Ieper 1915: de eerste vernietigende gasaanval in de menselijke geschiedenis De tweede slag om Ieper (22 april – 25 mei 1915) Hilde Verboven, agentschap Onroerend Erfgoed Een half jaar na het stilvallen van de bewegingsoorlog waagde de Duitse legerleiding een vernieuwd offensief op het Ieperfront, voor het eerst gebruik makend van een nieuw wapen, met name gas. Tot dan toe waren chemische wapens, met het doel de vijand te doden, nog niet ingezet in de oorlogsvoering. Aan beide zijden waren op het Oosterse en Westerse front wel al kleinschalige experimenten uitgevoerd met o.a. traangas en xylilbromide geweergranaten, maar geen van allen met blijvende of ingrijpende effecten. De Duitse experimenten met het giftige chloorgas deden de Duitse legerleiding o.l.v. von Falkenhayn al in januari 1915 beslissen om aan de troepen in de noordelijke Ieperboog zeer grote hoeveelheden chloorgascylinders te leveren en ze daar in de omgeving bij wijze van experiment ook in te zetten. De maanden daarvoor waren 6000 gasflessen bij de industrie in beslag genomen en in Kortemark bij het hoofddepot met chloorgas afgevuld en van daaruit per spoor naar het front in Ieper gevoerd. Bedoeling was het vastgelopen front rond Ieper met een gasaanval te doorbreken. Aanvankelijk werd het gebied ten oosten van Ieper –tussen de Meenseweg en Polygoonbos- als testgebied uitgekozen. Weken gingen voorbij wachtend op de juiste wind vanuit het zuiden en zuidoosten, die maar niet kwam. Op 25 maart 1915 verplaatste de Duitse legerleiding het testgebied naar het noorden op de aansluiting tussen het IJzer- en Ieperfront. Tussen Steenstrate en Schreiboom lieten zij op 22 april 1915 150 ton chloorgas ontsnappen uit cilinders die in de Duitse frontloopgraven waren ingegraven. Zij hadden gewacht op de juiste windrichting (noord-noordoost) om de gaswolk naar het geallieerde front te laten afdrijven, dat toen door Fransen, Canadezen en Belgen werd bezet. Omdat voor de allereerste keer in de geschiedenis een chemisch wapen op deze schaal in de strijd werd ingezet, werd de gasaanval als een experiment beschouwd. Het wapen bleek dodelijk doeltreffend. Met de eerste gasaanval van 22 april 1915 klapte het 7 km lange deel van het front helemaal in elkaar. De enorme chloorgaswolk trof vooral Franse troepen. Velen stikten, anderen vluchtten compleet overstuur weg. De Duitse infanterie volgde in het kielzog van de gaswolk. Door het dodelijke effect van de gaswolk over het front en het verrassingseffect konden de Duitse troepen vrij gemakkelijk oprukken. Pas nadat ze zich op 23 april 1915 ingroeven ten zuiden van Pilkem en ten westen van het Ieper-IJzer kanaal kregen de geallieerden even de tijd zich te reorganiseren en het gat in het front te dichten. Vanuit Steenstrate, het sas van Boezinge, de westelijke kanaaloever, Sint-Juliaan, enz. organiseerden zij in de nadagen van de gasaanval bloedige tegenaanvallen, waarbij opnieuw vele slachtoffers vielen, maar die de Duitse opmars in het noorden afstopten. Na de gasaanval van 22 april 1915 verschoven de Duitsers de frontlijn met 3,5 à 4 km. Ieper kwam dichter in het vizier. De gele stippellijn geeft de terreinwinst weer die de Duitsers na de gasaanval in één dag boekten. Bron Edmonds 1925 en Baccarne&Steen 1979. © ortho Agiv © kaartje Onroerend Erfgoed Voortaan zou het gebied ten oosten van Ieper alle aandacht krijgen. Door de onverwacht grote Duitse terreinwinst na de gasaanval van 22 april 1915 vormde de frontlijn ten oosten van Ieper een spitse uitstulping, die bijna niet te verdedigen was. Fransen en Britten ondervonden veel moeite om de bres in het front te dichten en opnieuw aansluiting te vinden. Voor elke meter terrein werd hardnekkig gevochten, maar met ongelijke wapens, want de communicatie was slecht, de Britten hadden een tekort aan artillerie en de troepen ten noorden en ten oosten van Ieper waren onvoldoende beschermd. Daarom had generaal Smith-Dorrien aan de opperbevelhebber van de Britse Exepditionary Forces een gedeeltelijke terugtrekking voorgesteld tot op een beter verdedigbare lijn tussen Wieltje, Potijze, Hooge en Hill 60. De man werd ervoor aan de kant geschoven. Intussen gingen de gevechten verder en werden de Britten steeds dichter naar Ieper teruggeduwd. Door het gebrek aan artillerie werd bijna elk gevecht aan Britse zijde onvoldoende ondersteund, wat een onhoudbare situatie was. Op 4 mei 1915 trokken de Britse troepen ten oosten van Ieper toch gedeeltelijk terug. Met uitzondering van het gebied rond de Frezenberg ging daarna bijna geen terrein meer verloren. Na meer dan een maand strandde uiteindelijk het Duitse offensief opnieuw op een vastgelopen front. Ieper bereiken zat er niet meer in, maar het front was wel een heel pak dichterbij komen te liggen. Het dichtste punt lag op nauwelijks 3,5 km van het stadscentrum. De laatste burgers die tot in april 1915 in Ieper achterbleven, moesten nu ook vertrekken. Gas zou na zijn eerste gebruik in april 1915 nog herhaaldelijk als oorlogswapen worden ingezet over het hele Westers front, door alle partijen. Schattingen geven aan dat in totaal nog 347 gasaanvallen zouden plaatsvinden, waarvan zes in de eerste zes weken na zijn lancering. Maar nooit zou het nog zo’n dodelijk effect op grote schaal hebben. Vrij snel na zijn lancering werden manschappen uitgerust met beschermende gasmaskers, aanvankelijk heel primitief – van het type vochtige monddoekenlater volwaardige gasmaskers voor mens én paard. Het militaire effect van gifgas doofde relatief snel uit, maar des te meer versterkte het psychologische effect van op de meest onverwachte momenten toch door gas te kunnen worden verrast en te moeten strijden met een gasmasker voor het gezicht. Daartegenover staat dat verschillende soorten gifgas werden gebruikt, van chloorgas, over fosgeen (sinds december 1915) tot mosterdgas, ook Ieperiet genaamd. Ook de verspreidingswijze –van gasflessen tot granaten- en manier van afvuren (bv. Livens projectors) werden verder geperfectioneerd, wat het wapen flexibeler, gemakkelijker te verspreiden, een grotere reikwijdte gaf, en dus ook verraderlijk bleef maken. De nieuwe frontlijn die tijdens de tweede slag werd gevormd, hield uitzonderlijk lang stand: ruim 2 jaar, van 25 mei 1915 tot 7 juni (Wijtschateboog) of 31 juli 1917 (Ieperboog). In de tussentijd bouwden de geallieerden en Duitse troepen hun stellingen verder uit. Omdat het Ieperfront na de tweede slag zo lang standhield, gaf dit aanleiding tot goed uitgebouwde en geperfectioneerde stellingen op en achter het front. In die periode kwamen de Duitsers tot een zeer goed uitgebouwd systeem van verdediging in de diepte, met verschillende opeenvolgende verdedigingslinies of Stellungen en dwarslinies of Riegel. De lange “offensiefloze” periode tussen 1915-1917 maakte de oorlog er niet minder intens op: op de Ieperboog kristalliseerde het conflict zich verder uit. Ook al leek de Ieperboog tussen 1915 en 1917 ogenschijnlijk tot rust te zijn gekomen, in de feiten was het dat niet. Op verschillende sectoren van het front ging de oorlog –zij het op kleinere schaalgewoon door. Eén van de acties die het vernoemen waard is, was de slag om Mount Sorrel (3-16 juni 1916), een toponiem bij het huidige Zwarteleen, dat zijn naam gaf aan een Duits tussenoffensief tussen het Hooge bij de Meenseweg en Sint-Elooi over een front van 8 km. Het 8 km brede front werd in die twee weken bestookt met mijnontploffingen, gevolgd door een golf van Duitse infanterieaanvallen. Vooral rond het huidige Drieblotenbos (Sanctuary Wood) ten zuiden van de Meenseweg leidde dat tot een kleine verschuiving van de frontlijn ten nadele van de daar gelegerde Canadese troepen (cfr. monument Hill 62). Bronnen Baccarne R. & Steen J. Boezinge 1914-1918 : de gasaanval en Tweede Slag bij Ieper. Wervik 1979; Die operationen des Jahres 1915. Die Ereignisse im Westen im Frühjahr und Sommer, im Osten vom Frühjahr bis zum Jahreschluss. (Schlachten des Weltkrieges 8). Berlin 1932; Edmonds J.E. History of the Great War. Military operations: France and Belgium, 1914. London 1937; Heyvaert B. Van het westelijk front geen nieuws? (juni 1915-juni 1917) - De laatste getuige. Het landschap van Wereldoorlog I in Vlaanderen. Tielt 2006 p. 31-38; Tasnier & Van Overstraeten R. Les opérations militaires. (La Belgique et la guerre, 3). Bruxelles 1926; Tiessen M. Königlich Preussisches Reserve Infanterie Regiment 213. Geschichte eines Flandernregiments. Glückstadt 1937; Wegener H. Die Geschichte des 3. Ober-Elsässischen Infanterie-Regiment nr. 172. Zeulenroda 1934.