studies in the Near Eastern Resistance to Hellenism 334-31 BC (Lincoln 1961) 178, De Jong, Traditions, 60. 58 Michael Wood stapt 'In de voetsporen van Alexander de Grote' en reconstrueert de gebeurtenissen van meer dan 2000 jaar geleden in de 4-delige BBC-documentaire uit 1997. Op zijn tocht interviewt hij de dorpoudste van het Iraanse dorpje Yazd, waar zich een grote gemeenschap van Zoroastristen. 59 Deze tekst kan worden gevonden op de website http://www.livius.org (/aj-al/alexander/alexander_t47.html), een site waarvan bijna alle artikelen van de hand van Jona Lendering zijn. De consensus met betrekking tot dit boek, dat een visioen van de hemel en de hel bevat, is dat het gedateerd dient te worden in de negende eeuw. Zoals vele religieuze Iraanse geschriften geldt ook voor dit boek dat het vele malen onder redactie is geweest. Zie ook de Encyclopaedia Iranica s.v. Arda Wiraz Nāmag. 60 Rolf Strootman, Gekroonde goden. Hellenistische vorsten van Alexander tot Kleopatra (Amsterdam 2005) 33. 57 32 1.4 Sassaniden: de Renaissance van het Perzische Rijk Naast problemen rondom de troonopvolging hadden de Seleuciden veel last van Aziatische ruitervolken die hun grenzen bedreigden.61 Van de Parthische ruiters, afkomstig uit het gebied ten zuiden en zuidoosten van de Kaspische Zee, had het rijk nog wel het meest te vrezen. Zij veroverden eerst het centrum van het rijk om vervolgens langzaam de autonoom geworden satrapieën aan hun eigen rijk toe te voegen. De oude hoofdstad van het Medische Rijk, Ecbatana, werd Parthische door koningen de tot residentie gekozen. Toen zij rond 141 voor onze jaartelling Mesopotamië veroverden was het feitelijk gedaan met het nog maar 170 jaar oude Seleucidenrijk. De genadeslag kwam in 64 van onze jaartelling van de Romeinen onder leiding van Pompeius.62 Figuur 3: Munt van Mithridates I (171-138). De achterkant toont een naakte Herakles compleet met leeuwenhuid en knuppel. De Griekse inscriptie ΒΑΣΙΛΕΩΣ ΜΕΓΑΛΟΥ ΑΡΣΑΚΟΥ ΦΙΛΕΛΛΗΝΟΣ betekent: [munt] van de grote koning Arsaces, vriend van de Grieken). Hoewel de Parthen zichzelf als erfgenaam van het Perzische Rijk beschouwden zijn zij aanvankelijk weinig interessant met betrekking tot een geschiedenis van het zoroastrisme. Politiek en cultureel gezien was het Parthische Rijk in haar beginperiode namelijk een voortzetting van het ‘Griekse’ Seleucidenrijk. De Parthische vorsten uit het huis der Arsaciden noemden zichzelf natuurlijk niet voor niets Philhelleen of: vriend van de Grieken (fig. 3.). Dit betekent echter niet dat de ontwikkeling van het zoroastrisme in de Hellenistische periode heeft stilgestaan. Zo vinden we in deze periode Griekse invloeden terug in de antropomorfe voorstellingen van de goden behorend tot het zoroastrische pantheon. En hoewel het begin van deze invloeden al in de Achaemenidische periode onder Artaxerxes II (404-359) is te plaatsen, mogen we ervan uitgaan dat deze trend zich in de Parthische periode pas goed heeft doorgezet. Ook de mysteriecultussen rond Mithra en Anahita, eveneens begonnen onder Artaxerxes II, werden in 61 Volken als de Parni, beter bekend als de Parthen, de Saken en de Joe-Tsjie. De Parthen danken hun naam aan de satrapie Parthië, van waaruit hun veroveringen begonnen. 62 Daarnaast versloeg de Romeinse generaal Pompeius de Grote in 64 voor onze jaartelling Mithridates VI van het koninkrijk Pontus en annexeerde hij Syrië en Judea. 33 de Parthische periode een exportproduct.63 Toch had de Griekse culturele dominantie in het Nabije Oosten geen eeuwigheidswaarde. Zo rond het begin van onze jaartelling ontdeden de Parthen zich van veel Griekse tradities en trad er vermoedelijk een Iraans-nationaal element op de voorgrond. De verandering van taal in het Parthische Rijk onderschrijft dit. Waar voorheen het Grieks de officiële taal was, werd zij in de eerste eeuw van onze jaartelling verruild voor het Parthisch, een Iraanse taal geschreven met Aramese letters. Ook verhuisden de Parthen hun hoofdstad van Ecbatana naar Ctésiphon, tegenover de door Seleucus I gestichte stad Seleucia. Met de opkomst van de Sassaniden in de derde eeuw van onze jaartelling raakten deze nationalistische ontwikkelingen in een stroomversnelling. De Sassaniden grepen nog sterker terug naar het eigen oriëntaalse verleden. We kunnen zelfs spreken van een Renaissance van het Perzische Rijk: het Nieuw-Perzische Rijk. Opstandige Perzen uit het huis der Sassaniden versloegen in 226 van onze jaartelling hun Parthische meesters. De Parthen hadden zichzelf dan weliswaar als erfgenaam van het Perzische Rijk gezien, de Perzen zelf bleven hen zien als indringers. In het Nieuw-Perzische Rijk dat de Sassaniden stichtten, werd veel belang gehecht aan de tradities van de oude Perzen, waarvan zij de enig echte erfgenaam waren. Hierin zochten zij ook de legitimiteit van het rijk. Shapur II (309-379) stuurde keizer Contantius (de kleinzoon van keizer Constantijn de Grote) in 358 bijvoorbeeld volgende boodschap: “I Sapor, king of kings, partner with the stars, brother of the sun and the moon, to my brother Constantius Caesar offer most ample greeting […] That my forefathers empire reached as far as the river Strymon and the boundaries of Macedonia even you own ancient records bear witness; these lands it is fitting that I should demand, since (and may what I say not seem arrogant) I surpass the kings of old in magnificence and array of conspicuous virtues.” (Ammianus Marcelinus XVII.5.3-5) Het zwakke bestuur met de sterke afhankelijkheid van vazalvorstendommen dat het Parthische Rijk had gekend, maakte in het geval van het Nieuw-Perzische Rijk plaats voor een strak georganiseerde centralistisch- bureaucratisch bestuurde staat. De effectiviteit van het door de Perzen ingevoerde belastingstelsel droeg er in ruime mate aan bij dat de dynastie van de Sassaniden tot in de zevende eeuw van onze jaartelling heeft kunnen bestaan. Op cultureel en religieus gebied heeft het Nieuw-Perzische Rijk helaas evenveel verwoest als nieuw leven ingeblazen. Alle door de Perzen als minderwaardig beschouwde cultuur-uitingen moesten het 63 Boyce, Zoroastrians, 61. 34 ontgelden bij een getij dat agressief nationalisme mag worden genoemd. Onder andere de Sumero-Akkadische beschaving is daardoor definitief verloren gegaan. Het rijk van de Perzen vormde ook een geduchte tegenstander van de Romeinen, zoals Keizer Valerianus (253-260) aan den lijve heeft kunnen ondervinden.64 In 260 werd deze keizer door de Sassanidische koning Shapur I gevangen genomen en als we Lactantius mogen geloven tot op het bot vernederd.65 Hij stierf uiteindelijk in gevangenschap, waarna zijn huid nog vele jaren dienst deed als trofee in het paleis van de Sassanidische koningen. De Figuur 4: Overwinning van Shapur I over de Romeins keizer Valerianus afgebeeld op een rots van de site Naqsj-i Roestam. jaren 240-283 kenmerkten zich door hevige oorlogen tussen de Romeinen en de Sassaniden. Intern waren religieus geïnspireerde vervolgingen aan de orde van de dag: “When, in course of time, the Christians increased in number, and began to form churches, and appointed priests and deacons, the Magi, who as a priestly tribe had from the beginning in successive generations acted as the guardians of the Persian religion, became deeply incensed against them. The Jews, who through envy are in some way naturally opposed to the Christian religion, were likewise offended. They therefore brought accusations before Sapor, the reigning sovereign […] The following year, on the day on which the passion of Christ was commemorated, and when preparations were being made for the celebration of the festival commemorative of his resurrection from the dead, Sapor issued a most cruel edict throughout Persia, condemning to death all those who should confess themselves to be Christians. It is hid that a greater number of Christians suffered by the sword; for the Magi sought diligently in the cities and villages for those who had concealed themselves; and many voluntarily surrendered themselves, lest they should appear, by their silence, to deny Christ. […] the number of men and women whose names have been ascertained, and who were martyred at this period, have been computed to be sixteen thousand […].” (Sozomenus, Hist. Eccl. II.9-14)66 64 Fik Meijer, Keizers sterven niet in bed. Van Caesar tot Romulus Augustulus, 44 v. Chr.-476 n. Chr. (Amsterdam 2004) 125. 65 Nooit eerder werd een keizer gegijzeld, wel standaarden zoals Carrhae in 53 BCE. 66 Sozomenus Salaminius, Historiae Ecclesiasticae II.9-14 verkregen via http://www.uoregon.edu/ 35 De hier door de kerkhistoricus Salaminius Hermias Sozomenus (ca. 400 - ca. 450) opgetekende christenvervolging duurde van 339 tot 379 en vond plaats in de bijzonder lange regeerperiode van Shapur II.67 Het was de grootste vervolging van christenen onder de koningen uit het huis der Sassaniden. In tegenstelling tot de hierboven beschreven instigatie van Magi en joden mag de bekering van de Romeinse keizers tot het christendom veeleer worden gezien als aanleiding voor deze vervolging. Natuurlijk is het mogelijk dat Magi en de joden dit proces hebben versneld, maar de christenen in het Nieuw-Perzische Rijk werden er in de eerste plaats van beschuldigd te heulen met de vijand. Onder Shapur II vond ook de afronding van de canonisatie van de Avesta plaats. De geschriften die op drift waren geraakt na de veroveringen van Alexander werden in het Nieuw-Perzische Rijk langzaam maar zeker opnieuw verzameld.68 Later zou de Avesta in het Middel-Perzisch worden overgeschreven en zich, als Zand-Avesta, in de grote canon van de Pahlavi-literatuur worden opgenomen. Het woord ‘Zand’ betekent dan dat het gaat om een interpretatie van een tekst of teksten uit de Avesta door de Magi.69 Het is deze canon welke geheel bewaard is gebleven en zij kan gedateerd worden in de negende eeuw. Bij het overlijden van Shapur II had hij dus een grote bijdrage geleverd aan de zoroastrische religie. En niet alleen op schriftniveau, ook geografisch. Hij had Armenië, het eerste land dat het christendom tot staatsreligie had gemaakt en een trouwe bondgenoot van de Romeinen, verovert en er het orthodoxe zoroastrisme getracht te introduceren. Vanaf het begin van hun regeerperiode hebben de Sassaniden een terugkeer naar dit orthodoxe geloof beoogd, een geloof waarbinnen geen ruimte was voor godenbeelden. Een iconoclastisch-religieuze politiek zorgde ervoor dat ook deze Griekse invloeden volledig teniet werd gedaan. De ruimte voor andere geloven op Perzische bodem bleef beperkt en de opvolgers van Shapur II begonnen bij tijd en wijlen met verschillende motivaties nieuwe vervolgingen. De komst van de Islam in de zevende eeuw moet daarom voor de christenen gevoeld hebben als een bevrijding, wat ook Edward Gibbon niet ontging: “More pure than the system of Zoroaster, more liberal than the law of Moses, the religion of Mohamet might seem less inconsistent with reason than the ~sshoemak/324/texts/sozomen_persia.htm 67 Naar verluid zou Shapur II al in de baarmoeder zijn gekroond. Aan zijn regeerperiode ging het regentschap van zijn moeder vooraf. 68 Het is waarschijnlijker dat de lange, orale Zoroastrische traditie een eerdere canonisatie in de weg heeft gestaan. Het boek Arda Wiraz spreekt dan weliswaar van geschreven teksten, maar dit lijkt een redactionele toevoeging te zijn. 69 Sawyer, Sacred languages, 155. 36 creed of mystery and superstition which, in the seventh century, disgraced the simplicity of the Gospel.”70 1.5 Theorieën en interpretaties De hierboven geschetste geschiedenis van het zoroastrisme is in werkelijkheid vele malen complexer dan hier weergegeven. Naast het feit dat wetenschappers het niet eens kunnen worden over verschillende facetten binnen het zoroastrisme, zoals we uit bovenstaande geschiedenis al konden opmaken, moet er ook onderscheid worden gemaakt in verschillende stromingen van wetenschappers die hebben getracht deze geschiedenis van het zoroastrisme te schrijven. Het is namelijk maar zeer de vraag of het zoroastrisme één geloof is, dat is begonnen bij Zoroaster en door middel van een organische groei vandaag de dag nog enkele volgelingen kent. Moeten we niet veeleer spreken van verschillende religies die in drie millennia verschillend gepraktiseerd zijn? Dat zich daarin telkens elementen vanuit het zoroastrisme bevonden, hoeft niet te betekenen dat het hier om één en dezelfde religie gaat. Ook zijn er allerhande problemen met de interpretatie van de verschillende goden behorend tot het zoroastrisme. De veelal Griekse bronnen die het zoroastrisme van buitenaf beschrijven gebruiken Griekse equivalenten voor de goden in het zoroastrische pantheon. Zo is het duidelijk dat het Griekse equivalent van Ahoeramazda Zeus is. Maar welke godin is het Griekse equivalent van bijvoorbeeld de zoroastrische godin Anahita? Ook het tegenovergestelde hiervan komt voor. Deze verwarrende vergelijkingen worden in de wetenschappelijke literatuur respectievelijk interpretatio Graeca en interpretatio Iranica genoemd.71 Binnen het bestek van deze scriptie is het niet noodzakelijk een standpunt hierover in te nemen. Het is afdoende om te signaleren dat er bepaalde ideeën binnen de zoroastrische traditie aanwezig zijn die op verschillende momenten, verschillend weergegeven en geïnterpreteerd kunnen worden, maar op bepaalde fundamentele punten – waaronder het geloof in een eindstrijd - gelijk blijven. Deze ideeën komen in het volgende hoofdstuk aan de orde. Het belangrijkste obstakel daarbij vormt de datering. 70 Edward Gibbon, The History of the Decline and Fall of the Roman Empire, Vol. III. Smeaton Oliphant ed. (New York z.j.) 204. 71 De Jong, Traditions, 19. 37 2. Opvallende overeenkomsten “Zoroaster was thus the first to teach the doctrines of an individual judgment, Heaven and Hell, the future resurrection of the body, the general Last Judgment, and life everlasting for the reunited soul and body. These doctrines were to become familiar articles of faith to much of mankind, through borrowings by Judaism, Christianity and Islam; yet it is in Zoroastrianism itself that they have their fullest logical coherence.”72 “Zarathushtra’s doctrine of rewards and punishment, of an eternity of bliss and an eternity of woe allotted to good and evil men in another life beyond the grave is so strikingly similar to Christian teaching that we cannot fail to ask whether here at least there is not a direct influence at work. The answer is surely ’Yes’, for the similarities are so great and the historical context is so neatly apposite that it would be carrying scepticism altogether too far to refuse to draw the obvious conclusion.”73 In bovenstaande citaten staan enkele voorbeelden van de opvallende overeenkomsten op grond waarvan wetenschappers concluderen dat het christendom in zekere mate is beïnvloed door het zoroastrisme - al of niet via het jodendom -. In het volgende hoofdstuk zullen in hoog tempo een groot aantal van die overeenkomsten de revue passeren. Extra aandacht gaat daarbij uit naar wat, de belangrijkste overeenkomsten tussen het zoroastrisme en de joodschristelijke traditie zijn: ethiek en eschatologie. 2.1 De Avesta Als gezegd, betekent het woord Avesta zoveel als ‘autoriteit hebbende uitspraken’. Maar de heilige geschriften van het zoroastrisme hadden niet alleen autoriteit, zij verleenden ook autoriteit. De macht van de Magi was namelijk gelegen in de vertaling en interpretatie van de Gatha’s.74 Deze Gatha’s of hymnen van het zoroastrisme kenden lange tijd uitsluitend een orale overlevering. En voor deze orale overlevering bestonden strenge regels. 75 Het grootste gedeelte van de bevolking van het gebied tussen de Tigris en de Indus was in de tijd van Zoroaster, omstreeks duizend voor onze jaartelling, het schrijven nog niet machtig. De taal van de vroege orale traditie (hierboven het Avestisch genoemd) mag in de beginperiode van 72 Boyce, Zoroastrians, 29. R.C. Zaehner, The Dawn and Twilight of Zoroastrianism (Londen 1961) 57. 74 Cicero (106-43 voor onze jaartelling) schreef over de macht van de Magi: de Divinatione I. 91. 75 Sawyer, Sacred languages, 39. 73 38 de religie wellicht algemeen gebruikt zijn (voor zover mensen dan konden lezen en schrijven), binnen enkele eeuwen na het overlijden van de profeet was zij van het toneel verdwenen. Daarom wordt tegenwoordig een jong- en een oud-Avestisch onderscheiden. Het oudAvestisch wordt vaak ‘Gathisch-Avestisch’ genoemd, omdat het de taal is waarin de Gatha’s zijn overgeleverd. Het verdwijnen van de taal waarin de Gatha’s gecomponeerd werden, versterkte de positie van de Magi binnen het geloof aanzienlijk.76 Zij memoriseerden deze oude hymnen zoals de Griekse barden dat waarschijnlijk deden met de Ilias en de Odyssee, terwijl het ‘gewone’ volk er maar weinig van begreep. Bovendien voegden zij hymnen toe aan de bestaande liturgische teksten. De door de Magi gecomponeerde hymnen en commentaren (Zand) beslaan het jong-Avestisch deel van de Avesta. Dit jongere deel laat zich ook weer in tweeën delen: het origineel- en het artificieel-Avestisch. De eerste wordt beschouwd als een natuurlijke ontwikkeling van het oud-Avestisch, de tweede als een gecorrumpeerde vorm van de eerste als gevolg van latere pogingen van de Magi om nieuwe hymnen te componeren zonder dat zij het jong-Avestisch volledig machtig waren.77 Die taal was op dat moment niet langer in gebruik bij de bevolking van het Oude Nabije Oosten. Op verschillende manieren hebben wetenschappers geprobeerd de Avesta te vertalen. De meest vruchtbare pogingen zijn die waarbij een vergelijking is gemaakt met het Vedische Sanskriet, waaraan het oudAvestisch verwant is, of die waarbij wetenschappers gebruik maken van latere vertalingen en interpretaties en daarbij steeds verder teruggaan in de tijd.78 Er zijn zeventien hymnen die aan de profeet en de periode vóór zijn leven worden toegeschreven. Deze hymnen beslaan in totaal 238 verzen die zijn verdeeld over ongeveer 6000 woorden. Naast dat zij uitleg bevatten over de kosmos, schetsen zij een ethisch kader voor de volgelingen van het nieuwe geloof. Soms gebeurt dit op autobiografische wijze. De hymnen zijn chronologisch geordend, naar de verschillende fasen van het leven van de profeet. De eerste hymnen vertellen bijvoorbeeld van de afwijzingen van het nieuwe geloof in Zoroasters omgeving.79 Retorisch komt de profeet zo tot een notie van ‘de ander’, dat bij de verspreiding van een nieuw geloof onmisbaar is.80 Daarbij handelen de hymnen over de goddelijke essentie van de waarheid en de goede geest van de rechtschapene. Zoroastristen dienen het nastreven van geluk en vreugde in het leven centraal te stellen (in de Gatha’s wordt hier meer dan dertig maal aan gerefereerd). Maar, deze doelen kunnen niet bereikt worden 76 Ibidem 77. Zaehner, The Dawn & Twilight, 172. 78 Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk: Helmut Humbach, The Gathas of Zarathushtra (Heidelberg, 1959, repr. 1991) en James Darmesteter version ('Zend-Avesta III, SBE 31, 1887). 79 Een element dat wel goed naar voren komt in Nietzsche’s, Also sprach Zarathustra. 80 Stark, The rise of Christianity, 191. 77 39 zonder een zekere harmonie in de samenleving. Het geluk en de vreugde van een individu is afhankelijk van het welzijn van de samenleving. Tot de samenleving behoort alles dat leeft, dus ook de dieren en planten. Een deel van de hymnen is gericht op een toehorend publiek, terwijl een ander deel direct aan Ahoeramazda is gericht. Dit laatste deel kan liturgisch worden opgevat. Veel van de teksten gericht aan Ahoeramazda verworden in de daarop volgende eeuwen tot vaste formules om tot de godheid te bidden, net als bij het katholicisme het geval is. Het deel dat gericht is op een toehorend publiek geeft uitleg over de kosmogonie van het zoroastrisme en bevat leefregels voor de gelovigen. Hierin schuilt één van de grootste parallellen van het zoroastrisme en de joods-christelijke traditie: beide maken gebruik van heilige wetten, waarin ethische leefregels voor de gemeenschap zijn vastgelegd. 81 De in het oude testament te vinden tien geboden gelden als expliciet voorbeeld hiervan. Ethiek, is echter niet het enige dat de geloofstradities delen. Over de gehele breedte bezien is het mogelijk een groot aantal opvallende overeenkomsten te signaleren. De Avesta zelf is bijvoorbeeld ook een parallel, hoewel het de vraag blijft in hoeverre dit ‘heilige boek’ (of wellicht een deel ervan) daadwerkelijk werd gebruikt bij de zoroastrische rituelen. 2.2 Overeenkomsten in vogelvlucht Beginnend bij het begin, bestaat de schepping in zowel het zoroastrisme als in het jodendom en het christendom uit zeven delen. In de joods-christelijke traditie zijn er zes scheppingsdagen en een rustdag, in het zoroastrisme vinden we de zes Amesha Spenta’s en Ahoeramazda die allen hun bijdrage leveren aan de schepping. In beide gevallen is het zevende deel dan het meest bijzondere deel: respectievelijk rust en eerbied voor het geschapene en de schepping van de mens. In de pre-zoroastrische periode was deze belangrijke zevende plaats nog voorbehouden aan het vuur. Dat de mens het belangrijkste onderdeel van de schepping is, wordt nog eens extra benadrukt door de rol die zij in de verschillende religies geacht wordt te spelen. De mens dient te strijden aan de zijde van het goede om het kwade te overwinnen. In beide tradities wordt de mens geschapen naar het evenbeeld van god. 81 Dawson, The Ethical Religion, 68. 40 De zoroastrische Amesha Spenta’s mogen we beschouwen als verschillende manifestaties of aspecten van de allerhoogste god Ahoeramazda. Ook hier treffen we een parallel met de joden en christenen aan: de veelvuldigheid van God, die wat betreft het christendom bij het Concilie van Nicaea in 325 van onze jaartelling is vastgesteld als heilige drie-eenheid.82 Zowel het zoroastrisme, het jodendom, als het christendom, kunnen daarom als monotheïstisch worden aangemerkt. Deze constatering verdient echter een kanttekening. Vanuit het zoroastrisme ontstond in de Achaemenidische periode een ‘nieuwe’ stroming: het zurvanisme. Het zurvanisme is evenals het zoroastrisme een sterk dualistisch geloof. De personificatie van het goede is nog steeds Ahoeramazda en die van het kwade nog steeds Ahriman. Het afwijkende van deze stroming is dat goed en kwaad een gemeenschappelijke vader genaamd Zurvan, oftewel ‘tijd’, hebben en daardoor elkaars broers zijn.83 In deze variatie wordt Ahoeramazda geboren uit de weloverwogen keuze om het goede in de wereld te brengen en wordt Ahriman geboren uit de twijfel van vader Zurvan. De theologische fundering van deze nieuwe stroming kan worden gevonden in de Gathische vers Yasht 30.3: “Truly there are two primal spirits, twin, renowned to be in conflict…”.84 Waarschijnlijk zagen de orthodoxe zoroastristen de zurvanisten als ketters.85 Waar ten opzichte van het zoroastrisme dit zurvanisme precies geplaatst moet worden blijft onduidelijk. Er zijn vooralsnog drie theorieën: het geloof behoord tot het originele zoroastrisme; Zurvan is slechts een lokale godheid; en de godheid is een latere toevoeging aan het zoroastrische pantheon. Figuur 5: De God Zurvan, tijd, afgebeeld als kosmokrator, staande op een globe. Een afbeelding uit de Hellenistische periode van het Zoroastrisme. Opvallend is ook de waarde die in beide geloven aan het getal zeven wordt gehecht. Het zoroastrisme verteld ons dat de aarde in zeven delen is geschapen, waar het christendom veronderstelt dat de aarde in zeven dagen is geschapen. Misschien dat de laatste dag in Over dit ‘beruchte’ concilie presideerde Constantijn de Grote (308-337), de eerste christelijke keizer van het Romeinse Rijk. 83 Robert Charles Zaehner, Zurvan: A Zoroastrian Dilemma (Oxford 1955) 39. 84 Boyce ed., Textual sources, 35. 85 Boyce, Zoroastrians, 69. 82 41 Genesis als rustdag een andere lading moet hebben, maar in het zoroastrisme heeft het laatste deel eveneens een andere lading. De laatste schepping binnen het zoroastrisme is die van de mens door Ahoeramazda en vormt de kroon op de schepping. De verschillende scheppingen worden verbonden met de belangrijkste goden binnen het zoroastrisme, de Amesha Spenta’s. Binnen deze groep goden neemt Ahoeramazda natuurlijk een belangrijke en enigszins aparte plaats in. Hoewel niet helemaal apart, want Yasht 19.16-18 stelt dat ze van ‘one mind, one voice, one act’ zijn. Is dit misschien een equivalent van de heilige geest? Een andere opvallende overeenkomst heeft betrekking op de visuele aspecten van de godsdiensten. Hoewel er een groot aantal uitzonderingen te noemen zijn, is het volgens de orthodoxe leer van beide onmogelijk die ene hoogste god te representeren.86 Hierin besloten ligt dan ook de verklaring voor het iconoclasme in de Sassanidische periode van het zoroastrisme. Iconoclasme, waar de christenen evenmin onbekend mee zijn.87 Verder laten de hoofdpersonen van zowel het joden- en christendom als het zoroastrisme zich aardig met elkaar vergelijken. Zoroaster is dan weliswaar de enige profeet binnen het door hem gepredikte geloof, maar hij verenigt elementen in zich die we terug kunnen vinden bij verschillende oudtestamentische personen, zoals Mozes. Net als Mozes kwam Zoroaster van een verlaten plaats, hoog op een berg, met een boodschap aan zijn volk.88 Zoroaster wordt in de Avesta ook een aantal keer getypeerd als ‘goede herder’ van zijn kudde volgelingen, een thema dat veelvuldig in de vroegchristelijke kunst gebruikt is.89 De herder-metafoor komt in de Avesta eveneens veelvuldig voor, meestal voor behouden aan Ahoeramazda en Asha, maar ook wel aan Zoroaster en de Sōšyant. In Yasht 29.6 is er sprake van een gesprek tussen Ahoeramazda en Asha: “Then Lord Mazda possessed of knowledge, spoke solemn words, heedfully: ‘no master has (yet) been found, nor indeed a judge according to right. Truly the Fashioner shaped thee for pastor and herdsman.” (Yasna 29.6)90 Ook in enkele inscripties uit de Achaemenidische periode worden de koningen Cyrus en Darius als herder geadresseerd.91 Zelf in de Bijbel wordt Cyrus zo gekarakteriseerd: 86 De Sixtijnse kapel mag hier als een wel heel fraaie uitzondering gelden. Daarbij mag dan vooral gedacht worden aan de Byzantijnen en de Russisch-orthodoxe kerk. 88 Vergelijk Nietzsche’s Also sprach Zarathustra. 89 Thomas Francis Mathews, The clash of gods. A reinterpretation of Early Christian Art (Princeton, New Jersey: Princeton Univ. Press, 1993) 13. Zie ook Yasna 33. 90 Boyce ed., Textual sources, 41. 91 Sancisi-Weerdenburg, Geschiedenis van het Perzische Rijk, 93. 87 42 24 Dit zegt de Heer, je bevrijder, die je al in de moederschoot heeft gevormd: Ik, de Heer, ben het die alles gemaakt heeft, de enige die de hemel heeft uitgespannen, die zelf de aarde heeft uitgehamerd. 25 Die de tekenen van orakelpriesters verstoort en waarzeggers ontmaskert, die wijzen naar de achtergrond dringt en hun kennis bespottelijk maakt, 26 die het woord van zijn dienaar bevestigt en vervult wat zijn boden hebben voorzegd. Die van Jeruzalem zegt: ‘Het zal weer bewoond worden,’ en van Juda’s steden: ‘Ze zullen herbouwd worden, en wat verwoest was, laat ik herrijzen.’ 27 Die de diepste oceaan gebiedt: ‘Word droog! Ik zal je waterstromen droogleggen.’ 28 Die over Cyrus zegt: ‘Dit is mijn herder, alles wat ik wil, brengt hij ten uitvoer: hij geeft opdracht om Jeruzalem te herbouwen en voor de tempel de fundering te leggen.’ (Jesaja 44,24-28) Zo vertoont Zoroaster ook grote overeenkomsten met de profeten en de apostelen. Hij ontvangt visioenen, verricht wonderen, predikt van de goddelijke macht, verkondigt heilige wetten, brengt een klerikale structuur aan en wordt vervolgd door de gevestigde orde. Dat de belangrijkste personages van het joden- en christendom een zelfde functie hebben als die van het zoroastrisme zal in paragraaf vier van dit hoofdstuk nog eens extra worden benadrukt. 2.3 Ethiek “At present in this world below, oh Spitama Zoroaster, there is not one just man, not two, nor three, not several.” (Tahmura’s Fragment, c. XLIV)92 De religie van Zoroaster is voornamelijk een ethische religie.93 De tijd waarin zij ontstond, een tijd waarin het recht van de sterkste gold, heeft duidelijk haar sporen in de tekstuele bronnen achtergelaten. Bovenstaand fragment kan daarom retrospectief gezien worden als behorend tot de begintijd van de religie. Zoroaster zag een eeuwige strijd tussen goed en kwaad in de wereld, werkzaam in de mens evenals in zijn omgeving. 94 Doormiddel van visioenen werd hem geleerd hoe de mens zich als deelgenoot in deze strijd dient te gedragen. De priester ontving zijn visioenen in zijn dertigste levensjaar met de hulp van Vohu Manah, de goede gedachte, zeven visioenen in totaal, die de fundering voor het nieuwe geloof zouden vormen. Na deze visioenen refereerde Zoroaster aan zichzelf als vaedemna ofwel ‘degene die weet heeft’, want hoewel hij in deze jaren de god Ahoeramazda om het eeuwige leven had 92 Dawson, The Ethical Religion, 2. Hanegraaf, Dictionary Of Gnosis, 1183. 94 Masani, Zoroastrianism, 97. 93 43 gevraagd, werd hem de wijsheid geschonken.95 De directe aanleiding voor de visioenen van Zoroaster wordt door veel zoroastristen gezocht in de verregaande verloedering van de verstandhouding tussen de mensen op aarde onderling als gevolg van de aanwezigheid van het kwaad. De wereld waarin hun profeet leefde werd gekenmerkt door roversbenden en moordpartijen.96 Iets wat we misschien wel als een literaire conventie uit de Oudheid kunnen beschouwen en we in de Bijbel terug zouden kunnen vinden als Sodom en Gomorra. Het nieuwe geloof bracht de mensen in een groter verband; maakte hen deel van de kosmische strijd tussen goed en kwaad. Zij, de mensen met vrije wil, werden nu geacht een keuze te maken en zich aan één van de twee ‘kampen’ te liëren. Of aan Ahoeramazda en de Amesha Spenta’s en enkele lagere goden of aan Ahriman en zijn demonen, de Daevas. Ahriman zou de mens kunnen verleiden met wereldse genoegens, terwijl Ahoeramazda iets kan geven wat al het andere doet verbleken: het eeuwige leven. De gelovige dient zich te laten leiden door het credo van het zoroastrisme, Humata, Hukhta en Hvarshta, goede gedachten, goede woorden en goede daden. De afkomst van mensen doet bij het maken van deze keuze niet ter zake, evenals in het christendom, is elke mens gelijk onder God. Zoals Ahura Mazda en Ahriman strijden om de heerschappij zijn er twee begrippen binnen het zoroastrisme die constant met elkaar in strijd verkeren. Het eerste is de al eerder genoemde Asha, ‘orde’, ‘gerechtheid’ of ‘waarheid ‘, de tweede is het begrip Drauga, wat precies het tegenovergestelde, ‘wanorde’, ‘onrecht’ of ‘leugen’ betekent. De goden waren de beschermers van de Asha, maar ook mensen konden hieraan bijdragen. Asha heeft iets weg van de Logos van de Stoïcijnen, de alles penetrerende wereldrede. Xenophon geeft ons een idee hoe belangrijk dit begrip Asha voor de zoroastristen moet zijn geweest: “The boys go to school and give their time to learning justice and righteousness; they will tell you they come for that purpose, and the phrase is as natural with them as it is for us to speak of lads learning their letters.” (Xenophon, Cyropaedia, I.2.6)97 Maar ook enkele inscripties van de Achaemeniden geven aan hoe belangrijk Asha voor de Perzen was. Aan een belangrijke karavaanroute vanuit Mesopotamië staat in een rotswand bij Behistoen een inscriptie van Darius. Vanaf de grond is de inscriptie nauwelijks te zien, laat 95 Nyberg, Religionen des Alten Iran, 453. Boyce, Zoroastrians, 19 97 Boyce ed., Textual sources, 107. 96 44 staan te lezen. De Griekse arts Ktesias (vierde eeuw voor onze jaartelling) kent het monument wel, maar schrijft het toe aan de legendarische koningin Semiramis van Assyrië. 98 Pas in de negentiende eeuw, wist een Britse officier in dienst van de Sjah van Perzië, Henry Rawlinson (1810-1895), een afschrift van de inscriptie te maken. En omdat de inscriptie deels in het Babylonisch, deels in het Elamitisch en deels in het oud-Perzisch is, boekten filologen grote vooruitgang in de ontcijfering van deze talen. De Behistoen-inscriptie is de grootste bekende inscriptie in het oud-Perzisch. In de inscriptie kunnen we lezen over de Drauga : [This] says Darius the King: “For this reason Ahuramazda bore me aid, and the other gods who are, because I was not disloyal, I was not a follower of the Lie [Drauga], I did not do wrong – neither I nor my family. I walked in justice. Neither to the weak nor to the mighty did I do wrong [….] You who shall be King hereafter, the man who follows the Lie or who shall do wrong – be not a friend to them, [but] punish them well.” (Behistoeninscriptie, kolom IV, 61-69)99 Te allen tijde dienden de zoroastristen zich dus tot het goede te wenden en actief deel te nemen aan de strijd tegen het kwaad. De beste manier om zich te wapenen tegen Ahriman was door het Ahoena Vairya te bidden.100 Bidden is één van de pijlers van een rechtschapen bestaan. Naast het regelmatige bidden dient de gelovige wetten rondom reinheid in acht te nemen, waaronder die met betrekking tot begraven en de godenverering op de daartoe bestemde feestdagen. Zelfzuchtigheid werd niet op prijs gesteld; het welzijn van de gemeenschap of de samenleving in de breedste zin van het woord bepaalde het geluk van het individu.101 De strijd tussen de goede en kwade machten in de wereld is evenwel geen eeuwige, maar een eindige strijd. 98 Sancisi-Weerdenburg, Geschiedenis van het Perzische Rijk, 94. Ibidem 104. 100 Rustam, Zoroastrianism, 101 101 Vergelijk hier Herodotus, Historien, 1.132 met de Hamazor, de zoroastrische collectieve religieuze ceremonie die de nadruk op de gemeenschap legt. Deze ceremonie wordt onder andere ten uitvoer gebracht bij het nieuwjaarsfeest Noeruz. 99 45 2.4 Eschatologie: de Openbaring van Johannes “Nu, was er rond deze tijd Jezus, een wijze man, als het gerechtvaardigd is hem een man te noemen, want hij was het die wonderen voltrok - een leraar van zulke mensen die de waarheid met plezier ontvangen. Hij won zowel velen van de joden voor zich, als ook velen van de Grieken. Hij was [de] Messias; en toen Pilatus, op aanwijzen van mannen van de hoogste afkomst onder ons, hem had veroordeeld tot het kruis, verlieten zij die hem in de eerste plaats lief hadden hem niet, want op de derde dag scheen hij weer levend te zijn, zoals de profeten van god deze en tienduizend andere wonderbaarlijke dingen over hem hadden voorzien; en de stam van de christenen, zo genoemd naar hem, is tot op deze dag nog niet verdwenen.” ( Josephus, Joodse oudheden XVIII.3.63)102 Het eerste hoofdstuk toonde hoe Alexander de Grote, met de verovering van het Perzische Rijk, een deel van Azië en Egypte in de vierde eeuw voor Christus, de Griekse cultuur naar het oosten bracht. De oriëntaalse geschiedenis kwam daarmee voor het eerst sterk in contact met een andere cultuur zodat we voornamelijk in grote steden Griekse invloeden kunnen waarnemen. Ook onder de in diaspora (verstrooiing na de Babylonische gevangenschap) levende joden kunnen we deze Griekse invloeden aanwijzen. De zeer grote joodse gemeenschap in Alexandrië, enkele Gymnasia in Palestina en de Septuagínt mogen hiervan als voorbeeld gelden. De Griekse invloeden werden onder de joden verschillend ontvangen.103 Zo waren er joden die de Griekse invloeden positief beschouwden en anderen die sterk vasthielden aan de eigen tradities en vreemde invloeden wilden weren. De beoordeling van de Griekse invloeden als eenrichtingsverkeer is niet realistisch aangezien intermenselijk contact altijd leidt tot wederzijdse beïnvloeding. 102 Flavius Josephus, Joodse oudheden XVIII.3.63. De authenticiteit van deze passage is omstreden. Waarschijnlijk gaat het hier om een latere christelijke toevoeging, maar in dit verband doet dat weinig afbreuk aan de argumentatie. 103 Keith Hopkins, A world full of Gods. Pagans, Jews and Christians in the Roman Empire (Londen 1999) 237. 46 Met de verovering door Alexander de Grote begon Palestina zo aan een lange periode die gekenmerkt zou worden door vreemde overheersingen. Deze overheersingen leidden vaak tot spanningen, zowel tussen de overheersers en de joden als tussen de joden onderling. Dit is de context waarin Jezus van Nazareth optrad. Jezus werd als jood geboren in een overheerste samenleving verscheurd door godsdiensttwisten. Belangrijk ook is dat Jezus in een eenvoudig gezin werd geboren, in de plattelandsstreek Galilea. De St. Croix vertelt ons dat dit enigszins paradoxaal aan het christendom is: “I begin with the central fact about christian origins: that although the earliest surviving christian documents are in greek and although christianity spread from city to city in the graeco-roman world, its Founder lived and preached almost entirely outside the area of graeco-roman civilisation proper; the world in which he was active was not at all that of the polis (the city) but the very different world of the chora (the countryside). This may require some explanation.”104 Jezus ontpopte zich als redenaar met een uiteindelijk grote overtuigingskracht.105 Mede door die grote overtuigingskracht kreeg hij last met de gevestigde orde. Vooral andere joden stootte hij voor het hoofd. Toch was Jezus een vrome belijder van de joodse godsdienst. 106 De nieuwtestamentische Jezus mag een inventie worden genoemd en het vertelt feitelijk meer over wat christenen in de eerste en tweede eeuw over Jezus dachten en geloofden. 107 Jezus werd voor het Sanhedrin, het hoogste joodse (religieuze) gerechtshof in de HellenistischRomeinse tijd, gebracht (Matteüs 26:59, Lucas 22:66). Hier werd hij schuldig bevonden aan godslastering (Matteüs 26:65) en uitgeleverd aan de Romeinse overheid. De Romeinen besloten Jezus de kruisdood te laten sterven. Een lichamelijke straf, niet ongewoon voor nietRomeinse burgers in die tijd (denk bijvoorbeeld aan de slaven na de Spartacusopstand in 73 v.Chr.).108 Enkele dagen later was volgens de overlevering het graf van Jezus leeg en verscheen Jezus aan verschillende van zijn volgelingen. Het geloof in de wederopstanding en G.E.M. de Ste. Croix, ‘Early Christian attitudes to property and slavery’ in: Derek Baker ed., Church, society and politics (Oxford 1975) 1. 105 In deze woelige periode was hij zeker niet de enige redenaar. De Monty Python film The life of Brian van Terry Jones (1979) illustreert mijns inziens fantastisch in wat voor een klimaat het christendom ontstond. Op de markt van Jeruzalem treffen we in de film allerlei zieners aan. De hoofdpersoon Brian belandt hiertussen en probeert zich staande te houden met het afluisteren en samenvoegen van de uitspraken die hij rond hem hoort. Zou deze scène ook exemplarisch kunnen zijn voor de doctrine van het christendom? 106 Geza Vermes, Jesus the jew. A historian’s reading of the gospel (Londen 1973) 48-49. 107 Hopkins, A world full of Gods, 290. 108 M.I. Finley, Ancient slavery and modern Ideology (Londen 1980) 93. Fik, Meijer, De Oudheid van opzij. Oudhistorische notities (Leiden 1997) 22. 104 47 goddelijkheid van Jezus Christus werd de eigenlijke kern van een nieuw geloof: het christendom.109 Deze wederopstanding van Jezus wordt voorspeld in het Bijbelboek de Openbaring van Johannes, een boek dat vergeleken bij de rest van de canonieke boeken van het Nieuwe Testament enigszins uit de toon valt. Johannes beschrijft in dit boek een visioen dat hij ontving terwijl hij in ballingschap verbleef op het eiland Patmos voor de kust van Klein-Azië. Terecht vragen we ons hier af of de auteur daadwerkelijk de apostel Johannes was. Wetenschappers zijn het namelijk eens dat de auteur van het betreffende Bijbelboek niet Johannes de apostel was, maar wel in deze contreien leefde.110 Het toeschrijven van het visioen aan de apostel is slechts een kunstgreep, evenals het gebruik van een visioen op zich. In een periode waarin niemand meer geloof hechtte aan het bestaan van profeten werd steeds vaker gebruik gemaakt van het visioen om een boodschap te verkondigen. De boodschap van de wederopstanding, een voor het christendom fundamenteel idee, is mijns inziens de belangrijkste parallel tussen het zoroastrisme en de joods-christelijke traditie, in het bijzonder tussen het zoroastrisme en het christendom. Aan het einde der tijden zal een heiland de wereld van het kwaad verlossen, zodat zij, de wereld, terug kan worden gevoerd naar haar eerdere staat van perfectie. In het christendom vecht Jezus aan het hoofd van een elitaire groep gelovigen, waar in het zoroastrisme een Sōšyant deze rol op zich neemt. Aanvankelijk zijn het eerst de rechtschapenen (onder meer de martelaren) die uit de dood opstaan, waarna later een algemene wederopstanding volgt. De hemel en de hel worden in beide religies gedegradeerd tot wachtruimtes voor overledenen, de één prachtig, de ander afgrijselijk. Zij die ook bij deze algemene wederopstanding te licht bevonden worden wacht hetzelfde lot als de kwade macht, Satan of Ahriman: een tweede, eeuwige dood. In grote lijnen zijn het zoroastrisme en het christendom hier in overeenstemming met elkaar, hoewel een gedetailleerde bestudering van de Avesta en de het bijbelboek Openbaring dit beeld in kracht doet afnemen. Om te beginnen moet er vastgesteld worden dat de Sōšyant alleen bekend is in de Pahlavi-literatuur. Deze literatuur is als gezegd in de Sassanidische periode pas op schrift gesteld, wat feitelijk betekent dat het een later document is dan het Bijbelboek Openbaring. Bij veel wetenschappers bestaat er echter wel het vermoeden dat het verhaal ouder is, maar dat is vooralsnog onbewijsbaar gebleken.111 Belangrijk om aan te merken is dat het thema van 109 Tot de goddelijkheid van Jezus van Nazareth werd evenwel pas besloten bij het concilie van Nicaea in 325. Marcel Barnard en Bert Jan Lietaert Peerbolte red., Openbaringen en visioenen. Betekenis en invloed van het boek Openbaring (Zoetermeer 2003) 24. 111 J.R. Hinnells, ‘Zoroastrian saviour imagery and its influence on the New Testament’, Numen 16:161-185 (Dec. 1969) 166. 110 48 eindstrijd een zo wezenlijke rol in de theologie van het zoroastrisme speelt dat er in ieder geval in de orale traditie altijd een dergelijk verhaal moet zijn geweest. Een groot verschil tussen het Bijbelboek Openbaring en het verhaal over het einde der tijden in het zoroastrisme dat is opgenomen in de Avesta als Yasht 19 is dat de bijbel spreekt van één heiland, terwijl de Avesta het heeft over drie heilanden. De Avesta deelt alle tijd van de wereld namelijk op in drie delen van drie- of vierduizend jaar. Plutarchus schrijft daarover: “[…] for three thousand years alternately the one god will dominate the other and be dominated, and that for another three thousand years they will fight and make war, until one smashes up the domain of the other. In the end Hades will perish and men shall be happy.” (Plutarchus, De Isid. et Osir. XLVII) Het opdelen van tijd vindt men ook in de Bijbelboeken Daniël, Ezra, Enoch en Openbaring, en volgens sommige wetenschappers is hier zoroastrische beïnvloeding te ontwaren.112 De drie delen van drie- of vierduizend jaar zouden alle, aan het eind, een Sōšyant, een heiland zien. De laatste van deze Sōšyanten zou verreweg de belangrijkste en machtigste zijn en het is deze Sōšyant die zich het beste met Jezus laat vergelijken. De laatste Sōšyant staat vooraan in de strijd tussen goed en kwaad op de laatste dag, Frashegird, zoals Jezus deze rol zou vervullen in de eschatologie van het christendom. Het is deze opvallende overeenkomst die de gemoederen van wetenschappers nog het meest heeft beziggehouden en de tand des tijd heeft doorstaan. Steeds duikt deze vergelijking weer op. Verwonderlijk is dat niet, aangezien zowel het zoroastrisme als het joden- en christendom in essentie finalistisch zijn. Het perspectief van een hiernamaals in heden en verleden blijkt een sterke motivatie voor mensen om bepaalde godsdiensten aan te hangen. Niet alleen lijken Jezus en de Sōšyant op elkaar omdat zij beiden vooropgaan in de strijd tegen het kwaad, ze lijken ook op elkaar omdat beiden worden geboren uit een maagd. Jezus wordt aan Maria geschonken door God en de Sōšyant wordt geboren uit een maagd die baadt in het meer van Hamun in Iran. Dit meer herbergt al duizenden jaren het zaad van de profeet Zoroaster tot de tijd daar is. Het verloop van de strijd lijkt ook op elkaar. De strijd wordt in beide gevallen gekenmerkt door een wederopstanding. De meest rechtschapen personen worden het eerst uit de dood opgewekt. Zij zijn een soort ‘elitekorps’ van de heiland in zijn strijd tegen het kwaad. De personificaties van het kwaad, Ahriman en de duivel, lijken zich van dezelfde 112 Sanders, ‘Whence the First Millennium?’, 455. 49 instrumenten te bedienen om de strijd naar hun hand te zetten: Drauga, leugens. De rol die leugens in het zoroastrisme spelen, roept een directe associatie op met de leugenprofeet in de Openbaring van Johannes. In Openbaring wordt het woord leugen zelfs opvallend vaak gebruikt (Openbaring 14,5; 20,8; 21,8.27; 22,15).113 Het is goed mogelijk dat Ahriman het concept van een duivel in het christendom heeft beïnvloed, want zelfs de rol van de Griekse god Hades als inspiratiebron blijft in dit verband discutabel.114 Ook de duivel in het iets later ontstane Manicheïsme, een monotheïstisch geloof dat haar voornaamste wortels in Iran vond, voert de naam Ahriman.115 De profeet van dit geloof, Mani, betoogde dat hij dankzij visioenen in staat was om de bestaande wereldreligies in één geloof te fuseren. Natuurlijk zullen Ahoeramazda en God, Ahriman en de duivel uiteindelijk overwinnen, waarna de mensen op hun daden worden beoordeeld en er voor sommigen een tweede, eeuwige dood volgt. In het zoroastrisme zullen de goden Airyaman en Atar alle metalen in de bergen op aarde doen smelten: “for him who is righteous it will seem like warm milk, and for him who is wicked, it will seem as if he is walking in the flesh through molten copper.” (GBd XXXIV 18-19) 116 Het gesmolten metaal zal de hel in stromen en de wereld verlossen van al het kwaad. Deze voorstelling vertoont veel overeenkomsten met de poel van vuur en zwavel uit Openbaring, alleen is deze blijvend: En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid. (Openbaring 20,10) Daarmee is de cirkel rond. In beide religies begon de wereld in essentie perfect, het kwaad wist de wereld echter te corrumperen. Na afloop van de strijd zou het kwaad zijn verslagen en zou een nieuwe aarde het paradijs zijn. In de Bijbel is dit een nieuwe aarde in het universum, terwijl in het zoroastrisme dezelfde aarde na het wegstromen van de rivier van metaal een 113 Barnard en Lietaert Peerbolte red., Openbaringen en visioenen, 40. T.J. Wray en Gregory Mobley, The birth of Satan. Tracing the devil’s biblical roots (New York 2005) 85. 115 Hopkins, A world full of gods, 266. 116 Vermoedelijk is deze voorstelling van een rivier van metaal tot stand gekomen onder invloed van Zoroasters ervaring met de vuurproeven waarbij met vloeibaar koper op de huid werd gegoten in de pre-zoroastrische periode en verhalen of misschien zijn eigen ervaring met vulkaanuitbarstingen. Boyce, Zoroastrians, 28. 114 50 ‘nieuwe’ aarde wordt. In beide godsdiensten vestigt God zich vervolgens permanent onder de mensen. Samenvattend is het grote aantal overeenkomsten dat de eschatologie van het christendom kent met het zoroastrisme mijns inziens meer dan louter toeval. Beide spreken van een heiland die uit een maagd geboren zal worden, beide spreken van een indeling van alle tijd in perioden, beide spreken van een vrije wil, beide zijn gericht op de eindige strijd tussen goed en kwaad, in beide gevallen overwint het goede en in beide gevallen zal er een nieuwe aarde komen waar die ene hoogste, overwinnende god zich onder de mensen zal vestigen. De hemel is in beide godsdiensten slechts een soort ‘wachtruimte’ tot het laatste oordeel is voltrokken. Veronderstelt dat de overeenkomsten meer dan louter toeval zijn moet het christendom dus ergens zijn beïnvloed door het zoroastrisme. Niet voor niets vormen de vragen waar en wanneer deze beïnvloeding plaats zou kunnen hebben gevonden daarom de kern van het volgende hoofdstuk. Het Bijbelboek de Openbaring van Johannes herbergt een plausibel antwoord op de beide vragen: westelijk Klein-Azië. 51 3. Invloed: waar en wanneer? In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan concrete voorbeelden van beïnvloeding van het christendom door het zoroastrisme. De vraag hier is niet zozeer wat die beïnvloeding inhoudt, een vraag die op grond van hoofdstuk twee bij benadering beantwoord zou kunnen worden, als wel waar en wanneer die beïnvloeding plaats zou hebben gevonden. Daartoe is gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Omdat er echter slechts enkele inscripties uit de Achaemenidische periode resteren, waarvan de Behistoen- en de Daiva-inscriptie de belangrijkste zijn en die bovendien deels dezelfde strekking hebben, zijn we vooral aangewezen op literaire bronnen. Deze literaire bronnen worden voornamelijk geografisch en chronologisch bekeken. Waar, wanneer en door wie zijn ze geschreven? Het antwoord op deze vragen stelt ons in staat een lijn te volgen die loopt vanuit het hart van het rijk van de Perzen, Persepolis, naar de plaats waar we beïnvloeding veronderstellen, westelijk KleinAzië. Slechts een enkele archeologische site kan dit betoog daarbij ondersteunen, maar wie weet wat de aarde, met hulp van archeologen, ooit nog bloot zal geven?117 3.1 Westelijk Klein-Azië Gedurende de zoektocht naar de beïnvloeding van het zoroastrisme op de eschatologie van het christendom dringt zich de vraag op hoe we deze ‘beïnvloeding’ nu precies zouden moeten definiëren. Het meest gezaghebbende woordenboek van de Nederlandse taal, de Van Dale, geeft vier definities van het woord invloed, respectievelijk: inwerking van een zaak of omstandigheid op een andere (of op personen); morele inwerking van een persoon op anderen; het vermogen om op anderen of in het algemeen in de maatschappij in te werken; inductie. De laatste definitie met betrekking tot natuurkundige wetten in het elektromagnetisme kunnen we voor het gemak even vergeten. De eerste drie definities zijn erg breed en bieden de mogelijkheid om over verschillende media na te denken. Zo zouden we bijvoorbeeld kunnen veronderstellen dat er bepaalde geschriften over het zoroastrisme in 117 Een kleine kantekening: De Turkse regering kan de inspanningen van archeologen vaak pas waarderen mits ze deze zelf bekostigen. De nadruk bij deze opgravingwerkzaamheden ligt bij het Griekse erfgoed dat er in Klein-Azië te vinden is. Het Griekse erfgoed is namelijk altijd erg in trek geweest onder toeristen en in Turkije is toerisme een belangrijke inkomstenbron. Een enkele blik op de officiële site van het departement van toerisme van de Turkse overheid maakt al snel duidelijk dat het gros van de opgravingen zich in het westen van KleinAzië bevinden. De aandacht voor een andere dan de Griekse (en Islamitische) cultuur is te verwaarlozen. Het feit dat het Zoroastrisme in onze westerse geschiedenis een dergelijke marginale rol heeft gekregen kan natuurlijk ook meespelen in de beoordeling van archeologen. Een vuurtempel is nu niet bepaald de eerste gedachte van archeologen bij het vinden van de fundamenten van een gebouw in gewestelijk Klein-Azië. 52 de mediterrane wereld circuleerden die mensen hebben beïnvloed. Ook kennen we de uitdrukking: ‘van horen zeggen’, waarbij informatie tussen leken wordt uitgewisseld. Direct contact tussen een Magiër en een leek maakt beïnvloeding duidelijker aantoonbaar. Uit de definitie van de Van Dale blijkt wel dat beïnvloeding bij uitstek een sociaal verschijnsel is. Het is dan ook vreemd dat het gros van de wetenschappers die zich met dit onderwerp hebben beziggehouden op zoek zijn gegaan naar ‘beïnvloeding’ in teksten. Zij hebben daarbij steeds getracht om parallellen tussen het zoroastrisme en het christendom (in mindere mate ook bij het jodendom) te isoleren. Wanneer een uitzonderlijk thema in twee afzonderlijke teksten voorkwam, gingen er vaak stemmen op die voor beïnvloeding pleitten. Maar, is elke geïsoleerde overeenkomst wel als beïnvloeding aan te merken? Kent iedere samenleving niet bepaalde generieke wetten? Basisbehoeften van mensen zijn over de hele wereld gelijk. 118 Overal hebben mensen vergelijkbare behoeften. Wie zegt dan dat het ontstaan van bepaalde ideeën niet inherent is aan de ontwikkeling van de mensheid als geheel? De gedachtegang achter het isoleren van overeenkomsten is gelegen in de overtuiging dat geen enkele godsdienst ideeën zal overnemen die totaal vreemd zijn aan haar geloofstraditie.119 Alleen wanneer bepaalde aspecten van de twee religies op elkaar lijken zullen volgelingen openstaan voor deze ideeën. Hier kan dan gezocht worden naar een gemeenschappelijke wortel. Het is echter beter en gemakkelijker om de onderzoeksfocus te verleggen naar werkelijk aanwijsbare invloed. Menselijke communicatie, de mondelinge en/of schriftelijke uitwisseling van gedachten, zouden getypeerd kunnen worden als directe beïnvloeding. Maar, ook deze beïnvloeding moet gepreciseerd worden. Directe beïnvloeding kan immers allerlei uitwerkingen op een ontvanger hebben. De ontvanger kan bijvoorbeeld ideeën of handelingen van de ander kopiëren, zijn eigen ideeën of handelingen kunnen in een stroomversnelling raken en hij kan zijn ideeën of handelingen aanpassen omdat hij de ideeën van de ander negatief beoordeeld en wil laten zien dat hij het beter kan. 120 Het tweede en derde voorbeeld kunnen zowel bewust als onbewust hun uitwerking hebben. Een voorbeeld uit de kunstgeschiedenis dient als illustratie hoe beïnvloeding zou kunnen werken. 118 Op religieus gebied zie: James George Fraser, The Golden Bough, 46. Hinnells, ‘Zoroastrian saviour imagery’ 162. 120 J.R. Hinnells, ‘Iranian influence upon the New Testament’, Commémoration Cyrus: Actes du congrès de Shiraz 1971 et autres études rédigées à l’occasion du 2500 e anniversaire de la fondation de l’empire Perse (Acta Iranica II; Leiden 1974) 282. 119 53 In de kunstgeschiedenis is van oudsher veel aandacht voor het vroege christendom, grofweg de eerste vier eeuwen van onze jaartelling, een periode beginnend bij de geboorte van Jezus van Nazareth (vreemd genoeg even vóór Christus) tot Theodosius de Grote (346395).121 Voor het allervroegste christendom, zeg de eerste tweehonderd jaar, staan slechts enkele bronnen tot onze beschikking. Naast de literaire bronnen, die tot in den treuren toe worden geciteerd (denk aan Tacitus en Plinius Minor), zijn er archeologische bronnen: de catacomben, vroegchristelijke voorwerpen en natuurlijk de vroegchristelijke kerken (die overeenstemmen theorie van met de de domus ecclesiae). In deze periode kan het christendom als klein- schalig en zoekende worden omschreven en dat is duidelijk Figuur 6: Jonassarcofaag geïnspireerd op de pagane figuur Endymion, Vaticaans Museum afdeling Pio Christiano, Rome. zichtbaar in de iconografie van deze vroege periode. De iconografie laat zien dat een ‘eigen’ kunst niet uit het niets ontstaat. Hierbij is een schifting van al bestaande thema’s onontbeerlijk. Deze schifting is een langdurig proces geweest, waarbij de ‘typische’ kunst zich langzaam beter en duidelijker wist te profileren. De vroegchristelijke kunst is als het ware organisch gegroeid. Dit verklaart ook het ontbreken van figuren als Maria, Jezus, Petrus en Paulus in de allervroegste kunst. Want, hoe verbeeld je deze Bijbelse figuren eigenlijk? 122 Ook de overeenkomsten tussen de mythologische Endymion en de Bijbelse Jonas en de aanwezigheid van een Christus-Helios in het mausoleum van de Julii onder de Sint Pieter zijn op deze manier verklaarbaar.123 Het afbeelden van Jezus en de apostelen als filosofen op talloze sarcofagen benadrukt beïnvloeding door de pagane wereld en verschafte de meestal heidense makers van deze sarcofagen een model.124 De ene keer diende een godheid uit het Grieks-Romeinse pantheon als model, de andere keer stond de keizer model in deze vroegchristelijke kunst. Zelfs de Egyptische godin Isis mocht model staan voor de 121 Soms wordt er ook wel voor gekozen, zoals in de Oxford History of Art, om deze periode aan te duiden als de Tweede Sofistische periode of als Late Oudheid, een periode lopende van 100 tot 450. 122 Robin Margaret Jensen, Face to face. Portraits of the divine in Early Christianity (Minneapolis 2005) 2. 123 Mathews, The clash of gods, 31. 124 Ibidem 109. 54 Nieuwtestamentische Maria.125 En diezelfde Isis staat zo, in de mythe van Seth-Typhon, ook model voor de vrouw in Openbaring 12.126 Duidelijk is dat de vroegchristelijke kunst, al of niet bewust, gebruik maakte van de verschillende modellen die voorhanden waren. Een soortgelijke voorstelling kunnen we onszelf maken met betrekking tot de beïnvloeding vanuit het zoroastrisme. Het zoroastrisme met haar toen al lange geschiedenis bood de eerste christenen een reeks bruikbare modellen voor de totstandkoming van een eigen christelijke literatuur. Over het algemeen worden de joodse en de Griekse componenten als de belangrijkste modellen aangemerkt, maar zoals uit het onderstaande zal blijken mag de aanwezigheid van de religie van Zoroaster niet worden uitgevlakt, zeker niet in bepaalde delen van de mediterrane wereld. Alvorens we enkele voorbeelden van beïnvloeding onder de loep nemen moet eerst duidelijk zijn waar deze beïnvloeding het best waarneembaar is. Hierboven kwam al ter sprake dat de Openbaring van Johannes in het westen van Klein-Azië - de auteur zelf heeft het over het eiland Patmos - werd geschreven. Daarnaast weten we dat de Grieken een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de verspreiding van het christendom over de mediterrane wereld.127 Een derde belangrijk gegeven is dat westelijk Klein-Azië vanaf de eerste Ionische opstand een twistappel is geweest tussen de Perzen en Grieken. Beide probeerden hun grip op het gebied in de periode voor de onderwerping van het Perzische Rijk door Alexander te verstevigen. En ook na Alexander is het gebied en enkele aangrenzende gebieden nog lange tijd door Iraanse koningshuizen bestuurd.128 Er woonden in die periode in ieder geval veel Iraniërs in Klein-Azië.129 De steden aan de kust waren dankzij de bloeiende handel en de eeuwen van overheersing smeltkroezen van verschillende culturen en het is dan ook niet vreemd om te veronderstellen dat de zoroastrische invloed op de eschatologie van het vroege christendom juist hier gezocht moet worden. De auteur van het Bijbelboek Openbaring van Johannes moet in deze steden voldoende mogelijkheden hebben gehad om kennis te nemen van de zoroastrisch religieuze traditie. 125 Tom Harpur, The pagan Christ. Recovering the lost light (Toronto 2004) 77. Via de Joodse tradities: Barnard en Lietaert Peerbolte red., Openbaringen en visioenen, 33. 126 J.W. van Henten, ‘En de draak werd toornig op de vrouw (Openbaring 12:17)’, in: A. de Jong red., Kleine Encyclopedie van de Toorn (Utrecht 1993) 57. 127 Sancisi-Weerdenburg, Geschiedenis van het Perzische Rijk, 54. In dit verhaal mogen overigens de Romeinen niet vergeten worden. Zij schiepen de initiële voorwaarden die een snelle verspreiding mogelijk maakt, namelijk: de Pax Romana en een goede infrastructuur. 128 Eddy, The king is dead, 165. 129 Sullivan 1990; Habicht in CAH 8 (1989). 55 3.2 De vroege Academie en Pausanias De oudste zoroastrische vuurtempel is gevonden tussen de ruïnes van de oude stad Noesj-i Jan even boven Hamadan in Iran. Deze tempel is tussen de achtste en de zesde eeuw voor onze jaartelling te dateren.130 Opvallend aan deze tempel is dat het onbekend is waarom zij op een gegeven moment verlaten is.131 De tempel was namelijk zorgvuldig opgevuld met stenen en modder. Het feit dat de belangrijkste ruimte, de ruimte waar het vuuraltaar stond, geen ramen bezit vergemakkelijkte het opvullen. De leeftijd van de tempel brengt veel vragen met zich mee: zo zou de tempel volgens sommige wetenschappers zelfs van voor de geboorte van Zoroaster zijn. In de Behistoen-inscriptie, die iets westelijker is gevonden, wordt ook gesproken over tempels, maar vermoedelijk worden hier gewijde offerplaatsen bedoeld. Een van deze offerplaatsen, te Zela in Cappadocië, wordt door Strabo (ca. 64 voor – 19 van onze jaartelling) in de eerste eeuw in zijn Geographia nog omschreven als een ommuurde heuvel, terwijl er dus wel degelijk al zoroastrische tempels waren.132 Hoewel Herodotus vijf eeuwen daarvoor ook schrijft dat de Perzen geen heiligdommen kennen, is er een tempel gevonden, gesticht kort na zijn tijd. Deze vuurtempel, de Fratadara-tempel genaamd, is gevonden in het hart van het Perzische Rijk, Persepolis, en is gebouwd in de regeerperiode van Artaxerxes II (404 – 359 voor onze jaartelling). Veel wetenschappers schrijven aan deze periode het ontstaan van tempels toe.133 Nog westelijker dan de Behistoen-inscriptie ligt Commagene, nabij de koninklijke graven te Nemrud Daği. Aan de rand van de berg Nemrud zijn daar door Antiochus Theos (86-38 voor onze jaartelling) kolossale beelden neergezet van zichzelf en enkele zeer verschillende goden. Zijn tombe bevindt zich ook op deze plaats. De heersers van Commagene hadden traditioneel nauwe banden met de Perzen, maar het nalatenschap van Alexander de Grote liet ook hen niet onberoerd. Nemrud Daği kan daarom gezien worden als een syncretistisch-hellenistisch monument.134 Op de site is ook een vuuraltaar te vinden in de vorm van een piramide dat werd gebruikt om te offeren aan ‘Zeus Oromazdes’, een syncretistische vorm voor Ahoeramazda.135 130 Michael Roaf, Cultural Atlas of Mesopotamia and the Ancient Near East (New York 1990) 183. Sancisi-Weerdenburg, Geschiedenis van het Perzische Rijk, 27. 132 Strabo, Geography, XI 8.4. 133 De Jong, Traditions, 64. 134 Strootman, Gekroonde Goden, 142. 135 Moulton, Early Zoroastrianism, 60. 131 56 Hoewel Commagene al half in Klein-Azië ligt, willen we verder naar het westen, dieper Klein-Azië in. Noordelijker en westelijker van Commagene ligt Cappadocië, waar Strabo het volgende over schrijft: “But in Cappadocia – for there the tribe of the Magi is large; they are also called firekindlers; and there are many sanctuaries of the Persian gods – they do not even sacrifice with a knife, but they beat [the animal to death] with a piece of wood as with a cudgel. And there are fire-sanctuaries, noteworthy enclosures; in the midst of these is an altar, on which there is a large quantity of ashes, and [where] the Magi keep the fire ever burning. And every day, they enter and sing invocations for approximately an hour, holding the bundle of wands before the fire, wearing felt tiaras which fall down on both sides over the cheeks to cover the lips. The same customs are observed in the sanctuaries of Anaïtis and Omanos; these also have enclosures, and the image of Omanos is carried around in a procession. These things we have seen ourselves, but the other things and those which follow are recorded in the histories.” (Strabo, Geography XV 3.15) Strabo spreekt van een grote gemeenschap van Magi midden in Klein-Azië en zoals de laatste zin nog eens extra benadrukt heeft hij het, als we hem letterlijk mogen geloven, zelf gezien. De ondertoon van deze tekst verraadt dat Strabo weinig op had met de ‘barbaarse praktijken’ van de Magi. Hij herkent echter ook de godin Anahita waarvan de cultus zich samen met die van Mithras in de periode van de Romeinse overheersing van Klein-Azië over een groot deel van het rijk wist te verspreiden.136 De vuurtempels zouden die status nooit verkrijgen. De belangrijkste bron voor wat betreft deze heiligdommen in relatie tot het bijbelboek Openbaring is een passage in de Periegesis Hellados van Pausanias. Pausanias leefde tussen ca.120 en ca. 180 van onze jaartelling en schreef diverse boeken over zijn omzwervingen door centraal en zuidelijk Griekenland.137 Op één van deze reizen kwam hij in contact met een Perzische priester. Hij beschrijft deze ontmoeting terloops wanneer hij een uitgebreide uiteenzetting maakt van de talrijke votieven en standbeelden in Olympia (Pausanias V.xxiVI.xviii). De ontmoeting beschrijft hij als volgt: “There is another marvel I know of, having seen it in Lydia; it is different from the horse of Phormis, but like it not innocent of the art of magic. The Lydians surnamed Persian Eén van de bekendste Mithras-heiligdommen ligt onder de St. Clemente te Rome. Williams Jackson, Zoroaster, 88. 137 Dit waren overigens de populairste reisbestemmingen in de Oudheid. Meijer, De Oudheid van opzij, 107. 136 57 have sanctuaries in the city named Hierocaesareia and at Hypaepa. In each sanctuary is a chamber, and in the chamber are ashes upon an altar. But the colour of these ashes is not the usual colour of ashes. Entering the chamber a magician piles dry wood upon the altar; he first places a tiara upon his head and then sings to some god or other invocation from a book. So it is without fire that the wood must catch, and bright flames dart from it.” (Pausanias V.27.5) In bovenstaand fragment beschrijft Pausanias duidelijk dat een priester gebruik maakt van een liturgie uit een boek. ‘There is another marvel I know of having seen it in Lydia (mijn cursivering).’ Evenals Herodotus en Strabo maakt Pausanias hier onderscheid tussen iets met eigen ogen zien en iets hebben gehoord.138 We mogen dan ook veronderstellen dat Pausanias hier een betrouwbare bron is.139 Temeer omdat hij zelf ook afkomstig was uit westelijk KleinAzië. Hij is namelijk geboren in Magnesië in Lydië. Verder is het Pausanias opgevallen dat de Magi experts zijn in het onderhouden van de zogeheten ‘slapende vuren’, en het hele ritueel beschouwt hij dan ook als een uitzonderlijk en ‘magisch’ gebeuren. Maar dat het gebruik van het boek bij rituelen, zoals Pausanias beschrijft, op waarheid berust wordt door veel wetenschappers in twijfel getrokken.140 Pausanias kan zich natuurlijk vergissen141; de canonisatie van de Avesta zou in ieder geval nog enkele honderden jaren op zich laten wachten. Toch kunnen we vaststellen dat er wel degelijk boeken voorhanden waren, zowel voor de Grieken als voor de Magi. Of deze boeken ook daadwerkelijk gebruikt werden in de cultus is een tweede. Naar de inhoud en toepassing van de boeken kunnen we dan ook alleen gissen, maar het is zeker dat vrijwel alle grote Griekse filosofen kennis genomen hebben van de leer van Zoroaster.142 Het verdwijnen van het Perzische Rijk, in de derde eeuw voor onze jaartelling, deed vrijwel geen afbreuk aan de invloed die Zoroaster op de Griekse filosofen uitoefende.143 Integendeel, het vergrootte de Griekse fascinatie voor de Iraanse cultuur zelfs, nu er zoveel erfgoed in Griekse handen was gekomen. In de Hellenistische periode kende 138 De Jong, Traditions, 54, noot 10. Christian Habicht, Pausanias’ guide to Ancient Greece (Londen 1998) 63. 140 De Jong, Traditions, 240. 141 Pausanias is berucht om zijn fouten. In de negentiende eeuw genoot hij een slechte reputatie, omdat zijn historische feiten soms onjuist zijn. Habicht meent dat Pausanias over het algemeen betrouwbaar is, in het bijzonder wanneer hij optreedt als ooggetuige. Echter wanneer hij werkt vanuit zijn geheugen, zoals ook hier het geval is, zijn er gevallen bekend waar hij zich meer dan 300 jaar vergist. Desalniettemin is de datering hier van ondergeschikt belang. Habicht, Pausanias’ guide, 97-99. 142 Nyberg, Religionen des Alten Iran, 27. 143 Mary Boyce en Frantz Grenet, A history of Zoroastrianism vol. III. Zoroastrianism under Macedonian and Roman rule (Leiden 1991) 210. 139 58 Zoroaster zo een nog ongekende populariteit. Deze populariteit nam zo grote proporties aan dat de Grieken hun wetenschappelijke en filosofische werken probeerden kracht bij te zetten door ze aan Zoroaster zelf toe te schrijven.144 Het negende eeuwse boek Denkard bericht, evenals het boek Arda Wiraz Namag, dat Alexander de Grote de Perzische godsdienst bijna uitroeide. Volgens deze overlevering waren er in die tijd slechts twee kopieën van de Avesta, waarvan hij er één vernietigde. De ander werd gestolen en naar Griekenland getransporteerd om daar te worden vertaald. 145 Wat dat vertalen betreft, weten we dat in Sparta en in Athene, Aramese teksten, de officiële taal van de Achaemeniden, naar het Grieks konden worden vertaald.146 Daarbij moeten we wel in de gaten houden dat de gestolen Avesta, waarschijnlijk nog in het Oud-Perzisch geschreven was. Dat een bepaalde hoeveelheid aan kennis over de Magi en het zoroastrisme in de Griekse wereld voorhanden was blijkt ook wel uit een tekst van Diogenes Laërtius. Deze eigenlijk vrij onbelangrijke schrijver leefde in de derde eeuw van onze jaartelling in Nicaea. Waarschijnlijk dankt hij zijn naam aan zijn geboortedorp in Cilicië, Laertië. Als dit correct is, dan is de schrijver geboren en getogen in Klein-Azië. Zijn enig overgeleverde werk, genaamd ‘Leven en leer van beroemde filosofen’, bevat circa 1000 citaten van ongeveer 250 filosofen. Hierin staat een opsomming van autoriteiten op het gebied van de religie van Zoroaster: “Of all kinds of magical divination they are ignorant, as Aristotle asserts in his book on Magic, and Dinon in the fifth book of his Histories. And this writer says, that the name of Zoroaster being interpreted means, a sacrifice to the stars; and Hermodorus makes the same statement. But Aristotle, in the first book of his Treatise on Philosophy, says, that the Magi are more ancient than the Egyptians; and that according to them there are two principles, a good demon and an evil demon, and that the name of the one is Jupiter or Oromasdes, and that of the other Pluto or Arimanius. And Hermippus gives the same account in the first book of his History of the Magi; and so does Eudoxus in his Period; and so does Theopompus in the eighth book of his History of the Affairs of Philip; and this last writer tells us also, that according to the Magi men will have a resurrection and be immortal, and that what exists now will exist hereafter under its own present name; and Eudemus of Rhodes coincides in this statement. But Hecataeus says, that according to their doctrines the gods also are beings who have been born. But Clearchus the Solensian, in his Treatise on Education says, that the Gymnosophists are descendants of the Magi; and some say that the Jews also are derived from them. Moreover, those who 144 Mary Boyce, A history of Zoroastrianism vol. II. Under the Achaemenians (Leiden 1982) 491-565. Denkard boek 3:420. Voor een volledige vertaling van de Denkard, zie: www.avesta.org/denkard 146 De Jong, Traditions, 55 noot 21. 145 59 have written on the subject of the Magi condemn Herodotus; for they say that Xerxes would never have shot arrows against the sun, or have put fetters on the sea, as both sun and sea have been handed down by the Magi as gods, but that it was quite consistent for Xerxes to destroy the images of the gods.” (Diogenes Laertius) Een groot aantal namen van filosofen passeert hier de revue en het is maar zeer de vraag in hoeverre Diogenes de teksten van deze filosofen daadwerkelijk heeft bestudeerd. Van werken die hij noemt is geen enkele bewaard gebleven, hoewel uit andere verwijzingen bekend is dat een groot aantal ervan daadwerkelijk als autoriteit werden gezien. Hij heeft waarschijnlijk gebruik kunnen maken van eerdere geschiedenissen van de filosofie en daarbij verwijzingen van enkele auteurs klakkeloos overgenomen.147 Het door Diogenes beschreven geloof komt in grote lijnen overeen met wat bekend is van het zoroastrisme en voornamelijk de verwijzing naar een hiernamaals is interessant voor dit betoog. In de derde eeuw van onze jaartelling moet het verhaal over de Sōšyanten, of een soortgelijk verhaal al in grote delen van de mediterrane wereld bekend zijn geweest. Dit bevestigt het vermoeden dat de eindstrijd uit de Pahlavi-literatuur al eeuwenlang een vast gegeven was.148 De belangrijkste constatering is evenwel dat er, zeker in de eerste eeuw van onze jaartelling, de periode waarin het bijbelboek Openbaring is geschreven, vrij veel literatuur voorhanden was waarin het zoroastrisme werd behandeld. Veel van de door Diogenes genoemde auteurs waren verbonden aan de vroege Academie, de school voor wijsbegeerte die door Plato in 387 voor onze jaartelling werd gesticht en de Peripatos, de school van Aristoteles, zodat het aannemelijk is dat vooraanstaande schrijvers en filosofen uit de Griekse wereld een redelijke kennis over het zoroastrisme bezaten.149 147 Ibidem 157. Hinnells, ‘Zoroastrian Saviour Imagery’, 166. 149 Nyberg, Religionen des Alten Iran, 27. Plato zelf refereert overigens aan de theologie van Zoroaster als: ‘mageia Zoroastrou’ (Alcibiades I. 122a). 148 60 4. Conclusie Het maken van een vergelijking tussen godsdiensten wordt bemoeilijkt door de notie van ‘algemeen religieuze tendensen’. Juist omdat godsdiensten onderling vaak veel overeenkomsten vertonen zijn de karakteristieken van een godsdienst moeilijk te duiden. Dat is niet heel vreemd aangezien godsdiensten al millennia lang als het ware worden ‘aangescherpt’. Bij tijd en wijlen ontstaan binnen een godsdienst theologische disputen die beantwoord dienen te worden. Het is daarbij praktisch ondenkbaar dat er niet naar andere godsdiensten wordt gekeken. Het uitstapje in hoofdstuk drie naar de kunstgeschiedenis (pagina’s 53 en 54) bevestigt dat een godsdienst of – in dit geval – een deel ervan niet zomaar uit de lucht komt vallen. Het laat zien dat het vroege christendom een grote inspiratiebron vond in de reeds bestaande godsdiensten binnen het Romeinse Rijk. Bepaalde pagane thema’s werden met kleine aanpassingen voortgezet binnen de vroegchristelijke iconografie. Treffende voorbeelden hiervan zijn vergelijkingen tussen Endymion en Jonas, Aesculapius en Jezus en Isis en Maria. Steeds weer treffen we dezelfde thema’s aan, maar dan met een christelijk vernis. Er zijn geen duidelijke redenen om te vermoeden dat het vroege christendom slechts iconografische exempla uit de pagane wereld als model gebruikte. Iets soortgelijks mag namelijk gelden voor de vroegchristelijke literatuur en in het bijzonder de eschatologie. In dit betoog wordt gesteld dat het zoroastrisme voor het Bijbelboek de Openbaring van Johannes – een moeilijk binnen de canon van het Nieuwe Testament te plaatsen bijbelboek – één van de voornaamste modellen vormt. Het zoroastrisme vertoont op het gebied van de eschatologie een groot aantal opvallende overeenkomsten met het christendom op basis waarvan verschillende wetenschappers beïnvloeding aannemelijk achten. Beide godsdiensten spreken van een heiland die uit een maagd geboren zal worden; beide spreken van een indeling van alle tijd in perioden; beide spreken van een vrije wil; beide zijn gericht op de eindige strijd tussen goed en kwaad; in beide godsdiensten zijn hemel en hel slechts een soort ‘wachtruimte’ tot het laatste oordeel zich zal voltrekken; in beide gevallen overwint het goede en in beide gevallen zal er een nieuwe aarde komen waar die ene hoogste, overwinnende god zich blijvend onder de mensen zal vestigen. Overeenkomsten die er niet om liegen, maar die als gevolg van een bronnenprobleem moeilijk bewijsbaar blijven als zijnde beïnvloeding.150 De vragen waar en 150 Ten aanzien van het zoroastrisme kan worden opgemerkt dat het thema van een eindstrijd een wezenlijke rol in de theologie van de godsdienst speelt. Op basis hiervan mogen we vermoeden dat er in ieder geval altijd een dergelijk verhaal moet zijn geweest, ondanks het feit dat de oudste bronnen – uit de Pahlavi-literatuur – op zijn 61 wanneer die beïnvloeding kon plaatsvinden, lijken echter wél beantwoordbaar. De Openbaring van Johannes vormt daarbij het uitgangspunt. Het boek is eind eerste, begin tweede eeuw van onze jaartelling geschreven in westelijk Klein-Azië – volgens de auteur op het eiland Patmos. Dit deel van Klein-Azië leent zich om verschillende redenen bijzonder goed voor interactie tussen culturen en godsdiensten. Allereerst lag het gebied op het breukvlak tussen de Oriënt en de Griekse wereld. Bovendien was westelijk Klein-Azië vanwege haar strategische handelspositie een heuse ‘multiculturele’ bedoening. Handelaren uit een groot aantal landen bekleedden een sleutelpositie in de nieuwsgaring in de antieke wereld. Na een korte periode van opstandigheid stond deze regio eeuwenlang onder Perzisch bestuur en ook na de val van het Perzische Rijk speelden de Perzen nog geruime tijd een belangrijke rol aan verschillende hoven of in dynastieën. Daarom ligt het voor de hand om juist hier zoroastrische beïnvloeding van de eschatologie van het christendom te vermoeden. Deze smeltkroes verdient de aandacht omdat de Grieken een belangrijke rol speelden in de verspreiding van het christendom over de mediterrane wereld en de Perzen eeuwenlang de trotse belijders van het zoroastrisme waren. De zoektocht naar het zoroastrisme in Klein-Azië voerde in het derde hoofdstuk langs de Fratadara-tempel in Persepolis in het hart van het Perzische Rijk van de Achaemeniden, naar Hierocaesarea en Hypaepa in Lydië, waar Pausanias de rituelen uitgevoerd door een zoroastrische priester rond een vuuraltaar beschreef. Verschillende klassieke auteurs en een enkele archeologische site toonden onderweg aan dat het zoroastrisme dankzij de eeuwenlange Perzische overheersing algemeen verspreid was in Klein-Azië. Door het hele gebied waren in die periode verschillende zoroastrische gemeenschappen aanwijsbaar, de grootste bevond zich – als we Strabo mogen geloven – in Cappadocië. Niet alleen waren Zoroasters volgelingen verspreid over Klein-Azië, ook de kennis over de godsdienst van deze profeet was algemeen bekend. Zowel mondeling als in boekvorm circuleerde een ruime kennis van het zoroastrisme in Klein-Azië. Ook in Griekenland was dit het geval. Sinds de Perzische strafexpedities naar Griekenland was er namelijk sprake van een zekere Griekse fascinatie voor alles wat Perzisch was. Pythagoras beschouwde zichzelf bijvoorbeeld als Zoroasters leerling en Aristoteles bevestigde dat zijn meester Plato al zijn kennis van de profeet had verworven. De opsomming van Diogenes Laertius laat zien dat de doctrines van Zoroaster een geliefd onderwerp van discussie vormden. Onder de filosofen van de vroege Academie en de Peripatos genoot de persoon Zoroaster groot aanzien. In deze periode werden vroegst uit de derde eeuw van onze jaartelling dateren. De vraag wat de zoroastrische beïnvloeding van de eschatologie van het christendom nu inhoud lijkt daarmee alleen bij benadering te kunnen worden beantwoord. 62 veel werken aan hem toegeschreven in de hoop dat deze daardoor een grotere autoriteit genoten. De fascinatie voor het oriëntaalse nam na de val van het Perzische Rijk alleen maar toe. Veel Perzisch erfgoed, waaronder een door Alexander de Grote geroofde versie van de Avesta, kwam nu binnen Grieks handbereik. Zoroaster bleef lange tijd ongekend populair bij de Griekse filosofen en schrijvers. De grote bekendheid die het zoroastrisme in die periode genoot zal de auteur van het Bijbelboek Openbaring niet ontgaan zijn aangezien hij tot dezelfde sociale en intellectuele elite behoorde als veel van de door Diogenes genoemde filosofen. Door het argument betreffende het sociale en intellectuele milieu van de auteur én de bevindingen over de geografische verspreiding van het zoroastrisme in Klein-Azië samen te voegen leidt dit betoog tot de volgende conclusie: de auteur van het bijbelboek de Openbaring van Johannes had een gedegen kennis van het zoroastrisme en hij gebruikte deze kennis bewust of onbewust als model in zijn werk. 63 5. Appendices In onderstaande appendices zijn de in de tekst opgenomen verwijzingen steeds vetgedrukt. 5.1 Zoroaster in de klassieke literatuur Onderstaande lijst bevat de namen van klassieke auteurs en geschrift(en) die de naam Zoroaster of Zarathustra vermelden. Alleen de auteurs en de geschriften waarvan in deze scriptie gebruik is gemaakt of waarnaar wordt verwezen zijn geëxpliceerd. o Abdias o Clemens Romanus o Afer, C. Marius Victorinus o Cornelius Alexander Poluhistor o Agathias Scholiastikos o Cotelerius o Ailios Theos o Cyrillus Alexandrinus o Ainaias of Gaza o Deinon o Alcuinus o Diodorus Siculus XVII.72.1-6 o Alexander Poluhistor o Diodorus of Eretria o Ammianus Marcellinus XVII.5.3-5 o Diogenes Laertius o Anathemas o Dion Chrusostomos o Anonymi Vita Platonis o Ephiphnios o Apuleius Madaurensis o Euboulos o Aristoteles o Euchologion o Aristoxenos o Eudemos of Rhodes o Arnobius o Eudoxus o Athenokles o Eusebius o Augustinus o Fragmenta Hist. Graecorum o Aurelius Prudentius o Geoponica o Basilios o Georgios Hamartolos o Berosos o Georgios Kedrenos o Cedrenus o Georgios Sunkellos o Chaldaean Oracles o Gregorios o Chronicon Paschale o Goarius o Claudianus Mamertus o Gregorius Turensis o Clemens Alexandrinus o Hamartolos 64 o Hektaios o Petros Sikelos o Hellanikos of Lesbos o Petrus Comestor o Herakleides of Pontos o Philon of Byblos o Herennios or Philo of Byblos o Photius o Hermippos o Plato o Hermodoros Platonikos o Plinius Secundus o Herodotus: Historiae I.131.1-3 o Plutarchus: De Isid. et Osir. o Hieronymus XLVI o Hugo de St. Victore o Poluhistor o Isidorus o Porphurios o S. Johannes Chrusostomos o Porphurios o Johannes Ludos o Prokopius Gazaios o Johannes Malalas o Prudentius o Justinus o Scholiasticus Bassu o Julius Solinus o Scholion o Kassianos Bassos o Symmachos o Kedrenos o Solinus Polyhistor, C. Iulius o Kelsos o Suidas o Kephalion o Sunkellos o Klearchos of Soli o Theon Smernaios o Ktesias o Theodoretos Kuraios o Kurillos Alexandrinos o Theodoros of Mopsuestia o Logia of Zoroaster o Theologoumena Arithmetika o Lukianos o Theopompos o Magika Logia of Zoroaster o Victorinus o Michael Glukas o Xanthos of Lydia o Migne ed. Patrologiae Curs. Comp. o Zoroaster o Migne ed. Patrologiae Curs. Comp. o Zoroastrian Logia o Nikolaos of Damascus o Oracles of Zoroaster o Origenes o Orosius o Ostanes o Panodoros 65 Bron: A.V. Jackson Williams, Zoroaster : the prophet of ancient Iran (New York 1899) 226230. 5.2 Dynastieën en regeerders in Perzië: Meden* o Deioces (728 – 675 v. Chr.) o Phraortes (675 - 653 v. Chr.) o Scythische overheersing o Cyaxares (625 – 585 v. Chr.) o Astyages (585 – 550 v. Chr.) Achaemeniden o Achaemenes o Teispes o Cyrus II de Grote (ca. 580 – 530 v. Chr.) begin van het Achaemenidische Rijk o Cambyses II (Kambiz), (530 – 522 v. Chr.) o Darius I de Grote (522 – 486 v. Chr.) o Xerxes I (Khashyar), (486 – 465 v. Chr.) o Artaxerxes I (465 – 425 v. Chr.) o Xerxes II (425 – 424 v. Chr.), 45 dagen o Darius II (423 – 404 v. Chr.) o Artaxerxes II (404 – 359 v. Chr.) o Artaxerxes III (359 – 339 v.Chr) o Arses (338 – 336 v. Chr.) o Darius III (336 – 330 v. Chr.) Hellenistische periode o Alexander (III) de Grote (330 – 323 v. Chr.) o Philippus III (Arrhidaeus) (323 – 317 v. Chr.) o Alexander IV (323 – 312 v. Chr.) Seleuciden (Diadochen periode) o Seleucus I Nicator (Satraap 311 - 305 v. Chr., Koning 305 v. Chr. - 281 v. Chr.) o Antiochus I Soter (mede-regent vanaf 291, regering 281 - 261 v. Chr.) o Antiochus II Theos (261 - 246 v. Chr.) o Seleucus II Callinicus ( 246 - 225 v. Chr.) o Seleucus III, Ceraunus of Soter, ( 225 - 223 v. Chr.) o Antiochus III de Grote (223 - 187 v. Chr.) Arsaciden, Parthische Rijk o Arsaces (238 – 217/211? V. Chr.) o Artabanus Ardawan of Arsaces II, (211 – 191 v. Chr.) o Priapatius I (191 – 176 v. Chr.) o Phraates I (176 – 171 v. Chr.) Phil-Hellenistische periode o Mithradates I (171 – 138 v. Chr.) o Phraates II (138 – 128 v. Chr.) o Artabanus I (128 – 123 v. Chr.) Mithradates II de Grote (123 – 87 v. Chr.) Gotarzes (90 – 80 v. Chr.) Orodes I (80 – 77 v. Chr.) Sanatruces (77 – 70 v. Chr.) Phraates III (70 – 57 v. Chr) Mithradates III (57 – 55 v. Chr.) Orodes II (57 – 37 v. Chr) Phraates IV (37 - 2 v. Chr.) Phraates V (2 v. Chr. – 4 na Chr.) Orodes III, (4 – 7) Vonones (7 – 11) Anti-Hellenistische Periode o Artabanus II (12 – 38) o Gotarzes II (38 – 51) o Vardanes I (39 – 45) o Vonones II (51) o Vologases I (51 – 78) o Vardanes II (55 – 58) o Vologases II (77 – 80) o Artabanus III (80 – 81) o Pacorus (78 – 105) Einde van het Parthische Rijk o Vologases III (105 – 147) o Osroes (109 – 129) o Mithridates IV (129 – 147) o Vologases IV (147 – 191) o Vologases V (191 – 208) o Vologases VI (208 – 222) o Artabanus IV (213 – 224) Sassaniden o Ardashir I (224 – 241) o Shapur I (241 – 272) o Hormizd I (272 – 273) o Bahram I (273 – 276) o Bahram II (276 – 293) o Bahram III (293) o Narses (293 – 302) o Hormizd II (302 – 309) o Shapur II (309 – 379) o Ardashir II (379 – 383) o Shapur III (383 – 388) o Bahram IV (388 – 399) o Yazdegerd I (399 – 420) o Bahram V Gur (420 – 438) o Yazdegerd II (438 – 457) o Hormizd III (457 – 459) o Piruz (457 – 484) o Balash (484 – 488) o Kavadh (Qobad) I (488 – 496) o Tamasb (496 – 499) o o o o o o o o o o o 67 o o o o o o o o o o o o o o o Kavadh I (499 – 531) Khosrow I (Anushirvan) (531 – 579) Hormizd IV (579 – 590) Khosrow II Parviz (590) Bahram VI (590 – 591) Khosrow II Parviz (591 – 628) Bestam (in Medië) (591 – 596) Kavadh (Qobad) II Shiruye (Siroes) (628 – 630) Ardashir III (628 – 630) Shahrbaraz (630) Purandokht (629 – 631) Azarmedukht (631 – 632) Hormizd V (631 – 632) Khosrow III (632 – 633) Yazdegird III (632 – 651) * Tegenwoordig wordt het bestaan van het Medische Rijk door veel wetenschappers ernstig betwijfeld. Bovenstaande lijst is voornamelijk gebaseerd op Herodotus. Zie ook pagina 28. Bron: Encyclopaedia Britannica, elfde editie, Cambridge University Press. 68 Literatuur Afnan, Ruhi Muhsen, Zoroaster’s influence on Greek thought (New York 1965) Barnard, Marcel en Bert Jan Lietaert Peerbolte red., Openbaringen en visioenen. Betekenis en invloed van het boek Openbaring (Zoetermeer 2003) Bartelink, G.J.M., Het vroege christendom en de antieke cultuur (Muiderberg 1986) Boyce, Mary, Zoroastrians: their religious beliefs and practices (Londen 1979) Boyce, Mary ed., Textual sources for the study of Zoroastrianism (Manchester 1984) Boyce, Mary, A history of Zoroastrianism vol. I. The early period (Leiden 1975) Boyce, Mary, A history of Zoroastrianism vol. II. Under the Achaemenians (Leiden 1982) Boyce, Mary en Frantz Grenet, A history of Zoroastrianism vol. III. Zoroastrianism under Macedonian and Roman rule (Leiden 1991) Collins, John J., The apocalyptic imagination. An introduction to the Jewish matrix of Christianity (New York 1984) Corby Finney, Paul, The invisible god. The earliest Christians on art (Oxford 1994) Cuppy, Will, The decline and fall of practically everybody (New Hampshire 2002) Dawson, Miles Menander, The ethical religion of Zoroaster. An account of what Zoroaster taught, as perhaps the very oldest and surely the most accurate code of ethics for man, accompanied by the essentials of his religion (New York 1931) Drijvers, Jan Willem, Jan de Hond en Heleen Sancisi-Weerdenburg red., "Ik hadde de nieusgierigheid": de reizen door het Nabije Oosten van Cornelis de Bruijn (ca. 1652-1727) (Leiden 1997) Duchesne-Guillemin, Jacques, The Western response to Zoroaster (Oxford 1958) Duchesne-Guillemin, Jacques, Symbols and Values in Zoroastrianism. Their survival and renewal (New York 1966) Eddy, Samuel K., The King is dead. Studies in the Near Eastern Resistance to Hellenism 33431 BC (Lincoln 1961) Elsner, Jas, Imperial Rome and Christian triumph. The art of the Roman Empire AD 100-450 (Oxford 1998) Finley, M.I., Ancient slavery and modern Ideology (London 1980) 69 Fraser, James George, The Golden Bough. A study in Magic and Religion. A new abridgement from the second and third editions (Oxford 1994) Frend, W. H. C., The Donatist Church. A movement of protest in Roman North Africa (Oxford 2000) Gibbon, Edward, A History of the Decline and Fall of the Roman Empire, Vol. III. Smeaton Oliphant ed. (New York z.j.) Habicht, Christian, Pausanias’ guide to Ancient Greece (Londen 1998) Hanegraaf, W.J., Dictionary Of Gnosis & Western Esotericism. Vol. II (Leiden 2006) 11821183. Harpur, Tom, The pagan Christ. Recovering the lost light (Toronto 2004) Haug, Martin, Essays on the sacred language, writings and religion of the Parsis: studies on zoroastrian religion and the Zend-Avesta, their origins, development, structure, texts and linguistic composition (Londen, 2e ed. 1878) Henning, Walter Bruno, Zoroaster: politician or witch doctor? (Oxford 1951) Henten, J.W. van, ‘En de draak werd toornig op de vrouw (Openbaring 12:17)’, in: A. de Jong red., Kleine Encyclopedie van de Toorn (Utrecht 1993) Hinnells, J.R., ‘Zoroastrian saviour imagery and its influence on the New Testament’, Numen 16:161-185 (Dec. 1969) Hinnells, J.R., ‘Iranian influence upon the New Testament’, Commémoration Cyrus: Actes du congrès de Shiraz 1971 et autres études rédigées à l’occasion du 2500e anniversaire de la fondation de l’empire Perse (Acta Iranica II; Leiden 1974) Hopfe, Lewis M. and Mark R. Woodward, Religions of the World (New Jersey 20059) Hopkins, Keith, A world full of gods. Pagans, Jews and Christians in the Roman Empire (Londen 1999) Israel, Gerard, Cyrus le Grand. Fondateur de l’empire Perse (Paris 1987) Jackson, A.V. Williams, Zoroaster: the prophet of ancient Iran (New York 1899) Jensen, Robin Margaret, Face to face. Portraits of the divine in Early Christianity (Minneapolis 2005) Jong, Albert de, Traditions of the Magi. Zoroastrianism in Greek and Latin literature (Leiden 1997) Lendering, Jona, Alexander de Grote. De ondergang van het Perzische Rijk (Amsterdam 2004) 70 Lietaert Peerbolte, Lambertus Johannes, The antecedents of antichrist. A traditio-historical study of the earliest Christians views on eschatological opponents (Leiden 1995) Masani, Rustam, Zoroastrianism: the Religion of the Good Life (New Delhi 2003) Mathews, Thomas Francis, The clash of gods. A reinterpretation of Early Christian Art (Princeton, New Jersey: Princeton Univ. Press, 1993) Meijer, Fik, Keizers sterven niet in bed. Van Caesar tot Romulus Augustulus, 44 v. Chr.-476 n. Chr. (Amsterdam 2004) Meijer, Fik, Paulus’ zeereis naar Rome. Een reconstructie (Amsterdam 2000) Meijer, Fik, De Oudheid van opzij. Oudhistorische notities (Leiden 1997) Moulton, James Hope, Early Zoroastrianism. Lectures delivered at Oxford and in London (Londen 1913) Muhsen Afnan, Ruhi, Zoroasters influence on Greek thought (New York 1965) Nietsche, Friedrich, Also sprach Zarathustra: ein buch für allen und keinen (Stuttgart 1941) Nyberg, H.S., Die Religionen des Alten Iran (Leipzig 1938) Oldenberg, Hermann, Die Religion des Veda (Stuttgart 1917) Roaf, Michael, Cultural Atlas of Mesopotamia and the Ancient Near East (New York 1990) Saïd, Edward W., Orientalism (New York 1978) Sancisi-Weerdenburg, Heleen, Geschiedenis van het Perzische Rijk (Houten 1982) Sancisi-Weerdenburg, Heleen, ‘The light and the dark: a cultural history of dualism’, in: Theoretische Geschiedenis Vol. 23 (19 ) 375-380. Sancisi-Weerdenburg, Heleen, Yaunā en Persai: Grieken en Perzen in een ander perspectief (Groningen 1980) Sancisi-Weerdenburg, Heleen, Persepolis en Pasargadae in wisselend perspectief: Iraanse oudheden beschreven en getekend door Europese reizigers (Leiden 1989) Sancisi-Weerdenburg, Heleen, Herodotus (Bussum 1994) Sanders, Jack T., ‘Whence the First Millenium? The sources behind Revelation 20’, New Test. Stud. 50 (Cambridge 2004) 444-456. Sawyer, John F.A., Sacred languages and sacred texts (Londen 1999) Ste. Croix, G.E.M. de, ‘Early Christian attitudes to property and slavery’ in: Derek Baker ed., Church, society and politics (Oxford 1975) 71 Stapper, Léon e.a., Van Abelard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de Renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater (Nijmegen 1994) Stark, Rodney, The rise of Christianity. How the obscure, marginal Jesus Movement became the dominant force in the Western World in a few centuries (San Francisco 1997) Strootman, Rolf, Gekroonde goden. Hellenistische vorsten van Alexander tot Kleopatra (Amsterdam 2005) Tilley, Maureen A., The Bible in Christian North Africa. The Donatist World (Minneapolis 1997) Vermes, Geza, Jesus the jew. A historian’s reading of the gospel (Londen 1973) Wray, T.J. en Gregory Mobley, The birth of Satan. Tracing the devil’s biblical roots (New York 2005) Zaehner, Robert Charles, Zurvan: A Zoroastrian Dilemma (Oxford 1955) Zaehner, Robert Charles, The Dawn & Twilight of Zoroastrianism (Londen 1961) 72