3. EVOLUTIE: INTERACTIE ERFELIJKHEID - OMGEVING ______________________________________________________________________________ 1. MISVERSTANDEN OVER DE EVOLUTIETHEORIE misvatting 1: gedrag is genetisch vastgelegd gedrag is een adaptatie aan een omgeving misvatting 2: we kunnen er niets aan doen (het is erfelijk) er valt wel iets aan te doen : opvoeding! seksuele aantastelijkheid: vrijheid ›‹ onderdrukking misvatting 3: gedrag vereist inzicht in wat men doet hoeft niet spin”beredeneert” haar webconstructie niet misvatting 4: huidig gedrag is optimaal hoeft niet vraatzucht dateert uit een verleden met hongersnood misvatting 5: naar maximale reproductie wel reproductiestrategie binnen populatie (met variabiliteit) 2 E.S.S. a) “uitputtingsslag” of “de kat uit de boom kijken” 1. het probleem (observatie) steunt op speltheorie uit de economie ♂♂ paardenvliegen in competitie voor ♀♀ op verse koeienvlaai wachttijd ♂ voor ♀: functie van wat andere ♂♂ doen - langer bij 1 blijven als anderen vliegen naar 2 en 3 ? - vlugger vliegen naar 2 en 3 als anderen blijven bij 1 rendement afhankelijk van de frequentie v.d. wachttijd. 1 gedragspolymorfisme bestaat 2 daarvoor een erfelijke basis adaptief in functie van het milieu 2. de theorie: Evolutionair Stabiele Strategie - Polymorfisme in erfelijk gedrag - Frequentieafhankelijke selectie i.f.v. omgeving 1 - Gedragsverandering op erfelijke basis b) evolutie van strijdgedrag 1. haviken en duiven dispunt: - eindigen voor schade optreedt - schade de moeite waard kosten-baten analyse (niet het argument van groepsselectie !) terug speltheorie met 2 strategieën haviken: - vechten en verwonden of doden tegenstander - risico op zelfverwonden en sterven duiven: “vertoon” zonder vechten 2. haviken, duiven en bourgeois bourgeois: - speelt havik als eigenaar - speelt duif als indringer 3. eenvoudige modellen en realiteit - er bestaan geen “goede” strategieën, wel ESS - ESS hangen af van de spelvoorwaarden havik – duif – bourgeois kan te eenvoudig zijn - ESS vraagt om kwantificeerbare kosten – baten analyses die: - (o.a.) densiteitsafhankelijk zijn - niet eenvoudig te bepalen zijn c) voorbeelden 1. gevechten: harembeheer♂♂: geen overdracht van genen indien geen havik (hert, steenbok e.d.) 2. respect voor eigendom: leeuwen: ♂ respecteert ander ♂ + ♀ libellen: ♂ respecteert andermans territorium 3. waarde v.d .bron: zij moet het bevechten waard zijn (eigen conditie; conditie bron) 2 4. betwisten v. macht uittesten van mekaars waarde - waardevolle signalen: relevant voor sterkte - eerlijke signalen - twist doorloopt fasen van zwak naar sterk; steeds afbreekbaar. herten in bronsttijd kikkers : diepe stem 5. beoordeling in sequenties - accumulatie van informatie tijdens uitdagen - mekaar uitproberen in fasen van minst naar meest kostbaar (=kwetsbaar) (cfr. punt 4 hierboven) prachtbaarzen of cichliden d) betwisting met verschil in waarde bron en gevechtswaarde 1. theorie: asymmetrische uitputtingsslag in tegenstelling tot duif- havik extremen continuum voor ind. A bij conflict met ind. B van: 0 % ← risico → 100 % ESS als A zich terugtrekt VA VB KA K B met: V = waarde bron voor het indiv. En K = snelheid waarmee de kosten oplopen tijdens het gevecht (voor goede vechters loopt K minder snel op) V is meer waard voor een resident dan voor indringer K is lager voor een resident dan voor indringer 2. gegevens (experimenten, observaties) e) statuskentekens - statuskentekens zijn evenredig met macht kleuren, veren e.d. (“uniformen” verschillen volgens graad) - geen bedriegerij: signaal moet overeenkomen met gedrag dominantsignaal = dominant gedrag 3 subdominant signaal = subdominant gedrag. 3 EVOLUTIE VAN PRIMATEN EN DE OORSPRONG VAN DE MENS. a) de primatenlijn 1. anthropoïden - primaten: 1. grijphanden (met opponeerbare duim) 2. nagels 3. ogen voor stereoscopipsch zicht 4. 1 kind per worp; grote parentale zorg - anthropoïden: echte apen (zonder halfapen) - mensapen: gorilla, chimp., bonobo, orang-oetan, gibbon, mens 2. hominiden komen van bipedale, rechtoplopende voorouders 3. Homo stamt af van Australopithecus H. habilis: knollen-eter op savanne: grootmoeder-kind relatie (zie later)! H. erectus 4. Cro-Magnon wel, doch neanderthaler geen rotstekeningen 5. taal en culturele tradities: van nomadisch – naar pastoraal – naar agrarisch leven (van sociaal matriarchaat naar territoriaal patriarchaat). 6. bevolkingsexplosie b) is culturele evolutie Darwiniaans ? “memen” naar analogie met “genen” (Dawkins) c) DNA-tehcnieken en evolutie v.d. mens “out of Africa” versus “multi-regio” hypothese 4