Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk

advertisement
foto: Marcel van den Bergh
Van pedagogische tik tot kindermishandeling
Preventie van fysieke straf vraagt om
maatwerk
‘Pedagogische tik’, ‘corrigerende tik’, ‘lijfstraf’, ‘draai om de oren’.
Welke term je ook kiest voor een fysieke straf, het gaat altijd om het
controleren of corrigeren van het gedrag van kinderen door het gebruik van fysieke kracht. Meestal door te slaan, met de hand of met
een voorwerp.
Volgens de Wet op de jeugdzorg is kindermishandeling ‘elke vorm
van de voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie
van fysieke, psychische of sociale aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een afhankelijkheidsrelatie staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade
wordt of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de
vorm van fysiek letsel of psychische stoornissen’. Bij fysieke kindermishandeling gaat het dus om de gewelddadige manier waarop
ouders omgaan met hun kind, bewust of onbewust, waardoor het
kind ernstige lichamelijke of psychische schade kan oplopen.
Geen enkele cultuur keurt mishandeling van kinderen door hun
ouders goed. Wel zijn er tussen en binnen culturen verschillen in
opvatting over de grens tussen gelegitimeerde opvoedmiddelen en
1
Kennis
7
JeugdenCo
Fysiek straffen komt in alle bevolkingsgroepen in Nederland voor,
maar het heeft niet in elk gezin dezelfde betekenis en hetzelfde
effect, blijkt uit een literatuurverkenning. Wie ouders, van welke
culturele achtergrond dan ook, wil helpen hun kinderen op te voeden
zonder slaan, moet eerst achterhalen wat de oorzaak en de context
van het slaan is.
2007
Door Edith Geurts en Deniz Ince
Edith Geurts en Deniz Ince
kindermishandeling. Het vaststellen van die grens is moeilijker in
culturen waarin lijfstraffen gebruikelijk zijn.
De vraag is waar de grens ligt tussen fysieke straf en fysieke mishandeling. Jeugdarts Ben Rensen (1992) benoemt in Kindermishandeling. Resultaten van multidisciplinair onderzoekfysiek straffen tot kindermishandeling als het zeer regelmatig plaatsvindt; de ernst ook binnen de eigen groep als buitenproportioneel wordt gezien; het zich
richt op één kind, het zogenaamde zwarte schaap; en het niet wordt
gebruikt op pedagogische momenten, maar om de woede van de
ouder te bekoelen.
Kennis
1
2007
Disciplinering
JeugdenCo
8
Fysieke straf is dus niet per definitie hetzelfde als kindermishandeling. Fysieke straf kan wel uit de hand lopen en ontaarden in kindermishandeling. De Amerikaanse psycholoog Lisa Aronson Fontes
(2005) stelt in Child Abuse and Culture. Working with diverse families dat
de meeste incidenten van fysieke kindermishandeling zijn begonnen als vorm van disciplinering. De ouder gebruikt een lijfstraf om
het kind te straffen, een les te leren of ongehoorzaamheid te corrigeren, maar het kind is gewond geraakt als gevolg van onbedoeld of
opzettelijk gebruik van kracht.
Gebruik van fysieke straf kan om verschillende redenen ontaarden
in mishandeling. Ten eerste verliezen milde vormen van fysieke straf
op den duur hun effectiviteit, waardoor ouders zich genoodzaakt
zien steeds zwaarder te straffen. Ten tweede vertrouwen ouders die
overtuigd zijn van het nut van fysieke straffen niet op andere manieren van corrigeren van regeloverschrijdend gedrag. Ten derde vergroot het frequent lichamelijk straffen van kinderen de kans op mishandeling. Als ouders hun kinderen nooit slaan, is er immers geen
risico van te hard te slaan.
Bevolkingsgroepen
Nederland telt ruim 2,5 miljoen gezinnen. Een op de vijf gezinnen is
van niet-Nederlands afkomst, blijkt uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat wil zeggen dat minstens een van
beide ouders buiten Nederland is geboren. De vijf grootste bevolkingsgroepen in Nederland zijn Nederlanders, Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen.
Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk
Op dit moment wordt 82 procent van de Turkse en 87 procent van de
Marokkaanse gezinnen gevormd door twee ouders die buiten Nederland zijn geboren. Surinaamse en Antilliaanse gezinnen zijn vaker
gemengd: in respectievelijk twee van de vijf en drie van de vijf van
deze gezinnen is een van de ouders in Nederland geboren.
Als ouders vinden dat ze hun kinderen moeten corrigeren, doen de
meesten dat door hun kinderen te waarschuwen, af te zonderen of
iets leuks te onthouden. Daarnaast gebruikt een deel van de ouders
van kinderen tussen 0 en 12 jaar een tik als opvoedmiddel. Uit het
0- tot 12-jarigenonderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau
(2005) en TNO-Kwaliteit van Leven, getiteld Kinderen in Nederland,
blijkt dat 26 procent van de ouders met een kind van 14 maanden, 31
procent van de ouders met een kind van 3 jaar, en 18 procent van de
ouders met een kind tussen 4 en 12 jaar wel eens een tik geeft.
1
Kennis
9
JeugdenCo
Orthopedagoog Cecile Nijsten vergelijkt in Opvoedingsgedrag (Pels,
2000) het opvoedingsgedrag van Nederlandse, Turkse, Marokkaanse, Surinaams-Creoolse en Chinese ouders met elkaar. Haar analyse is gebaseerd op verschillende opvoedingsonderzoeken onder die
bevolkingsgroepen. De verschillen tussen de groepen blijken klein.
In de groep ouders met kinderen van 4 tot en met 18 jaar straft ongeveer eenderde van alle moeders een kind nooit of vrijwel nooit in de
situaties die aan hen werden voorgelegd. Van de Nederlandse moeders die hun kind wel eens straffen zegt 17 procent een ‘draai om de
oren of een tik’ te gebruiken. Bij de Turkse moeders gebruikt 20 procent wel eens fysieke straf. Bij de Marokkaanse en Creoolse moeders
geeft 25 procent wel eens een tik.
De manier van straffen en belonen van kinderen blijkt samen te
hangen met de achtergrond van gezinnen. In Surinaams-Creoolse
gezinnen spelen de generatie van de moeder en haar opleidingsniveau een belangrijke rol. Naarmate Creoolse moeders hoger opgeleid
zijn, maken ze minder gebruik van machtsuitoefening en slaan bij
overtredingen van hun kinderen. De tussengeneratiemoeders – degenen die tussen hun 6e en 16e jaar zijn gemigreerd – maken het
meest gebruik van slaan of een tik geven. De eerste generatie maakt
het minst gebruik van fysieke straf.
Bij de Turkse moeders geven de tussengeneratie en de moeders van
de tweede generatie het vaakst een tik bij een overtreding van het
kind. Ook bij deze groep straft de oudere generatie het minst frequent.
2007
Achtergrond
Edith Geurts en Deniz Ince
Dat de oudere generatie minder vaak fysiek straft komt misschien
door de leeftijd van het kind. Moeders van jongere generaties hebben jongere kinderen, die over het algemeen sneller fysiek straf krijgen.
Onder Marokkaanse gezinnen komt fysieke straf vooral voor bij
laagopgeleide ouders. De moeders in het onderzoek zeggen geen
alternatief te kennen. De manier waarop ouders het gedrag van kinderen corrigeren hangt vaak ook af van de grootte van het gezin en
de leeftijd van de kinderen. In grote gezinnen geven moeders eerder
straf. Fysiek straffen komt bij Marokkaanse moeders ook vaker voor
naarmate zij van een oudere generatie zijn.
Kennis
1
2007
Cijfers
JeugdenCo
10
Hoe vaak fysieke kindermishandeling in Nederland voorkomt is onbekend. Naar schatting worden jaarlijks minimaal tachtigduizend
kinderen mishandeld door hun ouders. Dat cijfer is grotendeels gebaseerd op Amerikaans onderzoek en betreft alle vormen van kindermishandeling.
Cijfers worden wel bijgehouden door de Advies- en Meldpunten
Kindermishandeling (AMK’s). Iedereen die een vermoeden heeft van
kindermishandeling kan voor advies, consult of melding contact
opnemen met het AMK. In 2005 gebeurde dat 38.052 keer. In 20,9
procent van de meldingen, 21,3 procent van de consulten en 16,5 procent van de adviezen ging het om een vermoeden van lichamelijke
mishandeling.
70,3 Procent van het totaal aantal meldingen en 73,2 procent van
alle adviezen en consulten betreft Nederlandse gezinnen. Bij 25,6
procent van de meldingen gaat het vermoedelijk over gezinnen met
een allochtone achtergrond. Van de totale groep allochtone gezinnen
betreft het in 13,7 procent van de meldingen gezinnen van Turkse,
Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse afkomst. Bij de adviesgesprekken is het percentage ‘onbekend’ hoog, waardoor er geen precieze gegevens over de afkomst van de gezinnen beschikbaar zijn.
Aangezien op 1 januari vorig jaar 22,4 procent van alle kinderen in
Nederland van allochtone afkomst was, zijn allochtone kinderen bij
de meldingen enigszins oververtegenwoordigd. Hoe vaak lichamelijke kindermishandeling voorkomt binnen de verschillende groepen
is op grond van deze cijfers niet te zeggen.
Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk
Betekenis
Kennis
De psychologen Alan Kazdin en Corina Benjet (2003) bespreken in
hun artikel ‘Spanking children: the controversies, findings, and new directions’ (Clinical Psychology Review 23) twee meta-analyses naar de effecten van slaan, die van Robert E. Larzelere en die van Liz Gershoff.
Larzelere bestudeerde de effecten van slaan op kinderen jonger dan
13 jaar. De studie van Gershoff gaat over het verband tussen fysieke
bestraffing en een aantal problemen.
Ondanks verschillen in vraagstelling komen beide onderzoekers
tot dezelfde conclusies.
z Lichamelijke straf leidt tot onmiddellijke gehoorzaamheid. Kinderen stoppen over het algemeen meteen met het ongewenste gedrag
en gaan het gedrag vertonen dat van hen gevraagd wordt.
z De effecten van slaan hangen samen met de leeftijd van het kind.
Larzelere concludeert dat het effect van onmiddellijke gehoorzaamheid sterker is bij kinderen van 6 jaar en jonger. De kans op
negatieve effecten, zoals agressief en antisociaal gedrag, is groter
bij oudere kinderen. Gershoff toonde aan dat het verband tussen
fysieke bestraffing en agressie en antisociaal gedrag het sterkste is
bij kinderen tussen 10 en 12 jaar.
z Regelmatige fysieke bestraffing leidt tot negatieve uitkomsten.
Larzelere stelt dat het negatieve gevolgen heeft wanneer kinderen
11
JeugdenCo
Gehoorzaamheid
1
2007
De afgelopen veertig jaar is veel onderzoek gedaan naar de gevolgen
van fysieke straf. In die onderzoeken staan twee visies centraal. De
eerste visie, waarvan de aanhangers volledig tegen het gebruik van
fysieke bestraffing zijn, gaat ervan uit dat fysieke straf onder alle
omstandigheden negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van
kinderen, op korte én lange termijn. Volgens deze visie leidt fysieke
straf onder meer tot agressie, gedragsproblemen, criminaliteit en
partnergeweld. Zo leren kinderen door het gedrag van hun ouders
dat problemen worden opgelost met geweld. De kans dat ze in interacties met anderen ook geweld gebruiken neemt daardoor toe.
Onderzoekers die zich scharen achter de tweede visie gaan ervan
uit dat de gevolgen van fysieke straf afhankelijk zijn van de omstandigheden. De gevolgen worden mede bepaald door de betekenis die
het kind toekent aan het slaan. Die betekenis wordt onder meer
beïnvloed door de leeftijd van het kind, de opvoedingscontext en de
culturele achtergrond.
Edith Geurts en Deniz Ince
een tot drie keer per week worden geslagen. Dit negatieve effect is
overigens niet sterker dan bij andere vormen van straf, zoals verbale straf, apart zetten of leuke dingen onthouden. De manier
waarop ouders de straf uitdelen is van invloed op de gevolgen. Het
gaat niet alleen om de frequentie, maar ook om het vooraf waarschuwen of niet, de vraag of een dergelijke straf systematisch of
incidenteel plaatsvindt en of het wel of niet hardhandig gebeurt.
Kennis
1
2007
Context
JeugdenCo
12
De onderzoekers zijn het niet eens over de vraag of lijfstraffen voornamelijk schadelijke of voornamelijk gunstige effecten hebben voor
kinderen. Zo concludeert Larzelere dat fysiek straffen bij kinderen
tussen 2 en 6 jaar ongehoorzaamheid en vechten vermindert. Gershoff vindt echter aanwijzingen dat het negatieve invloed heeft op de
ouder-kindrelatie en leidt tot agressief gedrag op latere leeftijd.
Larzelere heeft de invloed van de culturele context op de gevolgen
van fysieke straf bestudeerd. Hij stelt dat de langetermijneffecten
van fysieke bestraffing – moderate spanking – cultuurspecifiek zijn. In
Afro-Amerikaanse gezinnen heeft fysieke bestraffing op lange termijn neutrale of juist gunstige effecten op met name antisociaal gedrag, terwijl het effect bij blanke Amerikaanse gezinnen voornamelijk negatief is.
In zijn bijdrage aan de bundel Kindermishandeling: de politiek een zorg
(2005) verwijst ook ethicus Bert Musschenga naar onderzoeken uit
de Verenigde Staten naar verschillen in opvoedingsstijlen van blanke
Amerikanen, Latino’s en zwarte Amerikanen. Daaruit blijkt dat
zwarte kinderen die regelmatig lichamelijke straf krijgen daar anders op reageren dan blanke kinderen. Blanke kinderen reageren
vooral met agressie, zwarte kinderen niet. De onderzoekers denken
dat blanke kinderen die geslagen worden dat niet kunnen verenigen
met het beeld dat zij hebben van een goede ouder. Voor zwarte kinderen is fysieke straf een onderdeel van een goede opvoeding. Wat
zwarte kinderen behoedt voor negatieve gevolgen van lijfstraffen is
dat deze gecombineerd worden met veel warmte en liefde.
Volgens Musschenga is het onmogelijk de schadelijkheid van lijfstraffen vast te stellen zonder het hele familiesysteem, het functioneren van het kind en andere gedragingen van ouders erbij te betrekken. Zo zou het gebruik van argumenten en koesterend gedrag een
buffer kunnen vormen tegen mogelijke schadelijke gevolgen.
Fysieke straf hóéft dus niet schadelijk te zijn, als die is ingebed in
een liefdevolle en warme opvoeding. Daarmee is echter niet gezegd
Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk
dat fysieke straf onschadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen.
Ouders kunnen daarom beter andere opvoedingsmiddelen inzetten
om hun kinderen te corrigeren en positief gedrag te stimuleren.
Voor beroepskrachten is het van belang per geval na te gaan wat de
betekenis van fysiek straffen is voor de kinderen en de ouders en in
welke context het plaatsvindt.
Risicofactoren bij het kind
Sommige kinderen hebben een grotere kans mishandeld te worden
dan andere kinderen. Het gaat dan om kinderen die door lichamelijke
beperkingen, gedragsproblemen of ontwikkelingsproblemen extra
zorg en aandacht van ouders vragen. De mate waarin een kind als extra
last wordt ervaren kan per cultuur verschillen. Zo zien mensen in bepaalde subculturen gehandicapte kinderen als een straf van Allah.
Risicofactoren bij de opvoeders
Hierbij gaat het om het persoonlijk functioneren van de ouders, hun
opvattingen, percepties en kennis over het kind en over opvoeding,
en om de ontwikkelingsgeschiedenis van de ouder. Voorbeelden zijn
psychische problemen, verslaving aan alcohol of drugs, jong ouderschap en een gebrek aan pedagogische kennis en vaardigheden.
Risicofactoren in het gezin
Hierbij gaat het om het gezinsklimaat, de gezinsgrootte en de gezinssamenstelling. Voorbeelden zijn ernstige huwelijksproblemen
tussen de ouders, een groot gezin en mishandeling van de ene ouder
door de andere ouder.
1
Kennis
13
JeugdenCo
Uit onderzoek zijn risicofactoren bekend die op groepsniveau de
kans vergroten op het ontstaan van opvoedingsproblemen en kindermishandeling. In individuele situaties leidt de aanwezigheid van
risicofactoren niet automatisch tot een problematische opvoedingssituatie. Beschermende factoren, zoals opvoedingscompetentie en
sociale steun, kunnen tegenwicht bieden.
In de literatuur worden vaak vijf groepen risicofactoren onderscheiden: factoren bij het kind, bij de ouders of opvoeders, in het
gezin, in de socio-economische context en in de culturele context
van het gezin. Bij niet-westerse allochtonen in Nederland zijn de
risicofactoren in het gezin, de socio-economische context en de culturele context in verhoogde mate aanwezig.
2007
Risicofactoren
Edith Geurts en Deniz Ince
Gezinsgrootte is een risicofactor voor kindermishandeling. In nietwesterse allochtone gezinnen is het kindertal gemiddeld hoger dan
in autochtone gezinnen. Vooral Marokkaanse gezinnen zijn gemiddeld groot: 45 procent van de Marokkaanse gezinnen heeft drie of
meer kinderen tegenover 22 procent van de Nederlandse en 31 procent van de Turkse gezinnen.
Ook de gezinssamenstelling speelt een belangrijke rol. Eenoudergezinnen hebben vaker opvoedingsproblemen dan twee-oudergezinnen. Van de Nederlandse, Turkse en Marokkaanse gezinnen is
eenzesde een eenoudergezin. Surinaamse en Antilliaanse gezinnen
tellen vaker slechts één ouder. Begin 2004 was 51 procent van de Antilliaanse en 45 procent van de Surinaamse gezinnen een eenoudergezin.
Kennis
1
2007
Risicofactoren in de socio-economische context
JeugdenCo
14
De socio-economische context bestaat uit het opleidingsniveau van
ouders en de financiële en materiële omstandigheden van gezinnen.
Gezinnen waarin mishandeling plaatsvindt, kampen vaak met een
opeenstapeling van problemen als werkloosheid, een laag inkomen
en slechte huisvesting. Ook sociale omstandigheden, zoals de confrontatie met racisme en discriminatie, sociale isolatie, een woonomgeving met hoge criminaliteitscijfers, kunnen een risicofactor vormen. Onderzoek laat zien dat opvoedingsproblemen vaker voorkomen bij laagopgeleide ouders, niet-westerse ouders en ouders die
onder de armoedegrens leven.
Het gemiddelde inkomen van allochtone gezinnen is lager dan dat
van autochtone gezinnen. In 2001 lag het beschikbare huishoudinkomen van Turkse en Marokkaanse gezinnen gemiddeld 30 procent
onder dat van autochtone gezinnen. Hoewel de verschillen kleiner
zijn bij jongere ouders, blijft ook het inkomen van gezinnen van
jonge Turkse en Marokkaanse ouders gemiddeld nog 20 procent
achter bij dat van autochtone gezinnen.
Allochtone gezinnen hebben naar verhouding veel geldzorgen.
Van de Nederlandse twee-oudergezinnen zegt 8 procent moeilijk te
kunnen rondkomen. 53 Procent van de Turkse, 42 procent van de
Marokkaanse, 27 procent van de Surinaamse en 33 procent van de
Antilliaanse twee-oudergezinnen rapporteert geldzorgen te hebben.
Risicofactoren in de culturele context
Het gaat hierbij om waarden, normen, opvoedingsdoelen en opvoedingsmiddelen die volgens de normen in de Nederlandse maatschappij als mishandeling of verwaarlozing worden bestempeld. Een
Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk
sterk seksespecifieke opvoeding bijvoorbeeld kan ertoe leiden dat
meisjes thuis gehouden worden van school om hun moeder te helpen.
In zijn artikel ‘Allochtonen en kindermishandeling’ (Tijdschrift voor
Kindergeneeskunde 64, 1996) stelt jeugdarts Ben Rensen dat problemen
die samenhangen met migratie een belangrijke rol spelen in problematische opvoedingssituaties. Die problemen zijn een andere status
van de vader binnen en buiten het gezin, heimwee, onzekerheid over
het opvoeden in een andere samenleving, racisme, discriminatie en
armoede.
1
Kennis
15
JeugdenCo
Omdat opvoedingsproblemen een voorportaal kunnen zijn voor
mishandeling is inzicht in opvoedingsvragen en -problemen van
ouders van belang. Uit Kinderen in Nederland (2005) blijkt dat volgens
artsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg het gedrag
van kinderen de voornaamste oorzaak van opvoedingsproblemen is,
gevolgd door beperkte opvoedvaardigheden van ouders.
De factsheet Ouders en hun behoeften aan opvoedingsondersteuning van
NIZW Jeugd (2006) geeft een topvijf van opvoedvragen.
1 Ongehoorzaam gedrag van het kind: niet of slecht luisteren, zich
niet aan regels houden.
2 Druk of agressief gedrag van het kind.
3 Grenzen stellen, straffen en belonen.
4 Ontwikkeling van het kind, zoals zindelijkheid en driftbuien.
5 Gezondheid van het kind, zoals slapen en eten.
Nederlandse, Marokkaanse en Turkse ouders hebben vragen over en
problemen met het omgaan met lastig gedrag van hun kinderen,
zoals niet willen eten, slapen of luisteren. Dit blijkt uit onderzoek
van Jo Hermanns en Paul Leseman (2002) naar vragen van ouders uit
verschillende etnisch-culturele gemeenschappen. 46 Tot 49 procent
van de Nederlandse ouders en 57 tot 64 procent van de Marokkaanse
en Turkse ouders heeft vragen over hoe om te gaan met lastig gedrag.
Trees Pels (2000) stelt dat vragen en twijfels van opvoeders, behalve op het gebied van onderwijsondersteuning van kinderen, sterk
gericht zijn op de controle van kinderen in een culturele context
waarin autonomie de voornaamste opvoedingswaarde is geworden.
Omdat allochtone ouders meer aan conformiteit hechten dan autochtone ouders zijn hun vragen over opvoeden in Nederland ook
meer hierop toegespitst.
2007
Voorportaal
Edith Geurts en Deniz Ince
Kennis
1
2007
Onderscheid
JeugdenCo
16
Om te voorkomen dat problemen escaleren en ouders hun toevlucht
zoeken in fysieke bestraffing is het van groot belang om te voorzien
in hun behoefte aan informatie en steun.
Om individuele gezinnen een geschikt aanbod te kunnen doen, is
het belangrijk de achtergrond van de fysieke straf te achterhalen.
Lisa Aronson Fontes (2005) maakt in Child Abuse and Culture. Working
with diverse families een onderscheid tussen eenmalige, uit de hand
gelopen fysieke mishandeling door een ouder die zijn kind wilde
straffen maar bijvoorbeeld per ongeluk letsel veroorzaakte, en stelselmatig opzettelijk geweld met fysieke en geestelijke schade tot gevolg. Beide vormen moeten vanzelfsprekend serieus genomen worden, maar ze vragen om een verschillende aanpak.
Bij een fysieke straf die uit de hand loopt, zijn voorlichting over
opvoeding en stressreducties voor de hand liggende oplossingen. Bij
stelselmatig opzettelijk geweld is een intensievere behandeling
nodig.
Bovendien is het belangrijk na te gaan of af en toe een tik geven
een geaccepteerd opvoedingsmiddel is in de cultuur van de ouders.
Voor het aanbod aan ouders maakt het uit of zij zich ervan bewust
zijn dat bepaalde straffen in Nederland niet zijn toegestaan en of zij
bereid zijn over alternatieven na te denken. In dat geval volstaat wellicht opvoedingsvoorlichting over alternatieve manieren om kinderen te corrigeren.
Interventies
Er zijn verschillende programma’s en cursussen die ouders helpen
bij het opvoeden van hun kinderen. Sommige methodieken richten
zich op alle ouders, andere op geselecteerde risicogezinnen. Bovendien hebben sommige programma’s speciale voorzieningen voor
allochtone gezinnen.
Hier een beknopt overzicht van preventieve interventies die gericht zijn op het versterken van de opvoedingsvaardigheden en het
gezinsmanagement van ouders. Ze voldoen aan criteria voor veelbelovende of effectieve jeugdinterventies en staan uitgebreider beschreven in de Databank effectieve jeugdinterventies (www.jeugdinterventies.nl) van het Nederlands Jeugdinstituut.
Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk
Interventies met specifieke voorzieningen voor allochtone doelgroepen
Home Start is een gezinsgericht preventieprogramma voor gezinnen met ten minste één kind van 6 jaar of jonger. Het programma
wil voorkomen dat alledaagse problemen van ouders met jonge kinderen uitgroeien tot ernstige en langdurige problemen. Ervaren vrijwilligers bieden ouders thuis ondersteuning en praktische hulp bij
gezins- en opvoedingstaken.
Home Start heeft voorlichtingsmateriaal in verschillende talen en
cursusmateriaal voor vrijwilligers die met allochtone gezinnen gaan
werken.
1
Kennis
Beter omgaan met pubers is een opvoedingscursus voor laagopgeleide ouders van kinderen van 12 tot 18 jaar. Door ouders in een vroeg
stadium steun te bieden bij de opvoeding moet deze interventie
voorkomen dat problemen escaleren en dat ouders een beroep moeten doen op de hulpverlening. De cursus bestaat uit zes groepsbijeenkomsten. Onderwerpen zijn onder meer positieve aandacht en
manieren van opvoeden, grenzen stellen, straffen en ruzie voorkomen.
De cursusmaterialen zijn beschikbaar in het Nederlands, Turks,
Marokkaans-Arabisch, Berbers en Papiaments.
17
JeugdenCo
Opvoeden & Zo is een cursus in opvoedingsvaardigheden voor
ouders van kinderen in de basisschoolleeftijd. De cursus richt zich in
eerste instantie op autochtone en allochtone ouders in achterstandssituaties. Primair doel van de cursus is het voorkomen van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen bij kinderen door in te spelen op
opvoedingsvragen en –onzekerheden van ouders. Opvoeden & Zo bestaat uit zes bijeenkomsten waarin verschillende opvoedingsvaardigheden aan de orde komen.
De cursusmaterialen zijn beschikbaar in het Nederlands, Turks,
Marokkaans-Arabisch en Papiaments.
2007
Peuter in zicht! is een cursus voor autochtone en allochtone ouders
met kinderen van 2 tot 4 jaar. De cursus bestaat uit drie bijeenkomsten en is gericht op het vergroten van de opvoedingsvaardigheden
van ouders. Het doel is dat ouders leren hun kind adequaat te steunen, stimuleren en sturen in de dagelijkse opvoedsituatie.
De cursusmaterialen zijn beschikbaar in het Nederlands, Turks en
Marokkaans-Arabisch.
Edith Geurts en Deniz Ince
Interventies zonder specifieke voorzieningen voor allochtone doelgroepen
Moeders Informeren Moeders (MIM) is een programma voor voorlichting en opvoedingsondersteuning van moeders met een eerste
kind tussen 0 en 18 maanden. De bedoeling is het zelfvertrouwen, de
zelfredzaamheid en het zelfzorgvermogen van de moeders te vergroten en hun sociale netwerk te versterken.
Kennis
1
2007
Triple P (Positive Parenting Program) is een integraal, effectief gebleken Australisch programma van opvoedingsondersteuning. Doel
is het voorkomen van emotionele en gedragsproblemen bij kinderen. Het programma bestaat uit vijf niveaus, van licht tot intensief,
en is geschikt voor ouders met kinderen in verschillende leeftijdsgroepen, van 0 tot 18 jaar. Triple P is erop gericht ouders vaardigheden te leren om een positief opvoedingsklimaat te creëren.
JeugdenCo
18
VoorZorg is een interventie die systematisch de risicofactoren aanpakt die tijdens de zwangerschap en de eerste levensjaren de ontwikkeling van kinderen bedreigen. Het programma is bestemd voor gezinnen waar veel risicofactoren aanwezig zijn, bijvoorbeeld een laag
inkomen, weinig opleiding, psychische problemen en ouders die in
hun jeugd zijn mishandeld. VoorZorg bestaat uit een intensief schema
van huisbezoeken door ervaren verpleegkundigen uit de jeugdgezondheidszorg, gericht op onder andere de rol van de ouder als opvoeder in de verzorging van en interactie met het kind, en op de gezondheid van de moeder.
Stevig Ouderschap is een intensief opvoedingsondersteunend programma voor gezinnen met pasgeboren kinderen. Geselecteerde gezinnen krijgen, naast de gebruikelijke zorg op de consultatiebureaus, intensieve opvoedingsondersteuning van een gespecialiseerde
wijkverpleegkundige. Doel van het programma is het voorkomen
van opvoedingsproblemen en kindermishandeling. Naast een luisterend oor krijgen de ouders informatie en opvoedingsvaardigheden
aangereikt. De kern van het programma is dat ouders sterker worden
in hun ouderschap.
Dit artikel is een bewerking van de factsheet Van pedagogische tik tot kindermishandeling. De culturele diversiteit in Nederland. Daarin staat ook de complete literatuurlijst waar de gegevens in dit artikel op gebaseerd zijn. Van de
factsheet staat een pdf-uitgave op www.kindermishandeling.info en
www.opvoedingsondersteuning.info.
Preventie van fysieke straf vraagt om maatwerk
Verder lezen
Benjet, C. en E. Kazdin (2003), Spanking children: the controversies, findings, and new
directions. Clinical Psychology Review, jaargang 23, pagina 197-224.
Distelbrink, M. en E. Hooghiemstra (2005), Allochtone gezinnen. Feiten en cijfers. Den Haag,
Nederlandse Gezinsraad.
Distelbrink, M., N. Lucassen en E. Hooghiemstra (2005). Gezin Anno nu. Den Haag, Raad
voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Fontes, L.A. (2005), Child Abuse and Culture. Working with diverse families. New York, Guilford
Publications.
Hermanns, J. en P. Leseman (2002), Vragen van ouders over de opvoeding en ontwikkeling
van hun kinderen in drie etnisch-culturele gemeenschappen. Pedagogisch Tijdschrift, jaargang 27, nummer 4, pagina 253-275.
Musschenga, B. (2005), Het gebruik van lijfstraffen in de opvoeding: tolereren of niet?. In:
Baartman, H., R. Bullens en J. Willems (red), Kindermishandeling: de politiek een zorg. Amsterdam, SWP. ISBN 90 6665 553 4.
Pels, T. (red.) (2000). Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar
gezinsopvoeding en pedagogische afstemming tussen gezin en school. Assen, Van Gorcum. ISBN
kunde, jaargang 64, pagina 163-168.
Snijders, J. (2006), Factsheet Ouders en hun behoeften aan opvoedingsondersteuning. Utrecht,
NIZW. Te downloaden via www.opvoedingsondersteuning.info > Servicepagina’s >
Downloaden.
Wolzak, A. en I. ten Berge (2005). Kindermishandeling: de aanpak in Nederland. Utrecht/
Amsterdam, NIZW/SWP. ISBN 90 8560 019 7.
Zeijl, E., M. Crone, M. e.a (2005), Kinderen in Nederland. Den Haag/Leiden, Sociaal en Cultureel Planbureau/TNO-Kwaliteit van Leven. ISBN 90 377 0209 0.
Websites:
www.jeugdinterventies.nl
www.kindermishandeling.info
www.opvoedingsondersteuning.info
Edith Geurts ([email protected]) en Deniz Ince ([email protected]) zijn innovatiemedewerkers
bij het Nederlands Jeugdinstituut.
1
Kennis
Rensen, H.B.H. (1996), Allochtonen en kindermishandeling. Tijdschrift voor Kindergenees-
19
JeugdenCo
A. van Montfoort (red.) Kindermishandeling. Resultaten van multidisciplinair onderzoek.
Utrecht, Data Medica. ISBN 90 229 5566 4.
2007
90 232 3607 6.
Rensen, H.B.H. (1992), Kindermishandeling en allochtone gezinnen. In: Baartman H. en
Download