Kernenergie in Nederland Toen de experimentele kerncentrale in Dodewaard in 1969 officieel geopend werd waren er grootse plannen voor de toepassing van kernenergie in Nederland. Op een gegeven moment werd zelfs gepraat over de bouw van 35 (!) kerncentrales. Verzet, ongelukken, tegenvallende financiële resultaten, groei van het aandeel duurzame energie in de totale productie, twijfel over de oprechtheid van de voorstanders van kernenergie, de ramp in Tsernobyl, het ontbreken van een oplossing voor het afval, leidde ertoe dat er dertig jaar welgeteld één draaiende kerncentrale in Nederland staat. Maar er is meer. Een kort overzicht. RCN/ECN In 1955 werd in Petten (Noord-Holland) het RCN Reactor Centrum Nederland (RCN, sinds 1976 Energieonderzoek Centrum Nederland) geopend, het opleidings- en ontwikkelingsinstituut voor een ‘volwaardige’ Nederlandse kernindustrie met een adviserende functie voor de politiek. Die volwaardige nucleaire industrie is er nooit gekomen. Toch is het RCN/ECN altijd een kernenergiebolwerk gebleven. Sinds 1999 is het nucleaire onderzoeksdeel ondergebracht bij het NRG, dat o.a. betrokken is bij de ontwikkeling van de Hoge-Temperatuur Reactor en de pogingen die in Zuid-Afrika te bouwen. De NRG exploiteert op het ECN-terrein een kleine reactor die voor kernenergieonderzoek maar ook voor de productie van isotopen voor medische doeleinden wordt gebruikt. In 2016 gaat die reactor dicht en in 2006 is een vergunningsprocedure begonnen voor de bouw van een nieuwe reactor ter vervanging. Veel mensen zijn daar tegen: we moeten stoppen met kernenergie en kernenergie-onderzoek hoeft dus ook niet. Daarnaast zijn er ook alternatieve methodes voor het produceren van veel van die medische isotopen. Dodewaard De officiële opening van deze 50 MW experimentele kerncentrale op 26 maart 1969 door koningin Juliana leidde ook meteen tot het eerste nucleaire incident. Het proces van kernsplitsing ging te snel waardoor de temperatuur veel te hoog opliep. De reactor werd stilgelegd en Juliana maakte zich gauw uit de voeten. Dodewaard werd onder een ongelukkig gesternte gebouwd. De eerste jaren kwam de reactor vooral in het nieuws door ontdekte haarscheurtjes in leidingen en de onveilige opslag van afval. Vanaf 1978 werd de centrale het speerpunt van het verzet tegen kernenergie in Nederland. In oktober 1996 werd besloten de centrale te sluiten, en op 26 maart 1997 was het zover. Onder andere WISE organiseerde meteen een feest vlak bij de centrale, in de geest van de acties van de jaren 70 en 80 in een circustent. In april 2003 is de laatste brandstof uit de centrale vervoerd naar Engeland om opgewerkt te worden. Een aantal bijgebouwen zijn gesloopt. Het nucleaire gedeelte is op slot gedaan en wordt pas omstreeks 2035 afgebroken. De officiele reden is veiligheid: de eerste veertig jaar na sluiting neemt de radioactiviteit van een aantal gevaarlijke stoffen sterk af. De onoffiele reden is dat er op deze manier nog een tijdje kan worden doorgespaard in het ontmantelingsfonds waaruit de dure afbraakoperatie betaald moet worden. De problematische ontmanteling wordt op deze manier doorgeschoven naar een volgende generatie. Afval Het Nederlandse laag- en middelradioactieve afval wordt sinds 1992 opgeslagen bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in Borssele. Tot die tijd werd het in zee gedumpt, maar hier moest na veel verzet van de milieubeweging mee gestopt worden. Vanaf 2004 wordt hoogradioactief afval opgeslagen bij een speciaal gebouw bij de COVRA: de 'HABOG' . Voor een oplossing op de lange termijn, na 100 jaar opslag bij de COVRA, wordt onderzoek gedaan naar de opslag in de diepe ondergrond. Dit ‘begraven’ van afval in een zout- of kleilaag stuit op veel bezwaren. Omdat het afval vele duizenden jaren gevaarlijk blijft kunnen er geen garanties gegeven worden dat dit nooit uit zo’n ondergrondse berging zal weglekken. De Nederlandse regering vindt wel dat eventuele berging in de ondergrond ‘terughaalbaar’ moet zijn. Concreet betekent dit dat toekomstige generaties er nog bij moeten kunnen – bijvoorbeeld omdat er een betere oplossing is gevonden. Borssele De reactor in Borssele (450 MW) ging in 1973 in bedrijf en dekt momenteel 4% van de Nederlandse elektriciteitsvraag. Na een inspectie van het Internationaal Atoomenergie Agentschap in 1986 bleek er nogal wat aan te merken op de veiligheid. Er werd 470 miljoen gulden besteed aan noodzakelijke aanpassingen. Deze zouden volgens de exploitant alleen terugverdiend kunnen worden als de centrale langer open zou blijven dan de afgesproken 2004. Eigenaar EPZ startte een procedure om zich te onttrekken aan de afspraak om in 2004 te sluiten en werd in 2000 in het gelijk gesteld. Het kabinet Balkenende-2 sloot een deal; de centrale zou tot 2013 in bedrijf mogen blijven. Maar in januari 2006 maakte het kabinet Balkenende bekend dat sluiting moeilijk zou worden en kwam ze met het afsluiten van een convenant tot een nieuwe deal met de eigenaren (Essent en Delta): De centrale hoeft pas in 2033 dicht. Het convenant is dermate geformuleerd en dichtgetimmerd dat het voor willekeurig welk nieuw kabinet dan ook heel moeilijk wordt om een ander besluit te nemen. Opwerking en transporten De kerncentrales Dodewaard en Borssele laten hun uitgewerkte brandstof opwerken in Sellafield (Engeland) en La Hague (Frankrijk). Bij dit zeer vervuilende proces worden uranium, plutonium en hoogradioactief splijtingsafval van elkaar gescheiden. Omdat opwerking misschien wel de meest vervuilende stap in de hele nucleaire cyclus is bestaat er veel verzet tegen. De Nederlandse overheid heeft altijd geweigerd te stoppen met opwerken, onder andere omdat dat het openbreken van de contracten met de fabrieken in Frankrijk en Engeland te veel geld zou kosten. Overigens zijn die contracten geheim en is het voor het parlement nog nooit mogelijk geweest de claim van hoge kosten te controleren. Op de foto: Transport van radioactief materiaal Urenco In 1970 tekenden Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië het verdrag van Almelo voor een uraniumverrijkingindustrie. In de Urenco uraniumverrijkingsfabriek wordt de fractie ‘splijtbaar’ uranium verrijkt en zodoende geschikt gemaakt voor gebruik in kerncentrales. De techniek die wordt gebruikt is dezelfde om uranium zo ver te verrijken dat het ook geschikt is voor het maken van atoomwapens. En dus is er interesse voor de techniek van mensen en landen die niet primair stroom willen opwekken. De bekendste affaire is die van de Pakistaanse atoomspion Abdul Qadeer Khan, die van 1972 tot 1976 werkte bij FDO, een bedrijf nauw betrokken bij ‘Almelo’. Khan wist bedrijfsgegevens te verduisteren en vertrok naar Pakistan om daar de ‘vader van de Pakistaanse atoombom’ te worden. In 1998 vond de eerste Pakistaanse kernproef plaats. Urenco heeft een aandeel van 12-15% op de wereldverrijkingsmarkt en produceert jaarlijks genoeg brandstof voor 15 tot 20 kerncentrales.