Nanodeeltjes op het schap, is dat veilig? Herbert Blankesteijn Accu's met meer capaciteit die opladen in een flits. Geheugenchips met véél meer gigabytes. Materialen met ongeëvenaarde sterkte of zelfreinigend vermogen. En heel medisch laboratorium op een chip. Zomaar wat beloften van nanotechnologie, een tak van wetenschap waarbij structuren worden gebouwd die 10.000 keer kleiner zijn dan een haardikte. In de woorden van prof. Cees Dekker (TU Delft), een van Nederlands meest prominente geleerden in de nanotechnologie: "Nanotechnologie lijkt het toverwoord te zijn voor beloften van welhaast messiaanse omvang op het gebied van snellere computers, nieuwe materialen, recycling, en ongekende medische vooruitgang." Mooie perspectieven, maar consumenten- en milieuorganisaties maken zich ook zorgen om producten met zogeheten nanodeeltjes: korrels met een grootte tussen 1 en 100 miljoenste van een meter. Ze willen een beter beeld van de mogelijke risico's. Een inventarisatie van de producten, de kennis, en de regels voor consumentenproducten. Sokken met nanodeeltjes van zilver. Zonnebrandolie met titaandioxyde in nanovorm. Als op een product staat dat er nanodeeltjes inzitten, of dat er nanotechnologie is toegepast, wat betekent dat dan? Aan wat voor regels moeten dergelijke producten voldoen? Het blijkt een terrein met nogal wat witte plekken op de kaart. Gelukkig worden de lacunes opgevuld. In Nederland zijn minstens 119 producten op de markt die nanodeeltjes zeggen te bevatten. Dat rapporteerde onlangs de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De VWA heeft zich beperkt tot cosmetica, schoonmaakmiddelen en verpakking van levensmiddelen. In 2007 vond het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) nog maar een kleine 100 van dergelijke producten. Volgens de meeste geraadpleegde deskundigen zijn nanodeeltjes korreltjes met een afmeting van 1 nanometer tot 100 nanometer (Een nm is een miljoenste van een mm). Een menselijke haar is ongeveer een honderdste mm dik, dat is 10.000 nm. De omvang van deze deeltjes is één cruciale eigenschap. Aan de definitie wordt verder meestal toegevoegd dat het kunstmatige stoffen moeten zijn. Anders zouden allerlei natuurlijke structuren (zoals bijvoorbeeld die in melkvetten) er ook onder vallen. De functie van deze nanodeeltjes verschilt sterk per product. De genoemde sokken met zilverdeeltjes, onder andere te koop bij de Hema, zouden de voeten langer geurvrij houden. Dat komt doordat de zeer kleine zilverkorrels een sterke bacteriedodende werking hebben. Titaandioxyde zat altijd al in zonnebrandsmeersels. Het blokkeert de ultraviolette straling die de huid kan verbranden. Maar titaandioxyde maakt de olie of crème melkachtig wit, en niet iedereen wil eruitzien alsof hij in de yoghurt is gevallen. De nanodeeltjes heffen dit bezwaar op. Ze zijn doorzichtig en zorgen dus voor een helder smeersel, en ze blokkeren nog wel het ultraviolet. "Daarnaast worden nanodeeltjes van titaandioxyde en siliciumoxyde gebruikt als antiklonteringsmiddelen in poeders, in de voedsel- en medicijnenindustrie," aldus hoogleraar milieukunde Lucas Reijnders (UvA). Nanotechnologie kan dus zorgen voor producten met gunstige eigenschappen die voorheen niet mogelijk waren. Dat is voor de consument alleen maar prettig. Wel is er een discussie gaande over mogelijke risico's. Milieukundige Lucas Reijnders: "De zilverdeeltjes werken als een antibioticum. Bacteriën gaan er dood van. En net als bij antibiotica krijg je vrij snel resistente bacteriestammen als je het middel teveel toepast. En dat is erg vervelend want zilver wordt bijvoorbeeld toegepast bij brandwonden. Daarnaast zijn afvalwaterzuiveraars bezorgd, omdat het zilver uit de sokken via de was in het rioolwater komt. En daar kan het bacteriën verdelgen die je voor het zuiveringsproces juist nodig hebt." De afvalwaterzuiveraars zijn overigens niet allemaal even bezorgd. Waterspiegel, een publicatie van de vereniging van waterbedrijven Vewin, schreef in februari 2010 enthousiast over nanotechnologie. Waterspiegel verwacht nieuwe mogelijkheden op het gebied van zuiveren van drinkwater. Membranen met extreem kleine openingen zouden hierbij betere prestaties kunnen leveren. Besparen op energiegebruik bij het ontzilten van zeewater is een andere belofte van nanotechnologie. Een steeds terugkerend geluid over nanotechnologie is dat er zoveel nog niet bekend is. Dat geldt ook voor de toepassing van nanodeeltjes in voedsel en medicijnen. Kleine deeltjes van bijvoorbeeld titaan- en siliciumdioxyde kunnen, als het er genoeg zijn, ontstekingsreacties uitlokken, in het bijzonder in de longen. Schade aan erfelijk materiaal kan het gevolg zijn maar de precieze gevolgen zijn onduidelijk. Of opname door de huid of het spijsverteringskanaal ook schadelijk kan zijn is ook niet bekend. De milieuorganisatie Friends of the Earth Australia publiceert al jaren onvermoeibaar over de gevaren van nanotechnologie. Zo verscheen er in februari nog een studie van de universiteit van Utah waaruit bleek dat nanodeeltjes van zinkoxyde schadelijk waren voor menselijke darmcellen. De wetenschappers spraken daarbij een kanttekening uit die Friends of the Earth wegliet: de proeven vonden plaats in een reageerbuis en het is niet zeker dat het zinkoxyde bij mensen in schadelijke vorm de darmen bereikt. Dirk van Aken, vakdeskundige risicobeoordeling non-foodproducten van de Voedsel en Waren Autoriteit bevestigt dat: "Wat in celculturen optreedt, hoeft lang niet altijd ook in levende personen te gebeuren." Een ander voorbeeld dat het gebrek aan kennis illustreert: koolstofnanobuisjes, extreem kleine buisvormige koolstofvezels, worden gebruikt in sterke materialen en lijken belangrijk te kunnen worden in microëlektronica. Op zichzelf nuttige en interessante toepassingen, maar deze buisjes worden verdacht van asbestachtige werking wanneer ze worden ingeademd. Prof. Paul Borm, zelf onderzoeker op nanogebied en actief in Nanopodium, een discussieplatform voor nanotechnologie, stelt gerust: "We weten inmiddels heel goed welke nanotubes wel schadelijk zijn en welke niet. De cruciale vraag is en blijft, of de nanomaterialen ook vrijkomen uit het product en of er blootstelling is." [KADER 1: Chinese verffabriek Een van de weinige concrete berichten over gezondheidsschade door nanodeeltjes dateert van zomer 2009. Een wetenschappelijk tijdschrift (European Respiratory News) meldde dat zeven vrouwen die werkten in een verffabriek in China allemaal vergelijkbare ademhalingsmoeilijkheden en jeukende bulten op hun armen hadden. Ze hadden gewerkt zonder voldoende adembescherming en er waren nanodeeltjes (30 nm) in hun longen aanwezig. Twee vrouwen stierven; nadat de fabriek was gesloten deden zich geen verdere gevallen voor. Slechte arbeidsomstandigheden hebben hier hoogstwaarschijnlijk een rol gespeeld maar de gezondheidsschade zou ook het gevolg kunnen zijn van andere stoffen in de verf. Het is geen uitgemaakte zaak dat nanodeeltjes de boosdoeners zijn. Zelfs als dat wel zo zou zijn, dan nog betekent dat niet dat er risico bestaat voor de consument. Deze onfortuinlijke arbeidsters zijn blootgesteld aan heel andere omstandigheden en concentraties van stoffen dan een gebruiker van de verf van deze fabriek.] "In feite moet alles nog worden uitgezocht," stelt Peter Bragt van de Voedsel en Waren Autoriteit. Zijn Vwa-collega Dirk van Aken beaamt het: "Over veel nanoproducten ontbreekt de kennis om de risico's te kunnen beoordelen. Door fijnstof weten we dat je die hele kleine deeltjes makkelijk inademt en ze moeilijk weer kwijtraakt. Maar wat er gebeurt als je ze op de huid smeert of inslikt? Van titaandioxyde uit zonnebrand is onderzocht of het door de huid heengaat - en dat is niet aangetoond - maar van andere stoffen weten we dat nog niet." Aan het verhelpen van dit tekort aan kennis wordt hard gewerkt. Nederlandse instituten die dergelijk onderzoek doen zijn het RIVM en het RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid (onderdeel van de Universiteit Wageningen). Maaike van Zijverden van het RIVM: "Er zijn vrij veel basale zaken die we nog willen weten. Bijvoorbeeld welke eigenschappen cruciaal zijn voor de gevaren. Dat is bij nanodeeltjes waarschijnlijk niet de chemische samenstelling, maar wat wel? En verder natuurlijk de blootstelling: in welke producten zit het nou echt?" Het RIKILT ontwikkelt methoden om nanodeeltjes aan te tonen in voedingsproducten, vertelt nano-toxicoloog Hans Bouwmeester: "Dat is belangrijk voor als er regels komen voor etikettering. Het terugvinden van nanodeeltjes is moeilijk. In consumentenproducten vind je nanodeeltjes altijd in wat we noemen een 'complexe matrix' dat wil zeggen temidden van allerlei andere stoffen." Daarnaast heeft het Rikilt een reageerbuismodel van de darmwand, waar nanodeeltjes van verschillende vormen, afmetingen en chemische samenstelling op kunnen worden losgelaten, om te zien wat er gebeurt. Verder wordt onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke opname door het lichaam. Dat wordt deels in de reageerbuis gedaan met levende cellen maar zo nodig worden ook proefdieren gebruikt. Stoffen uit de nanotechnologie zijn relatief nieuw. Daardoor is er behalve weinig kennis ook weinig regelgeving over. "Er zijn op dit moment geen specifieke regels voor nanomaterialen in non-food consumentenproducten," stelt Peter Bragt van de VWA. Het is bijvoorbeeld niet verplicht op een verpakking te zetten dat er nanodeeltjes inzitten. Als een fabrikant daar geen zin heeft, doet hij het gewoon niet. Overigens kan zijn product dan toch verschijnen in de inventarisatie van de Voedsel en Waren Autoriteit. Peter Bragt: "Wij hebben de bevoegdheid bedrijven te bezoeken en hun boekhouding te inspecteren. Zo kunnen we achterhalen waar hun grondstoffen vandaan komen en wat daar de eigenschappen van zijn. Dus als iemand nano-grondstoffen heeft ingekocht, dan kunnen we dat te weten komen." Het RIKILT ontwikkelt detectiemethoden en de VWA mag inspecteren, maar heel wat fabrikanten zetten trots juist wél op de verpakking dat er nanodeeltjes inzitten. Ze vinden het een verkoopargument. En blijkbaar willen kopers de aldus geadverteerde producten graag hebben - anders lieten de fabrikanten die vermelding wel achterwege. Dat kan zelfs betekenen dat een verpakking nanodeeltjes vermeldt terwijl ze er niet inzitten. Lucas Reijnders: "Dat is inderdaad wel eens geconstateerd maar bij zonnebrandmiddelen is over het algemeen wel degelijk sprake van nanodeeltjes als ze op de verpakking worden vermeld." Wel zijn er regels over chemische toevoegingen in voedsel. Die moeten vermeld worden met zogeheten E-nummers. Zo staat E551 voor siliciumdioxyde en E171 voor titaandioxyde. Dan gaat het over de chemische stof en daarmee is niets gezegd over de grootte van de deeltjes. "Dat is waar, maar in de praktijk blijkt dat het bij deze stoffen dan vaak nanodeeltjes zijn," stelt prof. Reijnders. "Voorheen waren het bij de antiklonteringsmiddelen bijvoorbeeld wat grotere deeltjes, maar de kleine blijken een sterkere werking te hebben per kilogram, en zo is er een geleidelijke ontwikkeling geweest naar nanodeeltjes." Zo kan de consument in sommige gevallen zelf constateren dat er (waarschijnlijk) nanodeeltjes in een product zitten. Bekende, bestaande chemische stoffen worden dus verwerkt tot nanodeeltjes omdat ze in die vorm een andere werking hebben. Maar veel wet- en regelgeving houdt daar nog geen rekening mee. Ook Reijnders wijst op de les van fijnstof: "Daarvan dacht ook iedereen, dat is gewoon stof, dat kuch je wel uit. Dat bleek ook anders te zijn." Henry Uitslag, beleidsadviseur Voeding van de Consumentenbond weet een ander voorbeeld. "Er zijn producten die adverteren met een verbeterde opneembaarheid van magnesium. Dat wil de klant ook, maar wie zegt dat je dan niet tevéél binnenkrijgt?" Beide pleiten dus voor speciaal op 'nano' toegesneden regels. De eerste hoopvolle tekenen zijn zichtbaar. Dat is bijvoorbeeld het geval met de Europese regelgeving voor chemische stoffen Reach (Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals). Deze vereist dat fabrikanten aannemelijk kunnen maken dat chemische stoffen niet schadelijk zijn: "No data, no market." Volgens Peter Bragt van de VWA wordt er in Reach-verband gewerkt aan specifieke regels voor nanoproducten. "Verder wordt in 2013 een nieuwe Cosmeticaverordening van kracht. Daarin komt een meldingsplicht van nanotechnologie in cosmetische producten. Die moeten dus worden aangemeld bij de Europese overheid. Er komt voor cosmetica ook een etiketteringplicht, die inhoudt dat niet alleen de chemische stof moet worden vermeld, maar dat er tussen haakjes (nano) bij moet staan." De Europese regels over toevoegingen in voedsel maken sinds 2008 melding van nanotechnologie. Daarin staat onder andere dat als in een additief de deeltjesgrootte verandert, er een nieuwe evaluatie van de veiligheid moet komen. De eisen aan compleet nieuwe voedingsmiddelen staan in het reglement voor 'Novel Foods', en daarin zal de nanotechnologie binnenkort worden vermeld. Klinkt hoopvol. Maar verschillende deskundigen wijzen erop dat een definitie van nanotechnologie ontbreekt - het is natuurlijk wel handig zijn als we afspreken waar we het eigenlijk over hebben. Henry Uitslag van de Consumentenbond: "Fabrikanten zeggen nu: er zijn geen voedingsmiddelen met nanotechnologie aangemeld, dus zijn ze ook niet op de markt. Maar ze kunnen zelf besluiten dat ze een product geen nano vinden, en het om die reden niet aanmelden." [KADER 2: Aansprakelijkheid Hoe zit het eigenlijk met aansprakelijkheid? Stel dat iemand door een product met nanotechnologie gezondheidsschade zou lijden. Wie draait dan op voor de schade? Onder de huidige omstandigheden zijn er dan geen regels die de fabrikant kan hebben geschonden. Dirk van Aken van de Voedsel en Waren Autoriteit haalt de Europese regels voor productaansprakelijkheid erbij. "Een producent is niet aansprakelijk voor een risico waarvan hij niet kan weten op het moment van op de markt brengen. Dat moet hij dan wel kunnen aantonen. Hij is dus verplicht zich goed op de hoogte te stellen van de wetenschappelijke ontwikkelingen." Peter Bragt: "Een basisbeginsel van de wetgeving is dat je uitsluitend veilige producten op de markt mag brengen. Dus je moet als fabrikant of importeur wel van die veiligheid overtuigd zijn." Een studie van de universiteit Tilburg van oktober 2009 (P. Stroetenga) komt tot de conclusie dat het wat de aansprakelijkheid betreft kan vriezen of dooien. Er is aan de ene kant een voorzorgprincipe dat zegt dat je alleen datgene mag doen waarvan aannemelijk is dat het veilig is. Anderzijds is er ook een 'ontwikkelingsrisicoverweer,' dat een bedrijf vrijpleit als de gevolgen van een technologie niet bekend zijn op het moment van introductie. De vermoedens van gevaren die nu bestaan, kunnen gezien worden als aanwijzingen dat er risico's zijn maar zijn net zo goed op te vatten als afwezigheid van concrete kennis over gevaren. Een benadeelde persoon moet aantonen schade te hebben geleden, maar de rechter kan, als het hem behaagt, ervoor kiezen de bewijslast om te draaien. In dat geval moet de producent bewijzen dat er géén verband is geweest tussen zijn product en de schade. En uiteraard moet het maar net lukken dat verband ook spijkerhard aan te toen. Zoals bij asbest en tabak is gebleken kan dat jaren duren. Dus ook wat betreft eventuele aansprakelijkheid is onzekerheid troef.] Nanotechnologie is veelbelovend en kan zorgen voor een scala aan nuttige producten, die aantrekkelijk zijn voor consumenten. De voor dit artikel geraadpleegde deskundigen zijn niet tegen nanotechnologie, integendeel. Wel zijn ze vóór voldoende kennis van de eigenschappen en het gedrag van nanodeeltjes en voor doeltreffende regels voor producten waarin nanotechnologie is toegepast. Wat moet er gebeuren? Graag een waterdichte definitie van nanomaterialen. De Consumentenbond pleit vooral voor meer onderzoek naar de risico’s van nanodeeltjes en betere waarborgen in de wetgeving tegen onveilige producten. Daarnaast is de bond voor vermelding van nanodeeltjes op etiketten. Henry Uitslag: "Bij de ingrediënten die toch al worden genoemd, kun je de vermelding 'nano' opnemen. Het hoeft geen waarschuwing te zijn want zo'n product moet hoe dan ook veilig zijn, maar de consument moet zelf kunnen beslissen." Ook zou Uitslag graag meer transparantie zien. "Als de VWA of de Consumentenbond wil weten wat er aan nanotechnologie op de markt is, moeten ze dat nu al googlend zelf bij elkaar zoeken door te kijken welke producenten het vermelden. Er is niemand die een overzicht heeft. Daar zou ook verandering in moeten komen." En dat zijn dus voorzorgsmaatregelen, te vergelijken met de veiligheidsgordel in de auto. Die gebruik je niet omdat het zeker is dat je een botsing zult meemaken, maar voor het geval dat. Toponderzoeker prof. Dekker is er nuchter over: "Aan nanotechnologie kleven volgens mij weinig gevaren behalve de normale risico's die horen bij het gebruik van nieuwe materialen." [KADER 3 Verlanglijstje De Europese unie van consumentenorganisaties BEUC pleit in een rapport dat vorig jaar is verschenen voor de volgende acht actiepunten: - Duidelijke definities van nanomaterialen. - Toepassing van het voorzorgprincipe: stoffen waar te weinig over bekend is mogen niet op de markt. - Onderzoek naar de veiligheid van nanoproducten. - Het ontwikkelen van goede testmethoden. - Europese regelgeving specifiek voor nanotechnologie. - Wettelijke voorschriften, zoals grenswaarden en gestandaardiseerde testmethoden. - Transparantie over het gebruik van nanomaterialen door bijvoorbeeld etikettering. - Betrokkenheid van de burger bij de besluitvorming hierover.]