Manifest bodem en ondergrond van bedrijfsleven

advertisement
MANIFEST DUURZAAM GEBRUIK BODEM EN ONDERGROND
Ondernemersagenda voor een nieuw beleid voor bodem en ondergrond
In maart 2012 presenteerden VNO-NCW en MKB-Nederland hun integrale visie op
duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen1. De essentie van die
visie is, dat alleen een internationaal verder geïntegreerde markteconomie - die met
competitief ondernemerschap de talenten van mensen optimaal benut - in staat is de
vraagstukken rond klimaat, voedsel, grondstoffen en demografische vraagstukken op te
lossen. Kernbegrippen voor een duurzame ontwikkeling zijn in de ogen van het bedrijfsleven
‘innovatie’ en ‘ondernemerschap’.
De bodem en ondergrond bieden steeds meer mogelijkheden om aan deze integrale visie bij
te dragen. Tot voor kort was de beleidsmatige blik in Nederland vooral gericht op
bodemsanering en het voorkomen van bodemverontreiniging. Historisch is dat te verklaren,
maar het wordt in toenemende mate als een te beperkte blik ervaren nu de bodem steeds vaker
kansen biedt m.n. op het vlak van de productie van voedsel en biomassa, grondstofwinning,
opslag en opwekking van energie, ondergrondse infrastructuur, ondergrondse leidingen,
onttrekking van grondwater voor de drinkwaterproductie en de industrie.
Een breed scala aan bedrijven kan met haar kennis en ervaring sterk bijdragen aan
economische groeimogelijkheden die nieuwe bodemtoepassingen bieden. Het bedrijfsleven
wil met de overheid verkennen op welke wijze hier gunstige omstandigheden voor kunnen
worden geschapen.
Tot op heden is het georganiseerde bedrijfsleven vanuit VNO-NCW en MKB-Nederland
vooral betrokken via de invalshoek van de bodemsanering en het voorkomen van
bodemverontreiniging. Het georganiseerd bedrijfsleven wil haar betrokkenheid verbreden en
intensiveren, omdat zij vindt dat het onderwerp bodem en ondergrond in het teken moet
komen te staan van kansenbenutting, gebiedsontwikkeling en verstandige risicobeheersing.
Het bedrijfsleven zet zich in om het onderwerp ‘bodem en ondergrond’ geïntegreerd vanuit de
verschillende relevante beleidsterreinen (o.a. ruimtelijke ordening, energieopwekking,
voeding en biomassa) en vanuit de verschillende belangen in de achterban te organiseren. De
verbindende factor daarbij is duurzaam gebruik van bodem en ondergrond, waarbij
zorgvuldig wordt omgegaan met onze natuurlijke hulpbronnen. Steeds meer bedrijven pakken
allerlei facetten van duurzaam ondernemen zelf op en zoeken continu naar verdere
optimalisering – over de gehele keten – van de balans tussen profit, people en planet. Het is
op de lange termijn in het belang van het bedrijfsleven dat een intensiever gebruik van de
ondergrond plaatsvindt onder de voorwaarden van steeds minder bodemuitputting,
bescherming van de energievoorziening, bescherming van de kwaliteit van het grondwater
met het oog op de eisen die daaraan door drinkwaterbedrijven en industriële onttrekkers
worden gesteld, minder energiegebruik, lagere milieubelasting en betere sociale condities.
1
‘Onze gemeenschappelijke toekomst, Integrale visie op duurzame ontwikkeling en maatschappelijk
verantwoord ondernemen’, maart 2012, VNO-NCW en MKB-Nederland.
1
Naast een duurzaam gebruik van bodem en ondergrond pleit het bedrijfsleven voor een
doelmatig gebruik daarvan. Een doelmatig gebruik kan op velerlei manieren worden
bevorderd, bijvoorbeeld door een strakkere coördinatie van werkzaamheden in bodem en
ondergrond. Werkzaamheden (zoals aanleg of vervanging van kabels en leidingen) worden nu
nog vaak door verschillende partijen voorbereid en uitgevoerd hetgeen niet doelmatig is. Ook
het maken van goede afspraken over het gebruik van bodemenergie zijn nodig. Er bestaan
goede mogelijkheden om dat slimmer te doen, bijvoorbeeld door voorbereiding en aanleg van
infrastructuur in één hand te houden. Het bedrijfsleven heeft baat bij een goede regie. Bij
lokale aangelegenheden is de voor de hand liggende regisseur de gemeente (als
vergunningverlener). Dit leidt tot lagere maatschappelijke kosten.
Het bedrijfsleven wil een grotere eigen verantwoordelijkheid bij de uitvoering van het
beleid voor bodem en ondergrond. Bij een grotere eigen verantwoordelijkheid van het
bedrijfsleven past een andere rol en mindset van de overheid. Versnelling van duurzaamheid
komt niet van regulerende overheden die duurzaamheid via regelgeving willen voorschrijven,
maar van innovatieve en creatieve bedrijven met sterk ondernemerschap. Overheden moeten
dit ondernemerschap stimuleren door voorwaarden in de markt te creëren voor deze bedrijven
en kaders te stellen. De overheid moet daarbij het sturen op concrete technieken (middelen)
zien te vermijden. Overheden kunnen daarbij het verbeteren van prestaties stimuleren in
termen van resultaten.
Een hechtere samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven is meer dan ooit geboden. Bij
de ontwikkeling van de ondergrond moet de overheid in nauw overleg met het bedrijfsleven
het voortouw nemen om het volgende te bereiken:
- komen tot integrale gebiedsvisies;
- aangeven van duidelijke grenzen voor het handelen van marktpartijen;
- zorgen voor een eerlijk, gelijk speelveld;
- objectief wegen van belangen van semi-overheidsinstanties;
- steun bieden om innovaties tot wasdom te laten komen en/of om succes van duurzame
oplossingen in de markt te versnellen en te ondersteunen;
- eenduidig handhaven van de afgesproken regels om spelbederf te weren.
Gezamenlijk met de overheid willen wij gemeenschappelijke belangen voor ‘bodem en
ondergrond van Nederland’ op langere termijn formuleren en nieuwe uitvoeringsafspraken
maken. Die nieuwe afspraken zijn bij uitstek publiek-private afspraken.
Het bedrijfsleven onderschrijft de intentie van het kabinet om allereerst te willen komen tot
een structuurvisie voor de ondergrond met een brede opzet. Het volgende is daarbij van
belang:
1. Integraliteit: Het bedrijfsleven is pleitbezorger van het verlaten van de sectorale benadering
en het in de plaats daarvan komen tot een integrale benadering door het werken aan een
Omgevingswet en een Structuurvisie ondergrond. Het bedrijfsleven stelt een goede,
eenduidige benadering op prijs en levert daaraan graag een actieve bijdrage.
2. Kennis inbrengen: Het bedrijfsleven heeft veel kennis over o.a. grondstoffenwinning,
bouw, transport en opslag van stoffen, drinkwater-, voedsel- en biomassaproductie. Het
2
bedrijfsleven wil deze kennis graag inbrengen in het verkennen van nieuwe concepten voor
bodemgebruik.
3. Inzet baten: De inzet op het faciliteren van een intensiever gebruik van de ondergrond door
de structuurvisie levert baten op. Het bedrijfsleven wil daarbij graag met de overheid
meedenken over o.a. de wijze waarop (proces)afspraken en de toedeling van functies in
een gebied tot stand moeten komen en de wijze waarop baten eventueel kunnen worden
ingezet voor het beheren of saneren van de bodem bij verontreinigingen.
4. Blijvende aandacht voor de kwaliteit van de ondergrond: Het bedrijfsleven onderschrijft
het overall uitgangspunt dat de bodemkwaliteit tenminste gelijk moet blijven maar bij
voorkeur moet verbeteren waar dit functioneel is. Het bedrijfsleven wil graag met de
overheid verkennen in hoeverre daarbij integraal een ondergrens kan worden gesteld of
lokaal ruimte moet worden gegeven voor lokale afwegingen, bijvoorbeeld door verschil te
maken tussen eisen voor stedelijke, landelijke of industriële gebieden. Ook een eventuele
rol van de Regionale Uitvoeringsorganisaties zou daarbij moeten worden meegenomen.
5. Aandacht voor grondwater als vestigingsfactor voor bedrijven en de beschikbaarheid van
elektriciteit en gas: De beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goed grondwater is
van essentieel belang voor bedrijven die grondwater als grondstof gebruiken voor de
productie, zoals drinkwaterbedrijven, voedingsmiddelenbedrijven, bierbrouwerijen en
papierfabrieken. Nieuwe kansrijke bodemtoepassingen zijn nodig, maar mogen niet leiden
tot onaanvaardbare risico’s voor de kwaliteit van het grondwater bestemd voor menselijke
consumptie. Ook de beschikbaarheid van elektriciteit en gas is voor het bedrijfsleven
cruciaal.
6. Pragmatische aanpak van bestaande verontreinigingen: Hoewel veel bestaande – vooral de
meest ernstige - bodemverontreinigingen zijn aangepakt, kunnen de nog resterende
plekken een belemmering zijn voor gewenste nieuwe ontwikkelingen. Het bedrijfsleven
wil graag met de overheid verkennen op welke pragmatische wijze tot een versnelde
oplossing hiervan kan worden gekomen. Het bedrijfsleven wil daarbij o.a. naar de
volgende zaken kijken:
- de aanpak van historische en nieuwe verontreinigingen (art. 13 Wbb) in het kader van
gebiedsgerichte aanpak;
- de rol van het bedrijfsleven in “Gebiedsgericht grondwaterbeheer”
- de effecten en wenselijkheid afwegen van de gevalsaanpak dan wel de gebiedsaanpak;
- de invulling van de zorgplicht door middelvoorschriften en de mogelijkheden voor een
comply- or explainaanpak2;
- de wenselijkheid om het verschil tussen onaanvaardbare en aanvaardbare risico’s niet
alleen bepalend te laten zijn voor wat betreft het moment maar ook de wijze van
saneren;
- de Bedrijvenregeling in een meer gedecentraliseerde omgeving;
- de rol van het bodemcentrum en de wenselijkheid te komen tot een zogenoemd
‘ontzorgingscentrum’ voor het overnemen van restrisico’s.
2
Een onderneming heeft daarbij de keuze om het middelvoorschrift te volgen of daarvan af te wijken mits het kan aantonen
dat het door de onderneming toegepaste alternatieve middel tenminste hetzelfde voorgeschreven doel bereikt.
3
7. Verbeteren bodemkwaliteit als structurele basis: De agrarische sector is één van de
belangrijkste bodemgebruikers, zowel in Nederland als mondiaal. Het besef dat de bodem
de basis is voor bedrijfsrendement en continuïteit is het laatste decennium teruggekeerd in
de agrarische bedrijfsvoering. Om met een minimum aan inputs een optimale productie te
bereiken dient de bodem centraal te staan. LTO Nederland wil graag samen met de
overheid kijken naar onder meer: de rol van de bodem bij de productie van gezond voedsel
met de gewenste inhoudsstoffen, het effect van bodem en landbouw op vraagstukken rond
waterkwaliteit en –kwantiteit, het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid ten behoeve van
een optimale landbouwproductie en positie van de bodem in de kringlopen van stikstof,
fosfor en koolstof en het tegengaan van emissies en klimaatverandering.
8. Ruimte voor innovaties: Het bedrijfsleven verkent graag met de overheid op welke wijze
het instrument van de green deal en het topsectorenbeleid een stimulans kan zijn voor het
aanjagen van optimaal en duurzaam bodemgebruik. Het bedrijfsleven wil ondernemers
wijzen op de mogelijkheden die de ondergrond hen kan bieden en kijken op welke wijze
met kennisinstituten projecten en/of pilots kunnen worden georganiseerd.
Het bedrijfsleven wil met de overheid het bovenstaande verder verkennen en mogelijk nadere
projecten en/of afspraken maken middels green deals en/of een convenant.
Den Haag, 11 oktober 2012
4
Download