Immobilisatie

advertisement
Immobilisatie
Inleiding


Ouder zijn = aanleiding tot bedrust
Bedlegerigheid = functionele
achteruitgang



Los van onderliggende pathologie
Combinatie van factoren
Belangrijke gevolgen

Snelle diagnose en preventie
noodzakelijk
Epidemiologie

Bedlegerigheid in ziekenhuizen


23% tot 33%
Bedlegerigheid in thuissituatie

60% van ouderen gedurende minstens
één episode

Gemiddelde 2.4 tot 3.2 maand
Oorzaken bedlegerigheid




meervoudig - polypathologie
 medische : 60 à 65 %
 chirurgisch : 20 %
 psychiatrisch : 10 à 15 %
medicamenteus - iatrogene factoren
verwachtingen patiënt - familie
klassiek ziekenhuispatroon ; houding van
medici ( niet-geriaters)
Oorzaken bedlegerigheid
No indication
58%
Terminal condition
10.2%
Rule out AMI
9.7%
Acute DVT
2.8%
AMI
0.6%
Low back pain
0.6%
Lumbar punction
0.6%
Vascular procedure
0.6%
Liver biopsy
0.6%
Brown et al. JAGS 2004.52:1263 - 1270
Oorzaken bedlegerigheid:
fysieke fixatie

Fixeren

maatregelen waardoor de vrijheid van
bewegen en handelen beperkt wordt

chemische fixatie


farmaca
fysieke fixatie

technieken om lichaam van de oudere te binden of
gebruik van materialen in de directe omgeving van
oudere die niet eenvoudig te verwijderen zijn en die
vrijheid van bewegen beperkt
Prevalentie: Gent
RVT
G
Individu
85 (80-91)
84 (76-91)
86 (79-89)
20.5/79.5
28.4/71.6
15.1/84.9
Sedativa (%)
55.9
33.3
50
Benzo
neuroleptica
47.6
28.1
25.8
13.6
36.5
25
Prevalentie
fixatie (%)
62.8
70.1
71.7
Leeftijd –
mediaan
(range)
Geslacht
(% m/v)
Redenen?

Voorkomen van val uit bed of zetel




Bescherming van het personeel bij valincidenten
Ronddolen of agressief gedrag controleren
Verhinderen dat patiënt catheters of sondes
verwijderd
Gebrek aan toezicht door gebrek aan
personeel compenseren
Frank C et al.Can Fam Physician 1996;42:2402-9
Indicatie

Patiënt is gevaar voor zichzelf en/of
voor anderen en er is geen alternatief
voor handen
Verwikkelingen van fysieke fixatie

gevolgen immobiliteit Arch Intern Med 1992;152:2203


negatieve psychologische effecten Nurs Res 1988;37:132





orthostatisme, spieratrofie, contracturen, deconditionering;
incontinentie; nosocomiale infectie en decubitus ulcera.
toenemende agitatie; cognitieve achteruitgang
vernedering; depressie; sociaal isolement
belemmering van rehabilitatie
strangulatie ; druk neuropathie tgv fixatiemateriaal
overlijden
FDA Safety Alert: Entrapment Hazards
with Hospital Bed Side Rails
August 23, 1995
Since January 1990, FDA has received 102 reports of head and
body entrapment incidents involving hospital bed side rails.
The 68 deaths, 22 injuries, and 12 entrapments without injury
occurred in hospitals, long-term care facilities, and private homes.
Gevolgen immobiliteit

Functional decline tijdens hospitalisatie

474 patiënten 70 jaar en ouder

29% (135 pten) decline in non-mobility ADL




14% in 1 ADL functie
8% in 3 of meer ADL functies
13% (55 pten) ontslag naar ‘institutional setting’
Duidelijke correlatie tussen functionele
achteruitgang en mobiliteitsniveau onafhankelijk
van de onderliggende ernst van de aandoening
(dit in tegenstelling tot thuiswonende bejaarde)
Brown et al. JAGS 2004.52:1263 - 1270
Gevolgen immobiliteit
Brown et al. JAGS 2004.52:1263 - 1270
Gevolgen immobiliteit

Thuiswonende populatie


Voornamelijk IADL en sociale activiteiten
Meest uitgesproken bij de fysiek fitte
oudere

Wat zijn de belangrijkste fysiologische
veranderingen bij bedrust ?

Welke complicaties kunnen we verwachten bij
de bejaarde ?

Preventie /behandeling van deze complicaties ?
Fysiologische
verandering














Vasodilatatie
toename hartdebiet
veneuze stase; bloedviscositeit
vasomotore instabiliteit
hypoventilatie basale delen long
spieratrofie
botafbraak
abnormale stand gewrichten
verminderde blaaslediging
atrofie huid
Gastro-oesofageale reflux
Vertraagde transit
bemoeilijkte voedselvochtinname
sensorische deprivatie
verwikkeling





Verhoogde urineproductie
latent corfalen ; pulmonale stase
thromboflebitis
orthostatische hypotensie
pneumonie
Pneumonie

Oorzaken :

stase secreten
hoogstand diafragmakoepel; hypoventilatie
 pulmonale stase
 spierzwakte

gastro-oesofageale reflux ( sonde)
 aspiratie voedsel


Gevolg :

hypoxie ; aspiratie

Preventie:






intensieve respiratoire kine
ademhalingsoefeningen
posturale drainage
sedatie en narcotische hoestmiddelen vermijden
inclinatie op minstens 30° bij sondevoeding /
gastrokinetica
Behandeling :

vroegtijdig/ krachtig /empirische antibiotica
therapie
Fysiologische
verandering














Vasodilatatie
toename hartdebiet
veneuze stase; bloedviscositeit
vasomotore instabiliteit
hypoventilatie basale delen long
spieratrofie
botafbraak
abnormale stand gewrichten
verminderde blaaslediging
atrofie huid
Gastro-oesofageale reflux
Vertraagde transit
bemoeilijkte voedselvochtinname
sensorische deprivatie
verwikkeling









Verhoogde urineproductie
latent corfalen ; pulmonale stase
thromboflebitis
orthostatische hypotensie
pneumonie
spierzwakte
osteoporose
contracturen
Urineweginfectie; globus vesicae
Urinaire verwikkelingen (incontinentie;
urineweginfectie; nierstenen)

Etiologie :




gestoorde coördinatie blaasmusculatuur
onvoldoende relaxatie inwendige sfincter --> residu --> infectie
pyelocaliciële stuwing ; fysisch-chemische wijziging urine ;
bacteriële proliferatie
Preventie :






blaassonde enkel indien nodig en beperken in tijd
mictie in zittende houding
diurese stimuleren door voldoende vochtinname
mictieschema
bacteriologische controle urine
faecale impactie vermijden
Fysiologische
verandering














Vasodilatatie
toename hartdebiet
veneuze stase; bloedviscositeit
vasomotore instabiliteit
hypoventilatie basale delen long
spieratrofie
botafbraak
abnormale stand gewrichten
verminderde blaaslediging
atrofie huid
Gastro-oesofageale reflux
Vertraagde transit
bemoeilijkte voedselvochtinname
sensorische deprivatie
verwikkeling










Verhoogde urineproductie
latent corfalen ; pulmonale stase
thromboflebitis
orthostatische hypotensie
pneumonie
spierzwakte
osteoporose
contracturen
Urineweginfectie;globus vesicae
decubitus
Drukplaatsen
Decubitus ulcera

Epidemiologie


3 à 11% van de ouderen
Viervoudig verhoogd risico op overlijden


Bijkomende risicofactoren :





Mortaliteit van 23 à 37%; Algemene toestand
normale veroudering huid
eiwittekort tgv ondervoeding
incontinentie ( faecaal;urinair)
Fracturen
Vaak synptoom van AAT
Decubitus ulcera

Pathogenetische factoren


Lokale druk
Tractiekrachten


Wrijving


Geven aanleiding tot transcutane ischemie
en diepe letsel – soms intacte huid
Oppervlakkige weefsel nadien diepe
aantasting
Condensatie-vocht
Vochtletsel



Beschadiging van de
epidermis
Geen drukprobleem,
wel vochtprobleem
Vaak ook combinatie
van letsels
Decubitus graad 1


Lokale roodheid die
niet door druk
verdwijnt
Na ontlasting wel
traag recupereert
Decubitus graad 2


Extravasatie van
plasma en witte
bloedcellen;
beschadiging van
de huid
Vaak blaarvorming
Decubitus graad 3

Beschadiging van de
totale huid (dermis en
epidermis) – geen
onderliggend weefsel
Decubitus gr 4


Open wonde, vaak
geïnfecteerd
Tast onderliggend
spierweefsel en evt
bot aan
Fysiologische
verandering














Vasodilatatie
toename hartdebiet
veneuze stase; bloedviscositeit
vasomotore instabiliteit
hypoventilatie basale delen long
spieratrofie
botafbraak
abnormale stand gewrichten
verminderde blaaslediging
atrofie huid
Gastro-oesofageale reflux
Vertraagde transit
bemoeilijkte voedselvochtinname
sensorische deprivatie
verwikkeling












Verhoogde urineproductie
latent corfalen ; pulmonale stase
thromboflebitis
orthostatische hypotensie
pneumonie
spierzwakte
osteoporose
contracturen
Urineweginfectie; globus
decubitus
refluxoesofagitis
obstipatie
Fysiologische
verandering














Vasodilatatie
toename hartdebiet
veneuze stase; bloedviscositeit
vasomotore instabiliteit
hypoventilatie basale delen long
spieratrofie
botafbraak
abnormale stand gewrichten
verminderde blaaslediging
atrofie huid
Gastro-oesofageale reflux
Vertraagde transit
bemoeilijkte voedselvochtinname
sensorische deprivatie
verwikkeling

Verhoogde urineproductie
latent corfalen ; pulmonale stase
thromboflebitis
orthostatische hypotensie
pneumonie
spierzwakte
osteoporose
contracturen
Urineweginfectie; globus vesicae
decubitus
refluxoesofagitis
obstipatie
malnutritie ; slikpneumonie

depressie ; verwardheid












Creditor, Ann Intern Med 1993;118:219-223
Preventie


Vermijd bedrust zo mogelijk vanaf eerste dag
Bij strikte indicaties:

Spoor actief mogelijke complicaties op



Inspectie, auscultatie, palpatie
Acute verwardheid
Stel preventieve maatregelen in







LMWH
Ademhalingskine
Spierversterkende oefeningen; passieve mobilisatie
Aangepast decubitusmateriaal
Bekijk uitscheiding
Evalueer voedsel- en vochtinname
Vermijd catheters en bijkomende fixatie
Download