1 Overzichtsartikelen Tumormetabolisme en het Warburg-effect: translatie naar de klinische praktijk Tumor metabolism and the Warburg effect: translation to clinical practice T.W.H. Meijer1, dr. P.N. Span2, dr. L-F de Geus-Oei3, dr. J. Bussink4 en dr. J.H.A.M. Kaanders4 Samenvatting Ongecontroleerde proliferatie is een van de biologische kenmerken van kanker. Om te kunnen delen moet een tumorcel zijn biomassa inclusief DNA vermenigvuldigen, waarvoor naast energie (adenosinetrifosfaat; ATP) ook lipiden, aminozuren, nucleotiden, glutathion en NADPH nodig zijn. Om deze moleculen te kunnen produceren, tonen tumorcellen een veranderd metabolisme, zogenoemde aerobe glycolyse (het Warburg-effect), ten opzichte van normale cellen, die glucose metaboliseren via de oxidatieve fosforylering. Aerobe glycolyse is een inefficiënte manier om ATP te produceren, maar speelt een belangrijke rol bij de biosynthese van bovengenoemde macromoleculen. Ter compensatie van deze inefficiënte ATP-productie moeten tumoren meer glucose consumeren, wat ten grondslag ligt aan de diagnostische waarde van 18FDG-PET. Daarnaast is het glutaminemetabolisme in tumorcellen van belang voor bio-energetische en anabole doeleinden. Verschillende signaleringsroutes, oncogenen en tumorsuppressoren die betrokken zijn bij proliferatie reguleren ook dit veranderde tumormetabolisme. In veel solide tumoren is een sterk glycolytisch metabolisme geassocieerd met een slechtere prognose. Remming van het tumormetabolisme lijkt dan ook een aantrekkelijke strategie om kankercellen aan te pakken. Verschillende remmers van de aansturende signaleringsroutes of van metabole transporters en enzymen zijn momenteel in klinisch onderzoek, waaronder de AMPK-agonist en het antidiabeticum metformine. Deze studies zullen het succes en de plaats van deze behandelingen in de kliniek moeten uitwijzen. De mTOR-remmer everolimus heeft reeds de klinische praktijk bereikt bij de behandeling van het verder gevorderde niercel- en mammacarcinoom. (Ned Tijdschr Oncol 2014;11:3-11) Summary glycolysis or the Warburg effect is an inefficient way to produce ATP, but is involved in the biosynthesis of the above mentioned macromolecules. To compensate for this inefficient energy production, tumors have to increase their glucose uptake, which is the basis of the diagnostic potential of 18FDG-PET. Besides aerobic glycolysis, glutamine metabolism is important for bioenergetic and anabolic purposes in tumor cells. Several signalling pathways, oncogenes and tumor suppressors implicated in cell proliferation also regulate the metabolic pathways Uncontrolled proliferation is one of the biological hallmarks of cancer. To proliferate, a tumor cell has to multiply its cellular content including DNA, which requires, apart from energy (adenosine triphosphate; ATP), large amounts of lipids, amino acids, nucleotides, glutathione and NADPH. To produce these macromolecules, tumor cells switch to an aerobic glycolytic phenotype in contrast to normal differentiated cells, which rely primarily on mitochondrial oxidative phosphorylation. Aerobic 1 radiotherapeut in opleiding, afdeling Radiotherapie, 2bioloog, afdeling Radiotherapie, 3nucleair geneeskundige, afdeling Nucleaire Geneeskunde, 4 radiotherapeut, afdeling Radiotherapie, Radboud universitair medisch centrum. Correspondentie graag richten aan mw. drs. T.W.H. Meijer, afdeling Radiotherapie (874), Radboud universitair medisch centrum, Postbus 9101 6500 HB Nijmegen, tel.: 024 361 45 15, e-mailadres: tineke.van [email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: doelgerichte behandeling, hypoxie, proliferatie, tumormetabolisme, Warburg-effect Keywords: hypoxia, proliferation, targeted therapy, tumor metabolism, Warburg effect Nederlands Tijdschrift voor Oncologie Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 3 OVERZICHTSARTIKELEN that incorporate nutrients into biomass. A high glycolytic metabolism is associated with a poor prognosis in several solid tumors. Therefore, targeting tumor metabolism seems to be an attractive strategy to attack tumor cells. Various inhibitors of the signalling pathways or metabolic transporters and enzymes, for example the AMPK agonist and antidiabetic metformin, are currently in clinical trials. The mTOR inhibitor everolimus has reached clinical practice for the treatment of advanced kidney and breast cancer. Inleiding Elke cel heeft een bron van energie nodig om verschillende cellulaire processen, zoals DNA-schadeherstel, transcriptie en translatie van eiwitten, en dynamiek van het cytoskelet te kunnen reguleren. Als energiebron verbruiken gezonde cellen voornamelijk glucose, wat via de glycolyse wordt omgezet in pyruvaat en 2 mol adenosinetrifosfaat (ATP; energie). Vervolgens wordt pyruvaat verder gemetaboliseerd in de mitochondria via de citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering, wat resulteert in grotere hoeveelheden energie (36 ATP).1 Voor proliferatie is echter meer dan alleen maar energie nodig. Om te kunnen delen moet een cel zijn gehele inhoud en biomassa inclusief DNA en organellen vermenigvuldigen, en moet de cel zijn redoxstatus handhaven.2 Dit vereist, naast energie in de vorm van ATP, biosynthese van NADPH, glutathion, aminozuren, lipiden en nucleotiden.3 Lipiden zijn onder andere nodig voor de opbouw van het membraan van de cel en mitochondrieën. Aminozuren zijn benodigd voor de productie van proteïnen. Proteïnen hebben een grote diversiteit aan functies op cellulair niveau, onder andere het katalyseren van chemische reacties, het in stand houden van de vorm en structuur van het cytoskelet, vorming van organellen (ribsomen), transport van stoffen de cel in en uit, en groeisignaaltransductie binnen de cel. Nucleotiden zijn vereiste onderdelen voor DNA-replicatie en dus proliferatie. NADPH en glutathion zijn nodig voor het in stand houden van de redoxstatus van de cel. Daarnaast is NADPH een belangrijke cofactor voor de biosynthese van bovengenoemde macromoleculen.2 Om aan deze biosynthetische eisen te kunnen voldoen, zal een prolifererende cel, en dus ook een tumorcel, een ander metabolisme tonen dan een niet-prolifererende cel.4 In prolifererende cellen is er sprake van herprogrammering van het mitochondriële metabolisme, waardoor de macromolecuulbiosynthese zal worden gestimuleerd.3 Proliferatie wordt in de gezonde cel nauwkeurig gereguleerd door onder andere groeifactoren. Kankercellen tonen echter genetische mutaties en een veranderd micromilieu (onder andere hypoxie), waardoor verschillende signaleringsroutes worden geactiveerd die celgroei, celoverleving en tumormetabolisme stimuleren in de afwezigheid van extracellulaire groeifactoren. Hierdoor gaat de afhankelijkheid van groeifactoren verloren en ontstaat ongecontroleerde proliferatie.1,5 In dit overzichtsartikel worden de metabole adaptaties van tumorcellen beschreven. Ten eerste zal aan de hand van een ‘case report’ worden geïllustreerd hoe de veranderingen op cellulair metabool niveau zich kunnen vertalen in de klinische verschijnselen van een patiënt. Vervolgens zullen het tumormetabolisme en de voordelen van dit metabolisme voor de tumorcel nader worden toegelicht. Ten slotte zal tumormetabolisme als doel voor therapie worden besproken. 4 Nederlands Tijdschrift voor Oncologie Tumormetabolisme in de klinische praktijk Een 64-jarige vrouw presenteerde zich met moeheid, verminderde eetlust, gewichtsverlies en hepatosplenomegalie.6 Serummetingen toonden een glucoseniveau van 1,4 mmol/l, HCO3- van 12 mmol/l (normaalwaarden 20-28 mmol/liter), een sterk verhoogde lactaatconcentratie (28,5 mmol/l; normaalwaarden 0,5-3,4 mmol/l) en een lage pH (7,24). 18-Fluoro-2-deoxyglucose (18FDG)PET-CT-scan toonde FDG-avide splenomegalie (23 cm in craniocaudale richting), FDG-avide beenmerg, heterogene FDG-opname in een vergrote lever (24 cm in craniocaudale richting) en afwezige FDG-opname in de hersenen met een SUVmax van 1 (normaalwaarde 10). Beenmergaspiraat bevestigde de aanwezigheid van een stadium IV diffuus grootcellig B-cellymfoom.6 Behandeling door middel van dextrose i.v. liet geen verbetering van het serumglucose zien, maar resulteerde in een sterke stijging van het serumlactaatniveau. Dit duidt erop dat glucose i.v. de tumor heeft gevoed met een verergering van de lactaatacidose als gevolg. Behandeling met R-CHOP gaf een geleidelijk herstel van de metabole afwijkingen.6 De combinatie van hypoglykemie en lactaatacidose ten gevolge van het zogenoemde Warburg-effect is een zeldzaam, maar gedocumenteerd verschijnsel bij maligniteiten, met name in lymfoproliferatieve tumoren.6 Dit Warburgeffect zal hieronder nader worden toegelicht. Tumormetabolisme stimuleert proliferatie In tumorcellen wordt het glycolytische product pyruvaat in mindere mate verder gemetaboliseerd in de mitochondria, maar wordt de grootste hoeveelheid pyruvaat via het enzym lactaatdehydrogenase A (LDH-A) omgezet Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 1 H+ glucose glutamine CAIX glycolyse glucose H+ glutamine glutamaat G6P aminozurenbiosynthese CO2 + H2O H2O H+ 6PGT 6PG NADP+ G6PD PPP CO2 NADH NADPH CO2 F6P lipidenbiosynthese H+ G3P Krebs-cyclus F6P G3P E4P R5P TKTL1 malaat -KG PDK1 citraat H+ + HCO3- NADP+ NADPH HK glutaminase H2O CO2 GLUT1 NHE1 SLC1A5 H+ HCO3- oxaloacetaat PDH acetyl-CoA 3PG aminozuren biosynthese PKM2 nucleotidenbiosynthese pyruvaat NADH citraat LDH-A malaat NADP+ acetyl-CoA NADPH CO2 NAD+ lactaat lipidenbiosynthese MCT4 lactaat Figuur 1. Herprogrammering van het tumormetabolisme stimuleert proliferatie. Glucosemetabolisme in tumoren verloopt grotendeels via glycolyse en de pentosefosfaatshunt en in mindere mate via de citroenzuurcyclus. Glutamine wordt daarentegen juist wel gemetaboliseerd in het mitochondrion van een tumorcel. Het doel van dit aangepaste metabolisme is biosynthese van macromoleculen die vereist zijn voor proliferatie. 3PG=3-fosfoglyceraat, 6PG=6-fosfogluconolacton, 6PGT=6-fosfogluconaat, α-KG=α-ketoglutaraat, CAIX=carbonanhydrase IX, E4P=erytrose-4-fosfaat, F6P=fructose-6-fosfaat, G3P=glyceraldehyde-3-fosfaat, G6P=glucose-6-fosfaat, G6PD=glucose-6-fosfaatdehydrogenase, GLUT1=glucosetransporter 1, HK=hexokinase, LDH-A=lactaatdehydrogenase A, MCT4=monocarboxylaattransporter 4, NHE1=natriumwaterstof-‘exchanger’ 1, PDH=pyruvaatdehydrogenase, PDK1=pyruvaatdehydrogenasekinase 1, PKM2=pyruvaatkinase-M2-isovorm, PPP=pentosefosfaat-‘pathway’, R5P=ribose-5-fosfaat, SLC1A5=glutaminetransporter, TKTL1=transketolase-‘like’-proteïne 1. Het mitochondrion is in licht oranje weergegeven. in lactaat, hetgeen vervolgens via de monocarboxylaattransporter 4 (MCT4) de cel uit wordt getransporteerd (zie Figuur 1). In normale cellen wordt lactaat alleen onder anaerobe of hypoxische omstandigheden geproduceerd. Hypoxie, een belangrijk kenmerk van het micromilieu van veel solide tumoren, ontstaat door een afwijkende en minder functionele microvasculatuur en door tumorgeassocieerde en therapie-geïnduceerde anemie, en zal leiden tot anaerobe glycolyse in deze gebieden (zie Figuur 2A, pagina 6).7 Kankercellen zetten glucose echter ook om in lactaat bij de aanwezigheid van voldoende zuurNederlands Tijdschrift voor Oncologie stof. Dit proces wordt aerobe glycolyse of het Warburgeffect genoemd (zie Figuur 1 en 2B).1,8 ATP-productie via glycolyse is sneller dan via de oxidatieve fosforylering, maar is minder efficiënt (2 ATP versus 36 ATP).3 Ter compensatie moeten tumoren meer glucose consumeren, wat wordt bewerkstelligd door opregulatie van de expressie van glucosetransporters (GLUT) op het celmembraan (zie Figuur 1 en 2).4 Om deze reden ligt het Warburg-effect ten grondslag aan de diagnostische waarde van 18FDG-PET. Het Warburg-effect is echter geen universeel kenmerk van alle maligniteiten, waardoor Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 5 OVERZICHTSARTIKELEN A B Figuur 2. Anaerobe en aerobe glycolyse in hoofd-halsplaveiselcelcarcinomen. A) pT2N1M0-mondbodemplaveiselcelcarcinoom. In hypoxische gebieden, aangekleurd met de exogene hypoxiemarker pimonidazol, worden GLUT1 en MCT4 verhoogd tot expressie gebracht, wat duidt op anaerobe glycolyse. B) pT2N2bM0-mondbodemplaveiselcelcarcinoom. Pimonidazol-aankleuring is vrijwel afwezig in deze tumor. GLUT1 en MCT4 worden verhoogd tot expressie gebracht in deze normoxische gebieden, wat duidt op aerobe glycolyse of het Warburg-effect. Vergroting 200 x. Schaal geeft 100 μm weer. de sensitiviteit van 18FDG-PET niet 100% is.2 Voorbeelden van weinig FDG-avide tumoren zijn bronchoalveolaire carcinomen, goed gedifferentieerde prostaatcarcinomen en typisch carcinoïd, welke tevens langzaam prolifererende tumoren zijn (zie Figuur 3). Naast de productie van ATP dient de verhoogde glycolyse in tumoren andere doeleinden, namelijk stimulering van de pentosefosfaatshunt en aminozuren- en lipidenbiosynthese (zie Figuur 1, pagina 5). Nadat glucose door de cel is opgenomen, wordt het door hexokinase omgezet in glucose-6-fosfaat. Dit tussenproduct kan vervolgens verder worden verwerkt in de glycolyse of in de pentosefosfaatshunt. Deze shunt produceert erytrose4-fosfaat en ribose-5-fosfaat, welke voorlopers zijn van respectievelijk aminozuren en nucleotiden. Bovendien is NADPH, dat nodig is voor het in stand houden van de juiste redoxstatus van de cel en de synthese van met name de lipidenbiomassa, een belangrijk product van de pentosefosfaatshunt. Glyceraldehyde-3-fosfaat, een product van de glycolyse en pentosefosfaatshunt, is 6 Nederlands Tijdschrift voor Oncologie betrokken bij de lipidenbiosynthese. Glyceraldehyde3-fosfaat kan ook worden omgezet in het glycolytische tussenproduct 3-fosfoglyceraat, wat weer kan worden verwerkt tot de aminozuren serine en glycine (zie Figuur 1).1,4 De belangrijkste functie van aerobe glycolyse in prolifererende cellen is dus het in stand houden van constante hoeveelheden glycolytische tussenproducten, zodat er voldoende aanbod van deze producten is voor macromolecuulbiosynthese en ATP- en NADPH-productie, de vereiste ingrediënten voor proliferatie.3 Tumoren gebruiken naast glucose frequent het aminozuur glutamine voor ATP- en NADPH-productie en macromolecuulbiosynthese.1,3,4 Glutamine kan namelijk, na omzetting in glutamaat en vervolgens α-ketoglutaraat, worden gemetaboliseerd in de Krebs-cyclus. Op deze manier worden tussenproducten van de Krebs-cyclus aangevuld (anaplerose) en kunnen citraat en oxaloacetaat worden geproduceerd, welke nodig zijn voor respectievelijk lipiden- en aminozurenbiosynthese (zie Figuur 1).1-4 Glutamaat kan ook worden omgezet in glutathion, een Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 1 A B Figuur 3. FDG-opname van een plaveiselcelcarcinoom versus een typisch carcinoïd van de long. A) Dit 4 cm groot matig gedifferentieerd plaveiselcelcarcinoom van de rechtermiddenkwab toont een forse FDG-opname. B) Voorbeeld van een 4,5 cm groot typisch carcinoïd van de rechteronderkwab. Er is slechts sprake van een licht verhoogd metabolisme. zeer belangrijke redoxbuffer van alle subcellulaire compartimenten.2 Daarnaast is glutaminolyse een belangrijke bron voor de productie van de antioxidant NADPH door de conversie van glutamine naar pyruvaat (zie Figuur 1).4 Deze herprogrammering van het glycolytische en mitochondriële metabolisme is het resultaat van complexe interacties tussen een hypoxisch tumormicromilieu, cellulaire signaleringsroutes en multipele oncogene mutaties. Activatie van de signaleringsroutes HIF-1 en PI3K/ AKT/mTOR, activatie van de proto-oncogenen c-MYC en RAS, suppressie van adenosinemonofosfaat-geactiveerde proteïnkinase (AMPK)-signalering en inactivatie van de tumorsuppressor p53 zijn betrokken bij de regulatie van het tumormetabolisme.1-5,9-12 Voordelen van het Warburg-effect voor de tumorcel Zoals hierboven beschreven wordt het katabolisme van glucose en glutamine gebruikt om belangrijke ingrediënten voor proliferatie te produceren (anabolisme). Zodoende dragen het Warburg-effect en glutaminemetabolisme in de tumorcel bij aan de proliferatiemogelijkheden van de cel en derhalve tumorgroei. De overmatige hoeveelheid geproduceerd lactaat die samengaat met het Warburg-effect lijkt inefficiënt te zijn, gezien het feit dat door de excretie van lactaat 3 koolstofatomen verloren gaan die anders zouden kunnen worden gebruikt voor ATP-productie of voor de biosynthese van macromoleculen. Lactaat heeft echter verschillende belangrijke functies die van voordeel zijn voor de tumorcel. Ten eerste speelt de productie van lactaat een belangrijke rol bij het in stand houden van glycolytische activiteit: conversie van pyruvaat naar lactaat door LDH-A regeneNederlands Tijdschrift voor Oncologie reert namelijk NAD+ (zie Figuur 1). NAD+ is nodig voor een continue flux door glycolyse, gezien NAD+ een cofactor is van de enzymatische conversie van glyceraldehyde-3-fosfaat.4 Daarnaast stimuleert extracellulair lactaat de secretie van hyaluronidase en metalloproteïnase door tumorgeassocieerde fibroblasten. Deze enzymen zijn in staan om de extracellulaire matrix af te breken, resulterend in een tumormicromilieu dat de tumorcelmigratie en -metastasering bevordert.10,13 Verder stimuleert lactaat de angiogenese en remt lactaat de activiteit van dendritische en T-cellen, hetgeen bijdraagt aan de immunologische ‘escape’ van tumoren.10,13-15 Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat lactaataccumulatie het ontstaan van metastasen gedurende follow-up voorspelt bij hoofd-halscarcinomen, adenocarcinomen van het rectum en cervixcarcinomen.16-18 Verder is glycolytische activiteit gemeten met 18FDG-PET of GLUT1-expressie geassocieerd met een slechtere prognose in veel solide tumoren.19-21 Ten slotte correleert een glycolytisch tumormetabolisme met resistentie voor radiotherapie.22-24 Deze verminderde gevoeligheid voor radiotherapie wordt mogelijk veroorzaakt door accumulatie van de glycolytische producten en antioxidanten pyruvaat, lactaat, NADPH en glutathion. Deze antioxidanten zijn in staat om de schadelijke en stralingsgeïnduceerde vrije radicalen te ‘vangen’ en daarmee de tumorcel te beschermen tegen radiotherapiegeïnduceerde DNA-schade.10,25,26 Toekomstperspectieven: tumormetabolisme als doel voor therapie Gezien het feit dat een sterk glycolytisch metabolisme is geassocieerd met een slechtere prognose en resistentie voor therapie bij veel solide tumoren, lijkt remming van Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 7 OVERZICHTSARTIKELEN Figuur 4. Fosfo-mTOR-expressie bij een mammacarcinoom. Vergroting 200 x. Schaal geeft 100 μm weer. het tumormetabolisme een aantrekkelijke strategie om kankercellen aan te pakken. Metabolisme kan indirect worden geremd door remming van bovengenoemde signaleringsroutes of direct door remming van verschillende metabole enzymen en transporters. Om bijwerkingen te beperken moet er echter een significant verschil zijn tussen de activatie van signaleringsroutes en de expressie van de metabole transporters en enzymen in maligne cellen versus normale prolifererende cellen. Momenteel zijn er verschillende metabole remmers in klinische studies, onder andere 2-deoxyglucose dat hexokinase remt, dichloroacetaat dat pyruvaatdehydrogenasekinase 1 (PDK1) remt en fenylacetaat dat voor een afname van de biologische beschikbaarheid van glutamine zorgt (www.clincialtrials.gov).27 Deze studies zullen de potentie en de plaats van deze verschillende behandelingen in de kliniek moeten uitwijzen. Hieronder worden metformine en everolimus nader besproken. Metformine De AMPK-agonist en het antidiabeticum metformine zou een anticarcinogene werking kunnen hebben via onder andere mTOR-remming.2,28,29 Metformine reduceert proliferatie en induceert apoptose in mamma-, hepatocellulair en coloncarcinoomcellijnen in vitro.28,30 Deze celrespons is geassocieerd met een verminderde mTOR- en AKT-activiteit en een reductie in proteïnesynthese.28 Tevens is de remmende werking van metformine op tumorgroei in in-vivo-tumormodellen aangetoond.28,30 In een systematische review is onlangs de associatie van metforminegebruik met de incidentie van maligniteiten en maligniteitgerelateerde mortaliteit bekeken bij patiënten met diabetes mellitus type 2.31 Observationele studies toonden aan dat het risico op alle maligniteiten is ver- 8 Nederlands Tijdschrift voor Oncologie laagd met 27% bij het gebruik van metformine. Deze associatie werd ook specifiek gevonden voor hepatocellulaire carcinomen (oddsratio (OR) 0,34), colorectale carcinomen (OR 0,83), pancreascarcinomen (OR 0,56), maagcarcinomen (OR 0,83) en oesofaguscarcinomen (OR 0,90). Bovengenoemde associaties werden niet aangetoond in de geanalyseerde gerandomiseerde studies.31 Deze gerandomiseerde studies zijn echter nooit opgezet met als doel het effect van metformine op dergelijke eindpunten te bestuderen. Hierdoor is de ‘power’ van deze studies voor deze specifieke vraagstelling mogelijk in het geding. Observationele studies zijn echter weer gevoelig voor ‘bias’ en ‘confouders’. Verschillende retrospectieve studies hebben het effect van metformine op therapierespons en prognose bestudeerd bij onder andere urologische maligniteiten, mamma-, ovarium- en niet-kleincellig longcarcinomen.32-38 Een pathologisch complete respons na neoadjuvante chemotherapie in verband met mammacarcinoom werd bereikt bij 24% van de diabetespatiënten met metforminegebruik, bij 8% van de diabetespatiënten zonder metforminegebruik en bij 16% van de patiënten zonder diabetes. Metforminegebruik was onafhankelijk voorspellend voor een pathologisch complete respons (OR 2,95). Het was echter geen onafhankelijke voorspeller voor recidiefvrije en algehele overleving.36 Multivariaatanalyse in een andere studie toonde wel dat diabetespatiënten die metformine gebruiken een betere algehele overleving van het mammacarcinoom hebben ten opzichte van diabetespatiënten behandeld met andere diabetesmedicatie.35 Ook voor urologische tumoren, ovarium- en niet-kleincellig longcarcinomen is metforminegebruik geassocieerd met een betere prognose.32-34,37,38 Gezien de ‘bias’ behorende bij retrospectieve studies, is validatie van de associatie tussen ‘gebruik van metformine’ en ‘betere therapierespons en prognose’ in prospectieve gerandomiseerde studies vereist. Momenteel zijn verscheidene klinische studies gaande die het effect van metformine op tumormetabolisme en -proliferatie bestuderen. Bovendien wordt in klinische studies onderzocht wat het effect van metfomine is op de prognose van verschillende maligniteiten (www.clinicaltrials.gov). Deze studies zullen de rol van metformine als onderdeel van antikankertherapie moeten uitwijzen. Everolimus Een voorbeeld dat reeds de klinische praktijk heeft bereikt is de mTOR-remmer everolimus. Deze ‘targeted agent’ wordt gebruikt bij de behandeling van patiënten met gevorderd niercelcarcinoom met progressieve ziekte tijdens of na behandeling met ‘VEGF-targeted’-therapie en het verder gevorderde mammacarcinoom (zie Figuur 4). Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 1 Aanwijzingen voor de praktijk 1. Voor proliferatie is, naast energie in de vorm van adenosinetrifosfaat (ATP), verhoogde biosynthese van macromoleculen (aminozuren, lipiden en nucleotiden) en een nauwkeurige regulatie van de redoxstatus van de cel door middel van NADPH en glutathion vereist. Om deze reden tonen tumorcellen een ander metabolisme ten opzichte van niet-prolifererende cellen. 2. Het Warburg-effect is een metabool fenotype dat bij veel tumoren wordt gezien, waarbij lactaat wordt geproduceerd onder normoxische omstandigheden. Doel van deze verhoogde glycolytische flux onder normoxische omstandigheden is productie van ATP en biosynthese van macromoleculen. Ook het glutaminemetabolisme van tumorcellen in de Krebs-cyclus dient deze bio-energetische en anabole doelen. 3. Het Warburg-effect ligt ten grondslag aan de diagnostische waarde van 18-fluoro-2-deoxyglucosepositronemissietomografie (18FDG-PET). 4. Naast stimuleren van proliferatie heeft het Warburg-effect andere voordelen voor de tumorcel. Lactaat is namelijk betrokken bij tumorcelmigratie en metastasering, stimulering van angiogenese, ‘escape’ van tumorcellen aan immunologische respons en verminderde gevoeligheid voor radiotherapie. Glycolytische activiteit, bepaald aan de hand van bijvoorbeeld 18FDG-opname, GLUT1-expressie of lactaataccumulatie, is dan ook geassocieerd met een slechtere prognose. 5. Remming van het tumormetabolisme lijkt een aantrekkelijke strategie om tumorcellen aan te pakken. Vele remmers van de aansturende signaleringsroutes of van de metabole transporters en enzymen zijn momenteel in (pre)klinisch onderzoek, waaronder de AMPK-agonist en het antidiabeticum metformine. De mTOR-remmer everolimus heeft reeds de klinische praktijk bereikt bij de behandeling van het verder gevorderde niercel- en mammacarcinoom. De fase III-BOLERO-2-studie randomiseerde 724 patiënten met een vergevorderd stadium van oestrogeenreceptorpositief mammacarcinoom die een recidief kregen of progressief waren tijdens of vlak na behandeling met een niet-steroïde aromataseremmer tussen exemestaan plus everolimus versus exemestaan plus placebo. Zeven procent toonde een radiologische respons in de combinatiegroep versus 0,4% in de placebogroep. Mediane progressievrije overleving was 10,6 maanden in de everolimus-plus-exemestaan-groep versus 4,1 maanden in de placebo-plus-exemestaan-groep. Toxiciteit graad 3 of 4 werd echter vaker geconstateerd in de everolimusgroep. De meest voorkomende bijwerkingen waren stomatitis, anemie, dyspneu, hyperglykemie, moeheid en pneumonitis.39 Dubbelblokkade van de oestrogeenreceptor en de PI3K/AKT/mTOR-signaleringsroute is dus een veelbelovende strategie om de prognose te verbeteren van vrouwen met gemetastaseerd hormoonreceptorpositief mammacarcinoom. mTOR heeft meerdere functies naast metabole regulatie, waaronder celgroei, onderdrukking van autofagie en fosforylering van de oestrogeenreceptor, wat zorgt voor ligandonafhankelijke receptoractivatie. mTOR-remming kan dus ook via deze wegen een theraNederlands Tijdschrift voor Oncologie peutisch effect bewerkstelligen.39 Het feit dat PI3K/AKT/ mTOR-remming metabole ontregelingen (hyperlipidemie en hyperglykemie) bij de patiënt kan veroorzaken, geeft aan dat deze signaleringsroute een belangrijke invloed heeft op het metabolisme van cellen.40 Conclusie Celproliferatie vereist, naast energie in de vorm van ATP, aminozuren, lipiden, nucleotiden, NADPH en glutathion voor vermeerdering van de biomassa van de cel en handhaving van de redoxstatus. Om dit te bewerkstelligen hebben tumorcellen een verhoogde opname van glucose en glutamine en een aangepast metabolisme. Glucose wordt in tumorcellen grotendeels via aerobe glycolyse (Warburg-effect) in plaats van de Krebs-cyclus gemetaboliseerd, zodat er voldoende aanbod is van glycolytische tussenproducten voor de pentosefosfaatshunt. In deze shunt worden voorlopers van aminozuren en nucleotiden geproduceerd. De verhoogde glucoseconsumptie ten gevolge van het Warburg-effect verklaart de verhoogde 18FDG-opname van tumoren. Glutamine wordt met name verder verwerkt in het mitochondrion, zodat tussenproducten van de Krebs-cyclus worden Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 9 OVERZICHTSARTIKELEN aangevuld, wat de lipiden- en aminozurenbiosynthese stimuleert. Deze herprogrammering van het glycolytische en mitochondriële metabolisme is het resultaat van complexe interacties tussen een hypoxisch tumormicromilieu, cellulaire signaleringsroutes en multipele oncogene mutaties. Verhoogde glycolytische activiteit, gemeten met bijvoorbeeld 18FDG-PET, GLUT1-expressie of lactaataccumulatie, is geassocieerd met een slechtere prognose bij veel solide tumoren. Remming van dit aangepaste metabolisme zou dus in theorie een effectieve strategie kunnen zijn om kankercellen te doden. Vele remmers van de aansturende signaleringsroutes of van de metabole transporters en enzymen zijn momenteel in preklinisch onderzoek en klinische studies. Deze studies zullen het succes en de plaats van deze verschillende behandelingen in de kliniek moeten uitwijzen. Door het remmen van tumorspecifieke transporter- of enzym-isovormen kunnen gezonde organen mogelijk worden gespaard. De AMPKagonist en het antidiabeticum metformine lijkt de prognose van onder andere urologische maligniteiten, mamma-, ovarium- en niet-kleincellig longcarcinomen positief te beïnvloeden in retrospectieve studies. Prospectieve studies naar de waarde van metformine als onderdeel van antikankertherapie zijn gaande. De mTOR-remmer everolimus heeft reeds de klinische praktijk bereikt bij de behandeling van het verder gevorderde niercel- en mammacarcinoom. tumor glucose metabolism to improve radiotherapy efficacy. Clin Cancer Res 2012;18(20):5585-94. 11. Stegeman H, Kaanders JH, Wheeler DL, et al. Activation of AKT by hypoxia: a potential target for hypoxic tumors of the head and neck. BMC Cancer 2012;12:463. 12. Miller DM, Thomas SD, Islam A, et al. c-Myc and cancer metabolism. Clin Cancer Res 2012;18(20):5546-53. 13. Hirschhaeuser F, Sattler UG, Mueller-Klieser W. Lactate: a metabolic key player in cancer. Cancer Res 2011;71(22):6921-5. 14. Fischer K, Hoffmann P, Voelkl S, et al. Inhibitory effect of tumor cellderived lactic acid on human T cells. Blood 2007;109(9):3812-9. 15. Goetze K, Walenta S, Ksiazkiewicz M, et al. Lactate enhances motility of tumor cells and inhibits monocyte migration and cytokine release. Int J Oncol 2011;39(2):453-63. 16. Brizel DM, Schroeder T, Scher RL, et al. Elevated tumor lactate concentrations predict for an increased risk of metastases in head-and-neck cancer. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2001;51(2):349-53. 17. Walenta S, Chau TV, Schroeder T, et al. Metabolic classification of human rectal adenocarcinomas: a novel guideline for clinical oncologists? J Cancer Res Clin Oncol 2003;129(6):321-6. 18. Walenta S, Wetterling M, Lehrke M, et al. High lactate levels predict likelihood of metastases, tumor recurrence, and restricted patient survival in human cervical cancers. Cancer Res 2000;60(4):916-21. 19. Meijer TW, Schuurbiers OC, Kaanders JH, et al. Differences in metabolism between adeno- and squamous cell non-small cell lung carcinomas: spatial distribution and prognostic value of GLUT1 and MCT4. Lung Cancer 2012;76(3):316-23 20. Younes M, Brown RW, Stephenson M, et al. Overexpression of Glut1 and Glut3 in Stage I nonsmall cell lung carcinoma is associated with poor survival. Referenties Cancer 1997;80(6):1046-51. 1. Van der Heiden MG, Cantley LC, Thompson CB. Understanding the 21. De Geus-Oei LF, Van der Heijden HF, Corstens FH, et al. Predictive and Warburg effect: the metabolic requirements of cell proliferation. Science prognostic value of FDG-PET in nonsmall-cell lung cancer: a systematic 2009;324(5930):1029-33. review. Cancer 2007;110(8):1654-64. 2. Cairns RA, Harris IS, Mak TW. Regulation of cancer cell metabolism. Nat 22. Sattler UG, Meyer SS, Quennet V, et al. Glycolytic metabolism and tumour Rev Cancer 2011;11(2):85-95. response to fractionated irradiation. Radiother Oncol 2010;94(1):102-9. 3. Teicher BA, Linehan WM, Helman LJ. Targeting cancer metabolism. Clin 23. Aerts HJ, Van Baardwijk AA, Petit SF, et al. Identification of residual Cancer Res 2012;18(20):5537-45. metabolic-active areas within individual NSCLC tumours using a pre-radio- 4. Lunt SY, Van der Heiden MG. Aerobic glycolysis: meeting the metabolic therapy (18)fluorodeoxyglucose-PET-CT scan. Radiother Oncol 2009;91(3): requirements of cell proliferation. Annu Rev Cell Dev Biol 2011;27:441-64. 386-92. 5. Ward PS, Thompson CB. Metabolic reprogramming: a cancer hallmark 24. Van Elmpt W, Ollers M, Dingemans AM, et al. Response assessment even Warburg did not anticipate. Cancer Cell 2012;21(3):297-308. using 18F-FDG PET early in the course of radiotherapy correlates with 6. Elhomsy GC, Eranki V, Albert SG, et al. ‘Hyper-warburgism,’ a cause of survival in advanced-stage non-small cell lung cancer. J Nucl Med 2012; asymptomatic hypoglycemia with lactic acidosis in a patient with non- 53(10):1514-20. Hodgkin’s lymphoma. J Clin Endocrinol Metab 2012;97(12):4311-6. 25. Cook JA, Gius D, Wink DA, et al. Oxidative stress, redox, and the tumor 7. Rademakers SE, Span PN, Kaanders JH, et al. Molecular aspects of microenvironment. Semin Radiat Oncol 2004;14(3):259-66. tumour hypoxia. Mol Oncol 2008;2(1):41-53. 26. Sattler UG, Mueller-Klieser W. The anti-oxidant capacity of tumour 8. Hanahan D, Weinberg RA. Hallmarks of cancer: the next generation. Cell glycolysis. Int J Radiat Biol 2009;85(11):963-71. 2011;144(5):646-74. 27. Tennant DA, Duran RV, Gottlieb E. Targeting metabolic transformation for 9. Lu H, Forbes RA, Verma A. Hypoxia-inducible factor 1 activation by aerobic cancer therapy. Nat Rev Cancer 2010;10(4):267-77. glycolysis implicates the Warburg effect in carcinogenesis. J Biol Chem 28. Pierotti MA, Berrino F, Gariboldi M, et al. Targeting metabolism for cancer 2002;277(26):23111-5. treatment and prevention: metformin, an old drug with multi-faceted effects. 10. Meijer TW, Kaanders JH, Span PN, et al. Targeting hypoxia, HIF-1, and Oncogene 2013;32(12):1475-87. 10 Nederlands Tijdschrift voor Oncologie Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 1 29. Jalving M, Gietema JA, Lefrandt JD, et al. Metformin: taking away the prognostic analysis of diabetic women with luminal subtype breast cancer. candy for cancer? Eur J Cancer 2010;46(13):2369-80. Tumour Biol 2013 Oct 5 [Epub ahead of print]. 30. Zheng L, Yang W, Wu F, et al. Prognostic significance of AMPK activation 36. Jiralerspong S, Palla SL, Giordano SH, et al. Metformin and pathologic and therapeutic effects of metformin in hepatocellular carcinoma. Clin Cancer complete responses to neoadjuvant chemotherapy in diabetic patients with Res 2013;19(19):5372-80. breast cancer. J Clin Oncol 2009;27(20):3297-302. 31. Franciosi M, Lucisano G, Lapice E, et al. Metformin therapy and risk of 37. Spratt DE, Zhang C, Zumsteg ZS, et al. Metformin and prostate cancer: cancer in patients with type 2 diabetes: systematic review. PLoS One reduced development of castration-resistant disease and prostate cancer 2013;8(8):e71583. mortality. Eur Urol 2013;63(4):709-16. 32. Rieken M, Xylinas E, Kluth L, et al. Diabetes mellitus without metformin 38. Romero IL, McCormick A, McEwen KA, et al. Relationship of type II intake is associated with worse oncologic outcomes after radical nephrou- diabetes and metformin use to ovarian cancer progression, survival, and reterectomy for upper tract urothelial carcinoma. Eur J Surg Oncol 2013 Sep chemosensitivity. Obstet Gynecol 2012;119(1):61-7. 20 [Epub ahead of print]. 39. Baselga J, Campone M, Piccart M, et al. Everolimus in postmenopausal 33. Rieken M, Xylinas E, Kluth L, et al. Association of diabetes mellitus and hormone-receptor-positive advanced breast cancer. N Engl J Med 2012; metformin use with oncological outcomes of patients with non-muscle inva- 366(6):520-9. sive bladder cancer. BJU Int 2013 Sep 5 [Epub ahead of print]. 40. Busaidy NL, Farooki A, Dowlati A, et al. Management of metabolic 34. Tan BX, Yao WX, Ge J, et al. Prognostic influence of metformin as first- effects associated with anticancer agents targeting the PI3K-Akt-mTOR line chemotherapy for advanced nonsmall cell lung cancer in patients with pathway. J Clin Oncol 2012;30(23):2919-28. type 2 diabetes. Cancer 2011;117(22):5103-11. 35. Xiao Y, Zhang S, Hou G, et al. Clinical pathological characteristics and Nederlands Tijdschrift voor Oncologie Ontvangen 1 augustus 2013, geaccepteerd 4 november 2013. Jaargang 11 - nr. 1 - januari 2014 11