door drs. A. Sadhinoch en drs. M.J.R.L. de Graaff 250 Jaar vrijmetselarij en mensenrechten Is er een verband tussen mensenrechten en vrijmetselarij? Vanuit historisch oogpunt kan deze vraag wellicht positief beantwoord worden. De geestesstroming die dit jaar 250 jaar bestaat, besteedt daar te weinig aandacht aan. Net als de idee van de mensenrechten heeft de vrijmetselarij haar wortels in de tijd van de Verlichting, de zeventiende en achttiende eeuw. De idee van de mensenrechten is onlosmakelijk verbonden met het gebruik van de rede, want alleen door de rede ontworstelt de mens zich aan het politieke juk van heer en knecht, koning en onderdaan, priester en gelovige. De idee van mensenrechten en de vrijmetselarij hebben beide hun oorsprong in de Verlichting. De Duitse filosoof Kant (1724-1804) definieert de tijd van de Verlichting als het uittreden van de mens uit de onmondigheid - selbstverschuldeten Unmündigkeit - die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder leiding van de ander. Aldus is de kernspreuk van de Verlichting: Sapere aude - heb de moed je eigen verstand te gebruiken. Op basis van deze redelijke kennis kan de individualiteit van ieder persoon zich vrij ontwikkelen, zodat allen tot een stijgende graad van autonomie kunnen komen, waardoor een nieuwe basis voor een bredere en diepere solidariteit ontstaat. Zo kan de mens zich ook ontworstelen aan het kerkelijke ideologische juk: redeneer niet, maar geloof dat de heer-knechtverhouding door god wordt gesanctioneerd. Ook vrijmetselaren leggen door de erkenning van de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid, de gelijkheid in wezen van alle mensen, de algemene broederschap der mensen en het zelfstandig zoeken naar waarheid, de nadruk op de rede, die definitief afscheid neemt van het kerkelijk dogmatisch denken 8 en daarmee van de vigerende onderdrukkende maatschappelijke verhoudingen. In beide gevallen staat derhalve de autonomie van de rede van de mens voorop. Verlichting Als uitdrukkelijke categorie is de idee van de mensenrechten voor het eerst naar voren gekomen in het tijdperk van de Verlichting. Deze doorbraak is van verreikende betekenis voor de verhoudingen tussen de staten, juist omdat daardoor in beginsel erkend is dat de staat er is voor de mens en niet de mens voor de staat. Het fundamentele uitgangspunt van de mensenrechtenidee is immers dat men het individu als een autonoom subject ziet, aan wie rechten en vrijheden toekomen die hij ontleent aan zijn menszijn en niet aan het feit dat hij deel uitmaakt van een stand of klasse. De idee van de mensenrechten moet geplaatst worden tegen de achtergrond van de opeenvolgende godsdienstoorlogen (Tachtigjarige Oorlog) welke Europa teisterden en van het opkomend staatsabsolutisme. De godsdienstkwestie moet ook aan de orde gesteld worden, omdat daar iets doorbreekt van de idee van de mensenrechten, te weten de universaliteit; allengs drong het algemeen besef door dat alleen het recht op godsdienstvrijheid voor alle mensen definitief een eind kan maken aan de godsdienstoorlogen. Het staatsabsolutisme is niet te verenigen met de idee van de mensenrechten. Structuren Net als de ethicus Van der Wal zijn wij van mening dat de christelijke en stoïcijnse visie op de mens de kiem van de mensenrechten in zich droeg. De christelijke idee van het kindschap en beeldenaar van god drukte de oneindige en bijzondere waarde van ieder mens uit. De wet, de profeten en de wijsheidliteratuur van het Oude Testament lieten zich scherp uit tegen onrecht en verdrukking van de arme, de weduwe, de wees en de vreemdeling. Toch willen wij er op wijzen dat het niet gewettigd is de idee van de mensenrechten al zo vroeg te ontdekken, en wel om de volgende reden. De universele onaantastbaarheid van de menselijke persoon werd in de bijbelse traditie nog niet tot principe en leidraad gemaakt om over maatschappelijke en politieke structuren KEN UZELVE • nummer 12 • december te denken. Bepaalde vormen van schreeuwend onrecht binnen de gevestigde orde werden weliswaar aangeklaagd, maar de structuren zelf werden niet aan het criterium van de menselijke waardigheid getoetst. De apostel Paulus, bijvoorbeeld, had geen enkel bezwaar tegen slavernij en drukte zelfs de slaven op het hart gehoorzaam te zijn aan hun meesters (Efez: 6,5). Het oudtestamentisch gebod ‘Gij zult niet doden’ (rasah) uit de decaloog, betrof slechts de Hebreeuwse man (‘is). De universaliteit ontbrak ten enenmale. Ook bij de latere Latijnse stoïcijnen kan men nog niet zinvol over mensenrechten spreken. Zij erkenden weliswaar de universele gelijkheid en waardigheid van alle mensen tegenover god en tegenover elkaar, maar deze gedachtegang had geen repercussies voor het sociale en politieke leven: de erkende waardigheid kreeg er geen consequenties op het gebied van het recht. Nieuwe tijd De idee van de mensenrechten kwam pas met de tijd van de emancipatie van het individu. De overgang van de Middeleeuwen naar de nieuwe tijd kan op ideologische vlak gekenschetst worden als een ideengeschichtliche wending van kosmos naar subject. In plaats van een alomvattende, zinvolle, heilige en door god gewilde ordening waar de mens zich deel van weet (Middeleeuwen), komt een individu (nieuwe tijd) dat staat tegenover een dode, zinloze natuur die enkel als materiaal verschijnt voor zijn handelen en waarin hij poogt zichzelf (zijn wensen, doeleinden en zijn wezen) uit te drukken. De nieuwe mens die zich door de transcendentie verlaten zag, stond voor de opgave de vervallen kosmos innerweltlich van de grond af aan opnieuw op te bouwen. De nieuwe mens maakte daarbij gebruik van zijn ratio en bevrijdde zich van het onaantastbaar gezag van de kerk (extra ecclesiam, nulla salus: buiten de kerk geen heil). Deze emancipatorische beweging die aanvankelijk gedragen werd vanuit de theologie door mannen als Erasmus (1466-1536) en Luther, kreeg een sterke impuls door geleerden die zich niet meer binnen een kerkelijk verband lieten opnemen. Zij manifesteerde zich eerstst in alle duidelijkheid met de filosofie van Des- Op zoek naar de graal van de humaniteit Immanuel Kant. 9 Kiem van idee van mensenrechten bij vroege christenen en stoïcijnen cartes (1576-1650). Hij bouwde een rationalistisch systeem op dat uitging van individuele denkkracht die bevrijd was van de gebondenheid van de feodale maatschappij en kwam met behulp van een methodische twijfel uit op zijn beroemde uitspraak Cogito, ergo sum - ik denk, dus ik besta. Na zijn rechtenstudie trad Descartes in dienst van het Nederlandse en later het Beierse leger. Vanaf 1619 begon hij zijn wetenschappelijke onderzoeken onder invloed van de Nederlandse wiskundige Beeckman, waarbij hij vanuit Parijs vele reizen ondernam. God en staat In de zestiende en zeventiende eeuw werd Europa geteisterd door opeenvolgende golven van confessionele burgeroorlogen waaraan een einde moest komen. Ook in Duitsland woedde de strijd om het geloof in alle hevigheid. Karel V was echter van zins het godsdienstvraagstuk tot elke prijs op te lossen. Daarbij ging het om de vraag, hoe mensen met uiteenlopende godsdienstige overtuigingen in rust en vrede met elkaar konden samenleven. Met de godsdienstvrede van Augsburg (1555) eindigde de godsdienstkwestie voor zowel de katholieke als lutherse vorsten, die allebei dezelfde rechten kregen. De vredesbepalingen steunden op de religieuze verdeling van gebieden op basis van het principe Cuius regio, illius et religio - wiens gebied, diens godsdienst. Dit gold niet voor de zwinglianen, calvinisten, wederdopers enzovoort; zij kregen pas met de vrede van Westfalen (1648) gelijke rechten. Het staatsabsolutisme vindt zijn bekroning met de regering van de Franse koning Lodewijk XIV (1643-1715) die volgens het droit divin gezag uitoefende. Het ‘goddelijk recht’ stelde dat god de koning heeft aangesteld en namens hem regeerde over de volkeren; de koning zag zichzelf als gods plaatsbekleder op aarde en was er van overtuigd dat hij voor wat betreft zijn beleidsdaden uitsluitend verantwoording schuldig was aan god en niet aan enig mens. Revolutie René Descartes. In 1629 verhuisde hij naar Nederland om er twintig jaar te blijven. Het interessante aan Descartes’ verblijf in Nederland is, dat het hem in staat stelde te leven onder de politieke vrijheid, die werd geclaimd in het Plackaet van Verlatinghe uit 1581. Met die verklaring verwierpen de edelen van Nederland Philips II als soeverein vorst. De legitimatie die in deze verklaring wordt gegeven, brengt voor het eerst de politieke dimensie naar voren van de renaissancemens, de homo universalis. Wat voor Descartes gold - het verblijf in een vrij Nederland -, was ook van toepassing op Spinoza en Locke. 10 8 Tegenover de absolute vorsten die beweerden dat alle gezag van god kwam en zij persoonlijk alle macht bezaten, stelden de contractfilosofen zich op het standpunt dat de vorsten hun gezag ontleenden aan het volk. Zij gingen ervan uit dat de staat op een verdrag berust en dat in wezen het volk het hoogste gezag, de soevereiniteit, draagt. Het volk kreeg hierdoor het recht een vorst die zijn bevoegdheden overtrad, af te zetten. In plaats van soeverein bij de gratie gods, komt in het eerder genoemde Plakkaat van Verlating voor het eerst expliciet naar voren dat het gaat om een ‘verbondseed’ tussen vorst en onderdanen. Hier werd voor het eerst in de mensengeschiedenis officieel uitgesproken dat alle macht KEN UZELVE • nummer 12 • december uit het volk is en dat het volk het recht op revolutie bezit: “Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen. (…) In het bijzonder in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst bij zijn intrede wordt gezworen. De vorst wordt ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit Revolutionair Nederlands ‘Plakkaat’ uit 1581 zijn ambt wordt ontheven in geval van schending van de eed.” In 1581 staat de doordenking van deze uitgangspunten in rechtsfilosofische zin echter nog in de kinderschoenen. De Staten-Generaal hadden hier nog de vervanging van de ene soeverein voor een andere soeverein in gedachten. In de daaropvolgende jaren bleek echter geen enkele Europese vorst zijn vingers te willen branden aan deze kwestie en het gezag over de Nederlanden te aanvaarden, zodat zich noodgedwongen een werkelijkheid aftekende waarin de Staten-Generaal de facto de soevereiniteit bekleedden. Gelijkheid Het individuele denken dat voor het eerst op een meer zuiver theoretisch vlak werkzaam was in de filosofie van Descartes, sloeg over op het politieke denken en werd de voedingsbodem voor het ontstaan van de idee van de mensenrechten. De individuele mens werd daarbij tot uitgangspunt van alle politieke structuren en alle gezag. Dit leidde tot de leer van het maatschappelijk verdrag die met de Engelse politieke filosoof Hobbes definitief zijn intrede doet. Vertegenwoordigers van die leer waren naast Hobbes onder andere Locke, Rousseau, Kant en Fichte. Twee contractfilosofen die daarin een belangrijke bijdrage hebben geleverd, zijn Locke (1632-1704) en Rousseau (1712-1778). Samen met De Montesquieu (1689-1755) heb- ben zij de rechtsfilosofische grondslag gelegd voor zowel de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) als de Franse Déclaration (1789). De Declaration of Independence verklaart dat alle mensen in gelijkheid worden geschapen, en dat zij door hun schepper zijn begiftigd met bepaalde onvervreemdbare rechten, waaronder het recht op leven, vrijheid en streven naar geluk. Van de volgende ondertekenaars van de Onafhankelijkheidsverklaring staat vast dat zij vrijmetselaar waren: William Ellery, Benjamin Franklin, John Hancock, Joseph Hewes, William Hooper, Robert Treat Paine, Richard Stockton, George Walton, William Whipple. Wat zich in Amerika zich afspeelde, maakte diepe indruk in Europa, vooral in Frankrijk. De Nationale Vergadering gaf een verklaring uit die het fundament moest worden voor een nieuw te bouwen maatschappij: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen. Daarin stond dat ieder mens voor de wet gelijk is en van nature bepaalde rechten bezit, zoals het recht op leven en vrijheid, het recht op eigendom en veiligheid, en het recht zich te verzetten tegen tirannie. Daarmee maakte zij in Europa een eind aan het absolutisme, de bevoorrechting van de adel en de geestelijkheid en de achterstelling van de burgerij. Onafhankelijkheid Hoewel de vrijmetselarij vanuit rechtsfilosofisch perspectief geen inhoudelijke bijdrage heeft geleverd aan de idee van de mensenrechten - aangemerkt zij wel dat De Montesquieu en Fichte slapende leden waren van de vrijmetselarij -, zou men op historische gronden kunnen stellen dat de idee van de mensenrechten op zijn minst wel door de vrijmetselarij gedragen is geweest. Als geestesrichting is de vrijmetselarij ontegenzeglijk een belangrijke bron van inspiratie geweest bij het bewaren en doorgeven van de idee van de mensenrechten. Individuele vrijmetselaren hebben daarin de hand gehad. Dit gold met name voor de Amerikaanse onafhan- Het revolutionaire ‘Plackaet van Verlatinghe’ uit 1581. KEN UZELVE • nummer 12 • december 11 kelijkheidsstrijd tegen het juk van de Engelsen. Van de 56 afgevaardigden die de Declaration of Independence ondertekenden, waren er negen vrijmetselaren, onder wie Benjamin Franklin en John Hancock. Zonder in te gaan op de vraag wat precies de rechtsfilosofische invloed van de vrijmetselarij op de Onafhankelijkheidsverklaring is geweest, blijft het feit bestaan dat belangrijke sleutelfiguren van de Amerikaanse Onafhankelijkheid vrijmetselaren waren. George Washington zou vrijmetselaar zijn geweest, en dat gold ook voor een aantal van zijn generaals, en hij zou als president beëdigd zijn door een vrijmetselaar, Robert Livingstone. De Amerikaanse dollar kent bovendien diverse vrijmetselaarssymbolen, hoewel deze niet direct met de vrijmetselarij in verband hoeven te staan. Grote voorzichtigheid blijft geboden bij speculaties over kruisbestuiving. Vanuit de historie spreekt wel een nauwe verbondenheid tussen individuele vrijmetselaren en het uitdragen van de idee van de mensenrechten. De vrijmetselarij was immers een ontmoetingsplaats waar geestverwanten vrijelijk konden spreken en denken over hun betrokkenheid en bezieling met de verlichtingsidealen. Zij is dat nu nog steeds, althans zij zou dat behoren te zijn. Gemeenschap De spirituele kracht van de idee van de mensenrechten ligt ten diepste verscholen achter de daden van de individuele vrijmetselaar die gericht zijn op het wegnemen van sociale, raciale en levensbeschouwelijke tegenstellingen die mensen en volkeren hopeloos verdelen. Zij verenigt mensen met volstrekt verschillende achtergronden zonder vooroordeel, van mens tot mens, door de ander met respect te bejegenen onder het opzicht van de persoonlijke waardigheid van mensen (Evert Kwaadgras). Om die reden zou de vrijmetselarij, meer dan nu het geval is, object van onderzoek moeten worden van theologen en filosofen die zich bezighouden met het begrip sociale rechtvaardigheid (Leo Apostel). Immers, in de vrijmetselarij wordt de geestelijke bezieling, 12 Sleutelfiguren Amerikaanse Onafhankelijkheid waren vrijmetselaar Benjamin Franklin. ontroering en verwondering van de idee van de mensenrechten op een personalistische wijze elke keer weer opnieuw voorgeleefd. De vrijmetselarij is een poging een Gemeinschaft tot stand te brengen binnen de grenzen van de Gesellschaft. Er is tegenwoordig helaas sprake van een hypertrofie van de mensenrechten waarbij staatslieden en politici onder het mom van de mensenrechten andere beschavingen en andersdenkenden een (democratisch) juk opleggen dat zij niet willen of vanwege de politieke en maatschappelijke constellatie nog niet kunnen willen. Daarmee gaan zij voorbij aan de idee van de mensenrechten. Sommige volkeren zijn er gewoonweg nog niet aan toe. De graal Wat de Europese beschaving na eeuwen van gewelddadige strijd heeft bereikt, kan door andere volkeren niet in een decade worden gerealiseerd. Bovendien staat bij de idee van de mensenrechten niet de vrijheid van meningsuiting centraal maar het recht op leven. Alle andere mensenrechten vloeien derhalve voort uit het basale recht op leven. Dit feit wordt in het huidige politieke discours vaak vergeten. Dit laat onverlet dat de vrijmetselarij, vanuit historisch perspectief beschouwd, als schatbewaarder en doorgeefluik van het ideaal van de idee van de mensenrechten heeft gefungeerd en in de toekomst zou kunnen blijven fungeren. De graal waarover Dan Brown in zijn De Da Vinci Code rept, heeft niets met de histo- KEN UZELVE • nummer 12 • december rische Jezus van Nazareth te maken. De graal brengt hij in verband met de gedachte dat Jezus getrouwd zou zijn met Maria Magdalena en een kind verwekt zou hebben, en daarmee aan de basis stond van een geslachtlijst der Merovingen. Als wij dan toch onze gedachten over de graal mogen laten gaan, dan interpreteren wij deze als de graal der humaniteit waarin ieder mens als mens onvervreemdbare rechten heeft. Het is deze graalgedachte die een eeuwigheidswaarde in zich draagt. Vrijmetselaren die deel uitmaken van een vereniging die thans 250 jaar bestaat en daarmee een moment van eeuwigheid uitstraalt, zouden zich meer rekenschap dienen te geven van de spiritualiteit van de universele idee van de mensenrechten. Het is deze graal die zij ooit hebben uitgedragen en die het waard is uitgedragen te blijven worden. A. Sadhinoch (links) en M. de Graaff zijn moraal theologen en houden zich in hun vrije tijd bezig met de verhouding tussen ethiek en economie (bank & verzekeringswezen); zie ook www.deepeconomy.nl.