Nanotechnologie? Moeten milieuorganisaties daar iets mee? Utrecht, woensdag 26 maart 2008 Verslag door John Mens van de Vereniging Leefmilieu Inleiding Op woensdag 26 maart 2008 organiseerde Stichting Natuur en Milieu i.s.m. het Platform Gezondheid en Milieu en de vereniging Leefmilieu een workshop over nanotechnologie. De workshop bestond uit drie presentaties en een afsluitende discussie over de verder te nemen stappen. De bijeenkomst vond plaats in het nieuwe hoofdkantoor van Stichting Natuur en Milieu in Utrecht en duurde van 10:00 tot 14:00. Dit terwijl de afsluiting om 12:45 gepland was geweest. Er bleek echter zeer veel te bespreken te zijn. ‘Nano’ is duidelijk geen science fictie, maar wel blijkt er nog veel onbekend te zijn en veel nog niet geregeld. Reden te meer om als maatschappelijke organisaties rond tafel te gaan. Programma De eerste presentatie werd gegeven door prof. dr. Lucas Reijnders. Hij gaf een korte inleiding over nanotechnologie en gaf aan wat we op dit moment weten over de risico’s van nanodeeltjes. Vervolgens sprak de heer Walhout van het Rathenau Instituut over de huidige toepassing van nanodeeltjes in consumentenproducten en de huidige wetgeving en toezicht hierop. Ten slotte sprak Jurek Vengels van de Duitse milieuorganisatie BUND over hun ervaringen op het gebied van nanotechnologie. Hierna was er even tijd voor een lunch, waarna er werd gesproken over de mogelijke vervolgstappen. Moeten Nederlandse (milieu)organisaties in actie komen op het thema nanotechnologie? Hierbij staat milieu tussen haakjes aangezien ook andere maatschappelijke organisaties zoals consumentenorganisaties, werknemerorganisaties en vrouwenverenigingen een belang kunnen hebben bij acties over nanotechnologie. Wat is nanotechnologie? Professor Reijnders introduceerde nanotechnologie aan het publiek. Hij wees erop dat ‘nano’ staat voor de afmeting (nano is 10-9, oftewel 1 nanometer is 1 miljardste meter). Als een deeltje in één dimensie (lengte, breedte of hoogte) kleiner is dan 100 nm dan spreekt men over een nanodeeltje. Deze deeltjes zijn te verdelen in natuurlijke (niet-gemaakte) en gemaakte deeltjes. Nano deeltjes van natuurlijke oorsprong zijn al van oudsher in onze omgeving. De gemaakte variant bestaat ook al een tijdje, maar sinds kort komen er hier steeds meer van. Nanotechnologie richt zich op het bewust produceren van nanodeeltjes in verband met hun nieuwe eigenschappen. Kleine nanodeeltjes hebben namelijk andere stofeigenschappen dan grotere stofdeeltjes. Zo reflecteert ‘gewoon’ zinkoxide zichtbaar licht, terwijl ‘nano’ zinkoxide dit niet doet. Om deze reden wordt het nu toegepast in zonnebrandcrème. Doordat het zichtbaar licht niet langer reflecteert en verstrooit is zonnebrand tegenwoordig doorzichtig. De gemaakte nanodeeltjes worden op twee manieren toegepast in (consumenten)producten. Ze worden ofwel gebonden ofwel niet-gebonden toegepast. Voorbeelden van gebonden toepassingen zijn textiel (sokken met nanozilver) en autokatalysatoren. Voorbeelden van ongebonden zijn te vinden in de cosmetica, tandpasta, voeding en geneesmiddelen, maar ook bij wasmachines Ongebonden toepassingen laten nanodeeltjes in het milieu achter. Onderzoek toont aan dat ook bij gebonden toepassingen nanodeeltjes in het milieu komen. Nanozilver in textiel blijkt bijvoorbeeld uit te wassen. Op de korte termijn ziet Professor Reijnders verschillende risico’s. Er wordt in de discussie rondom nanotechnologie vaak gezegd dat de gevaren nog niet bekend zijn, maar dat is volgens hem onzin. Nanodeeltjes zijn niet nieuw, alleen vroeger heette ze anders. Bij scheikunde sprak men van colloïdenchemie en bij luchtvervuiling over (ultra) fijnstof (PM 0.1). Reijnders wijst op drie vormen van blootstelling: via de lucht, via de huid en via inslikken. Nanodeeltjes zijn zo klein dat ze door de reukzenuw al naar de hersenen kunnen! Verder kunnen ze na inademing ook in de longen en in andere organen schade aanrichten. De kans op schadelijke effecten is afhankelijk van de aard van het deeltje in kwestie. Waarschijnlijk speelt de (mate van) vorming van reactieve zuurstofverbindingen hierbij een rol. Ook de vorm van het deeltje kan een rol spelen. Een koolstof nanotube (buisvorm) is schadelijker dan een buckeyball (bolvorm). Nanotubes worden ook wel vergeleken met asbest. Bij het opbrengen van nanodeeltjes op de huid lijkt het vooralsnog niet mogelijk dat nanodeeltjes door de huid dringen. Wel blijkt dat zinkoxide en titaniumdioxide in zonnebrandmiddelen fotokatalytisch werken. In reactie met zonlicht reageren ze met organisch materiaal. Deze functie is bekend en wordt in de biotechnologie al gebruikt. Ook bij de producenten van zonnebrand is dit bekend en daarom worden de deeltjes gecoat. Onderzoek van TU Delft heeft echter aangetoond dat deze coating soms onvoldoende is toegepast, waardoor de schadelijke werking van de nanodeeltjes niet voorkomen wordt. De ironie is dat zonnebrandcrème met nanodeeltjes de huid in theorie meer zou kunnen beschadigen dan het zonnen op zich. 1 Via inslikken kan men ook nanodeeltjes binnen krijgen. Nanodeeltjes zijn onder meer ons voedsel ingeslopen via een hulpstof in het productieproces (ter bevordering van de strooibaarheid/glijbaarheid van poeders) dat van een afmeting van 500nm naar 35 nm is verkleind. Een onderzoek heeft een verband gevonden tussen nanodeeltjes in voedsel en een verhoogde kans op ontstekingen in het spijsverteringskanaal. Opname door de darmwand geeft een ontstekingsrisico bij organen. Opmerkelijk bij deze drie vormen van blootstelling is dat (gezondheids)effecten afhankelijk zijn van de deeltjesgrootte, maar de huidige normen kijken vooral naar gewichtshoeveelheid. niet naar aantal en oppervlak. Testvereisten voor humane toxicologie zijn bij (nano)geneesmiddelen goed geregeld. Voor producten is dit minder goed geregeld, aangezien nanodeeltjes van een stof worden gezien als vergelijkbaar met grote deeltjes. Dit terwijl bekend is dat dat niet zo is. Ecotoxicologische testvereisten ontbreken geheel. Er is echter bekend dat er schadelijke effecten zijn van diverse deeltjes zoals bacteriedodend (ongeacht of bacterie in bodem of in een afvalwaterzuiverings-installatie leeft) en erosie van het spijsverteringskanaal vis. Reductie van het gevaar kan volgens Reijnders door: Productie o enkel nanodeeltjes te produceren, daar waar het ook direct wordt toegepast. o Zo min mogelijk nano-afval te produceren (thans bestaat de productie uit 1/3 nanodeeltjes en 2/3 afval van nanodeeltjes). Gebonden toepassingen o Voorkeur voor vaste binding o Voorkom dat nanodeeltjes vrijkomen bij slijtage Ongebonden toepassingen o Bij geneesmiddelen: voorkom schadelijke ontledingsproducten o Bij consumenten producten: Nee, tenzij…voorkeur voor alternatief als nadeel groter is dan het voordeel (of het voordeel enkel visueel is). Nanodeeltjes in zonnebrandmiddelen zijn acceptabel als fotokatalytisch effect is geëlimineerd. Nano en regelgeving Welke producten bevatten nanodeeltjes? Welke wetgeving is van toepassing en hoe is het toezicht geregeld? Deze vragen stelde de volgende spreker Bart Walhout zich. Er zijn al verschillende producten met ‘nano inside’. De Amerikaanse Woodrow Wilson databse bevat al ruim 600 producten, waarbij de fabrikant claimt dat er nanotechnologie in zit. Deze claims zijn echter niet geverifieerd. Tevens ontbreken in de inventarisatie producten die wel nanodeeltjes bevatten, maar waarbij de fabrikant dit verzwijgt. Het Nederlandse RIVM / RIKILT onderzoek in 2007 was gebaseerd op de inventarisatie van Woodrow Wilson. Dit onderzoek signaleerde 143 producten met nanodeeltjes op de Nederlandse markt. Bart Walhout van het Rathenau Instituut gaf aan dat nanotechnologie niet enkel over deeltjes gaat, maar ook breder kijkt. Nanotechnologie gaat ook over ambient technologie (privacy bij steeds kleinere detectoren) en synthetische biotechnologie. Het Rathenau Instituut is al sinds 2004 betrokken bij het onderwerp nanotechnologie. Het overheidsbeleid op het gebied van nanotechnologie is terug te voeren naar 2004, toen het kabinet adviesaanvraag deed bij het KNAW over de gevolgen van nanotechnologie. Overigens was al in 1998 een STT studie (Stichting Toekomstbeeld Techniek) die adviseerde om aandacht te besteden aan de risico’s van nanotechnologie. Nu 10 jaar later is het overheidsbeleid niet wezenlijk veranderd. In 2006 kwam een kabinetsvisie uit en dit jaar wordt een uitwerking daarvan verwacht, vorm gegeven in een actieplan nanotechnologie (verwacht in april 2008). In 2006 adviseerde de Gezondheidsraad over nanotechnologie en in begin 2008 de VWA. Er was weinig (media)aandacht voor deze rapporten. Het RIVM heeft een website die dienst doet als informatiekanaal van de overheid. Het VWA adviseert de overheid om meer onderzoek naar risico’s te ondernemen en te investeren in meetmethoden en internationale coördinatie. Het Rathenau Instituut heeft verschillende workshops en bijeenkomsten gehouden over dit onderwerp en adviseert de Nederlandse overheid. Walhout signaleert dat Nederland wacht op Europees beleid, terwijl Europa weer wacht op mondiaal beleid. Het is bekend dat internationaal beleid maar zeer traag tot stand komt, dus de huidige situatie kan nog even duren. Het Rathenau Instituut signaleert dat gebrek aan kennis een handelingsvacuüm creëert. Onderzoek gebeurt niet doordat het probleem onduidelijk is, terwijl het onderzoek het probleem duidelijk kan maken. Regulering is niet mogelijk zolang er onvoldoende informatie is, maar definities zijn nodig voor informatie. Informatieverstrekking begint urgent te worden, maar er is onvoldoende informatie. Debat over nanotechnologie kan breed of smal, met kleine en/of grote NGOs. De overheid kan het debat leiden, deelnemen of faciliteren. NGOs zouden bijvoorbeeld direct met het Nederlands Nano Instituut (NNI) kunnen praten. Aanbevelingen van het Rathenau Instituut zijn: informeren richting breed publiek faciliteren betrokkenheid (kleinere) NGOs 2 beleidsgerichte consultering van stakeholders (heldere doelstelling nodig en wat gaat er gedaan worden met het resultaat?) Vereniging Leefmilieu merkt daarbij op dat bedrijven naar de overheid wijzen en dat de overheid juist naar de bedrijven wijst voor verantwoordelijkheid. - Duitse ervaringen met nanotechnologie Jurek Vengels werkt bij de Duitse NGO BUND aan een project over nanotechnologie. BUND is een van de grootste milieuorganisaties in Duitsland met 400.000 leden en 2.000 lokale groepen. Ze bestaat sinds 1975 na een fusie van verschillende zeer diverse groepen. Sommige hiervan waren al sinds 1913 actief. BUND is sinds 2004 betrokken bij het onderwerp nanotechnologie. Ze werden erop gewezen door Scientific Advisory Board (raad van wetenschappers die vrijwillig actief zijn bij BUND). In 2005 hielden ze een eerste conferentie over het onderwerp en dit is daarna elk jaar herhaald. In de loop van 2005 – 2006 zijn ze betrokken geraakt bij overleg over standaardisatie. En sinds 2006 nemen ze deel aan een Nationale dialoog van de overheid. De nanoafdeling van BUND bestaat uit 4 personen en het project wordt voor 50 % gefinancierd door de overheid. In 2007 hebben ze een "positionpaper" uitgebracht. Ze zijn voor een moratorium van ongebonden nanodeeltjes totdat er verplichte wetgeving is, de veiligheid onderzocht en er verplichte labeling is. Ook willen ze de scheidslijn voor nanodeeltjes verhogen van 100nm naar 300 nm. Samen met Friends of the Earth Australië en Friends of the Earth US hebben ze in maart 2008 een publicatie uitgebracht over nanodeeltjes in voedsel. De huidige activiteiten van BUND richten zich op PR/informeren van het publiek, lobby bij de overheid, dialoog met stakeholders, netwerken met andere NGOs (zoals nu), en het werven van meer mensen bij hun afdeling bij BUND. PR/informeren van het publiek gebeurt door middel van de jaarlijkse conferenties en het uitbrengen van persberichten. Zo bracht BUND een bericht uit over de SAMSUNG wasmachine die nanozilverdeeltjes uitstoot. Binnen een paar uur contacteerde het bedrijf de organisatie om te praten. Na overleg bleef BUND bij haar standpunt. Ook heeft BUND de Nano Oversight Principles getekend. Dit is heel eenvoudig en Vengels kan het elke NGO aanraden om dit te doen als men het eens is met de principes. Verder heeft men onlangs een publicatie (Out of the lab…) uitgebracht over nanodeeltjes in voedsel. Het initiatief hiervoor kwam vooral vanuit Friends of the Earth Australië. De keuze voor het onderwerp voedsel is gebaseerd op het feit dat de voedselindustrie niet transparant is en dat iedereen wel met voedsel te maken heeft en het idee van nanodeeltjes in voedsel niet erg aantrekkelijk is. De doelgroep van hun stuk zijn wet- en regelgevende instanties, wetenschappelijke journalisten en geïnteresseerde burgers. Het doel van de publicatie is om nanotechnologie meer openbaarheid te geven, wet- en regelgevende instanties te stimuleren om met regels te komen en om de industrie te dwingen om een standpunt in te nemen. Vengels geeft aan dat bij contact met bedrijven deze soms ontkennen nanotechnologie toe te passen, ook als dit wel op hun website is aangegeven. De publicatie heeft veel media-aandacht gehad. Lobby doet BUND via deelname aan een nationale dialoog met de overheid, waarbij ook andere NGOs en de industrie zelf zijn betrokken. Hierbij wordt gekeken naar voordelen, risico’s en vrijwillige regulering. Dit laatste heeft niet de voorkeur van BUND. Verder geven ze een nieuwsbrief voor politici. Dialoog met de industrie vindt sinds 2005 plaats. Zo heeft men overleg binnen de cosmeticabranche. Binnenkort beginnen ze een dialoog met BASF. Vengels ervaring is dat bedrijven graag een uitspraak willen ontlokken met daarin de goedkeuring van BUND voor een toepassing. Dit wil men bij BUND echter voorkomen. Een ander plan wat BUND heeft is om overleg aan te gaan met industrieonderdelen die getroffen kunnen worden door nanotechnologie. Voorbeelden van zulke ondernemingen zijn de (afval)watermaatschappijen en verzekerings-maatschappijen. Netwerken met andere NGOs gebeurt via EEB, Nano NGO yahoo groep per mail, maar ook via Nanocap. Via deze netwerken probeert men bij BUND contact te maken/houden met andere NGOs en kennisuitwisseling te bevorderen. Meer mensen krijgen bij BUND voor nanotechnologie is een ander aandachtspunt van BUND. Ze kunnen de lokale afdelingen en hun jeugdafdeling niet forceren om er aandacht aan te besteden. Een aantal kritische aandachtspunten zijn volgens Jurek Vengels: welke onderwerpen zijn geschikt (vanwege de breedte van het onderwerp is een focus nodig)? hoe ver gaan met politieke eisen? Hoe is je relatie met regelgevers (wat is de beste weg voor aandacht)? Hoe veel capaciteit heb je? / wat voor soort ‘dialoog’ wil je voeren (hoe betrokken wil je raken bij het overleg / wanneer zeg je nee tegen de uitkomst)? Wat voor publicaties zijn geschikt (welke doelgroep kies je)? Hoe werf je vrijwilligers? Hoe organiseer je de informatiestroom naar je achterban? Ten slotte wijst Vengels erop dat men zich kan aanmelden voor informatie bij de EEB via Dragomira Raeva ([email protected]) en bij een Yahoo mailing van NanoNGOs via Jaydee Hanson 3 ([email protected]). Deze laatste is wel sterk op de Verenigde Staten gericht. Verder geeft hij nog enkele nuttige internetlinks. Vengels sluit af met de opmerking dat nanotechnologie potentieel onwenselijk is, ook al leeft er op dit moment nog geen publieke bewustheid van het onderwerp. BUND pleit voor wetgeving voor nanotechnologie, maar de huidige uitspraken in dialogen blijven beperkt tot vrijwillige regulering. Ook andere milieu organisaties zoals Greenpeace en milieudefensie (FOE NL) doen niet mee. Dit maakt het ook lastig om Europees iets te doen. Naast BUND is nog een kleinere milieuorganisatie actief en een consumentenorganisatie. Veiligheidsinformatie zou openbaar moeten worden. Dit wordt een onderwerp van gesprek bij de dialoog met BASF. Discussie Na de drie presentaties is er een korte pauze om even een broodje te eten. Vervolgens speelt de vraag op wat er nu dient te gebeuren. Kunnen milieuorganisaties wat met nano? Aanknopingspunten Er wordt gewezen op ervaringen met fijnstof en milieuvergunningen. Kunnen bedrijven die nanodeeltjes maken niet via de milieuvergunning worden aangepakt? Op welke wijze is het omschreven in de aanvraag voor een vergunning? Er is zo veel onduidelijkheid, kan er dan wel een vergunning worden afgeven? Waarom niet eerst de risico’s inventariseren en bijvoorbeeld kijken naar het afvalstadium? Wat betekent de ‘nano’ problematiek voor andere velden? Er wordt opgemerkt dat het feit dat bij de productie van nanodeeltjes ook afval wordt geproduceerd dit een ander licht werpt op plannen voor de bouw van een groot nanolaboratorium in Enschede, Bij de vergunning aanvraag kan men wellicht bedenkingen over de afvalstromen indienen? Een andere opmerking wordt gemaakt over de scheidslijn van nanodeeltjes. Waarom deze horizontaal trekken bij 100 of 300 nm? Er wordt gesteld als een deeltje in de categorie nano valt dan is het anders, maar er is ook gesteld dat kleiner niet altijd slechter hoeft te zijn. Waarom niet verticaal een lijn trekken en in de huidige toxicologische beoordelingen deeltjesgrootte meenemen? Gradaties in grootte van (nano)deeltjes kunnen dan beoordeeld worden. Er hoeft enkel de toxicologische standaard te worden aangepast. Dan is er geen discussie meer of iets wel of geen nano is en of het wel of niet opnieuw getest moet worden. Van elke deeltjesgrootte is dan informatie. Later wordt dit aangevuld door te wijzen op de mogelijkheid om deeltjesgrootte bij REACH te voegen. Op dit moment is deze deeltjesgrootte nuancering bij deze richtlijn beperkt. Het is een groot project en het duurt lang voordat alle informatie er zal zijn. Wat gebeurt er in de tussentijd? Het lijkt erop dat productaansprakelijkheid het enige wetgevende kader is dat op dit moment van toepassing is. Ook wordt opgemerkt dat de discussie rondom de herkomst van nano identiek lijkt aan fijnstof. Is het natuurlijk of gemaakt? Ook wordt er gewezen op de effecten voor het milieu. Ecotoxicologie wordt vaak vergeten. Dit gebeurde ook bij de discussie over fijnstof. Er is een groot kennisgat voor wat ecotoxicologie betreft. Proefdiervrij sluit zich hierbij aan. Milieueffecten zijn belangrijk om te weten. Echter, het standpunt van Proefdiervrij is wel dat er gekeken dient te worden naar alternatieven voor dierproeven in plaats van nanodeeltjes massaal te gaan testen via dierproeven. Vengels van BUND wijst er op dat in vitro testen geen dierproeven zijn, maar dat er in Duistland geen discussie over was, zoals bij REACH. Als ‘nano’ bij REACH betrokken kan worden is er vanuit deze richtlijn de verplichting om dierproeven te minimaliseren. Dierproefvrij wil dus proberen om nano onder REACH te laten vallen. Vanuit ‘12 Ambachten’ wordt er gewezen naar de slow food movement die een alternatief biedt door nano-voeding af te wijzen. Moeten milieuorganisaties campagne gaan voeren? Deze vraag wordt met ja beantwoord, maar er is onduidelijkheid over wat de invloed zal zijn. Er wordt gewezen op de geschiedenis van de acties bij genetische manipulatie (GMO, Genetic Modified Organisms) door publieke aversie door campagnes is het afgewezen. Ook toen de industrie het imago probeerde aan te passen met het vagere ‘modificatie’ bleef de afkeer. 4 Het is aan te raden volgens sommigen om dezelfde tactiek als toen te gebruiken. Overigens is het scenario van GMO het nachtmerrie scenario van VROM. Bij de milieu NGO’s is het asbest scenario te beschrijven als het nachtmerrie scenario. Iets sluipt ongemerkt de maatschappij in en blijkt daarna gevaarlijk te zijn. Maatschappelijke beroering kan helpen om iets van de grond te krijgen. Regulering eisen? Overheid wil geen regels stellen. NGOs willen dit wel. Ook bij industrie is er behoefte aan duidelijkheid. Moeten NGOs niet met de industrie zelf om tafel gaan zitten? DuPont heeft al guidelines ontwikkeld. Industrie wil wel duidelijkheid, maar heeft ook andere belangen. De discussie zou verschuiven naar de inhoud van de regels. De industriële (imago)campagne is gericht op beïnvloeden/overtuigen van mensen over nano. Het overleg zou kunnen worden aangegrepen als voorbeeld dat ze juist goed bezig zijn. Wellicht kan men met down-stream users gaan praten? Ook met winkelketens en dergelijke. Er moet echter niet worden vergeten dat belangen van onder meer winkelketens (zoals lange houdbaarheid) ook meespelen bij de ontwikkeling en toepassing van nanodeeltjes in voedsel. Bij de dialoog met bedrijven is het van belang om in de gaten te houden dat het niet ‘voor de gezelligheid’ is. Het is van belang dat er iets te bespreken valt en dat er besluitvorming kan worden beïnvloed. Is men het eens met het advies van VWA voor labels? Ja, maar wat zegt het? Informatie is voor leek onbruikbaar. Geïnformeerde burgers zijn nodig om effect te krijgen van labels. Labeling alleen is niet voldoende. Welk instrument geeft voldoende bescherming? Een moratorium verdient de voorkeur. BUND stelt dat de British Royal Society (BSC) heeft gepleit voor een moratorium, zonder dit te als zodanig te benoemen. Tijdens een EEB bijeenkomst over nanotechnologie werd een moratorium niet zinvol geacht; maar men is wel voor beperking van bepaalde toepassingen (vooral consumentenproducten) tot de risico’s duidelijker zijn. Voorbeelden waarbij nano op zich geen kwaad kan is bij de iPod Nano, waar het op de processor zit in het apparaatje. De nanodeeltjes zitten vast en komen niet vrij. De vraag hierbij is echter later in de levenscyclus. Wat gebeurt er in het afvalstadium? Het is namelijk bekend dat dit soort afval in de derde wereld terecht kan komen. Naast labeling kan men kijken naar vergunningen, publieke participatie en coalitievorming met industrie voor wetgeving. Wat nu? Een aantal deelnemers geeft aan: ‘niets’. Men geeft aan het onderwerp vanaf nu beter te gaan volgen. Proefdiervrij geeft aan te gaan streven om nano onder REACH te laten vallen. Een aantal deelnemers geeft aan geïnteresseerd te zijn om een netwerk te vormen om elkaar op de hoogte te blijven houden. Stichting Natuur en Milieu wil hierbij als ‘linking pin’ optreden. Enkele bijeenkomsten per jaar over het onderwerp kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Consumentenorganisaties zoals de consumentenbond en patiëntengroepen kunnen interessant zijn om daarbij te betrekken. N&M zal iedereen een mail sturen met de vraag 'wat de betreffende organisatie aan nano (wil) gaan doen. 5