Wat is communicatie? 1 compositionaliteitsprincipe .................................................................................................................. 1 2 Donald Davidson................................................................................................................................... 1 3 hermeneutisch...................................................................................................................................... 2 4 illocutief ................................................................................................................................................ 2 5 meta-ethiek .......................................................................................................................................... 3 6 speltheorie............................................................................................................................................ 3 7 taalhandeling ........................................................................................................................................ 4 1 compositionaliteitsprincipe See document(s): Compositionaliteitsprincipe Als men een zin opbouwt volgens syntactische regels, dan lopen parallel daaraan semantische regels mee die de betekenis geven aan die zin. Een dergelijke opbouw betreft een principe dat bekendstaat als het compositionaliteitsprincipe van Frege, dat zegt dat de betekenis van een zin een functie is van de betekenissen van de samenstellende delen en van de wijze waarop die zin is samengesteld. ... Frege wordt beschouwd als een van de grondleggers van de analytische filosofie, voornamelijk vanwege zijn enorme en zeer systematische bijdragen aan de taalfilosofie en met name zijn functie-versus-argument analyse van de propositie, zijn onderscheid tussen overdrachtelijk en verwijzend gebruik van de eigennaam, zijn onderscheid tussen concept en object en het door hem voorgestelde principe van context. Hij correspondeerde hierover met vele van de voornaamste logici en filosofen van zijn tijd, waaronder Max Schröder en Edmund Husserl. Hij was ook een sterk criticus van het psychologisme, de reductie van logica tot psychologie, en bekritiseerde Husserls psychologistische neigingen in diens Philosophie der Arithmetik (1891) waarna Husserl het psychologisme afzwoer. 2 Donald Davidson See document(s): Donald_Davidson Donald Herbert Davidson (6 maart 1917–30 augustus 2003) was een Amerikaans filosoof en hoogleraar filosofie geboren te Springfield, Massachusetts. Hij was verbonden met de Stanford Universiteit, Rockefeller Universiteit, Princeton-universiteit en University of Chicago waarna hij vanaf 1981 tot 2003 professor was aan de Universiteit van Californië, Berkeley. Hij is vooral bekend voor zijn charismatische persoonlijkheid en zijn diepgaande en ingewikkelde gedachtegangen.[1] Zijn werk is vanaf de jaren zestig invloedrijk geweest in verscheidene filosofische vakgebieden, waarbij onderwerpen op het gebied van de Filosofie van de geest en de taalfilosofie centraal stonden. Davidson is een 1 analytisch filosoof en het leeuwendeel van zijn invloed bevindt zich dan ook in deze traditie, hoewel hij ook aandacht kreeg op het continent, voornamelijk op gebied van de literatuurwetenschap en gerelateerde vakgebieden. 3 hermeneutisch See document(s): Hermeneutiek Hermeneutiek (Grieks: ἑρμήνευειν; 'uitleggen', 'vertalen') is de studie van de interpretatie van (geschreven) teksten, in het bijzonder van teksten op het gebied van literatuur, religie en recht. Het is een begrip dat in de filosofie verschillende invullingen heeft gekregen. De term hermeneutiek is waarschijnlijk voor het eerst gebruikt door de Griekse dichter Homerus (circa 800 v.Chr.) en betekent de uitleg en vertaling van berichten die door de goden der Griekse mythologie aan mensen werden gegeven. Homerus beroept zich daarbij op de god Hermes. 4 illocutief See document(s): Illocutionaire_handeling De pragmatiek geeft met het begrip illocutionaire handeling, (kortweg illocutie, Engels: illocutionary act) een onderdeel van een taalhandeling aan. Het is het onderdeel waarmee de spreker middels de locutie te kennen geeft wat hij aan de hoorder bedoelt te zeggen. De oorsprong van het begrip ligt in het werk How to Do Things With Words van John Austin. Tegenwoordig gebruikt men dit begrip in veel meer betekenissen dan die welke Austin oorspronkelijk voor ogen had, namelijk behalve voor beloftes, bevelen enz. ook voor gewone bevestigende taaluitingen. Een enkele taalhandeling kent drie categorieën: De locutie. De illocutie. De perlocutie. Een illocutie kent twee elementen: De illocutionaire modaliteit (ook wel illocutionaire kracht of illocutionaire gerichtheid genoemd). De propositionele inhoud. 2 De gesproken zin: "Weet U ook hoe laat het is?" is in zich zelf en onafhankelijk van betekenis en bedoeling niet veel meer dan en reeks geproduceerde klanken (De locutie). De illocutie, dat wat de auteur bedoelt te zeggen, kun je beschrijven als: Ik vraag (de tijd). Waarbij hetgeen wat voor de haakjes staat de illocutionaire modaliteit is. Wat tussen de haakjes staat is de propositionele inhoud (dat wat je vraagt). Illocutie en performatieve werkwoorden Performatieve werkwoorden - zoals "beloven", "meedelen" en "waarschuwen" in het Nederlands - kunnen worden gebruikt om het illocutionaire karakter van een taaluiting in de uiting zelf duidelijker naar voren te laten komen, Voorbeelden Een taalhandeling met de locutie (de reeks klanken) "Het tocht hier" kan een illocutie bevatten. De spreker kan hier mee bedoelen te zeggen dat hoorder(s) iets aan het tochten moeten doen. De illocutie kun je dan formuleren als: Ik geef opdracht (verhelp het tochten). De perlocutie is in dat geval "de hoorder overhalen de deur/het raam dicht te doen". Een taalhandeling hoeft geen illocutionair met eventueel perlocutionair element te bevatten. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer auteur de zin alleen maar zegt ter oefening van zijn stem. 5 meta-ethiek See document(s): Meta-ethiek Meta-ethiek reflecteert als filosofische discipline over wat de achtergronden zijn van onze overtuigingen in verband met wat we als het goede beschouwen en hoe we onze levens moeten leiden. Meer bepaald houdt ze zich bezig met de vraag naar de aard en de gronden van deze overtuigingen. In relatie tot ethiek is meta-ethiek de studie van de concepten, methoden en rechtvaardigingen, alsook van de ontologische vooronderstellingen van de ethiek als filosofisch vakgebied. Meta-ethiek vertrekt ofwel van een interesse in de epistemologie van de ethiek of in metafysica. In het eerste geval zal ze zich bezighouden met vragen over de aard van ethische kennis, bijvoorbeeld door het concept van deugd in de uitspraak Stelen is verkeerd te doorlichten. In het tweede geval stelt ze zich vragen over het bestaan en de aard van ethische eigenschappen, bijvoorbeeld door zich te bezinnen over de predicaten 'goed' en 'kwaad'. Meta-ethiek houdt zich dus niet bezig met de precieze inhoud van ethische theorieën of uitspraken, maar wel bijvoorbeeld of morele oordelen subjectief of objectief zijn. 6 speltheorie See document(s): Speltheorie De speltheorie (Engels: game theory) is een tak van de wiskunde waarin het nemen van beslissingen centraal staat. De speltheorie is ontstaan uit de analyse van beslissingen die worden genomen bij het spelen van bordspellen, maar niet beperkt tot het spel in de zin van een vrijetijdsbesteding. Met toepassingen in de economie, sociologie en biologie is het een zich snel ontwikkelend onderdeel van de wetenschap. De speltheorie biedt een raamwerk waarbinnen strategische interactie tussen 'spelers' bestudeerd wordt. Met behulp van modellen wordt geprobeerd de onderliggende interactie van 'spelers' die beslissingen nemen te begrijpen. 3 Een basisaanname van de speltheorie is dat mensen rationeel handelen. Dit wil zeggen dat de deelnemers aan het spel het gekozen alternatief op zijn minst gelijk (volgens zijn/haar voorkeuren) beschouwen aan de overige alternatieven. Dit wil niet zeggen dat de deelnemers 'egoïstisch' handelen. Deelnemers kunnen het welzijn van anderen de voorkeur geven boven het eigen welzijn. Dit sluit aan op de inzichten die er zijn vanuit de neurologie en de psychologie over de wijze waarop binnen het brein beslissingen worden genomen. Bekend is dat de hippocampus binnen het brein recente ervaringen steeds opnieuw afspeelt. Dit heeft invloed op het gedeelte van de hersenen dat wordt geduid als "the decision maker". Bij nadering van een rood stoplicht zal "the decision maker" als een razende een kansberekening maken van de vele speltheoretische opties die er zijn met betrekking tot het menselijk handelen in respons op het rode stoplicht, waarna veelal het gevolg op basis van de eerdere ervaringen zal zijn dat de beste oplossing is dat er wordt gestopt, maar dat hoeft niet. Speltheorie is de mathematische rationalisatie van een proces dat zich bij ieder mens afspeelt op ieder moment dat we een beslissing nemen. Het geeft hierdoor zicht op de rationele afwegingen die worden gemaakt voor het menselijk handelen. Afwegingen die worden gemaakt op basis van een beperkt aantal opties in een gegeven situatie en kansberekeningen die we hierop laten plaatsvinden. Met behulp van de bovengenoemde aspecten kunnen de 'spellen' in verschillende categorieën worden verdeeld en zo kan speltheoretisch de optimale uitkomst van een spel worden gevonden. De uitkomst van zo'n spel kan een belangrijk inzicht geven in het nemen van beslissingen door mensen in bijvoorbeeld het zakenleven, de handel, in oorlogstijd, en niet te vergeten tijdens gezelschaps- en bordspellen. 7 taalhandeling See document(s): Taalhandeling Een taalhandeling of taaldaad (Engels: speech act) is een handeling die plaatsvindt omdat men iets zegt met een zeker doel voor ogen. Een taalhandeling is een bepaald soort Intentionele handeling waarover John Searle spreekt in zijn boek Intentionality. Een taalhandeling is mede gebaseerd op het coöperatief principe. Een bijzondere taalhandeling is de fatische communicatie. Hierbij heeft de taal geen semantische maar een sociale betekenis. Het praten op zich is dan vaak de enige boodschap, het enige wat men communiceert. De fenomenoloog Adolf Reinach ontwikkelde in 1913 een omvattende theorie van sociale handelingen, inclusief taalhandelingen. Later pasten John Austin en zijn student John Searle het begrip taalhandelingen toe op alledaagse gesproken taal. Betekenis Een voorbeeld van een taalhandeling is een belofte. Een belofte vindt plaats wanneer men door middel van spraak zijn geestelijke toestand (de Intentionele toestand) kenbaar wil maken aan een toehoorder. Met die tot uitdrukking gebrachte geestelijke toestand wil men aangeven dat men van plan is te doen wat de propositie van die belofte weergeeft. Men weet zijn innerlijk aan de buitenwereld te relateren door middel van een taalhandeling. De onder linguïsten gangbare speech act-theorie verdeelt de taalhandeling in directe taalhandelingen (locutie), indirecte taalhandelingen (illocutie) en perlocutie.[1] Een voorbeeld is het zinnetje: Weet u hoe laat het is? 4 De locutie van dit voorbeeld is slechts de weergave van de geschreven zin of, indien men hem uitspreekt, slechts de productie van de klankenreeks. Het accent ligt hier op de fysieke handeling onafhankelijk van de betekenis die de uitspraak heeft en de bedoeling die de actor aan die uitspraak oplegt. De illocutie is dat wat men met de fysieke handeling bedoelt te communiceren. In het geval van dit voorbeeld: „Ik vraag u mij te vertellen hoe laat het is.“. Een ander voorbeeld is de uitspraak Het tocht, waarvan de illocutie over het algemeen is: „Wil iemand (jij) er voor zorgen dat de tocht ophoudt?“. Een illocutie kent twee elementen: De illocutionaire modaliteit en een erbij horende propositionele inhoud. De perlocutie betreft het zekere effect dat de spreker met zijn taalhandeling op de toegesprokene hoopt te bereiken. Searle poneert dit als gedrag van de spreker dus niet dat van de interpreet. In het geval van de uitspraak "Het tocht" is spreker bezig met het correct begrepen krijgen van de illocutie en het streven naar een gewenst gevolg, te weten het handelen in overeenstemming met de wens die de propositie van de illocutie tot uitdrukking brengt. Bijvoorbeeld dat iemand in reactie op de uitspraak Het tocht het raam of de deur sluit of in reactie op een bepaalde vraag een antwoord geeft. 5