Omzetting onderneming in BV bijgewerkt tot en met 25 januari 2008 Waarom dit dossier? Verreweg de meeste ondernemers beginnen te ondernemen in een eenmanszaak of een vennootschap onder firma (VOF). Bij een snelle groei wordt het op een bepaald moment aantrekkelijk om de onderneming voort te zetten in de vorm van een BV. Naast beperking van de aansprakelijkheid heeft de BV als voordeel dat bij hoge winsten minder belasting betaald hoeft te worden. De ondernemer kan ervoor kiezen zijn bestaande onderneming in te brengen in een BV. Hij heeft daarbij de keuze uit twee 'inbrengvarianten': de 'ruisende inbreng' en de 'geruisloze inbreng'. Dit dossier behandelt uitgebreid de belangrijkste aspecten van beide varianten. Met een aantal voorbeelden wordt duidelijk hoe een inbreng van een onderneming in de BV in de praktijk in zijn werk gaat. Ook worden de voor- en nadelen van de ruisende inbreng en de geruisloze inbreng op een rij gezet. Voor wie is dit dossier bestemd? De inhoud van dit dossier is vooral van belang voor de: Ondernemer IB. Ruisende en geruisloze inbreng Er zijn twee manieren waarop een ondernemer een eenmanszaak kan inbrengen in een BV: door ruisende inbreng of door geruisloze inbreng. Overigens kan ook een VOF worden omgezet in een BV. Let op dat er bij de omzetting van een VOF in een BV meerdere stakingen plaatsvinden. Staking is fiscaal jargon voor het beëindigen van de onderneming. Bij een VOF met twee vennoten vinden er twee stakingen plaats van twee aandelen in de VOF. De stakingswinst van beide vennoten hoeft niet gelijk te zijn, bijvoorbeeld omdat de ene vennoot voor 60% gerechtigd is tot de winst van de VOF en de andere vennoot slechts voor 40%. Wanneer beide vennoten verder willen ondernemen in de BV-vorm zijn er twee mogelijkheden: Er wordt één BV opgericht waarin het gehele vermogen van de VOF wordt ingebracht. Beide vennoten worden aandeelhouder van deze BV; Elke vennoot richt haar eigen persoonlijke BV op en brengt daarin haar eigen aandeel van de VOF in. Beide BV's kunnen eventueel samen weer een VOF vormen. Het kan ook voorkomen dat één vennoot zijn aandeel in de VOF inbrengt in een BV, terwijl de andere vennoten hun aandeel niet in de BV inbrengen. Bij de ruisende inbreng in een BV wordt de eenmanszaak of het aandeel in de VOF - fiscaal gezien - eerst helemaal gestaakt en wordt er daarna een nieuwe onderneming gestart in de vorm van een BV. In de praktijk betekent dit dat de ondernemer een slotbalans moet opmaken van de eenmanszaak of het aandeel in de VOF. De stakende ondernemer moet in principe inkomstenbelasting betalen over de meerwaarden van de activa van de eenmanszaak, over de fiscale reserves en over de opgebouwde goodwill (deze begrippen worden in 'De meerwaarde van de vaste activia' en verder uitgelegd). Dit wordt de fiscale claim genoemd. Bij een geruisloze inbreng van de eenmanszaak of een aandeel van de VOF vindt er daarentegen geen belastingheffing plaats. De oude onderneming wordt zonder fiscale afrekening ingebracht in de BV. De fiscale claim op de meerwaarden van de activa, de fiscale reserves en de goodwill wordt doorgeschoven naar de BV. In de volgende paragrafen wordt uitgebreid ingegaan op zowel de ruisende als de geruisloze inbreng. Voor informatie over de oprichting van een BV wordt verwezen naar het dossier Oprichting van de BV. Aandachtspunten vooraf! Vaak wordt bij een inbreng in een BV een holdingstructuur opgezet met meerdere BV's. Zie hiervoor 'Het opzetten van een holdingstructuur' van het dossier Optimaal gebruik van de BV. Het kan verstandig zijn de onroerende zaken (het bedrijfspand e.d.) onder te brengen in een aparte BV of een tussenholding. Verwezen wordt naar het dossier Optimaal gebruik van de BV. Het is belangrijk om te weten dat verliezen die zijn gemaakt met het ondernemen in een eenmanszaak of een VOF niet kunnen worden verrekend met de toekomstige winsten van de BV. Bij een ruisende inbreng is dit meestal geen probleem aangezien de inbrengende ondernemer de niet-verrekende verliezen van de eenmanszaak of de VOF kan compenseren met de gerealiseerde stakingswinst. Eventuele resterende verliezen kan de ondernemer na oprichting van de BV (inmiddels is de ondernemer dan DGA) in privé verrekenen met het loon dat hij gaat ontvangen van zijn eigen BV of andere positieve inkomsten in box 1 van de inkomstenbelasting. Bij een geruisloze inbreng is er geen stakingswinst en kan de inbrengende ondernemer (inmiddels DGA) het verlies alleen verrekenen met het loon van de BV of andere positieve voordelen in box 1 van de inkomstenbelasting. Voorbeeld 1 Sylvia drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Zij heeft een openstaand bedrag aan te verrekenen verliezen ter grootte van € 150.000. Sylvia wil haar onderneming inbrengen in een BV. De stakingswinst van de eenmanszaak in geval van ruisende inbreng is € 100.000. Van de BV zal Sylvia in de toekomst een loon ontvangen van € 50.000 per jaar. De gevolgen voor het openstaande onverrekende verlies zijn als volgt: a. Bij een ruisende inbreng: het openstaande verlies kan worden verrekend met de stakingswinst van € 100.000. Het resterende verlies kan Sylvia vervolgens verrekenen met het loon uit de BV van € 50.000. Na één jaar in de BV zijn de verliezen van de eenmanszaak helemaal verrekend. b. Bij een geruisloze inbreng: bij de inbreng in de BV realiseert de eenmanszaak geen stakingswinst. Het openstaande verlies van € 150.000 wordt in drie jaar verrekend met het jaarloon dat Sylvia uit de BV ontvangt (3 x € 50.000). In de praktijk verdient het bij grote openstaande verliezen (zeker wanneer wordt gekozen voor een geruisloze inbreng) de voorkeur om de overgang naar de BV uit te stellen tot het moment waarop de verliezen helemaal zijn verrekend. De voorovereenkomst en de voorperiode Vaak verstrijken er vele maanden tussen het tijdstip waarop de ondernemer het besluit neemt om de onderneming in te brengen in een BV en de daadwerkelijke oprichting van de BV bij de notaris. De tussenliggende periode wordt gebruikt voor onder meer het opmaken van de statuten van de BV en het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar (zie het dossier Oprichting van de BV). Deze periode noemen we de voorperiode van de BV. Tijdens de voorperiode is er sprake van een BV in oprichting (BV i.o.). De oprichter van de BV dient een zogeheten voorovereenkomst te tekenen en te laten registreren bij de Belastingdienst. De voorovereenkomst bevat in ieder geval de volgende twee belangrijke bepalingen: 1. een verklaring van de oprichter dat hij van plan is een BV op te richten; 2. een verklaring dat de in te brengen onderneming vanaf de ondertekening van de voorovereenkomst wordt gedreven voor rekening en risico van de BV i.o. Bij twee of meer oprichters sluiten deze oprichters een voorovereenkomst met elkaar. In geval van één oprichter sluit de oprichter een overeenkomst met zijn BV. Na ondertekening van de voorovereenkomst is de oprichter overigens niet verplicht om de BV ook daadwerkelijk op te richten. De voorovereenkomst is in principe vormvrij. Kiest de oprichter voor een geruisloze inbreng, dan is wel een tijdig opgemaakte en bij de Belastingdienst geregistreerde voorovereenkomst vereist. Let op! Bij inbreng van de eenmanszaak is er sprake van één oprichter die in de toekomst alle aandelen van de BV in handen krijgt. Deze oprichter kan behalve voor een voorovereenkomst ook kiezen voor een eenzijdig door hem opgestelde zogeheten intentieverklaring dat hij de BV wil oprichten. Onder bepaalde voorwaarden is het toegestaan dat de datum met ingang waarvan de onderneming voor rekening van de BV komt is gelegen vóór de datum van ondertekening van de voorovereenkomst. Bij een ruisende inbreng bedraagt deze periode van terugwerkende kracht maximaal 3 maanden en bij een geruisloze inbreng maximaal negen maanden. Bij de geruisloze inbreng moet de BV dan wel binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip worden opgericht. Voorbeeld 2 Simon is van plan zijn eenmanszaak ruisend in te brengen in een BV. De BV komt formeel tot stand op 1 augustus 2008. Op 1 maart 2008 wordt de voorovereenkomst gesloten en geregistreerd. In de voorovereenkomst staat dat de resultaten van de onderneming vanaf 1 januari 2008 voor rekening komen van de op te richten BV. Deze voorovereenkomst is geldig aangezien bij een ruisende inbreng 'terugwerkende kracht' van drie maanden is toegestaan. Bedenk wel dat de oprichter aansprakelijk is voor de schulden van de BV i.o. en wel tot het moment waarop de BV de handelingen uit de voorperiode bekrachtigt. Zie het dossier Oprichting van de BV. Vanaf de ondertekening van de voorovereenkomst betaalt de BV vennootschapsbelasting over haar resultaten. De Belastingdienst kan echter pas een aanslag vennootschapsbelasting opleggen nadat de BV daadwerkelijk tot stand is gekomen. De eerste aanslag vennootschapsbelasting van de BV heeft betrekking op de resultaten van de BV uit het eerste boekjaar en de voorperiode. Duurt de voorperiode erg lang, dan kan de Belastingdienst alsnog een aanslag inkomstenbelasting opleggen. Praktische aandachtspunten: Doet de oprichter in de voorperiode priveopnamen vanuit de BV, dan is deze arbeidsbeloning bij hem belast als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1 van de inkomstenbelasting. De BV kan in de voorperiode al afschrijven op de goodwill die bij de inbreng wordt gerealiseerd (zie De vrijval van de fiscale reserve van dit dossier). In de voorperiode heeft de inbrengende ondernemer niet langer recht op de ondernemersfaciliteiten uit de inkomstenbelasting, waaronder de zelfstandigenaftrek. De BV i.o. mag wel gebruikmaken van de investeringsaftrek voor investeringen die zij doet tijdens de voorperiode. Ruisende inbreng Ruisende inbreng betekent dat de eenmanszaak of het gedeelte van de VOF eerst wordt gestaakt voordat de onderneming wordt ingebracht in de BV. De staking heeft tot gevolg dat de stakende ondernemer inkomstenbelasting moet betalen over de stakingswinst van de eenmanszaak of het gedeelte van de VOF. Er moet met de Belastingdienst worden afgerekend. Berekening van de stakingswinst De stakingswinst van de onderneming is gelijk aan: de meerwaarde van de activa + de desinvesteringsbijtelling + de vrijval van de fiscale reserves + de goodwill van de onderneming De inbrenger mag op de berekende stakingswinst onder bepaalde voorwaarden de stakingsaftrek in mindering brengen. De resterende stakingswinst is in de inkomstenbelasting belast tegen maximaal 52%. Bovenstaande elementen van de stakingswinst evenals de stakingsaftrek worden in de volgende paragrafen kort toegelicht. Ten slotte volgt ter verduidelijking een voorbeeld van de berekening van de stakingswinst en de inbreng van een eenmanszaak in een BV. De meerwaarde van de vaste activa De meerwaarde van een activum (bezitting) is het verschil tussen de werkelijke waarde (de waarde in het economische verkeer) en de fiscale boekwaarde. De fiscale boekwaarde is het bedrag waarvoor het activum op de fiscale balans van de eenmanszaak of VOF staat. In het fiscale jargon wordt in plaats van een 'meerwaarde' meestal gesproken over een 'stille reserve'. Voorbeeld 3 Marloes drijft in de vorm van een eenmanszaak een groot boekhoudkantoor. Aan het einde van het jaar 2007 staakt Marloes haar onderneming met het idee deze voort te zetten in de vorm van een BV. Begin 2003 heeft Marloes een pand gekocht voor een bedrag van € 200.000. Op het pand is per jaar € 25.000 afgeschreven. Eind 2007 staat het pand voor een bedrag van € 75.000 op de balans van de eenmanszaak [€ 200.000 -/- (5 x € 25.000)]. Op de vrije markt zou Marlies het kantoorpand kunnen verkopen voor een bedrag van € 250.000. De meerwaarde is het verschil tussen de werkelijke waarde van het pand en de waarde op de balans. De meerwaarde bedraagt € 175.000 (€ 250.000 -/- € 75.000). De meerwaarde van € 175.000 behoort tot de stakingswinst van de eenmanszaak van Marloes. Praktisch aandachtspunt: De werkelijke waarde van activa op het moment van staking/inbreng moet worden bepaald via een schatting of taxatie. Zo wordt de waarde van onroerende zaken bepaald door een taxateur of makelaar. De WOZ-waarde van een onroerende zaak is hierbij niet bindend. De desinvesteringsbijtelling Bij het investeren in bedrijfsmiddelen heeft een ondernemer in de inkomstenbelasting onder bepaalde voorwaarden recht op de zogeheten investeringsaftrek. De ondernemer mag het bedrag van deze investeringsaftrek naast de normale afschrijving ten laste van de winst brengen. Vindt de staking plaats binnen vijf jaar nadat de ondernemer investeringsaftrek heeft gekregen, dan moet de ondernemer deze investeringsaftrek op het moment van staking (gedeeltelijk) terugbetalen. Dit heet de desinvesteringsbijtelling. Let op! Na een ruisende inbreng heeft de BV onder voorwaarden recht op investeringsaftrek voor de ingebrachte bedrijfsmiddelen. Probleem hierbij is dat het totaalbedrag van de investeringen meestal hoger ligt dan het wettelijke maximumbedrag waarop nog recht bestaat op investeringsaftrek. Van de energie- en milieu-investeringsaftrek kan de BV helemaal geen gebruikmaken omdat geen sprake is van investeringen in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. De vrijval van de fiscale reserves De ondernemer die zijn onderneming drijft in de vorm van een eenmanszaak of een VOF kan een aantal voorzieningen en reserves ten laste brengen van zijn winst. Voorbeelden van fiscale reserves zijn de fiscale oudedagsreserves (FOR), de egalisatiereserve en de herinvesteringsreserve. Meer hierover in het dossier IB-ondernemer. Bij inbreng van de eenmanszaak of het aandeel van de VOF in een BV vallen de reserves vrij. De vrijval van de reserves behoort tot de stakingswinst. Praktisch aandachtspunt: Er mag worden gewacht met de afrekening over de FOR tot de datum van de juridische oprichting van de BV. De goodwill van de onderneming Bij het berekenen van de stakingswinst wordt een vergelijking gemaakt tussen de boekwaarde van de onderneming en de economische waarde van de onderneming. De economische waarde is gelijk aan de prijs die een derde voor de onderneming zou betalen. Hiertoe behoort ook de goodwill van een onderneming. De goodwill weerspiegelt de toekomstige winstgevendheid van de onderneming. Het gaat om de meerwaarde van een onderneming die niet zichtbaar is in het kapitaal op de balans. Denk in dit verband aan een groot klantenbestand en een 'goede naam' van de onderneming. Bij verkoop van de onderneming aan een derde maakt de goodwill deel uit van de prijs die voor de onderneming wordt betaald. Bij inbreng van de onderneming in de BV, moet een schatting worden gemaakt van de goodwill. Bij de berekening van de goodwill wordt vooral rekening gehouden met de winstgevendheid van de onderneming. De BV activeert de goodwill op haar balans en schrijft deze af. Vanaf 2007 schrijft de wet een afschrijvingstermijn van tien jaar voor. Deze afschrijving is aftrekbaar van de winst. Goodwill moet worden onderscheiden in zakelijke en persoonlijke goodwill. De zakelijke goodwill is de toekomstige winstgevendheid van de onderneming, los van de persoon van de ondernemer. Persoonlijke goodwill heeft te maken met het talent van de ondernemer zelf. Alleen zakelijke goodwill is voor overdracht vatbaar en heeft daarmee waarde in het economische verkeer. Persoonlijke goodwill is niet overdraagbaar. Vooral bij vrije beroepen moet rekening worden gehouden met het verschil tussen zakelijke en persoonlijke goodwill. Praktische aandachtspunten: De berekening van de hoogte van de goodwill dient nauwkeurig te gebeuren om problemen met de Belastingdienst te voorkomen! Let op dat alleen zakelijke goodwill een waarde in het economische verkeer heeft. Stakingsaftrek De stakingsaftrek komt in mindering op de stakingswinst. De stakingsaftrek bedraagt in het jaar 2008 € 3630. Voor ondernemers die op 1 januari 2001 al ondernemer waren, geldt tot en met het belastingjaar 2006 een verhoogde aftrek. De stakingsaftrek wordt verminderd met een eventueel eerder genoten aftrek. Bij inbreng van een gedeelte van de onderneming geldt de stakingsaftrek niet. Meer over de stakingsaftrek in het dossier IB-ondernemer. Praktische aandachtspunten Er kan ook voor worden gekozen slechts een deel van de onderneming in te brengen in de BV. Let op dat de stakingsaftrek in een dergelijk geval niet kan worden benut! Samenvattend voorbeeld: berekening van de stakingswinst van de eenmanszaak en het opmaken van de openingsbalans van de nieuwe BV Voorbeeld 4 Piet drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Piet brengt zijn onderneming op 1 januari ruisend in in een BV. De fiscale balans op 31 december van het vorige jaar luidt als volgt: Balans eenmanszaak Piet Bedrijfspand 200.000 Kapitaal Overige activa 150.000 FOR 25.000 Voorraden 50.000 Crediteuren 100.000 Liquide middelen 25.000 Totaal 425.000 300.000 425.000 De werkelijke waarde van het bedrijfspand is € 300.000, de werkelijke waarde van de overige activa is € 200.000 en de werkelijke waarde van de voorraden is € 75.000. De goodwill van de eenmanszaak wordt gesteld op een bedrag van € 50.000. Behalve de FOR heeft de eenmanszaak geen andere fiscale reserves. De desinvesteringsbijdrage wordt gesteld op een bedrag van € 5000. De stakingswinst van de eenmanszaak inclusief de vrijval van de FOR bestaat uit: Meerwaarde bedrijfspand € 100.000 Meerwaarde overige activa € 50.000 Meerwaarde voorraden € 25.000 Desinvesteringsbijtelling € 5.000 Vrijval fiscale reserves (FOR) € 25.000 Goodwill € 50.000 Totaal € 255.000 Rekening houdend met de stakingsaftrek van € 3630 bedraagt de belastbare stakingswinst van de eenmanszaak van Piet € 251.370. Deze stakingswinst is in principe belast in box 1 van de inkomstenbelasting tegen een oplopend tarief van (maximaal) 52%. De inbrengbalans van de nieuwe BV ziet er nu als volgt uit: Balans Piet BV Bedrijfspand 300.000 Aandelenkapitaal 18.000 Overige activa 200.000 Crediteuren 100.000 Goodwill 50.000 R/C DGA 532.000 Voorraden 75.000 Liquide middelen 25.000 Totaal 650.000 650.000 Toelichting: De activa staan op de openingsbalans van Piet BV voor de werkelijke waarde. De werkelijke waarde van de onderneming bedraagt € 550.000 (te weten de werkelijke waarde van de activa minus de crediteuren). De koopsom van € 550.000 wordt voldaan door het minimale aandelenkapitaal van € 18.000 (zie het dossier Oprichting van de BV) en een rekening-courantschuld aan de DGA van € 532.000. Let op! De BV mag al in de voorperiode afschrijven over de hogere nieuwe boekwaarden van de activa. Uitstel van belastingbetaling: omzetting stakingswinst in lijfrente Zoals gezegd moet de stakende ondernemer over de stakingswinst in principe inkomstenbelasting betalen. Omdat deze stakingswinst bij de 'normale' winst van de onderneming wordt opgeteld, is de kans groot dat de ondernemer hierover het maximale tarief in de inkomstenbelasting moet betalen. Hij kan deze belasting echter (gedeeltelijk) uitstellen door (een deel van) zijn stakingswinst om te zetten in een lijfrente. De stakingswinst van de onderneming wordt omgezet in een recht van de DGA op periodieke lijfrente-uitkeringen. De hoogte van het bedrag dat omgezet mag worden in een lijfrente is afhankelijk van de leeftijd van de inbrengende ondernemer, eventuele arbeidsongeschiktheid en de vraag of de lijfrente direct ingaat of niet (zie hieronder voor de exacte bedragen). Meer over dit onderwerp in het dossier Oudedagsvoorziening voor de ondernemer. De omzetting van de stakingswinst in een lijfrente heeft tot gevolg dat er niet hoeft te worden afgerekend over de stakingswinst. Daar staat echter tegenover dat de uitkeringen van de lijfrenteverzekering te zijner tijd belast zijn bij de DGA. Voorbeeld 5 Kees Cornelisse drijft een eenmanszaak. Kees geniet in het jaar 2007 een stakingswinst van € 200.000. Hij besluit de gehele winst om te zetten in een lijfrente (we gaan ervan uit dat dit ook wettelijk mogelijk is). Deze lijfrente verschaft Kees een direct ingaande jaarlijkse uitkering van € 10.000. De fiscale gevolgen zijn: In 2007 hoeft Kees geen inkomstenbelasting te betalen over de stakingswinst. Na het bereiken van de 65-jarige leeftijd betaalt Kees jaarlijks inkomstenbelasting over de uitkering van € 10.000. In plaats van een eenmalige heffing van 52% over het bedrag van € 200.000 wordt de heffing uitgesmeerd over meerdere jaren. De voordelen hiervan zijn uitstel van belastingheffing (rentevoordeel) en mogelijk heffing tegen een lager percentage dan 52% (progressievoordeel). De lijfrente kan worden afgesloten bij een verzekeringsmaatschappij. Nadeel hiervan is dat het gehele bedrag ineens moet worden gestort. Om dit nadeel te ondervangen kan de inbrenger ervoor kiezen de lijfrente onder te brengen in de eigen, nieuw opgerichte BV. De BV krijgt (op de creditzijde van de balans) een lijfrenteverplichting aan de DGA. Voorbeeld 6 Loes geniet bij de staking van haar eenmanszaak een stakingswinst van € 100.000. Zij zet de gehele stakingswinst om in een lijfrente. De waarde in het economische verkeer van de activa van de eenmanszaak is € 300.000. De fiscale gevolgen zijn als volgt: Loes hoeft geen inkomstenbelasting te betalen bij de staking van haar onderneming. Loes gaat pas betalen op het moment dat de lijfrente daadwerkelijk aan haar wordt uitgekeerd. De lijfrenteverplichting komt aan de creditzijde van de balans van de nieuwe BV. Balans Loes BV Activa Totaal 300.000 300.000 Aandelenkapitaal 18.000 Lijfrenteverplichting 100.000 R/C DGA 182.000 300.000 Meer over de omzetting van de stakingswinst in een lijfrente in de dossiers Fiscale Oudedagsreserve en Oudedagsvoorziening voor de ondernemer. Zoals gezegd heeft het afsluiten van de lijfrente bij de eigen BV als voordeel dat de DGA de koopsom niet ineens hoeft te storten. Andere voordelen zijn: Een lijfrente bij de eigen BV brengt minder kosten met zich dan een lijfrente bij een professionele verzekeraar. Denk aan afsluitprovisie. Bij het aangaan van de lijfrenteovereenkomst gaan de verzekeraar en de DGA uit van een bepaalde levensverwachting van de DGA. Het is echter mogelijk dat de DGA een bepaalde premie heeft gestort, maar hij de levensverwachting niet haalt. Wanneer de DGA onverhoopt vroegtijdig komt te overlijden, heeft deze een onevenredig hoge premie betaald gezien het aantal uitkeringen dat hij heeft genoten. Dit is een nadeel voor de DGA, maar een voordeel voor de verzekeraar, die zogeheten sterftewinst geniet. Wanneer de DGA de lijfrente afsluit bij de eigen BV, komt deze sterftewinst ten goede aan de eigen BV en niet aan de verzekeringsmaatschappij. Dit is een voordeel van het afsluiten van de lijfrente bij de eigen BV. Praktische aandachtspunten: Uit fiscaal oogpunt is het niet verstandig de 'stakingswinstlijfrente' vroegtijdig af te kopen. De bij de eigen BV bedongen lijfrente moet voldoen aan de eisen die aan een 'normale' lijfrente worden gesteld. Het bedingen van winstrechten bij de nieuwe BV is bijvoorbeeld niet aan te merken als een lijfrente omdat de uitkeringen niet vast en gelijkmatig zijn. Er kan geen lijfrente bij de eigen BV worden afgesloten indien de rekening-courant met de oprichter/DGA op de oprichtingsdatum te laag is om de lijfrentepremie te voldoen. Een dergelijke situatie kan zich voordoen bij een lange voorperiode waarin de oprichter veel priveopnamen ten laste van de rekening-courant doet. In voorkomend geval mag geld uit privé worden gebruikt om de verschuldigde lijfrentepremie (gedeeltelijk) te betalen. Een eventuele winst die de eigen BV behaalt bij de uitvoering van de lijfrenteovereenkomst, is belast met vennootschapsbelasting. De lijfrenteaftrek kan nooit hoger zijn dan de stakingswinst. Er kan een lijfrente worden bedongen voor het volle bedrag van de stakingswinst, dat wil zeggen zonder aftrek van de stakingsaftrek. Een maximum van € 417.874 geldt: wanneer de ondernemer op het moment van staken 60 jaar of ouder is; of wanneer hij op het moment van de staking voor 45% of meer arbeidsongeschikt is en de lijfrentetermijnen ingaan binnen zes maanden na staking van de onderneming; of bij het beëindigen van de onderneming als gevolg van het overlijden van de ondernemer. Er geldt een maximum van € 208.942: indien de ondernemer op het moment van staking tussen de 50 en 60 jaar is; of indien de lijfrentetermijnen direct na het afsluiten van de lijfrente ingaan. Voor de overige gevallen geldt een maximum van € 104.476. Eerder opgebouwde voorzieningen - waaronder het bedrag van de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar en lijfrentepremies uit eerdere jaren - verminderen de hoogte van het bedrag. Geruisloze inbreng Bij een ruisende inbreng moet er worden afgerekend met de Belastingdienst. Een geruisloze inbreng daarentegen kan plaatsvinden zonder afrekening met de Belastingdienst. Fiscaal is er geen sprake van een staking. De achterliggende gedachte van de geruisloze inbreng is dat de inbreng van een eenmanszaak of een VOF in een BV eigenlijk geen 'echte' staking is, maar alleen een wijziging van de ondernemingsvorm. Bij zo'n wijziging van de ondernemingsvorm mag het voortbestaan niet in gevaar komen door een hoge belastingheffing over de stakingswinst. Op de hoofdregel dat geen stakingswinst wordt genoten bestaan twee uitzonderingen. In de eerste plaats moet wel stakingswinst worden berekend over de vrijval van de FOR. De FOR kan namelijk niet worden doorgeschoven naar de BV. Op de vrijval van de FOR kan de stakingsaftrek worden toegepast. Het restant kan - evenals bij de ruisende inbreng - worden omgezet in een lijfrente bij een verzekeringsmaatschappij of bij de eigen BV waarbij de laatste optie meestal het voordeligst is. In de tweede plaats moet er worden afgerekend over die activa die niet meegaan naar de BV maar worden overgebracht naar privé. Wettelijke eisen en (standaard)voorwaarden Aan de geruisloze inbreng van een eenmanszaak of VOF is een groot aantal eisen verbonden. Naast de wettelijke eisen heeft de Staatssecretaris van Financiën een lijst van aanvullende voorwaarden opgesteld waaraan elke geruisloze inbreng moet voldoen. Het gaat om de zogenoemde standaardvoorwaarden. Naast de standaardvoorwaarden kan de staatssecretaris in bijzondere gevallen nog aanvullende eisen stellen. Hierna worden de belangrijkste eisen voor de geruisloze inbreng kort toegelicht. Inbreng van een onderneming De geruisloze inbreng is alleen mogelijk bij inbreng van een onderneming. Anders dan vroeger is het geen probleem meer wanneer tussen het overgangstijdstip en de inbreng een deel van de onderneming wordt verkocht aan een derde. Ook mag de aard van de onderneming een wijziging ondergaan. Dit mag er echter niet toe leiden dat geen sprake meer is van een onderneming. De inbreng van een verhuurde onderneming is op grond van dit criterium niet mogelijk. Er mogen bezittingen van de onderneming worden onttrokken naar privé mits deze bezittingen samen geen (zelfstandig deel van een) onderneming vormen. Voorbeeld 7 Klaas drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. In januari stelt Klaas een intentieverklaring op om de onderneming in te brengen in een BV. Tegelijk speelt Klaas met de gedachte om de zaak te gaan verhuren aan Jan. In februari wordt besloten de onderneming voor een periode van vijf jaar te gaan verhuren aan Jan. In juli wordt de eenmanszaak daadwerkelijk geruisloos de BV ingebracht. Voor toepassing van geruisloze inbreng is vereist dat een onderneming wordt ingebracht in de BV. De verhuur van de onderneming aan Jan is geen onderneming. Geruisloze inbreng is niet mogelijk, te meer omdat voor het moment van de intentieverklaring al vaststond dat de onderneming verhuurd zou gaan worden. Inbreng in een nieuwe of een bestaande BV? Als hoofdregel geldt dat inbreng alleen mogelijk is in een daartoe nieuw opgerichte BV. Inbreng in een bestaande BV is alleen mogelijk wanneer deze bestaande BV op het overgangstijdstip al een onderneming drijft waarvan de activiteiten vergelijkbaar zijn met die van de in te brengen onderneming. Omzetting mag niet gericht zijn op overdracht of liquidatie (eerste standaardvoorwaarde) De geruisloze omzetting van een eenmanszaak of VOF in een BV mag geen deel uitmaken van een 'geheel van rechtshandelingen gericht op overdracht of liquidatie van de onderneming'. De geruisloze inbreng is niet bedoeld voor situaties waarin een eenmanszaak of VOF - via een omweg langs de BV - op korte termijn wordt beëindigd of overgedragen. Worden de aandelen van de BV binnen drie jaar na inbreng verkocht, dan gaat de Belastingdienst ervan uit dat de geruisloze inbreng deel uitmaakt van zo'n geheel van rechtshandelingen. De belastingplichtige moet het tegendeel bewijzen. Slaagt hij hier niet in, dan moet hij alsnog afrekenen met de Belastingdienst over de stakingswinst van de ingebrachte onderneming. Praktisch aandachtspunt: Een normale aandelenverkoop in de eerste drie jaar is niet verboden. De BV zal in dat geval vrij eenvoudig kunnen aantonen dat geen sprake is van misbruik. Voorbeeld 8 Mieke maakt hoge winsten met haar eenmanszaak. Een half jaar na de geruisloze inbreng van de eenmanszaak in een BV, doet een concurrent een zeer goed bod op de aandelen van haar BV. Mieke kan dit bod niet weigeren en verkoopt alle aandelen van de BV aan de concurrent. De fiscale gevolgen: De verkoop van de aandelen vindt plaats binnen drie jaar na inbreng van de eenmanszaak. Mieke moet daarom bewijzen dat de inbreng van de eenmanszaak in de BV geen geheel van rechtshandelingen is gericht op overdracht of liquidatie van de onderneming. Zij zal hier vrij eenvoudig in slagen. De geruisloze inbreng wordt dus niet 'teruggenomen'. Mieke geniet wel winst uit aanmerkelijk belang ter grootte van het verschil tussen de verkrijgingsprijs van de aandelen van haar BV en de overdrachtsprijs (het bedrag dat de concurrent voor de aandelen heeft betaald). Mieke betaalt 25% inkomstenbelasting in box 2 over de verkoopwinst. Bij een aandelenfusie of een juridische fusie gaat de Belastingdienst er niet van uit dat de overdracht van de aandelen een geheel van rechtshandelingen vormt gericht op overdracht of liquidatie van de onderneming. De BV hoeft dan dus ook niet het tegendeel te bewijzen. Inbreng tegen fiscale boekwaarden omgezette onderneming (tweede standaardvoorwaarde) De BV moet op de openingsbalans de bezittingen en schulden waarderen tegen dezelfde fiscale boekwaarden als op de slotbalans van de eenmanszaak of VOF. Er wordt wel rekening gehouden met een zogenoemde vennootschapslatentie van 20%. Deze latentie geeft de waarde weer van de in de toekomst te betalen vennootschapsbelasting op de meerwaarden van de activa, de goodwill en de fiscale reserves. De latentie zorgt ervoor dat de inkomstenbelastingclaim die rust op de meerwaarden, de goodwill en de fiscale reserves wordt omgezet in een vennootschapsbelastingclaim. Andere praktische aandachtspunten: Een eventuele positieve terugkeerreserve die is ontstaan bij een eerdere geruisloze terugkeer van de BV naar een eenmanszaak wordt belast. Een negatieve terugkeerreserve valt niet in het resultaat, maar verhoogt de verkrijgingsprijs van de aandelen. Meer hierover in het dossier IB-ondernemer. Anders dan bij de ruisende inbreng hoeft geen rekening te worden gehouden met een desinvesteringsbijdrage. De BV moet hetzelfde stelsel van winstberekening gaan gebruiken als de ingebrachte eenmanszaak of VOF. Creditering voor inkomstenbelasting en afrondingscreditering (vierde standaardvoorwaarde) Het aandelenkapitaal van de BV moet zoveel mogelijk overeenkomen met het kapitaal van de ingebrachte eenmanszaak of het aandeel van de VOF. De inbrenger mag alleen worden gecrediteerd voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (inclusief heffingsrente, invorderingsrente en bestuurlijke boeten die hiermee samenhangen) die hij op het moment van overgang moet betalen. Het maakt hierbij niet uit of de Belastingdienst voor deze schulden al een aanslag heeft opgelegd. Met belasting die de inbrenger te vorderen heeft van de Belastingdienst hoeft geen rekening te worden gehouden. Voorbeeld 9 Pierre brengt zijn eenmanszaak in 2007 geruisloos in in een BV. Aan Pierre is voor het jaar 2005 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een te betalen bedrag van € 50.000. Voor het jaar 2006 heeft Pierre berekend dat hij € 10.000 te vorderen heeft van de Belastingdienst. Bij de inbreng mag Pierre rekening houden met een inkomstenbelastingcreditering van € 50.000. De vordering van € 10.000 heeft geen invloed op de hoogte van de creditering. Naast de inkomstenbelastingcreditering mag de inbrenger een zogenoemde afrondingscreditering toepassen van 5% van het aandelenkapitaal met een maximum van € 25.000. De totale creditering vormt een rekening-courantschuld van de BV aan de DGA. Let op! Bij inbreng door meerdere vennoten van een VOF mogen alle vennoten afzonderlijk gebruikmaken van het maximumbedrag van € 25.000. Plaatsing van volgestorte aandelen (vijfde standaardvoorwaarde) De belastingplichtige die de onderneming inbrengt in de BV moet bij de oprichting voor 100% in het geplaatste en gestorte aandelenkapitaal deelnemen. Uitgifte van aandelen aan anderen is op het moment van oprichting niet toegestaan! Na de oprichting mogen wel aandelen aan derden worden uitgereikt, mits dit gebeurt tegen een zakelijke prijs. Vaststellen verkrijgingsprijs (zesde standaardvoorwaarde) De inbrenger krijgt na de inbreng in de BV meer dan 5% van de aandelen in zijn bezit. Dit betekent dat hij een aanmerkelijk belang krijgt in de BV. Gevolg hiervan is dat zowel winstuitkeringen als voordelen bij de verkoop van aandelen belast worden als winst uit aanmerkelijk belang (box 2). Het resultaat (positief of negatief) dat de inbrenger (inmiddels DGA) geniet bij een eventuele verkoop van de aandelen wordt belast als vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang. Het vervreemdingsvoordeel wordt berekend door de verkrijgingsprijs van de aandelen af te trekken van de overdrachtsprijs. Bij de inbreng in de BV stelt de Belastingdienst voor de DGA de verkrijgingsprijs van de aandelen van de BV vast. De verkrijgingsprijs van de aandelen is gelijk aan de boekwaarde van de ingebrachte onderneming. De DGA kan tegen deze beslissing van de Belastingdienst binnen zes weken bezwaar aantekenen. Inbrengtijdstip (achtste standaardvoorwaarden) De BV moet vijftien maanden na het overgangstijdstip tot stand zijn gebracht. Formele eisen (negende standaardvoorwaarde) Het verzoek om gebruik te kunnen maken van de geruisloze inbreng kan worden gedaan tot het moment waarop de aanslag inkomstenbelasting over het stakingsjaar is vastgesteld of tot het moment waarop de eerste aanslag vennootschapsbelasting van de BV is vastgesteld. De Belastingdienst heeft drie jaar de tijd voor het opleggen van aanslagen. De termijn van drie jaar wordt verlengd wanneer de belastingplichtige uitstel heeft gevraagd en gekregen voor het doen van aangifte. De BV moet de standaardvoorwaarden schriftelijk aanvaarden. Hiervoor bestaat geen wettelijke termijn. Bij het verzoek om toepassing van geruisloze inbreng moet de belastingplichtige de volgende stukken overleggen: de geregistreerde voorovereenkomst (bij meerdere oprichters) of de geregistreerde eenzijdige intentieverklaring (in geval van één oprichter); de fiscale eindbalans van de in te brengen onderneming evenals de winst- en verliesrekening van de in te brengen onderneming over het jaar dat voorafgaat aan het overgangstijdstip; een gespecificeerde berekening van het te plaatsen aandelenkapitaal en de verdeling hiervan over de oprichters; de fiscale en de (concept) commerciële openingsbalans van de BV. De Belastingdienst beslist op dit verzoek. Tegen deze beslissing van de Belastingdienst kan de belastingplichtige zo nodig binnen zes weken bezwaar aantekenen. Berekening aandelenkapitaal Voor het bepalen van de grootte van het aandelenkapitaal moet een speciale berekening worden gevolgd. Hierna een stappenplan gevolgd door een uitgebreid samenvattend voorbeeld. Stappenplan 1. Bereken eerst de commerciële waarde van de onderneming. De commerciële waarde is gelijk aan: Fiscaal vermogen volgens de slotbalans van de eenmanszaak of het aandeel van de VOF (fiscale boekwaarde van de bezittingen minus fiscale boekwaarde van de schulden) + Commerciële herwaardering De commerciële herwaardering is het totaal van de volgende elementen: Meerwaarden van de activa + Fiscale reserves (de FOR wordt hier niet meegerekend) + Goodwill van de eenmanszaak of het aandeel van de VOF -/Vennootschapsbelastinglatentie over meerwaarden, goodwill en fiscale reserves De vennootschapslatentie wordt meestal gesteld op 20%. 2. Bereken de afrondingscreditering Commerciële waarde van de onderneming (zie punt 1) -/Verschuldigde inkomstenbelasting en premies -/Bedongen lijfrente voor fiscale oudedagsreserve (FOR) De uitkomst moet worden vermenigvuldigd met 5/105. De maximale creditering bedraagt € 25.000. 3. Het aandelenkapitaal wordt nu als volgt bepaald Commerciële waarde van de onderneming (zie punt 1) -/Verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen -/Afrondingscreditering (zie punt 2) -/Commerciële herwaardering (zie punt 1) Samenvattend voorbeeld geruisloze inbreng Voorbeeld 10 Louissa drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Zij brengt haar onderneming op 1 januari geruisloos in in een nieuwe BV. De fiscale balans van de eenmanszaak op 31 december van het vorige jaar luidt als volgt: Balans eenmanszaak Louissa Bedrijfspand 200.000 Kapitaal 300.000 Overige activa 150.000 FOR 25.000 Voorraden 50.000 Herinvesteringsreserve 50.000 Liquide middelen 25.000 Crediteuren Totaal 425.000 50.000 425.000 De werkelijke waarde van het bedrijfspand is € 300.000, de werkelijke waarde van de overige activa is € 200.000 en de werkelijke waarde van de voorraden is € 75.000. De goodwill van de eenmanszaak bedraagt € 50.000. Het voorbeeld rekent verder met een latentie voor vennootschapsbelasting van 20%. Behalve de FOR en de herinvesteringsreserve heeft de eenmanszaak geen fiscale reserves. De verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PH) bedraagt € 50.000. Bij de geruisloze omzetting kiest Louissa ervoor de FOR om te zetten in een lijfrente. De berekening van het aandelenkapitaal gebeurt met het stappenplan van de vorige paragraaf. 1. Berekenen van de commerciële waarde van de onderneming Fiscale boekwaarde eenmanszaak € 300.000 + commerciële herwaardering € 220.000 Commerciële waarde € 520.000 De commerciële herwaardering is als volgt berekend: Meerwaarden activa € 175.000 Fiscale reserves € 50.000 Goodwill eenmanszaak € 50.000 -/- latentie vennootschapsbelasting € 55.000 [20% van (€ 175.000 + € 50.000 + € 50.000)] 2. Bereken de afrondingscreditering Commerciële waarde van de onderneming (zie 1) € 520.000 -/- inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen € 50.000 -/- bedongen lijfrente voor FOR € 25.000 Totaal € 445.000 Let op dat de stakingsaftrek van € 3630 hierbij in mindering komt op de bedongen lijfrente voor de FOR! Maximale creditering 5/105 x € 441.370 € 21.190 3. Het aandelenkapitaal bedraagt Commerciële waarde van de onderneming € 520.000 -/- verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen € 50.000 -/- afrondingscreditering € 21.190 Minimaal gestort en geplaatst kapitaal € 448. 810 -/- herwaardering € 220.000 Aandelenkapitaal € 228.810 De openingsbalans van de nieuwe BV ziet er ten slotte als volgt uit: Balans Louissa BV Bedrijfspand 200.000 Aandelenkapitaal 228.810 Overige activa 150.000 Crediteuren 50.000 Voorraden 50.000 Herinvesteringsreserve 50.000 Liquide middelen 25.000 R/C 71.190 Lijfrenteverplichting DGA Totaal 425.000 25.000 425.000 Toelichting De activa van de onderneming staan - anders dan bij de ruisende inbreng - voor hun oude bedrag op de balans. De lijfrenteverplichting van de BV aan de DGA staat op de balans voor het bedrag van de FOR van € 25.000. De rekening-courant bestaat uit de creditering voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de afrondingscreditering. Praktische aandachtspunten De berekening van het aandelenkapitaal en het opstellen van de openingsbalans verloopt anders bij ondernemingen die zich bezighouden met land- en bosbouw en gebruikmaken van de zogeheten land- of bosbouwvrijstelling. Wordt een VOF omgezet in een BV, dan kan iedere firmant afzonderlijk kiezen of hij zijn aandeel ruisend of geruisloos inbrengt. Bij inbreng van een deel van de onderneming in de BV kan de inbrenger de stakingsaftrek niet gebruiken voor de vrijval van de FOR, omdat de stakingsaftrek bij gedeeltelijke inbreng niet geldt. Overdrachtsbelasting bij inbreng onroerende zaken? Worden er onroerende zaken ingebracht in de BV, dan geldt hiervoor - uitzonderingssituaties daargelaten - een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Voorwaarde is wel dat de aandelen van de BV binnen drie jaar niet worden verkocht en dat de ingebrachte onderneming nog gedurende drie jaar wordt voortgezet. Voor- en nadelen van beide inbrengvarianten Het grote voordeel van de ruisende inbreng ten opzichte van de geruisloze inbreng is dat de BV de activa tegen de werkelijke waarden mag activeren. De BV kan daarom afschrijven over de werkelijke waarden in plaats van de fiscale boekwaarden. Hogere afschrijvingen betekent minder winst en minder te betalen vennootschapsbelasting. Dit voordeel doet zich al voor in de voorperiode van de BV. De BV kan bij een ruisende inbreng bovendien (zij het beperkt) gebruikmaken van de investeringsaftrek. Bij een geruisloze inbreng kan de BV de investeringsaftrek niet toepassen op de ingebrachte bedrijfsmiddelen. Grootste nadeel van de ruisende inbreng is de belastingheffing over de stakingswinst. Omdat de stakingswinst bijgeteld moet worden bij de normale winst zal de ondernemer meestal het hoogste tarief in de inkomstenbelasting moeten betalen. Bij een relatief lage stakingswinst kan belastingheffing worden uitgesteld door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Bij hoge stakingswinsten kan niet het gehele bedrag worden omgezet en moet tegen het progressieve inkomstenbelastingtarief worden afgerekend over een deel van de stakingswinst. Bij de geruisloze inbreng kan de inbrengende ondernemer alleen gebruikmaken van de stakingsaftrek wanneer de FOR vrijvalt. De stakingsaftrek kan niet worden gebruikt wanneer stakingswinst ontstaat, bijvoorbeeld wanneer activa worden overgebracht naar het privevermogen van de inbrenger.