Teksten uit de Evensong op 18 september 2011, gezongen door de Schola Davidica o.l.v. Lisette Bernt; organist: Jan Hage. Liturg/voorganger: ds. Ad Alblas Thema: ‘’ pelgrim in de woestijn’ OPENINGSWOORDEN Gij wacht op ons tot wij open gaan voor U. Wij wachten op Uw woord dat ons ontvankelijk maakt. Stem ons af op uw stem, op uw stilte… Trek Uw spoor van licht in onze nacht. Vrede met ieder van u en allen samen, in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen Eerste Schriftlezing: Exodus 3: 1-8 Tweede Schriftlezing: Lucas 4: 1-13 OVERWEGING Woestijn is: ver van huis, onderweg naar onbekende verten. Onmetelijke ruimte van het onbekende. Je waagt je in het domein van krachten groter dan jijzelf. In de mystieke en andere spirituele tradities is de woestijn onontbeerlijk. Zo meent ook Jan van ’t Kruis, die we deze serie volgden. ‘De gelovige is noodzakelijkerwijs een pelgrim in de woestijn. God laat zich slechts ontmoeten in het lege midden, in het niemandsland waar we doorheen moeten trekken en waar we ons nooit blijvend mogen vestigen’. In de woestijn begeef je je in een andere dimensie. De horizon wijkt en ontneemt je je vertrouwde kaders. De stilte bevrijdt van het voortdurende bombardement van geluiden en drukt zwaar op je onwennige oren. Wie je was wordt steeds minder relevant. Wie je zult zijn is volstrekt open. Wie je bent is wat telt. In je meest pure vorm, ontdaan van bezit, kennis, aanzien, relaties. ‘Gedorst tot je naakt bent, gewant tot je vrij bent van je kaf, gemalen tot je blank bent, gekneed tot je buigzaam wordt, overgegeven aan heilig vuur’. (Kahlil Gibran) Wil ik zoiets? Het is wel interessant om langs de randen van de woestijn te gaan en iets van haar fascinatie op te snuiven, maar wil ik er ook ín gaan, daarin een weg gaan naar het onbekende? Durf ik de ontbering aan, het gemis aan veiligheid? Er zijn manieren om er even aan te ruiken. Retraites en stilteweekends zijn overbooked. Pelgrimages brengen massa’s mensen op de been. Zichzelf leren kennen buiten de vertrouwde kaders, anderen tegengekomen als reisgenoten, misschien God tegenkomen…? Het fascineert, trekt aan je. Minstens even. Maar véél tijd hebben we niet. We zitten vast aan ons ‘Egypte’ aan verplichtingen en vanzelfsprekendheden, ook aan rust en veiligheid, aan genot: de spreekwoordelijke ‘vleespotten van Egypte’. De meer pelgrimerende kleinere geloofsgemeenschappen zien de gevestigde kerken als Pitom en Raämses, de verdedigingssteden van de farao, waarvoor ze zich dood werkten, of dat anderen voor hen lieten doen. In elk verwijt zit waarheid. Sinds in de 4e eeuw de beweging van de Geest en in de Geest van Jezus Christus gevestigde orde werd door de bevoorrechting van keizer Constantijn, stolde het vuur van de spirituele beweging en werd een maatschappelijke stroming. Tot nu toe, minder in Nederland maar nog nadrukkelijk in Amerika en Afrikaanse landen. Past die jas van maatschappelijke status de pelgrim of is die tot last? Hij zit voor wie er mee vertrouwd raakten best lekker, misschien té lekker. Je hebt er alles voor over om die (aan) te houden, je voelt je veilig, beschermt, thuis. Als je daar te lang aan vasthoudt, verdwijnt langzaam maar zeker het vreemde heimwee naar de verte van het beloofde land, achter de woestijn. Dat hoef je jezelf niet te verwijten, wel is het handig dit in te zien. Zoals je niet kunt zwemmen als je niet in het water springt, zo kun je niet het beloofde land bereiken (laten we zeggen: spiritueel groeien) als je niet de woestijn in gaat. Dat maakt de exodus, het wegtrekverhaal van het oude Godsvolk Israël uit Egypte in de nacht van Pasen duidelijk. Hoe dat begon, hebben we gehoord. Oók in de woestijn. Mozes was vér van huis. Niet uit religieuze overwegingen, maar door omstandigheden. Wél waren die omstandigheden het gevolg van een innerlijke keus. Bij het volk van de zwervers, de Hebreeërs, wilde hij horen, niet bij het machtige hof van de Farao. Hoe luxe ook, hij ontdekte zijn roots. In de wereld van de machten was hij in wezen een vreemde. Hoe uiterlijk onaantrekkelijk het vooruitzicht ook was, hij wist zich een Hebreeër en wilde dat ook zijn, een zwerver: een pelgrim in de woestijn. Altijd onderweg, nooit thuis. Het is altijd weer vérder. De woestijn leert, net als de zee, de immer wijkende horizon. Opmerkelijk is dat Mozes ‘achter/voorbij’ de woestijn zijn ervaring heeft met het vuur dat niet verteert. Met de Stem die bevrijding wil, met de onzichtbare Reisgenoot, die hem vanaf dat moment zal vergezellen. Als een woord, als een teken, een gedachte, een droom, een wolk, een Stem in wind en vuur. Die stem zegt precies wat we diep-down voelen. Boort in dat vreemde heimwee. Niet de zwaar betaalde luxe van wat we maar even ‘Egypte’ noemen willen we. Niet welvaart tegen de prijs van vrijheid, veiligheid tegen de prijs van onderdrukking. Maar vrijheid, ‘om voor God te buigen’ heet het. Dat is protest: want dus niet voor farao, voor iets of iemand anders. Dat is precies wat Jezus in de woestijn leert als de kern van het gelovige, pelgrim, zoon van Gods volk zijn. Afzien van voedsel, om je ongenoegen niet weg te eten, om niet door je grote ogen hongerig te worden en in de ban te raken van je eten en drinken. Afzien van macht over de lijken van anderen, sterk lijken door anderen er onder te houden, jezelf te realiseren door een knieval voor het kwaad. Afzien van overmoed en arrogantie, door niet te denken dat jij de Allerhoogste wel naar je hand kunt zetten, van de Gans Andere jouw helpende hand maken. Juist andersom: de helpende hand van de Gans Andere willen zijn. Niet langer zelf het middelpunt van je wereld, maar betrokken op een nieuw middelpunt, geheel zonder eigenbelang, wie het ook moge zijn. Een houding van louter openheid. Zó trok het Godsvolk als pelgrims door de woestijn, een tocht, die innerlijk altijd voortduurt, zoals bij Jezus’ woestijnervaring. De pelgrimage wordt vergemakkelijkt door echt lijfelijk er op uit te trekken, maar voltrekt zich innerlijk. Het is een eenzaam avontuur, maar je bent met velen. De vreugde van de tocht is gemengd met pijn, de pijn van het Hogere zo nabij en de pijn van het nog onvolkomene. Je maakt onzegbaar veel mee, ontbering en vervulling, beklemming en de meest wijde uitzichten, vertwijfeling en vastberadenheid, verzet en steun. Je pelgrimage is levenslang: je blijft reizen tot je in God volkomen bent. Goede reis en behouden thuiskomst!