Netwerken. Netwerken ondersteunen ons dagelijkse leven: Vroeger : Praten, Telefoon, Televisie, Post Nu: Webgebaseerde communicatie: Skype, MSN, E-banking, E-mail,... Eerste datanetwerken: Karaktergebaseerde informatie doorsturen: Typische terminal – mainframe toepassing 90’s : WWW -> internet Huidige datanetwerken : Voice, Video Streams, Tekst, Grafische Bestanden... Netwerken ondersteunen: het leerproces: online cursussen, courseware, packet tracer ons werk: collaboration software, intranet, extranet ontspanning: games, boeken, films, muziek.. Communicatie vereist regels die de communicatie in goede banen moet leiden -> protocollen Protocollen bevatten: - zender & ontvanger - overeenkomstige manier van communicatie - gemeenschappelijke taal en gramatica - een overeengekome snelheid en timing - bevestiging Kwaliteit is heel belangrijk bij netwerken. Externe problemen: - Kwaliteit van weg tussen zender en ontvanger - Omzetten van het formaat van het bericht - aantal keer dat het bericht vernadert van pad - Het aantal berichten dat tegelijk gestuurd wordt Interne problemen: - de grootte van het bericht - de complexiteit van het bericht - de belangrijkheid van het bericht 1 groot netwerk dat al het verkeer afhandelt is niet haalbaar. Verschillende kleinere verbonden netwerken kunnen dit wel. (= de sterkte van internet) Elementen van een netwerk: Regels: Protocol dat gevolgd wordt Medium: Tussen apparaten Berichten: Informatie die van het ene naar het andere apparaat gaat Apparaten: Apparaten die nodig zijn voor het versturen van informatie 1 Protocollen Service Protocol World Wide Web E-mail HTTP (Hypertext Transport Protocol) SMTP (Simple Mail Transport Protocol) POP (Post Office Protocol) XMPP (Extensible Messaging and Presence protocol) OSCAR (Open System for Communication in Realtime) SIP (Session Initiation Procol) Instan Message (Jabber;Aim) IP Telephony Netwerkarchitectuur Foutentolerantie door reduntatie: zorgt voor alternatieve paden wanneer er een apparaat of link failt. De gebruiker merkt hier niets van Schaalbaarheid: je kan er apparaten/switchen/.. bij aansluiten zonder dat de prestatie achteruit gaat voor de gebruikers Quality of Service: geeft voorang aan de media dat het belangrijkste is. Beveiliging: administrators beschermen hun netwerk door software of hardware security en door physieke toegang tot het netwerk te voorkomen. Foutentolerantie in netwerken: - Ineternet = uitvinding van US Department of Defense - Circuit-switched netwerken (connection-oriented) * bestaande infrastructuur was vroeger typisch circuit-switched vb: Telefoon * eerst verbinding opzetten, dan data-uitwisseling * Connection-oriented Wanneer er ergens een probleem was tussen de zender en ontvanger viel de lijn weg >> Slechte betrouwbaarheid (geen foutentolerantie) * Circuit kan maar voor 1 gesprek gebruikt worden - Packet-Switched netwerken (connectionless networks) * Om foutentolerantie in te voeren koos men voor packet-switching * Bericht wordt opgebroken in pakketten Elk pakket bevat sender/receiver info voor adressering * Elk pakket kan een andere route volgen pakketten kunne verloren gaan en opnieuw aangevraagd worden * Connectionless Geen verbinding opzetten (fysiek) alvorens te kunnen sturen Verbindingen zijn constant aanwezig 2 Schaalbaarheid: - Groei moet mogelijk zijn, zonder grote veranderingen aan de core - Tier-1 ISPs (Internet Service Provider) netwerken vormen de bovenste laag - Aan de Tier-2 ISPs hangen de lokale ISPs (bv belgacom, telenet, fulladsl,..) - Onder de lokale ISPs hangen de bedrijfsnetwerken & thuisnetwerken Quality of Service (QoS): - Gebruikers zijn gewend aan de kwaliteit van diensten * Constante up-time * Redelijke responstijden * weinig of geen pakketten die verloren gaan - Data moet afhankelijk van de funcite prioriteiten krijgen * Tijdsgevoelige data vb: Voice over Ip * Niet-Tijdsgevoelige data vb: web-pagina ophalen, mail versturen * Belangrijke data voor het bedrijf vb: transacties * Ongewenste communicatie vb: File sharing, youtube, chatten Netwerk Security Ineternet is de drijfveer voor nieuwe toepassingen, maar ook voor nieuwe vormen van criminaliteit - Zeer uiteenlopende aanvallen * Persoonlijke gebruikers (VISA-gegevens, online banking) * Hele netwerken of services (DoS-Attack) * Bedrijven: stelen van belangrijke informatie - Belangrijke eisen * Confidentialiteit: authenticatie Ben jij degene wie je zegt dat je bent? * integriteit: encryptie Niemand kan communicatie afluisteren * Beschikbaarheid Firewalls, SPOF vermijden Mobiele communicatie wordt zeer belagnrijk: PDA, Wireless netwerken Groeiend aantal genetwerkte apparaten: Telefoons, PDA, VOIP, iPhone Groeiend aantal services 3 Elementen van communicatie 3 belangrijke elementen bij elk vorm van communicatie: 1) Bron (sender): iets/iemand die een bericht wil sturen naar iets/iemand 2) Doel (destination): Iets of iemand die een bericht otvangt en interpreteert 3) Kanaal (channel): Media waarvoor het bericht wordt “Verzonden” Versturen van berichten Computernetwerken versturen zeer uiteenlopende data, dit kan gaan van kleinere berichten bv mailtje tot een zeer groot bericht bv foto in hoge resolutie. Een oplossing is het bericht in segmenten opdelen. Voordelen hiervan zijn: multiplexing en een verbeterde efficientie doordat de segmenten verschillende paden kunnen volgen. Een nadeel an die segmentatie is een verhoogde complexiteit Componenten in een netwerk Eenvoudige netwerken directe verbinding tussen 2 pc’s Ingewikkelde netwerken vele tussenliggende stations communicatie kan over lange afstand lopen hardware componenten PC, router, switch, hub,.. bekabeling software componenten services software die op netwerkapparaat draait End devices Zender of ontvanger van berichten Host vb: Computers: workstations, laptops, servers network printers VOIP telefoons Cameras PDA Weerstation Host address = uniek fysiek adres De functionaliteit van tussennliggende apparaten van sender naar ontvanger van vb: Hubs, Switches, Wireless Access points, modems, routers... is : Routering, Hergenereren van signalen, Detecteren van alternatieve routes , QoS,.. Vandaag de dag zijn er 3 belangrijke netwerkmedia: Koper, fiber en wireless 4 Local Area Network (LAN) - Groep van End Devices en gebruikers onder 1 gezamelijke administratie - Verbonden via hogesnelheidsnetwerk - In een beperkte fysieke locatie (zelfde campus, gebouw vroeger zelfde kamer/verdiep) Wide-Area Network (WAN) - Een type netwerk dat verschillende LANs die ver uit elkaar liggen interconnecteert - Typisch over lange afstand - Gebrik makenv an lijnen van ee netwerkprovider (<-> LAN) Internet : een netwerk van netwerken vroeger: communicatie beperkt tot lan nu: LANs interconnecteren via WAN = internet zogenaamde “internetwerken” ISPs vormen de “lijm” Netwerkprotocollen Bij menselijke communicatie wordt het protocol aangeleerd of volgt men zn ervaring, Bij netwerkprotocolen moet zeer duidelijk vastliggen (technisch): Wat de structuur is van de berichten De manier waarop route-informatie wordt uitgewisseld Hoe en wanneer fouten-en systeemberichten worden gestuurd Hoe een data transfer wordt opgezet/afgebroken Protocollen en industry standards Standaarden worden vastgelegd door standaardisatie-organisaties. Ze zorgen ervoor dat hardware van verschillende fabrikanten toch kan samenwerken. bv: Netwerkkaart van 3com verbondne met een Linksys switch - IEE: Institute of Electrical and Electronics Engineers - IETF: Internet Engineering Task Force - IAB: Internet Architecture Board Interactie protocollen Web browser die met web server communiceert - Application Protocol * HTTP: Hypertext Transfer Protocol: legt vast op welke manier de client en server html-bestanden uitwisselen (bv. GET, POST) - Transport Protocol * TCP: Transport Control Protocol: Ddeelt grotere berichten op in kleine segmenten om deze te versturen - Internetwork Protocol * IP: Internet Protocol: neemt segmenten van TCP en pakt deze in een “enveloppe” met adresseringsinformatie - Network Acces Protocol * Hoe wordt data op de draad gezet? 5 Technologie-onafhankelijke protocols Een protocol hangt meestal niet af van technologie - HTTP definieert niet dat de browser die wordt gebruikt in een bepaalde programmeertaal moet gemaakt worden. Of dat de machine windows moet draaien. Ieder apparaat dat een browser heeft dat HTTP ondersteunt kan surfen. Gelaagde modellen Worden in veel takken van de informatica gebruikt. (Software ontwikkeling, besturingssystemen,..) Voordelen: - Helpt bij protocolontwerp: interface duidelijk omlijnt - Concurrentie: producten van verschillende producenten werken samen - Wijziging in een laag blijft lokaal - helpt om netwerken beter te begrijpen 2 Soorten modellen Protocol model - Model dat de werking van een protocol-suite beschrijft - Functionaliteit die in werkelijkheid voorkomt - bv TCP/IP Referentie model (reference model) - Algemene referentie - Helpt om algemene principes beter te verstaan -bv OSI model TCP/IP - ontwropen in 70’s - internet model dat vandaag nog bestaat - open standaard - protocols van TCP/IP staan beschreen in RFC’s (Request For comments) Technische dossiers (text-files) waarin de protocols beschreven staan opgesteld door de IETF Application Transport Internet Network Access Application Transport Internet Network Acces Van application naar network ENCAPSULATIE Van network Acces naar application DECAPSULATIE Protocol data units (PDU) en encapsulatie PDU - De vorm dat een stukje data aanneemt op eender welke laag vb: segment op laag 4, packet op laag 3, frame op laag 2 Encapsulatie - Bij het versturen wordt het ene PDU ingepakt in het andere, dit is encapsulatie 6 OSI model - International Organization for Standardization (ISO) - Op basis van bestaande protocollen: TCP/IP, DECnet - Nooit echt “gebruikt” omwille van populariteit TCP/IP - Gids bij netwerkcommunicatie Producenten van netwerkhadware verwijzen altijd naar dit model - OSI Definieert Lagen + welke functies in welke laag Hoe informatie door een netwerk stroomt Begint met encapsulatie en eindigt met decapsulatie Laag 7: Application Laag 6: Presentation Laag 5: Session Laag 4: Transport Laag 3: Network Laag 2: Data Link Laag 1: Physical All People Seem To Need Data Protection Laag 7: - dichtste bij de gebruiker - Aanbieden van netwerkservices aan gebruikersapplicaties - Biedt geen dienst aan aan andere OSI lagen - End-to-end connectiviteit VB: FTP, DNS, HTTP, telnet Laag 6: - Ervoor zorgen dat de informatie die de applicatielaag zendt kan gelezen worden op het andere systeem - Indien nodig, vertalen tussen meerdere dataformaten * Tot een gemeenschappelijk formaat - vb: encryptie, decryptie,.. -vb van standaarden: MIDI, MPEG voor geluid en film JPEG, TIFF, PICT voor afbeeldingen Laag 5: - Opzetten, beheren en afsluiten van sessies tussen 2 communicerende hosts - Aanbieden van diesten aan presentatielaag synchroniseren van dialoog tussen beide presentatielagen - gebruik maken van transportlaag - voorzieningen voor: serviceklassen, uitzonderingen vb: Network File System, X-window System, Appletalk Session Protocol 7 Laag 4: - segmenteren van data (zender) - Herassembleren van gesegmenteerde data (ontvanger) - scheiding transportlaag – sessielaag: belangrijk scheiding tussen de applicatieprotocols – data- flow protocols - Data-transport aanbieden sessielaag * Verbergen van transport-implementatiedetails - Betrouwbaarheid: opzetten, onderhouden en afsluiten van virtuele circuits (virtueel communicatiekanaal opzetten) vb: Transmission Control Protocol -> betrouwbaar User Datagram Protocol -> onbetrouwbaar Laag 3: - complexe laag - verbinding en padselectie tussen twee hosts - logische adressering Vb: internet protocol / internetwork Packet Exhange/ Appletalk Laag 2: - betrouwbaar transport van data over fysieke link - fysieke adressering - netwerktopologie - Netwerktoegang (tegelijk? Token passing?) - signaleren van fouten - geordend afleveren van frames - flow control - vb: Ethernet, Token Ring, ISDN, PPP, Frame Relay Laag 1: - Elektrische, mechanische, procedurele en functionele specificaties voor activeren onderouden en afbreken van een fysieke verbinding tussen eindsystemen Typische karakteristieken: - voltages - timing van voltagewissels - fysieke snelheden - maximale verzendafstanden - fysieke connectoren 8 OSI vs. TCP/IP - OSI deelt applicatie – en network acces lagen verder in - TCP/IP zegt neits over fysieke medium op network acces laag - layer 3 en 4 zijn hetzelfde OSI MODEL TCP/IP Model 7: application 6: Presentation 5: Session Application 4: transport Transport 3: Network Internet 2: data link 1: physical Network acces Het OSI en TCP/IP model -OSI Open system interconnect reference model gids voor netwerkprotocol ontwerp bestaat uit 7lagen OSI: Application layer, Presentation layer, Session Layer TCP/IP: Application layer Laag7: Application layer: Vooral uitwisselen van data mogelijk maken DNS (Domain Name System) DNS -> Ipadres omzetten HTTP (hyptertext transfer protocol) webpagina’s uit te wisselen SMTP (simple mail transfer protocol) mails uitwisselen Telnet Plaintext remote shell toelaten voor remote acces FTP interactief bestanden uitwisselen tussen systemen Elk van de bovenstaande protocols ligt vast in een RFC (IETF) Laag 6: Presentation layer: 3 Primaire functies Coderen en converteren van data compresseren en decompresseren van data Encryptie en decryptie van data vb: Quicktime, MPEG, GIF, JPEG, TIFF Laag 5: Session layer Gesprekken tussen source en destination onderhouden De meeste applicaties voorzien zelf ook functionaliteit van laag 5&6 9 Software inde applicatielaag Deze laat ons toe om met het netwerk te werken -Network-aware applicaties: browser, mail client.. - application layer services: web service, netwerkprinter delen,.. Applicatielaag: interactie met de mens en met laag 6. Applicatielaagprotocol moet aan beide zijden overeenkomen Heel wat functionaliteiten op applicatielaagniveau: - Client-server model: client stuurt informatie-aanvraag, server antwoordt Servers: een apparaat dat antwoordt op requestst van de client is een SERVER soms extra functionaliteit zoals authenticatie. Op de server draait meestal achtergrondproces (daemon) dit proces luistert en antwoordt op aanvragen (‘listening’) Kan meerdere services aanbieden, kan de service tegelijkertijd aan meerdere clients aanbieden. Duidzenden gebruikers kunne naar nen website surfen. Client server model 1 belangrijke machine= server. Zwaardere hardware dus meerderwaardig. Typische SPOF , single point of failure. Peer-to-peer netwerken zijn apparaten evenwaardig Geen dedicated server nodig Geen echte client/server rollen (kunnen snel wisselen) gedecentraliseerd - Apparaat is zowel client als server -iedereen kan communicatie initieren en is evenwaardig hybride vormen mogelijk bv torrents (1 of meedere servers om elkaar te vinden, eens partner gevonden , kan de communicatie peer to peer gebeuren). Delen van bestanden, verschillende client applicaties die hetzelfde protocol ondersteunen. (limewire, bearshare, morpheus,..) Transport layer zal een poortnummer gebruiken om de service te kunne onderscheiden voor wie het segment bedoeld is. Dit is de link tussen layer 7 en 6. Elke service heeft een eigen poortnummer. DNS: TCP/UDP poort 53 HTTP: TCP poort 80 SMTP: TCP poort 25 POP: TCP poort 110 Telnet: TCP poort 23 DHCP: UDP poort 67 FTP: TCP poort 20 en 21 10 HTTP: hypertext transfer protocol Request/response protocol - Client stuurt een GET request naar webserver - Webserver ontvangt GET en stuurt Webpg terug - client ontvangt webpg en interpreteert deze - GET: webpg opvragen - POST: invoeren van gegevens (form), doorsturen naar webserver - HEAD: enkel header van het op te vragen doc. Vragen - PUT: bestanden uploaden naar server HTTP is niet beveiligd, maar kan beveiligd worden met authenticatie/encryptie zoals HTTPS FTP: File Transport Protocol -> uitwisselen van bestanden - FTPd (daemon) op server - verbindingsproces: Eerst intieert de client connectie op poort 21 (gebruikt voor doorgeven van commando’s), daarna zet de client een tweede connectie op naar poort 20 (gebruikt voor de echte file-transfer) Transport layer: - Segmenteren van data, herassembleren van data header toevoegen om te weten tot welke communicatie het segment behoort. - Verschillende communicaties tussen applicaties op source en destination hosts beheren. weten naar welk applicatielaagprogramma de data moet - Verschillende applicaties identificieren poortnummers Transportlaag is de link tussen applicatielaag en de lagen die verantwoordelijk zijn voor datatransmissie over een netwerk. Doel kan uiteenlopend zijn, sommige programma’s vereisen: - strikte volgorde van segmenten - kunnen geen segmenten missen - moeten alle segmenten aankrijgen - kunnen bepaalde vertraging tolereren (vb website moet alles aankrijgen maar mag met dlay) - sommige zijn zeer tijdskritisch (VoIP) Verschillende diensten: - betrouwbare aflevering van segmenten - onbeterouwbare aflevering maar snelle levering van segmenten 11 Beheren van conversaties: - Segmenteren en herassembleren *meeste netwerken hebben max grootte voor de PDU * op source data segmenteren * op destination data herassembleren - multiplexing van conversaties * Sessie opzetten * Beterouwbare levering (indien nodig) * Juiste volgorde levering * Flow Control (netwerk ni overspoeld wordt, beperkt qua bandbreedte) Ondersteunen van betrouwbare communicatie: - applicatielaag-protocollen vereisen betrouwbare communicatie - basisfunctionaliteiten voor betrouwbaarheid: * lijst bijhouden van reeds verstuurde data * ontvangen data bevestigen * niet aangekomen (bevestigde) segmenten opnieuw versturen -> wordt opgenomen in den transport header TCP & UDP 2 belangrijke prot. In transpl. UDP: Verbindingloos Best efoort delivery (geen garanties) 8 bytes overhad voor ehader (quasie geen informatie nodig) TCP: Verbindingsgericht Voorzieningen (volgorde van aflevering, betrouwbare levering, flow control) 20 Bytes overhead voor deze voorziening in de header Poortadressering: - UDP & TCP moet weten aan welk applicatie de data moet worden doorgegeven - Telkens 2 poortnummers (source destination) - Poortnummers worden toegekend op versch manieren. Client >= 1024, server < 1024 - IP + Poortnummer = SOCKET -> identifeceerd op unieke wijze de verbinding - Poorten worden uitgedeeld door IANA: Internet Assigned Number Athority TCP Betrouwbaar: Betrouwbaarheid kan enkel door eerst afsrpaken te maken: - bij tcp wordt eerst connectie aangemaakt -> zender en ontvanger klaar voor betrouwbare communicatie. Ontvanger verstuurt bevestigingen voor elk ontvangen segment -> indien niet na bepaalde tijd ontvangen segment opnieuw verzonden 12 TCP server processen: Elke server-side process heft een uniek poortnummer -> er kunnen dus geen 2 services zijn die op hetzelfde poortnummer luisteren TCP sessies beheren: Herordenen van segmenten -> tijdens setup wordt het ISN afgesproken (Initial Sequence Number) vanaf dit nummer steeds 1 verhogen UDP communicatie zonder overhead. Lage overhead vs betrouwbaarheid -> udp voorziet enkel basisfunctionaliteit -> applicaties gebasseerd op UDP zijn daarom niet onbetrouwbaar, kunnen zelf een vorm van betrouwbaarheid inbouwen. Belangrijke protocollen op UDP gebasseerd: DNS/SNMP/DHCP/.. Online games UDP datagram(=segment) herassemblatie NETWERKLAAG: communicatie van host naar host: - voorziet transport end-to-end over een netwerk - adressering Adressen voor eindapparaat voorzien gebasseerd op IPv4 adres = host - encapsulatie Toevoegen van informatie voor L3 netwerk PDU = packet (packet) Informatie omvat source en destination ip-adres - routeren Source en destination zitten niet altijd op zelfde netwerk Routing(selecteren van een pad op basis van destination ip-adres in het packet) gebeurd op alle tussenliggende routers - Decapsulatie bij destination apparaat netwerklaag-header eraf strippen en de rest doorgeven aan de transportlaag - Netwerklaagprotocols IPv4, 6, x, appletalk, CLNS/DECNet 13 IPv4: Verbindingsloos, direct pakketten versturen - vb: brief sturen zonder ontvanger in te lichten - tegenstelling tot TCP - Geen velden toevoegen in header voor onderhouden verbinding - + weinig overhead / - geen garanties Best Effort service (onbetrouwbaar) - zeer kleine header - Betrouwbaarheid wordt op L4 geimplementeerd - Ip dikwijls onbetrouwbaar genoemd Media-onafhankelijk - kunnen op versch. Manieren verstuurd worden: fiber, koper, wireless,.. Inpakken van transportlaag PDU - IPv4 pakket pakt een transportlaag PDU in - Encapsulatie zorgt voor flexibiliteit - routers erken op de netwerklaag Hosts in groupen verdelen - Performantie: Bandbreedte is altijd gelimiteerd, broadcast probleem - Security -Adressmanagement : elke pc uniek IP, kan niet alle adressen kennen van alle computers, hosts die met elkaar communiceren samenplaatsen Hoe indelen? Netwerken van netwerken Routing: Gateway : zal de pakketten naar andere netwerken versturen - packet kan pas doorgestuurd worden als er een route is. - route bevat steeds destination network + next hop (router) Elke router moet een destination hebben routing table moet alle nodige inforamtie bevatten Informatie verkrijgen: Statisch: manueel ingeven: meeste gevallen voor routes die niet wijzigen - elk gekend destination netwerk moet een route hebbe - elke hop moet geconfigureerd zijn - administratief moeilijk te onderhouden Dyniamische routing: extra verkeer voor utiwisselen van data - gebruikt routing protocols - Dynamische routing tabele updaten zich vanzelf. Gaan allemaal tabellen uitwisselen met elkaar. Zo gaan ze altijd weten welk netwerk waar zit. Routing information protocol (rip) Enhanced Interior Gateway Protocol (EIGRP) Open Shortest Path First (OSPF) 14 DATALINKLAAG: ondersteunen en verbinden van hogere lagen - Hoger gelegen lagen de mogelijkheid geven om het medium te gebruiken -> framing - data op het medium plaatsen en ontvangen media acces control technieken -> manier van toegang krijgen foutendetectie Frame: PDU op layer 2 Node: netwerkapparaat aangesloten op een gezamelijk medium media/medium: fysiek communicatiemiddel - Transfers over lokale media beheren - aanmaken van een frame bestaat uit 3 belangrijke delen: Header: informatie voor L2: bv adressen Data : l3 data die verstuurd moet worden trailer: bevat nog extra controle info Volledige frame inhoud: Frame start – Adressering – Type – Quality control – data – error detection – frame stop - upper layer services verbinden met media, datalinklaag is de link tusse de software processen in hogere lagen en de fysieke laag standaarden worden niet vastgelegd in RFC’s Media acces control technieken: Topologie = hoe de verschillende netwerkapparaten geordend zijn en de verbinding tussen deze apparaten Logische topologie: de manier waarop frames over het netwerk reizen, virtuele verbinding tussen nodes Fysieke topologie: de manier waarop hosts fysiek verbonden zijn Vb van topologien: point-to-point, multi-acces , ring Frame van datalinklaag maakt gebruik van Ethernet protocol -> geen bevestiging van frames, maakt gebruik van mac adresse (48bits) 15 Fysieke laag: - Voorziet effectief transport over fysiek kanaal - serie van bits omzetten in voltage, licht, straling,.. - fysieke laag defineert: fysieke media en connectoren representatie van bits op het medium codering van data en extra info ontvanger/verzender circuits bij netwerkapparaten Application + presentation = PDU Session = Data Transport = Segment network = packet datalink = frame physial = bits Werking: Een frame komt nooit geheel voor op het fysieke medium maar bit per bit 3 belangrijke soorten: koper fiber draadloos fundamentele principes van de fysieke laag: - fysieke componenten - data codering (data omzetten in herkenbare patronen voor zender&ontv. Zo kan begin en eindframe herkend worden) - signalisatie manier van voorstellen van 0 en 1 bit, bv versch voltages Datacapaciteit: Verschillende media, verschillende snelheden - bandbreedte, hoeveel bits over een medium kan in een bepaalde tijd, Kbps, Mbps, Gbps,.. Combinatie van netwerkmedium zelf en signalisatie en detectie van signalen. - Doorvoer, hoeveelheid bits die effectief over een medium gaat over een bepaalde tijd, komt niet overeen met bandbreedte, doorvoer is kleiner. Factoren: Hoeveelheid trafiek, type trafiek, aantal nodes op een multi-acces netwerk. - Goodput, hoeeelheid bruikbare data die over een bepaalde tijd kan verzonden worden. Meest interessante voor eindgebruikers. Verschillende soorten fysieke media: koper, glasvezel, draadloos -> standaarden omtrent media: Soort van koer dat gebruikt wordt bandbreedte Connectoren Pinout + kleurencodes in gebruik Maximale overbrugbare afstand 16 Koperen media: Coax bekabeling wordt bijna niet meer gebruikt , enkel kabeltelevisie en internet over kabel. Koperen geleider met daarond isolator rond de isolator : koperen shielding -> bescherming tegen elektromagnetische interferentie rond koperen shielding buitenste beschermlaag +: lange afstand overbruggen, goedkoop - : dikte van d ekabel, duurste installatie 2 varianten: Thinnet: cheapernet, max afstand van 185m Thicknet: dikkere coax, moeilijker te plaatsen , duurder, 500m Samengevat: Snelheid en doorvoer: 10 tot &00 Mpbs kost per node: goedkoop grootte van medium en connectors: middelmatig maximale kabellengte : 500m UTP kabel, (unshielded twisted pair): 4 paren, 8draadjes elk paar is getwist: wegwerken van interne interferentie (crosstalk), wegwerken van externe interferentie(bv van motoren) volgt standaarden: TIA, IEEE Voordelen: Goedkoop, kleine diameter, eenvoudige connectoren Nadelen: maximumlengte niet zo lang, geen aparte shielding tege externe interferentie 3 soorten: straight-trough van host naar switch/hub crossover tussen 2 dezelfde apparaten rollover STP zelfde als UTP maar met extra laagje plastic rond elk draden paar en metalen shield ornd alle dradeparen samen, meer bescherming tege elketromagnetische interferentie -> duurder en niet zo vaak in gebruik Wanneer neit goed geaard word het schild en antenne en is er meer EM interferentie opgevangen Draadloze media: gebruik van radiogolven, geen fysieke barrieres wi-fi, wireless lan WPan, bluetooth GSM, globile system for mobile communication 17 Glasvezel: - kern van glasvezel of plastiekvezel - transporteert licht ipv voltages - zeer grote bandbreedte - imuum voor EM, over lange afstanden toepasbaar - duur, moeilijker te installeren dan koper, voorzichtige installatie(breuken, rekken,..) Licht kan maar in 1 richting gaan over glasvezel -> 2 fibers nodig voor full-duplex, connectoren kunnen 2 fibers bundelen, of apart. Genereren van lichtbundel, laser of led detectie ervan door fotodiodes Singlemode: laser -> langere afstanden, licht enkel in centrum van de kore multimode : led -> korte afstandne, licht kan verschillende paden volgen Ethernet: Eerste lan in de wereld was op basis van Ethernet. Ethernet zit op de onderste 2 lagen. layer 1 : fysieke bekabeling, signalen, topologie,.. layer 2: mac sublaag voor bepalen fysieke componenten voor voorbereiding van data en communicatie zelf Success door: eenvoudigheid en gemakkelijk onderhoud, voorzieningen voor toevoegen nieuwe technologien, betrouwbaarheid en lage kost Ehternet mac-adres : 48 bits ingebakken in netwerkkaart Unicast : aan 1 iemand gericht multicast: aan meerdere bestemmelingen gericht broadcast: aan iedereen gericht Hubs en botsingsdomeinen (collision domain) - door de grote groei van het internet - gebruik van hubs om meerdere apparaten an te sluiten - alle aparaten die aan een hub hangen zitten in zelfde botsingsdomein Ehternet timing : latency, de tijd die nodig is ome en signal over de kabel te laten propageren. Snelheden van 10 Mbps en tranger = Asynchroon 100Mbps en sneller Synchroon Bittijd = de tijd die nodig is om 1 bit te plaatsen op het medium vb 10Mbps = 100ns, 100Mbps = 10ns, … 18 Legacy Ethernet: hubs - hub forwarden de bits naar alle aangesloten apparaten - veroorzaken veel botsingen - : Schaalbaarheid, hoe meer hubs hoe meer kans op botsingen hoe hogere latency - network failure: 1 defect apparaat beinvloedt het hele botsingsdomein Switches delen het netwerk op in aparte botsingsdomeinen - minder kans op botsingen - dedicated bandbreedte per poort - full-duplex Gebruik maken van switching table (welk ma cadres zit op welke poort?) switches en bridges worden meestal als zelfde apparaten beschouwd bridge : 2 interfaces / switche 4,8,12,16, .. Learning: MAC-tabel moet gevuld worden aan de hand van ontvangen frames: bekijken van source MAC Aging: na een tijd wordt een MAC-adres uit de table gewist Flooding: wanneer het destination mac onbekend, zenden naar alle interfaces behalve langs welke het frame binnenkwam. Selective forwarding: indien destination mac bekend enkel via die interface uitsturen Filtering: indien destination mac op zelfde interface als source MAC ARP(address resolution protocol): IP naar MAC omzetten Mapping tussen IP adres en MAC adres Bijhouden van cache mappings Bij verzenden: Indien IP lokaal, rechtstreeks afleveren aan destination host Indien IP remote, afleveren aan default gateway (router) bepalen of IP lokaal of remote is werd eerder besproken aan de hand van netwerkmasker Router as a computer: De functie van een router: Een computer die gespecialiseerd is in het verzenden van paketten over een datanetwerk. Routers zijn verantwoordelijk voro het verbinden van meerder netwerken en de determinatie van het beste pad van de paketten tot aan hun doel. Routers zijn het netwerkcentrum, hebben meestal 2 soorten verbindingen Wan verbinding (verbinding naar de isp) Lan verbinding 19 - Data wordt verzonden tussen 2 hosts in de vorm van paketten - routers bekijken het ontvangst IP-adres en bepalen het beste pad met behulp van routing tabellen Onderdelen van de router: CPU: voert instructies uit RAM: Bevat kopie van het toegepaste configuratie. Bevat ook routing tabblen, wordt gewist bij herstart. ROM: Diagnostische software en boostrap bestand NVRAM (non-voltile Ram): hierin wordt de configuratie in opgeslagen Flash memory: dit zijn de verbindingen van de router. De meest voorkomende poorten: Ethernet, seriele poorten, console poorten Opstartproces: platform nummer naam en IOS versie bootstrap versie opgeslagen in het ROM bestandsnaam en bestandspad aantal interfaces + types hoeveelheid NVRAM hoeveelheid Flashgeheugen configuratieregister De interfaces zijn externe poorten die het fysisch mogelijk maken om paketten te verzenden of te ontvangen Elke interface verbindt een ander netwerk Bestaat uit een socket ofjack aan de buitekant van de router 2 grote groepen, lan en wan , lan is die vanonder wan de brede vanboven rechts de blauwe Simpele routerconfiguratie: Routernaam (moet uniek zijn) ban (beveiliging tegen ongewenste aanvallen) paswoorden interace configuraties (ip adressen, subnetmaskers,..) Routing tabellen worden opgeslagen in het RAM geheugen en bevat: - direct verbonden netwerken - vreemde netwerken - gedetailleerde informatie over de netwerken, volgende hop - shop ip route toont de routing tabellen (Waarom subnet? Om het verlies in adresruimte zo klein mogelijk te houden • Houdt meer rekening met de wensen van het bedrijf) 20 router heeft 3 verschillende modusse (router): -> spectator mode , kan enkel dingen bekijken (router)# -> admin mode (router.config)# -> privilage mode om van admin naar privilage mode heb je paswoord nodig. Statische routes, S in de table, bevat adres, subnetmasker, en ip-adressen van de volgende hop router, .. Wanneer statische routingtabellen gebruiken? Wanneer het netwerk slechts uit een paar routers bestaat wanneer het netwerk verbonden is met het internet via 1 ISP router werkt niet met frames maar pakketen, maar pakketen zitte in frames dus gaat eerst frames uitpakken om pakket te ontdekke, verandert nx aan de frame. Dynamische routing tabele updaten zich vanzelf. Gaan allemaal tabellen uitwisselen met elkaar. Zo gaan ze altijd weten welk netwerk waar zit. vroeger nadeel, er kwam extra verkeer op je internetlijn, maar nu maakt dat niet meer uit, vroeger netwerken veel trager. Dynamische routerprotocollen: RIP / IGRP / EGRP / OSPF Stap 1 - PC1 encapsuleert een paket naar een frame. Een frame bevat het MAC-adres van router 1 (R1) Step 2 – Router 1 ontvangt het Ethernet frame. R1 bekijkt of het MAC-adres van de bestemming overeenkomt met het eigen MAC-adres. R1 stript het Ethernet frame. R1 evalueert het IP pakket. R1 bepaalt het pad van het pakket aan de hand van de routing tabel. R1 encapsuleert het IP pakket in een frame. R1 verstuurt de data via de Ethernet interface (Fa0/1). Step 3 – Data komt aan bij router 2 (R2) R2 ontvangt het Ethernet frame. R2 kijkt of het MAC-adres van de bestemming overeenkomt met het eigen MAC-adres. R2 stript het Ethernet frame. R2 evalueert het IP pakket. R2 bepaalt het pad van het pakket aan de hand van de routing tabel. R2 encapsuleert het IP pakket in een nieuw data link frame R2 stuurt de Ethernet data naar de juiste ontvanger 21