verslag van de Workshop

advertisement
Nanotechnologie? Moeten milieuorganisaties daar iets mee?
Utrecht, woensdag 26 maart 2008
Verslag door John Mens van de Vereniging Leefmilieu
Inleiding
Op woensdag 26 maart 2008 organiseerde Stichting Natuur en Milieu i.s.m. het Platform Gezondheid
en Milieu en de vereniging Leefmilieu een workshop over nanotechnologie. De workshop bestond uit
drie presentaties en een afsluitende discussie over de verder te nemen stappen.
De bijeenkomst vond plaats in het nieuwe hoofdkantoor van Stichting Natuur en Milieu in Utrecht en
duurde van 10:00 tot 14:00. Dit terwijl de afsluiting om 12:45 gepland was geweest. Er bleek echter
zeer veel te bespreken te zijn. ‘Nano’ is duidelijk geen science fictie, maar wel blijkt er nog veel
onbekend te zijn en veel nog niet geregeld. Reden te meer om als maatschappelijke organisaties rond
tafel te gaan.
Programma
De eerste presentatie werd gegeven door prof. dr. Lucas Reijnders. Hij gaf een korte inleiding over
nanotechnologie en gaf aan wat we op dit moment weten over de risico’s van nanodeeltjes. Vervolgens
sprak de heer Walhout van het Rathenau Instituut over de huidige toepassing van nanodeeltjes in
consumentenproducten en de huidige wetgeving en toezicht hierop. Ten slotte sprak Jurek Vengels
van de Duitse milieuorganisatie BUND over hun ervaringen op het gebied van nanotechnologie. Hierna
was er even tijd voor een lunch, waarna er werd gesproken over de mogelijke vervolgstappen. Moeten
Nederlandse (milieu)organisaties in actie komen op het thema nanotechnologie? Hierbij staat milieu
tussen haakjes aangezien ook andere maatschappelijke organisaties zoals consumentenorganisaties,
werknemerorganisaties en vrouwenverenigingen een belang kunnen hebben bij acties over
nanotechnologie.
Wat is nanotechnologie?
Professor Reijnders introduceerde nanotechnologie aan het publiek. Hij wees erop dat ‘nano’ staat voor
de afmeting (nano is 10-9, oftewel 1 nanometer is 1 miljardste meter). Als een deeltje in één dimensie
(lengte, breedte of hoogte) kleiner is dan 100 nm dan spreekt men over een nanodeeltje. Deze
deeltjes zijn te verdelen in natuurlijke (niet-gemaakte) en gemaakte deeltjes. Nano deeltjes van
natuurlijke oorsprong zijn al van oudsher in onze omgeving. De gemaakte variant bestaat ook al een
tijdje, maar sinds kort komen er hier steeds meer van. Nanotechnologie richt zich op het bewust
produceren van nanodeeltjes in verband met hun nieuwe eigenschappen. Kleine nanodeeltjes hebben
namelijk andere stofeigenschappen dan grotere stofdeeltjes. Zo reflecteert ‘gewoon’ zinkoxide
zichtbaar licht, terwijl ‘nano’ zinkoxide dit niet doet. Om deze reden wordt het nu toegepast in
zonnebrandcrème. Doordat het zichtbaar licht niet langer reflecteert en verstrooit is zonnebrand
tegenwoordig doorzichtig.
De gemaakte nanodeeltjes worden op twee manieren toegepast in (consumenten)producten. Ze
worden ofwel gebonden ofwel niet-gebonden toegepast. Voorbeelden van gebonden toepassingen zijn
textiel (sokken met nanozilver) en autokatalysatoren. Voorbeelden van ongebonden zijn te vinden in
de cosmetica, tandpasta, voeding en geneesmiddelen, maar ook bij wasmachines
Ongebonden toepassingen laten nanodeeltjes in het milieu achter. Onderzoek toont aan dat ook bij
gebonden toepassingen nanodeeltjes in het milieu komen. Nanozilver in textiel blijkt bijvoorbeeld uit
te wassen.
Op de korte termijn ziet Professor Reijnders verschillende risico’s. Er wordt in de discussie rondom
nanotechnologie vaak gezegd dat de gevaren nog niet bekend zijn, maar dat is volgens hem onzin.
Nanodeeltjes zijn niet nieuw, alleen vroeger heette ze anders. Bij scheikunde sprak men van
colloïdenchemie en bij luchtvervuiling over (ultra) fijnstof (PM 0.1).
Reijnders wijst op drie vormen van blootstelling: via de lucht, via de huid en via inslikken.
Nanodeeltjes zijn zo klein dat ze door de reukzenuw al naar de hersenen kunnen! Verder kunnen ze na
inademing ook in de longen en in andere organen schade aanrichten. De kans op schadelijke effecten
is afhankelijk van de aard van het deeltje in kwestie. Waarschijnlijk speelt de (mate van) vorming van
reactieve zuurstofverbindingen hierbij een rol. Ook de vorm van het deeltje kan een rol spelen. Een
koolstof nanotube (buisvorm) is schadelijker dan een buckeyball (bolvorm). Nanotubes worden ook
wel vergeleken met asbest. Bij het opbrengen van nanodeeltjes op de huid lijkt het vooralsnog niet
mogelijk dat nanodeeltjes door de huid dringen. Wel blijkt dat zinkoxide en titaniumdioxide in
zonnebrandmiddelen fotokatalytisch werken. In reactie met zonlicht reageren ze met organisch
materiaal. Deze functie is bekend en wordt in de biotechnologie al gebruikt. Ook bij de producenten
van zonnebrand is dit bekend en daarom worden de deeltjes gecoat. Onderzoek van TU Delft heeft
echter aangetoond dat deze coating soms onvoldoende is toegepast, waardoor de schadelijke werking
van de nanodeeltjes niet voorkomen wordt. De ironie is dat zonnebrandcrème met nanodeeltjes de
huid in theorie meer zou kunnen beschadigen dan het zonnen op zich.
1
Via inslikken kan men ook nanodeeltjes binnen krijgen. Nanodeeltjes zijn onder meer ons voedsel
ingeslopen via een hulpstof in het productieproces (ter bevordering van de strooibaarheid/glijbaarheid
van poeders) dat van een afmeting van 500nm naar 35 nm is verkleind. Een onderzoek heeft een
verband gevonden tussen nanodeeltjes in voedsel en een verhoogde kans op ontstekingen in het
spijsverteringskanaal. Opname door de darmwand geeft een ontstekingsrisico bij organen.
Opmerkelijk bij deze drie vormen van blootstelling is dat (gezondheids)effecten afhankelijk zijn van de
deeltjesgrootte, maar de huidige normen kijken vooral naar gewichtshoeveelheid. niet naar aantal en
oppervlak.
Testvereisten voor humane toxicologie zijn bij (nano)geneesmiddelen goed geregeld. Voor producten
is dit minder goed geregeld, aangezien nanodeeltjes van een stof worden gezien als vergelijkbaar met
grote deeltjes. Dit terwijl bekend is dat dat niet zo is. Ecotoxicologische testvereisten ontbreken
geheel. Er is echter bekend dat er schadelijke effecten zijn van diverse deeltjes zoals bacteriedodend
(ongeacht of bacterie in bodem of in een afvalwaterzuiverings-installatie leeft) en erosie van het
spijsverteringskanaal vis.
Reductie van het gevaar kan volgens Reijnders door:

Productie
o enkel nanodeeltjes te produceren, daar waar het ook direct wordt toegepast.
o Zo min mogelijk nano-afval te produceren (thans bestaat de productie uit 1/3
nanodeeltjes en 2/3 afval van nanodeeltjes).

Gebonden toepassingen
o Voorkeur voor vaste binding
o Voorkom dat nanodeeltjes vrijkomen bij slijtage

Ongebonden toepassingen
o Bij geneesmiddelen: voorkom schadelijke ontledingsproducten
o Bij consumenten producten: Nee, tenzij…voorkeur voor alternatief als nadeel groter is
dan het voordeel (of het voordeel enkel visueel is). Nanodeeltjes in
zonnebrandmiddelen zijn acceptabel als fotokatalytisch effect is geëlimineerd.
Nano en regelgeving
Welke producten bevatten nanodeeltjes? Welke wetgeving is van toepassing en hoe is het toezicht
geregeld? Deze vragen stelde de volgende spreker Bart Walhout zich.
Er zijn al verschillende producten met ‘nano inside’. De Amerikaanse Woodrow Wilson databse bevat
al ruim 600 producten, waarbij de fabrikant claimt dat er nanotechnologie in zit. Deze claims zijn
echter niet geverifieerd. Tevens ontbreken in de inventarisatie producten die wel nanodeeltjes
bevatten, maar waarbij de fabrikant dit verzwijgt. Het Nederlandse RIVM / RIKILT onderzoek in 2007
was gebaseerd op de inventarisatie van Woodrow Wilson. Dit onderzoek signaleerde 143 producten
met nanodeeltjes op de Nederlandse markt.
Bart Walhout van het Rathenau Instituut gaf aan dat nanotechnologie niet enkel over deeltjes gaat,
maar ook breder kijkt. Nanotechnologie gaat ook over ambient technologie (privacy bij steeds kleinere
detectoren) en synthetische biotechnologie. Het Rathenau Instituut is al sinds 2004 betrokken bij het
onderwerp nanotechnologie. Het overheidsbeleid op het gebied van nanotechnologie is terug te voeren
naar 2004, toen het kabinet adviesaanvraag deed bij het KNAW over de gevolgen van
nanotechnologie. Overigens was al in 1998 een STT studie (Stichting Toekomstbeeld Techniek) die
adviseerde om aandacht te besteden aan de risico’s van nanotechnologie. Nu 10 jaar later is het
overheidsbeleid niet wezenlijk veranderd. In 2006 kwam een kabinetsvisie uit en dit jaar wordt een
uitwerking daarvan verwacht, vorm gegeven in een actieplan nanotechnologie (verwacht in april
2008). In 2006 adviseerde de Gezondheidsraad over nanotechnologie en in begin 2008 de VWA. Er
was weinig (media)aandacht voor deze rapporten. Het RIVM heeft een website die dienst doet als
informatiekanaal van de overheid.
Het VWA adviseert de overheid om meer onderzoek naar risico’s te ondernemen en te investeren in
meetmethoden en internationale coördinatie.
Het Rathenau Instituut heeft verschillende workshops en bijeenkomsten gehouden over dit onderwerp
en adviseert de Nederlandse overheid. Walhout signaleert dat Nederland wacht op Europees beleid,
terwijl Europa weer wacht op mondiaal beleid. Het is bekend dat internationaal beleid maar zeer traag
tot stand komt, dus de huidige situatie kan nog even duren. Het Rathenau Instituut signaleert dat
gebrek aan kennis een handelingsvacuüm creëert. Onderzoek gebeurt niet doordat het probleem
onduidelijk is, terwijl het onderzoek het probleem duidelijk kan maken. Regulering is niet mogelijk
zolang er onvoldoende informatie is, maar definities zijn nodig voor informatie. Informatieverstrekking
begint urgent te worden, maar er is onvoldoende informatie.
Debat over nanotechnologie kan breed of smal, met kleine en/of grote NGOs. De overheid kan het
debat leiden, deelnemen of faciliteren. NGOs zouden bijvoorbeeld direct met het Nederlands Nano
Instituut (NNI) kunnen praten. Aanbevelingen van het Rathenau Instituut zijn:
informeren richting breed publiek
faciliteren betrokkenheid (kleinere) NGOs
2
beleidsgerichte consultering van stakeholders (heldere doelstelling nodig en wat gaat er
gedaan worden met het resultaat?)
Vereniging Leefmilieu merkt daarbij op dat bedrijven naar de overheid wijzen en dat de overheid juist
naar de bedrijven wijst voor verantwoordelijkheid.
-
Duitse ervaringen met nanotechnologie
Jurek Vengels werkt bij de Duitse NGO BUND aan een project over nanotechnologie. BUND is een van
de grootste milieuorganisaties in Duitsland met 400.000 leden en 2.000 lokale groepen. Ze bestaat
sinds 1975 na een fusie van verschillende zeer diverse groepen. Sommige hiervan waren al sinds 1913
actief.
BUND is sinds 2004 betrokken bij het onderwerp nanotechnologie. Ze werden erop gewezen door
Scientific Advisory Board (raad van wetenschappers die vrijwillig actief zijn bij BUND). In 2005 hielden
ze een eerste conferentie over het onderwerp en dit is daarna elk jaar herhaald. In de loop van 2005 –
2006 zijn ze betrokken geraakt bij overleg over standaardisatie. En sinds 2006 nemen ze deel aan een
Nationale dialoog van de overheid. De nanoafdeling van BUND bestaat uit 4 personen en het project
wordt voor 50 % gefinancierd door de overheid. In 2007 hebben ze een "positionpaper" uitgebracht.
Ze zijn voor een moratorium van ongebonden nanodeeltjes totdat er verplichte wetgeving is, de
veiligheid onderzocht en er verplichte labeling is. Ook willen ze de scheidslijn voor nanodeeltjes
verhogen van 100nm naar 300 nm. Samen met Friends of the Earth Australië en Friends of the Earth
US hebben ze in maart 2008 een publicatie uitgebracht over nanodeeltjes in voedsel.
De huidige activiteiten van BUND richten zich op PR/informeren van het publiek, lobby bij de overheid,
dialoog met stakeholders, netwerken met andere NGOs (zoals nu), en het werven van meer mensen
bij hun afdeling bij BUND.
PR/informeren van het publiek gebeurt door middel van de jaarlijkse conferenties en het uitbrengen
van persberichten. Zo bracht BUND een bericht uit over de SAMSUNG wasmachine die
nanozilverdeeltjes uitstoot. Binnen een paar uur contacteerde het bedrijf de organisatie om te praten.
Na overleg bleef BUND bij haar standpunt. Ook heeft BUND de Nano Oversight Principles getekend. Dit
is heel eenvoudig en Vengels kan het elke NGO aanraden om dit te doen als men het eens is met de
principes. Verder heeft men onlangs een publicatie (Out of the lab…) uitgebracht over nanodeeltjes in
voedsel. Het initiatief hiervoor kwam vooral vanuit Friends of the Earth Australië. De keuze voor het
onderwerp voedsel is gebaseerd op het feit dat de voedselindustrie niet transparant is en dat iedereen
wel met voedsel te maken heeft en het idee van nanodeeltjes in voedsel niet erg aantrekkelijk is. De
doelgroep van hun stuk zijn wet- en regelgevende instanties, wetenschappelijke journalisten en
geïnteresseerde burgers. Het doel van de publicatie is om nanotechnologie meer openbaarheid te
geven, wet- en regelgevende instanties te stimuleren om met regels te komen en om de industrie te
dwingen om een standpunt in te nemen. Vengels geeft aan dat bij contact met bedrijven deze soms
ontkennen nanotechnologie toe te passen, ook als dit wel op hun website is aangegeven. De publicatie
heeft veel media-aandacht gehad.
Lobby doet BUND via deelname aan een nationale dialoog met de overheid, waarbij ook andere NGOs
en de industrie zelf zijn betrokken. Hierbij wordt gekeken naar voordelen, risico’s en vrijwillige
regulering. Dit laatste heeft niet de voorkeur van BUND. Verder geven ze een nieuwsbrief voor politici.
Dialoog met de industrie vindt sinds 2005 plaats. Zo heeft men overleg binnen de cosmeticabranche.
Binnenkort beginnen ze een dialoog met BASF. Vengels ervaring is dat bedrijven graag een uitspraak
willen ontlokken met daarin de goedkeuring van BUND voor een toepassing. Dit wil men bij BUND
echter voorkomen. Een ander plan wat BUND heeft is om overleg aan te gaan met industrieonderdelen die getroffen kunnen worden door nanotechnologie. Voorbeelden van zulke ondernemingen
zijn de (afval)watermaatschappijen en verzekerings-maatschappijen.
Netwerken met andere NGOs gebeurt via EEB, Nano NGO yahoo groep per mail, maar ook via
Nanocap. Via deze netwerken probeert men bij BUND contact te maken/houden met andere NGOs en
kennisuitwisseling te bevorderen.
Meer mensen krijgen bij BUND voor nanotechnologie is een ander aandachtspunt van BUND. Ze
kunnen de lokale afdelingen en hun jeugdafdeling niet forceren om er aandacht aan te besteden.
Een aantal kritische aandachtspunten zijn volgens Jurek Vengels:
welke onderwerpen zijn geschikt (vanwege de breedte van het onderwerp is een focus nodig)?
hoe ver gaan met politieke eisen?
Hoe is je relatie met regelgevers (wat is de beste weg voor aandacht)?
Hoe veel capaciteit heb je? / wat voor soort ‘dialoog’ wil je voeren (hoe betrokken wil je raken
bij het overleg / wanneer zeg je nee tegen de uitkomst)?
Wat voor publicaties zijn geschikt (welke doelgroep kies je)?
Hoe werf je vrijwilligers?
Hoe organiseer je de informatiestroom naar je achterban?
Ten slotte wijst Vengels erop dat men zich kan aanmelden voor informatie bij de EEB via Dragomira
Raeva ([email protected]) en bij een Yahoo mailing van NanoNGOs via Jaydee Hanson
3
([email protected]). Deze laatste is wel sterk op de Verenigde Staten gericht. Verder geeft hij nog
enkele nuttige internetlinks. Vengels sluit af met de opmerking dat nanotechnologie potentieel
onwenselijk is, ook al leeft er op dit moment nog geen publieke bewustheid van het onderwerp. BUND
pleit voor wetgeving voor nanotechnologie, maar de huidige uitspraken in dialogen blijven beperkt tot
vrijwillige regulering. Ook andere milieu organisaties zoals Greenpeace en milieudefensie (FOE NL)
doen niet mee. Dit maakt het ook lastig om Europees iets te doen. Naast BUND is nog een kleinere
milieuorganisatie actief en een consumentenorganisatie.
Veiligheidsinformatie zou openbaar moeten worden. Dit wordt een onderwerp van gesprek bij de
dialoog met BASF.
Discussie
Na de drie presentaties is er een korte pauze om even een broodje te eten. Vervolgens speelt de vraag
op wat er nu dient te gebeuren. Kunnen milieuorganisaties wat met nano?
Aanknopingspunten

Er wordt gewezen op ervaringen met fijnstof en milieuvergunningen. Kunnen bedrijven die
nanodeeltjes maken niet via de milieuvergunning worden aangepakt? Op welke wijze is het
omschreven in de aanvraag voor een vergunning? Er is zo veel onduidelijkheid, kan er dan wel
een vergunning worden afgeven?

Waarom niet eerst de risico’s inventariseren en bijvoorbeeld kijken naar het afvalstadium?

Wat betekent de ‘nano’ problematiek voor andere velden?

Er wordt opgemerkt dat het feit dat bij de productie van nanodeeltjes ook afval wordt
geproduceerd dit een ander licht werpt op plannen voor de bouw van een groot
nanolaboratorium in Enschede, Bij de vergunning aanvraag kan men wellicht bedenkingen over
de afvalstromen indienen?

Een andere opmerking wordt gemaakt over de scheidslijn van nanodeeltjes. Waarom deze
horizontaal trekken bij 100 of 300 nm? Er wordt gesteld als een deeltje in de categorie nano valt
dan is het anders, maar er is ook gesteld dat kleiner niet altijd slechter hoeft te zijn. Waarom
niet verticaal een lijn trekken en in de huidige toxicologische beoordelingen deeltjesgrootte
meenemen? Gradaties in grootte van (nano)deeltjes kunnen dan beoordeeld worden. Er hoeft
enkel de toxicologische standaard te worden aangepast. Dan is er geen discussie meer of iets wel
of geen nano is en of het wel of niet opnieuw getest moet worden. Van elke deeltjesgrootte is
dan informatie. Later wordt dit aangevuld door te wijzen op de mogelijkheid om deeltjesgrootte
bij REACH te voegen. Op dit moment is deze deeltjesgrootte nuancering bij deze richtlijn
beperkt. Het is een groot project en het duurt lang voordat alle informatie er zal zijn. Wat
gebeurt er in de tussentijd? Het lijkt erop dat productaansprakelijkheid het enige wetgevende
kader is dat op dit moment van toepassing is.

Ook wordt opgemerkt dat de discussie rondom de herkomst van nano identiek lijkt aan fijnstof.
Is het natuurlijk of gemaakt?

Ook wordt er gewezen op de effecten voor het milieu. Ecotoxicologie wordt vaak vergeten. Dit
gebeurde ook bij de discussie over fijnstof. Er is een groot kennisgat voor wat ecotoxicologie
betreft. Proefdiervrij sluit zich hierbij aan. Milieueffecten zijn belangrijk om te weten. Echter, het
standpunt van Proefdiervrij is wel dat er gekeken dient te worden naar alternatieven voor
dierproeven in plaats van nanodeeltjes massaal te gaan testen via dierproeven. Vengels van
BUND wijst er op dat in vitro testen geen dierproeven zijn, maar dat er in Duistland geen
discussie over was, zoals bij REACH. Als ‘nano’ bij REACH betrokken kan worden is er vanuit
deze richtlijn de verplichting om dierproeven te minimaliseren. Dierproefvrij wil dus proberen om
nano onder REACH te laten vallen.

Vanuit ‘12 Ambachten’ wordt er gewezen naar de slow food movement die een alternatief biedt
door nano-voeding af te wijzen.
Moeten milieuorganisaties campagne gaan voeren?
Deze vraag wordt met ja beantwoord, maar er is onduidelijkheid over wat de invloed zal zijn. Er wordt
gewezen op de geschiedenis van de acties bij genetische manipulatie (GMO, Genetic Modified
Organisms) door publieke aversie door campagnes is het afgewezen. Ook toen de industrie het imago
probeerde aan te passen met het vagere ‘modificatie’ bleef de afkeer.
4
Het is aan te raden volgens sommigen om dezelfde tactiek als toen te gebruiken. Overigens is het
scenario van GMO het nachtmerrie scenario van VROM. Bij de milieu NGO’s is het asbest scenario te
beschrijven als het nachtmerrie scenario. Iets sluipt ongemerkt de maatschappij in en blijkt daarna
gevaarlijk te zijn. Maatschappelijke beroering kan helpen om iets van de grond te krijgen.
Regulering eisen?
Overheid wil geen regels stellen. NGOs willen dit wel. Ook bij industrie is er behoefte aan duidelijkheid.
Moeten NGOs niet met de industrie zelf om tafel gaan zitten? DuPont heeft al guidelines ontwikkeld.
Industrie wil wel duidelijkheid, maar heeft ook andere belangen. De discussie zou verschuiven naar de
inhoud van de regels. De industriële (imago)campagne is gericht op beïnvloeden/overtuigen van
mensen over nano. Het overleg zou kunnen worden aangegrepen als voorbeeld dat ze juist goed bezig
zijn. Wellicht kan men met down-stream users gaan praten? Ook met winkelketens en dergelijke. Er
moet echter niet worden vergeten dat belangen van onder meer winkelketens (zoals lange
houdbaarheid) ook meespelen bij de ontwikkeling en toepassing van nanodeeltjes in voedsel.
Bij de dialoog met bedrijven is het van belang om in de gaten te houden dat het niet ‘voor de
gezelligheid’ is. Het is van belang dat er iets te bespreken valt en dat er besluitvorming kan worden
beïnvloed.
Is men het eens met het advies van VWA voor labels?
Ja, maar wat zegt het? Informatie is voor leek onbruikbaar. Geïnformeerde burgers zijn nodig om
effect te krijgen van labels. Labeling alleen is niet voldoende. Welk instrument geeft voldoende
bescherming? Een moratorium verdient de voorkeur.
BUND stelt dat de British Royal Society (BSC) heeft gepleit voor een moratorium, zonder dit te als
zodanig te benoemen.
Tijdens een EEB bijeenkomst over nanotechnologie werd een moratorium niet zinvol geacht; maar
men is wel voor beperking van bepaalde toepassingen (vooral consumentenproducten) tot de risico’s
duidelijker zijn. Voorbeelden waarbij nano op zich geen kwaad kan is bij de iPod Nano, waar het op de
processor zit in het apparaatje. De nanodeeltjes zitten vast en komen niet vrij. De vraag hierbij is
echter later in de levenscyclus. Wat gebeurt er in het afvalstadium? Het is namelijk bekend dat dit
soort afval in de derde wereld terecht kan komen.
Naast labeling kan men kijken naar vergunningen, publieke participatie en coalitievorming met
industrie voor wetgeving.
Wat nu?
Een aantal deelnemers geeft aan: ‘niets’. Men geeft aan het onderwerp vanaf nu beter te gaan volgen.
Proefdiervrij geeft aan te gaan streven om nano onder REACH te laten vallen. Een aantal deelnemers
geeft aan geïnteresseerd te zijn om een netwerk te vormen om elkaar op de hoogte te blijven houden.
Stichting Natuur en Milieu wil hierbij als ‘linking pin’ optreden. Enkele bijeenkomsten per jaar over het
onderwerp kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Consumentenorganisaties zoals de
consumentenbond en patiëntengroepen kunnen interessant zijn om daarbij te betrekken.
N&M zal iedereen een mail sturen met de vraag 'wat de betreffende organisatie aan nano (wil) gaan
doen.
5
Download