0pmaak dec 2006

advertisement
door drs. A. Sadhinoch en drs. M.J.R.L. de Graaff
250 Jaar vrijmetselarij
en mensenrechten
Is er een verband tussen mensenrechten
en vrijmetselarij? Vanuit historisch
oogpunt kan deze vraag wellicht positief beantwoord worden. De geestesstroming die dit jaar 250 jaar bestaat,
besteedt daar te weinig aandacht aan.
Net als de idee van de mensenrechten
heeft de vrijmetselarij haar wortels in
de tijd van de Verlichting, de zeventiende en achttiende eeuw. De idee van de
mensenrechten is onlosmakelijk verbonden met het gebruik van de rede, want
alleen door de rede ontworstelt de mens
zich aan het politieke juk van heer en
knecht, koning en onderdaan, priester
en gelovige.
De idee van mensenrechten en de vrijmetselarij
hebben beide hun oorsprong in de Verlichting.
De Duitse filosoof Kant (1724-1804) definieert
de tijd van de Verlichting als het uittreden van
de mens uit de onmondigheid - selbstverschuldeten Unmündigkeit - die hij aan zichzelf te
wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen
zich van zijn verstand te bedienen zonder
leiding van de ander. Aldus is de kernspreuk
van de Verlichting: Sapere aude - heb de moed
je eigen verstand te gebruiken.
Op basis van deze redelijke kennis kan de
individualiteit van ieder persoon zich vrij ontwikkelen, zodat allen tot een stijgende graad
van autonomie kunnen komen, waardoor een
nieuwe basis voor een bredere en diepere solidariteit ontstaat. Zo kan de mens zich ook ontworstelen aan het kerkelijke ideologische juk:
redeneer niet, maar geloof dat de heer-knechtverhouding door god wordt gesanctioneerd.
Ook vrijmetselaren leggen door de erkenning
van de hoge waarde van de menselijke persoonlijkheid, de gelijkheid in wezen van alle
mensen, de algemene broederschap der mensen en het zelfstandig zoeken naar waarheid,
de nadruk op de rede, die definitief afscheid
neemt van het kerkelijk dogmatisch denken
8
en daarmee van de vigerende onderdrukkende
maatschappelijke verhoudingen. In beide gevallen staat derhalve de autonomie van de rede
van de mens voorop.
Verlichting
Als uitdrukkelijke categorie is de idee van de
mensenrechten voor het eerst naar voren gekomen in het tijdperk van de Verlichting. Deze
doorbraak is van verreikende betekenis voor
de verhoudingen tussen de staten, juist omdat
daardoor in beginsel erkend is dat de staat er
is voor de mens en niet de mens voor de staat.
Het fundamentele uitgangspunt van de mensenrechtenidee is immers dat men het individu als
een autonoom subject ziet, aan wie rechten en
vrijheden toekomen die hij ontleent aan zijn
menszijn en niet aan het feit dat hij deel uitmaakt van een stand of klasse.
De idee van de mensenrechten moet geplaatst
worden tegen de achtergrond van de opeenvolgende godsdienstoorlogen (Tachtigjarige
Oorlog) welke Europa teisterden en van het
opkomend staatsabsolutisme. De godsdienstkwestie moet ook aan de orde gesteld worden,
omdat daar iets doorbreekt van de idee van de
mensenrechten, te weten de universaliteit; allengs drong het algemeen besef door dat alleen
het recht op godsdienstvrijheid voor alle mensen definitief een eind kan maken aan de godsdienstoorlogen. Het staatsabsolutisme is niet te
verenigen met de idee van de mensenrechten.
Structuren
Net als de ethicus Van der Wal zijn wij van
mening dat de christelijke en stoïcijnse visie
op de mens de kiem van de mensenrechten
in zich droeg. De christelijke idee van het
kindschap en beeldenaar van god drukte de
oneindige en bijzondere waarde van ieder
mens uit. De wet, de profeten en de wijsheidliteratuur van het Oude Testament lieten zich
scherp uit tegen onrecht en verdrukking van
de arme, de weduwe, de wees en de vreemdeling. Toch willen wij er op wijzen dat het niet
gewettigd is de idee van de mensenrechten al
zo vroeg te ontdekken, en wel om de volgende
reden. De universele onaantastbaarheid van de
menselijke persoon werd in de bijbelse traditie
nog niet tot principe en leidraad gemaakt om
over maatschappelijke en politieke structuren
KEN UZELVE • nummer 12 • december
te denken. Bepaalde vormen van schreeuwend
onrecht binnen de gevestigde orde werden
weliswaar aangeklaagd, maar de structuren zelf
werden niet aan het criterium van de menselijke waardigheid getoetst. De apostel Paulus,
bijvoorbeeld, had geen enkel bezwaar tegen
slavernij en drukte zelfs de slaven op het hart
gehoorzaam te zijn aan hun meesters (Efez:
6,5). Het oudtestamentisch gebod ‘Gij zult niet
doden’ (rasah) uit de decaloog, betrof slechts
de Hebreeuwse man (‘is). De universaliteit ontbrak ten enenmale. Ook bij de latere Latijnse
stoïcijnen kan men nog niet zinvol over mensenrechten spreken. Zij erkenden weliswaar de
universele gelijkheid en waardigheid van alle
mensen tegenover god en tegenover elkaar,
maar deze gedachtegang had geen repercussies
voor het sociale en politieke leven: de erkende
waardigheid kreeg er geen consequenties op
het gebied van het recht.
Nieuwe tijd
De idee van de mensenrechten kwam pas met
de tijd van de emancipatie van het individu.
De overgang van de Middeleeuwen naar de
nieuwe tijd kan op ideologische vlak gekenschetst worden als een ideengeschichtliche
wending van kosmos naar subject. In plaats
van een alomvattende, zinvolle, heilige en door
god gewilde ordening waar de mens zich deel
van weet (Middeleeuwen), komt een individu
(nieuwe tijd) dat staat tegenover een dode, zinloze natuur die enkel als materiaal verschijnt
voor zijn handelen en waarin hij poogt zichzelf
(zijn wensen, doeleinden en zijn wezen) uit te
drukken.
De nieuwe mens die zich door de transcendentie verlaten zag, stond voor de opgave de
vervallen kosmos innerweltlich van de grond
af aan opnieuw op te bouwen. De nieuwe
mens maakte daarbij gebruik van zijn ratio en
bevrijdde zich van het onaantastbaar gezag van
de kerk (extra ecclesiam, nulla salus: buiten de
kerk geen heil).
Deze emancipatorische beweging die aanvankelijk gedragen werd vanuit de theologie door
mannen als Erasmus (1466-1536) en Luther,
kreeg een sterke impuls door geleerden die
zich niet meer binnen een kerkelijk verband
lieten opnemen. Zij manifesteerde zich eerstst
in alle duidelijkheid met de filosofie van Des-
Op zoek
naar de
graal
van de
humaniteit
Immanuel Kant.
9
Kiem van idee van mensenrechten bij vroege
christenen en stoïcijnen
cartes (1576-1650). Hij bouwde een rationalistisch systeem op dat uitging van individuele
denkkracht die bevrijd was van de gebondenheid van de feodale maatschappij en kwam
met behulp van een methodische twijfel uit op
zijn beroemde uitspraak Cogito, ergo sum - ik
denk, dus ik besta.
Na zijn rechtenstudie trad Descartes in dienst
van het Nederlandse en later het Beierse leger.
Vanaf 1619 begon hij zijn wetenschappelijke
onderzoeken onder invloed van de Nederlandse
wiskundige Beeckman, waarbij hij vanuit Parijs
vele reizen ondernam.
God en staat
In de zestiende en zeventiende eeuw werd
Europa geteisterd door opeenvolgende golven
van confessionele burgeroorlogen waaraan een
einde moest komen. Ook in Duitsland woedde
de strijd om het geloof in alle hevigheid. Karel
V was echter van zins het godsdienstvraagstuk
tot elke prijs op te lossen. Daarbij ging het
om de vraag, hoe mensen met uiteenlopende
godsdienstige overtuigingen in rust en vrede
met elkaar konden samenleven. Met de godsdienstvrede van Augsburg (1555) eindigde de
godsdienstkwestie voor zowel de katholieke
als lutherse vorsten, die allebei dezelfde rechten kregen. De vredesbepalingen steunden op
de religieuze verdeling van gebieden op basis
van het principe Cuius regio, illius et religio
- wiens gebied, diens godsdienst. Dit gold niet
voor de zwinglianen, calvinisten, wederdopers
enzovoort; zij kregen pas met de vrede van
Westfalen (1648) gelijke rechten.
Het staatsabsolutisme vindt zijn bekroning
met de regering van de Franse koning Lodewijk XIV (1643-1715) die volgens het droit
divin gezag uitoefende. Het ‘goddelijk recht’
stelde dat god de koning heeft aangesteld en
namens hem regeerde over de volkeren; de
koning zag zichzelf als gods plaatsbekleder
op aarde en was er van overtuigd dat hij voor
wat betreft zijn beleidsdaden uitsluitend verantwoording schuldig was aan god en niet aan
enig mens.
Revolutie
René Descartes.
In 1629 verhuisde hij naar Nederland om er
twintig jaar te blijven. Het interessante aan
Descartes’ verblijf in Nederland is, dat het
hem in staat stelde te leven onder de politieke
vrijheid, die werd geclaimd in het Plackaet
van Verlatinghe uit 1581. Met die verklaring
verwierpen de edelen van Nederland Philips II
als soeverein vorst. De legitimatie die in deze
verklaring wordt gegeven, brengt voor het eerst
de politieke dimensie naar voren van de renaissancemens, de homo universalis. Wat voor Descartes gold - het verblijf in een vrij Nederland -,
was ook van toepassing op Spinoza en Locke.
10
8
Tegenover de absolute vorsten die beweerden
dat alle gezag van god kwam en zij persoonlijk
alle macht bezaten, stelden de contractfilosofen zich op het standpunt dat de vorsten hun
gezag ontleenden aan het volk. Zij gingen
ervan uit dat de staat op een verdrag berust en
dat in wezen het volk het hoogste gezag, de
soevereiniteit, draagt. Het volk kreeg hierdoor
het recht een vorst die zijn bevoegdheden
overtrad, af te zetten. In plaats van soeverein
bij de gratie gods, komt in het eerder genoemde Plakkaat van Verlating voor het eerst
expliciet naar voren dat het gaat om een ‘verbondseed’ tussen vorst en onderdanen.
Hier werd voor het eerst in de mensengeschiedenis officieel uitgesproken dat alle macht
KEN UZELVE • nummer 12 • december
uit het volk is en dat het volk het recht op
revolutie bezit: “Als een vorst zijn plichten niet
nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te
beschermen, hen probeert te onderdrukken als
slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In
dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en
een andere leider kiezen. (…) In het bijzonder
in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst
bij zijn intrede wordt gezworen. De vorst wordt
ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit
Revolutionair Nederlands
‘Plakkaat’ uit 1581
zijn ambt wordt ontheven in geval van schending van de eed.”
In 1581 staat de doordenking van deze uitgangspunten in rechtsfilosofische zin echter
nog in de kinderschoenen. De Staten-Generaal
hadden hier nog de vervanging van de ene soeverein voor een andere soeverein in gedachten.
In de daaropvolgende jaren bleek echter geen
enkele Europese vorst zijn vingers te willen
branden aan deze kwestie en het gezag over de
Nederlanden te aanvaarden, zodat zich noodgedwongen een werkelijkheid aftekende waarin
de Staten-Generaal de facto de soevereiniteit
bekleedden.
Gelijkheid
Het individuele denken dat voor het eerst op
een meer zuiver theoretisch vlak werkzaam was
in de filosofie van Descartes, sloeg over op het
politieke denken en werd de voedingsbodem
voor het ontstaan van de idee van de mensenrechten. De individuele mens werd daarbij tot
uitgangspunt van alle politieke structuren en
alle gezag. Dit leidde tot de leer van het maatschappelijk verdrag die met de Engelse politieke filosoof Hobbes definitief zijn intrede doet.
Vertegenwoordigers van die leer waren naast
Hobbes onder andere Locke, Rousseau, Kant
en Fichte. Twee contractfilosofen die daarin
een belangrijke bijdrage hebben geleverd, zijn
Locke (1632-1704) en Rousseau (1712-1778).
Samen met De Montesquieu (1689-1755) heb-
ben zij de rechtsfilosofische grondslag gelegd
voor zowel de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) als de Franse Déclaration (1789). De Declaration of Independence
verklaart dat alle mensen in gelijkheid worden
geschapen, en dat zij door hun schepper zijn
begiftigd met bepaalde onvervreemdbare rechten, waaronder het recht op leven, vrijheid en
streven naar geluk.
Van de volgende ondertekenaars van de
Onafhankelijkheidsverklaring staat vast
dat zij vrijmetselaar waren: William Ellery,
Benjamin Franklin, John Hancock, Joseph
Hewes, William Hooper, Robert Treat Paine,
Richard Stockton, George Walton, William
Whipple.
Wat zich in Amerika zich afspeelde, maakte
diepe indruk in Europa, vooral in Frankrijk.
De Nationale Vergadering gaf een verklaring
uit die het fundament moest worden voor een
nieuw te bouwen maatschappij: Déclaration
des droits de l’homme et du citoyen. Daarin
stond dat ieder mens voor de wet gelijk is
en van nature bepaalde rechten bezit, zoals
het recht op leven en vrijheid, het recht op
eigendom en veiligheid, en het recht zich te
verzetten tegen tirannie. Daarmee maakte zij in
Europa een eind aan het absolutisme, de bevoorrechting van de adel en de geestelijkheid
en de achterstelling van de burgerij.
Onafhankelijkheid
Hoewel de vrijmetselarij vanuit rechtsfilosofisch perspectief geen inhoudelijke bijdrage
heeft geleverd aan de idee van de mensenrechten - aangemerkt zij wel dat De Montesquieu
en Fichte slapende leden waren van de vrijmetselarij -, zou men op historische gronden kunnen stellen dat de idee van de mensenrechten
op zijn minst wel door de vrijmetselarij gedragen is geweest.
Als geestesrichting is de vrijmetselarij ontegenzeglijk een belangrijke bron van inspiratie
geweest bij het bewaren en doorgeven van de
idee van de mensenrechten. Individuele vrijmetselaren hebben daarin de hand gehad. Dit
gold met name voor de Amerikaanse onafhan-
Het revolutionaire ‘Plackaet van Verlatinghe’ uit 1581.
KEN UZELVE • nummer 12 • december
11
kelijkheidsstrijd tegen het juk van de Engelsen. Van de 56 afgevaardigden die de
Declaration of Independence ondertekenden,
waren er negen vrijmetselaren, onder wie Benjamin Franklin en John Hancock.
Zonder in te gaan op de vraag wat precies de
rechtsfilosofische invloed van de vrijmetselarij
op de Onafhankelijkheidsverklaring is geweest,
blijft het feit bestaan dat belangrijke sleutelfiguren van de Amerikaanse Onafhankelijkheid
vrijmetselaren waren. George Washington zou
vrijmetselaar zijn geweest, en dat gold ook
voor een aantal van zijn generaals, en hij zou
als president beëdigd zijn door een vrijmetselaar, Robert Livingstone.
De Amerikaanse dollar kent bovendien diverse
vrijmetselaarssymbolen, hoewel deze niet
direct met de vrijmetselarij in verband hoeven
te staan. Grote voorzichtigheid blijft geboden
bij speculaties over kruisbestuiving. Vanuit
de historie spreekt wel een nauwe verbondenheid tussen individuele vrijmetselaren en het
uitdragen van de idee van de mensenrechten.
De vrijmetselarij was immers een ontmoetingsplaats waar geestverwanten vrijelijk konden
spreken en denken over hun betrokkenheid
en bezieling met de verlichtingsidealen. Zij is
dat nu nog steeds, althans zij zou dat behoren
te zijn.
Gemeenschap
De spirituele kracht van de idee van de mensenrechten ligt ten diepste verscholen achter
de daden van de individuele vrijmetselaar die
gericht zijn op het wegnemen van sociale, raciale en levensbeschouwelijke tegenstellingen
die mensen en volkeren hopeloos verdelen. Zij
verenigt mensen met volstrekt verschillende
achtergronden zonder vooroordeel, van mens
tot mens, door de ander met respect te bejegenen onder het opzicht van de persoonlijke
waardigheid van mensen (Evert Kwaadgras).
Om die reden zou de vrijmetselarij, meer
dan nu het geval is, object van onderzoek
moeten worden van theologen en filosofen
die zich bezighouden met het begrip sociale
rechtvaardigheid (Leo Apostel). Immers, in de
vrijmetselarij wordt de geestelijke bezieling,
12
Sleutelfiguren
Amerikaanse
Onafhankelijkheid
waren vrijmetselaar
Benjamin Franklin.
ontroering en verwondering van de idee van
de mensenrechten op een personalistische
wijze elke keer weer opnieuw voorgeleefd. De
vrijmetselarij is een poging een Gemeinschaft
tot stand te brengen binnen de grenzen van de
Gesellschaft.
Er is tegenwoordig helaas sprake van een hypertrofie van de mensenrechten waarbij staatslieden en politici onder het mom van de mensenrechten andere beschavingen en andersdenkenden een (democratisch) juk opleggen
dat zij niet willen of vanwege de politieke en
maatschappelijke constellatie nog niet kunnen
willen. Daarmee gaan zij voorbij aan de idee
van de mensenrechten. Sommige volkeren zijn
er gewoonweg nog niet aan toe.
De graal
Wat de Europese beschaving na eeuwen van
gewelddadige strijd heeft bereikt, kan door
andere volkeren niet in een decade worden
gerealiseerd. Bovendien staat bij de idee van de
mensenrechten niet de vrijheid van meningsuiting centraal maar het recht op leven. Alle
andere mensenrechten vloeien derhalve voort
uit het basale recht op leven. Dit feit wordt in
het huidige politieke discours vaak vergeten.
Dit laat onverlet dat de vrijmetselarij, vanuit
historisch perspectief beschouwd, als schatbewaarder en doorgeefluik van het ideaal van de
idee van de mensenrechten heeft gefungeerd
en in de toekomst zou kunnen blijven fungeren. De graal waarover Dan Brown in zijn De
Da Vinci Code rept, heeft niets met de histo-
KEN UZELVE • nummer 12 • december
rische Jezus van Nazareth te maken. De graal
brengt hij in verband met de gedachte dat
Jezus getrouwd zou zijn met Maria Magdalena
en een kind verwekt zou hebben, en daarmee
aan de basis stond van een geslachtlijst der
Merovingen.
Als wij dan toch onze gedachten over de graal
mogen laten gaan, dan interpreteren wij deze
als de graal der humaniteit waarin ieder mens
als mens onvervreemdbare rechten heeft. Het
is deze graalgedachte die een eeuwigheidswaarde in zich draagt. Vrijmetselaren die
deel uitmaken van een vereniging die thans
250 jaar bestaat en daarmee een moment van
eeuwigheid uitstraalt, zouden zich meer rekenschap dienen te geven van de spiritualiteit van
de universele idee van de mensenrechten. Het
is deze graal die zij ooit hebben uitgedragen en
die het waard is uitgedragen te blijven worden.
A. Sadhinoch (links) en M. de Graaff zijn moraal
theologen en houden zich in hun vrije tijd bezig
met de verhouding tussen ethiek en economie
(bank & verzekeringswezen);
zie ook www.deepeconomy.nl.
Download