1 Stap 1 Leerstof opnemen

advertisement
Leren Leren
Met de steun van het Europees Sociaal Fonds en de Koning Boudewijnstichting.
1
1 Stap 1 Leerstof opnemen
Leerstof opnemen gebeurt vooral in de klas.
-
Probeer op voorhand in de mate van het mogelijke zoveel mogelijk te weten te komen
over het onderwerp van de lesgever. Dit met als doel je geheugen klaar te stomen voor
wat gaat komen.
-
Om de leerstof goed te begrijpen is het belangrijk dat je goed oplet in de klas.
-
Stel vragen als je iets niet begrijpt.
-
Duid aan wat de docent belangrijk vindt.
Leerstof opnemen gebeurt door je notities te verzorgen
-
Verzorg je bladspiegel:

Gebruik steeds hetzelfde papier. Bijvoorbeeld lange ruitjes.

Vermeld steeds de datum.

Nummer de bladzijden.

Maak notities op de linkerzijde van je cursus. (blanco)

Verwijs steeds op dezelfde wijze naar je studieboek.

Gebruik dezelfde structuur als de spreker.

Voorzie een brede kantlijn voor opmerkingen tijdens de les. (voorbeelden, vraagteken
voor zaken die je niet begrijpt of een uitroepteken voor iets wat je goed moet kennen.)

Laat af en toe wat plaats voor aanvullingen achteraf. Indien je iets niet begrijpt laat
wat plaats en zet een kruisje zodat je de noties achteraf kunt aanvullen.
-
Handschrift

Schrijf duidelijk en werk overzichtelijk.

Verzorg je handschrift.
-
Titels

Schrijf titels van dezelfde soort in dezelfde kleur.

Gebruik een eenduidige nummering in de titels.

Gebruik exact dezelfde titels in je notities als die vanuit je cursus.
2
-
Formuleer bondig

Gebruik afkortingen en symbolen.
-
Via sleutelwoorden

Selecteer in wat je noteert. Zo kan je sneller de kern, de hoofdzaken en de details van
elkaar onderscheiden.

Structureer de leerstof aan de hand van sleutelwoorden. Je kunt dan sneller de rode
draad opnemen.
-
Notities verwerken

Vervolledig thuis je notities.

Onderstreep de sleutelwoorden.

Vul eventuele opmerkingen aan.
2 Stap 2: leerstof verwerken
2.1) Een afgelijnd deel leerstof aandachtig lezen
Doel
Een goede algemene indruk krijgen van de straks in te studeren leerstof.
Werkwijze

Verkennen
Je gaat na wat er allemaal in het in te studeren pakket leerstof staat.
Je bekijkt foto’s, de inhoudsopgave, titels en ondertitels en sleutelwoorden. Je gaat na wat
je allemaal over het in te studeren pakket weet.
Bedoeling is om een kapstok te verwerven waaraan de verdere leerstof wordt opgehangen.

Begrijpen
Nu probeer je de tekst echt te begrijpen. Je probeert telkens met je eigen woorden weer te
geven waarover de tekst gaat. Je zoekt woorden op die je niet begrijpt.
Moeilijke onderdelen duid je aan eventueel ook op je inhoudsopgave.
3
2.2) Leerstof actief bewerken
Doel
Door het voortdurend zoeken van antwoorden, op de door jouw gestelde vragen, komen tot
een goed begrijpen van de leerstof en het kennen van de onderverdeling.
Werkwijze

Je herneemt de leerstof

Je stelt jezelf voortdurend vragen waarop je antwoord tracht te geven
-
Waarover gaat het?
-
Welke indeling/structuur heeft de cursus?
-
Wat is de hoofdzaak? Wat zijn de kernwoorden, kernbegrippen en kerngedachten?
Duid deze ook aan in je cursus door bijvoorbeeld te onderstrepen, kaderen, nummeren,
te werken met kleuren. Dit zijn blikvangers. Let wel dat je er geen kleurboek van
maakt. Neem bijvoorbeeld per titel of ondertitel & kleur en zet de kernwoorden in een
fluorescerende kleur.
-
welke zijn de verbanden, gelijkenissen of tegenstellingen? Duid deze ook aan in je
cursus.

De leerstof moet zodanig ingedeeld zijn dat je je er echt thuis in voelt
-
je weet wat belangrijk of moeilijk is.
-
Je hebt blikvangers aangebracht.
-
Je hebt moeilijke knelpunten aangeduid.

Gebruik een kladblok om één en ander op te schrijven. Doe dit bondig, in
telegramstijl. Maak een schema. Zie verder verschillende manieren van synthetiseren.

Indien je toch nog iets niet begrijpt, duid je dit aan en vraag je uitleg aan de docent of
een mededocent.
2.3) Verschillende manieren van synthetiseren
Waarom synthetiseren?
We gaan synthetiseren om grotere gehelen van leerstof te onthouden.
De grote vraag die we ons moeten stellen is wat is de minimuminformatie die we nodig
hebben om te komen tot een maximum aan inzicht? Daarvoor kunnen we verschillende
manieren van synthetiseren gebruiken en die manier kiezen die ons het meeste inzicht geeft.
4
De inhoudsopgave
1. Het bloed
1.1 De Bloedcellen
1.1.1
De rode bloedcellen
1.1.2
De bloedplaatjes
1.1.3
De witte bloedcellen
1.1.3.1 polynucleairen
1.1.3.2 mononucleairen
1.2 Het bloedplasma
1.3 Serum
1.4 De bloedstolling
Synthese aan de hand van vragen

W- vragen: Wat? Waarom? Wie? Waar? Waarmee? Wanneer? Welke?

Oorzaak -gevolg?

Chronologische volgorde?

Kern? Hoofdgedachten – en bijzaken? Essentie?

Hoe?

Evolutie?
Bijvoorbeeld
Hoe is een cel opgebouwd?
Waar ligt de maag?
Welke ademhalingsspieren ken je?
Wat versta je onder de schorsgebieden van de hersencortex?
(je formuleert hierbij het volledige antwoord)
Synthese in de studietekst
(zie leerstof actief bewerken)
1.1 De bouw van de cel
1.1.1 Het celmembraan
5
Het celmembraan is de grenslaag, de buitenste laag van de cel. Het is als het ware de
afsluiting van de cel naar de buitenwereld toe.
Het celmembraan kan het best vergeleken worden met een filter. De wand bevat vele kleine
gaatje en poriën. Het verschil met een gewone filter is echter dat de cel zal bepalen wat er
door de filter gaat en wat niet. Ook de richting waarin de stoffen zich verplaatsen wordt door
de cel bepaald.
Dit noemt men selectieve permeabiliteit.
Opdracht
Probeer aanduidingen te maken in bovenstaande tekst aan de hand van wat je leerde onder het
hoofdstuk actief bewerken. Ga na of je daarmee een synthese hebt gemaakt.
De samenvatting
1. De cel
1.1 De bouw van de cel
1.1.1
Het celmembraan
= buitenste laag van de cel
(sluit de cel af van de buitenwereld)
= filter met heel kleine poriën
Selectieve permeabiliteit
- de cel bepaalt wat er door de filter gaat en wat niet
- de cel bepaalt de richting waarin de stoffen zich verplaatsen
1.1.2
Het cytoplasma
= hoofdbestanddeel van de cel
= geleiachtig
= halfvloeibare massa met insluitsels
- insluitsels = celorganen:
- functie bij het in stand houden van de cel
- taak bij stofwisseling= metabolisme
6
Tabellen
Orgaan
Orthosympatisch stelsel
Parasympatisch stelsel
Hart
Hartslag versnelt
Hartslag vertraagt
Bloedvaten
bloedvaten in de darmen
bloedvaten in de darmen
Vernauwen en bloedvaten
verwijden en bloedvaten in
In de spieren verwijden
de spieren vernauwen
Bloeddruk
Bloeddruk verhoogt
Bloeddruk verlaagt
Luchtwegen
luchtwegen verwijden
Luchtwegen vernauwen
Pupil
Pupillen verwijden
Pupillen vernauwen
Darmen
Peristaltiek vermindert
Peristaltiek wordt
Gestimuleerd
Speeksel
Productie vermindert, ····Productie vermeerdert,
Speeksel is ingedikt
speeksel is waterig
Lijsten
Lijsten zijn allemaal opsommingen onder elkaar.
Een voorbeeld:
Arteria
slagader
Arteria pulmonalis
longslagader
Artrium
voorkamer of boezem
Erythrocyten
rode bloedcellen
Myocardium
hartspier
Vena
ader
Plasma
bloed zonder bloedcellen
7
Tekeningen
Zie cursus biologie.
Schema
Je werkt met een schema. Bij het schematiseren kan je steeds in twee richtingen werken. Je
werkt vanuit de kern naar bijzaken toe of omgekeerd.
Een voorbeeld:
: kleine bloedsomloop
: grote bloedsomloop
Longen
Longslagaders
longaders
Hart
Onderste en bovenste
Holle ader
aorta
Weefsels
Brainmapping
Een brainmap is een schema van je gedachten over een bepaald onderwerp.
Rond het kernwoord maak je een netwerk van sleutelwoorden.
De 9 geboden van brainmapping (mindmapping)
1) We werken horizontaal. Neem een blanco vel papier horizontaal geplaatst en liefst
zonder lijnen of ruiten. Noteer in het midden het kernwoord.
8
2) Gebruik liefst meerdere kleuren. Mind mapping werkt vooral visueel. Dus gebruik
verschillende kleuren. Hoofdzaken kun je in een ander kleur noteren dan bijzaken.
Opletten dat je er geen kleurboek van maakt.
3) Gebruik sleutelwoorden. Wees uiterst zuinig op wat je noteert. Alles wat je al weet
hoef je niet opnieuw op te schrijven. Bij het opnieuw bekijken van de brainmap komt
de ingekapselde informatie zeker terug. De sleutelwoorden kun je in verschillende
lettertypes en groottes noteren. Hoofdletters voor centrale ideeën en kleine drukletters
voor de daaruit voortvloeiende ideeën.
4) Een brainmap is een takkennetwerk. Ieder woord moet apart staan. Telkens bovenop
een lijntje van dezelfde lengte. Als je de woorden wegdenkt dan zie je een volledig
aaneengeschakeld netwerk van lijnen en takken en als je de lijnen wegdenkt dan zie je
de sleutelwoorden die logisch geordend dicht bij elkaar hangen.
5) Zorg dat het takken-netwerk uit vloeiende lijnen bestaat. Vloeiende lijnen maken de
brainmap visueel aantrekkelijker.
6) De brainmap zou horizontaal leesbaar moeten zijn. Je moet een brainmap kunnen
maken zonder je blad te draaien en je moet een brainmap kunnen lezen zonder je
hoofd te moeten draaien. Vooral bij spreekbeurten is het handig om in één oogopslag
de rode draad van je betoog te kunnen lezen.
7) Kriskras, volg je eigen brain. Durf letterlijk van de hak op de tak te springen.
Verbanden tussen de takken onderling kun je markeren met pijlen of merktekens.
8) Rangschikken. Breng een logische volgorde door het plaatsen van cijfers indien nodig.
9) Rustig creatief, beleef vooral plezier en laat je creativiteit de vrije loop, gecombineerd
met een vorm van innerlijke rust. Zelfs heel complexe onderwerpen of netelige
kwesties kunnen met een brainmap beheerst worden.
Oefening: maak een brainmap van de theorie over de brainmap.
9
3 Stap 3: Inprenten
Doel
Het in je geheugen prenten van de leerstof om het te onthouden.
Werkwijze

In punt 2.1 en 2.2 heb je al heel wat in je geheugen geprent. Nu besteed je daar je volle
aandacht aan. Wat je gelezen en bewerkt hebt tracht je nu te onthouden.

Tips om beter te memoriseren en minder vlug te vergeten:
-
Motivatie: Je moet willen vanbuiten leren. Je moet interesse opbrengen voor de
leerstof. Hoe meer je met iets begaan bent, hoe beter je het kunt onthouden.
-
Herhalen: Hoe vaker je herhaalt, hoe beter je het onthoudt. Bij het herhalen heb je ook
iedere keer minder tijd nodig.
-
Begrijpen: Als je iets leert dat je begrijpt, vergeet je het minder snel dan wanneer je
het erin stampt. Begrijpen is de leerstof kunnen weergeven in eigen woorden, is de
leerstof kunnen toepassen in een nieuwe situatie.
Begrijpend leren kost wat meer tijd, maar het rendement is groter.
-
Concentreren: Als je alleen maar leest is de kans groot dat je gaat dagdromen. Om
geconcentreerd te blijven is het goed om aantekeningen te maken tijdens het studeren.
Hoe actiever je bent hoe beter. Een kladblok naast je is dus geen overbodige luxe.
Het geheugen
Inleiding
Het geheugen is het vermogen van de mens om informatie vast te leggen, te bewaren en te
reproduceren. Ook bij het studeren, waarbij we informatie waarnemen zoeken naar
verbanden en onthouden gebruiken we ons geheugen.
Het geheugen
De werking van het geheugen kan je onderverdelen in drie grote delen:

de waarneming

het geheugen
-
zintuiglijk geheugen
-
korte termijngeheugen
10
-
lange termijn geheugen

herinneren/reproduceren
Geheugentechnieken
1.1 Betekenis geven
Het is moeilijk zaken in ons geheugen te prenten die voor ons geen betekenis hebben
dus betekenis geven kan een oplossing zijn.
Bijvoorbeeld:
Stel je wilt de naam prlwitkofski onthouden. De naam is vreemd voor jou. Je kunt er
parel wit koffie ski van maken . Op die manier krijgt het woord betekenis en ben je in
staat het woord te onthouden.
Dus onder de techniek betekenis geven verstaan we:

verander een woord of een naam in betekenisvolle woorden die hetzelfde klinken.

Bizarre, grappige of ander goed herinnerbare visualisaties van woorden.

Gebruik maken van andere zintuigen, zoals horen, voelen en ruiken.

Maak de woorden levendig en actief.
1.2 Associatie
We gaan de informatie die we moeten onthouden associëren met zaken die we al in
ons geheugen hebben zitten.
Bijvoorbeeld:
Data in de les geschiedenis. We proberen er geboortedata van bekenden mee te
associëren.
Tijdens het studeren associeer je informatie met bepaalde gebeurtenissen tijdens de
les.
1.3 Beschrijving van de verbindingtechniek
Soms is het belangrijk alle feiten te onthouden. Ook de volgorde kan belangrijk zijn.
Een van de meest eenvoudige methodes is het onthouden van de eerste letter van een
serie van woorden.
Bijvoorbeeld:
11
De Kleuren van de regenboog zijn: rood, oranje, groen, blauw, indigo, violet. Neem de
eerste letter van elk woord en we komen tot rogbiv
Dus:
Deze verbindingstechniek is eenvoudig te gebruiken en makkelijk voor korte lijsten
waarin elk woord verbonden is met het volgende.
1.4 Beschrijving van de verhaaltechniek
In deze techniek zijn de dingen die je wilt onthouden met elkaar verweven in een
samenhangend verhaal. Het simpele verbinden heeft als nadeel dat wanneer daarin een
verbinding is verbroken alle dingen van de lijst daarna verloren kunnen gaan. Met de
verhaaltechniek is er een hogere kans dat de rest van de lijst nog door middel van het
verhaal kan herinnerd worden.
Nemen we bijvoorbeeld de woorden van een lijst met de dingen die we nog moeten
doen.
Post, bibliotheek, apotheker (hoestsiroop), bank en fietsband plakken.
De postbode diende eerst en vooral zijn fietsband te plakken alvorens hij kon
vertrekken op ronde. Allereerst ging hij naar de post om de brieven op te halen. De
volgende halte die hij tegenkwam op zijn weg was de bank. Daar kreeg hij een brief
mee voor de bibliothecaris die snip verkouden was wat de postbode eraan deed denken
halt te houden bij de apotheek.
Nadeel van deze techniek is dat het vaak moeilijk is een samenhangend verhaal te
verzinnen.
1.5 Beschrijving van de plaatsingstechniek
Deze techniek is een klassieker en was al bekend bij de oude Grieken. Het is
gebaseerd op het mentaal positioneren van de dingen die je wilt onthouden in een
bekende ruimte. Je zou de techniek kunnen gebruiken voor het onthouden van een
toespraak.
Verzorg uw geheugen
1) Zintuigen
12
Hoe meer zintuigen we gebruiken om iets waar te nemen, hoe beter
we die informatie zullen onthouden. Als er een bepaald zintuig
minder goed functioneert, dan zullen we dat proberen te
compenseren. Indien je iets wil onthouden bekijk het niet alleen
maar probeer het ook te voelen, te ruiken of te horen.
2) Fysieke conditie
Wie moe is en zich niet lekker voelt, die zal zich minder goed
kunnen concentreren en daardoor minder goed kunnen onthouden.
Een gezonde voeding met veel groenten en fruit en regelmatige
lichaamsbeweging zorgen er niet alleen voor dat je je lichamelijk
beter voelt maar bovendien is er dan betere doorbloeding van de
hersenen.
3) Geestelijk evenwicht
Wanneer je gespannen bent, je zorgen maakt, treurt om het verlies
van een dierbaar iemand dan zal je je eveneens minder goed kunnen
concentreren. De kans bestaat dat je geheugen jou in de steek laat.
Sommige geneesmiddelen bijvoorbeeld slaapmiddelen kunnen een
negatieve werking op het geheugen hebben. Ook alcohol heeft een
negatieve invloed op het geheugen.
4) Voorkennis
Mensen zullen vooral dingen onthouden die hen interesseren,
waarmee ze iets kunnen doen of waarover ze al iets weten. Het
belang van voorkennis is dus heel belangrijk. Dus probeer al je
zintuigen open te stellen voor informatie die van ver of van dicht te
maken heeft met je studie. Een documentaire over diabetes
bijvoorbeeld kan een hulpmiddel zijn om de theorie over de ziekte
aan vast te koppelen en bijgevolg beter te onthouden.
13
Besluit
Het geheugen is een essentieel onderdeel van het menselijke bestaan zonder geheugen zou de
mens telkens alles opnieuw moeten leren.
Om optimaal te onthouden, zijn vooreerst een gerichte en geconcentreerde waarneming van
belang. Door allerlei technieken kunnen we informatie makkelijker verwerken en onthouden.
De belangrijkste zijn ongetwijfeld het structureren van je informatie associëren en regelmatig
herhalen.
Net omwille van het belang van je geheugen is het goed er op te letten er op een gezonde
manier mee om te gaan.
4 Stap 4 Overhoren van jezelf
Doel
Nagaan of je de leerstof kunt weergeven zonder handboek of cursus.
Werkwijze

Stel jezelf ruime vragen. Dit doe je best door de titel van het hoofdstuk of de paragraaf
om te vormen tot een vraag.

Geef eerste de indeling (structuur) weer.

Schrijf het antwoord zo bondig mogelijk op (geen volzinnen). Eventueel noteer je
enkel de kernwoorden of je schema. De rest zeg je erbij of denk je erbij. Probeer
zoveel mogelijk je eigen woorden te gebruiken.

Kijk aan de hand van de cursus of je wel volledig en correct bent geweest. Controleer
en herneem tot het juist en volledig is. Zonder dat je er lang over moet nadenken.
5 Stap 5 Terugblikken
Doel
Een algemeen overzicht krijgen van de pas ingestudeerde leerstof en deze plaatsen in de
gehele leerstof.
14
Werkwijze
Je herleest of overloopt de pas gestudeerde leerstof. Je probeert hierbij de samenhang of een
verband met andere stukken te zien.
6 Stap 6: leerstof beheersen
Herhalen om niet te vergeten
Herlezen is niet hetzelfde als herhalen. Herhalen doe je zonder cursus.
Ga na wat je het moeilijkst vond en besteed meer tijd bij de herhaling van deze onderdelen.
Controleren

Vraag je gezinsleden je op te vragen.

Leg je schema opzij en zeg de leerstof op zonder hulpmiddel.

Stel jezelf vragen.

Maak je oefeningen opnieuw.
Stap 6 herhaal je met tussenpozen. Het is beter om 5 maal een half uur te herhalen dan 1 maal
twee uur en een half.
7 Examens
Als je alle stappen hierboven omschreven goed doorlopen hebt dan moet je alleen nog
vertrouwen op jezelf tijdens de examens. Geloof in jezelf, heb vertrouwen in je eigen kunnen.

Probeer een overzicht te hebben van de examenstof.

Wees op de hoogte van de examenomstandigheden.Wanneer en waar heb je welk
examen?

Controleer je schrijfgerief.

Controleer je of je speciale uitrusting nodig hebt en stop die zo nodig in je tas.

Laat je niet overdonderen door medestudenten.

Laat je niet van de wijs brengen door vragen die je niet onmiddellijk kan plaatsen.
15
Schriftelijke examens
1) Lees alle vragen zodat je je globaal kunt oriënteren.
2) Begin met de vragen waarvan je het antwoord het beste kent.
3) Lees de vraag grondig door en ga na welk type vraag het is. Wat is er gegeven en wat
wordt er gevraagd?
-
noem vragen
-
wat vragen
-
waarom vragen
-
voorbeelden geven
-
kenmerken bespreken
-
vergelijkingsvragen
-
overzichtsvragen
-
multiple choice vragen
-
weet vragen
-
inzicht vragen
-
toepassingsvragen
4) Hou rekening met de beschikbare tijd.
5) Schrijf op je kladblok kernwoorden.
6) Controleer of het antwoord op de vraag nauwkeurig en juist is. Kies de juiste woorden
om je ideeën helder op papier te zetten. Probeer niet te verdrinken in nutteloze details
en geef indien gevraagd je eigen mening.
7) Schrijf in een eenvoudige en bondige taal.
8) Lees je antwoorden nog eens goed na en stel jezelf de vraag of je to the point kwam.
9) Controleer spelling en zinsbouw.Controleer of je alle vragen beantwoordde.
11) Bij multiple choice vragen lees je eerst alle antwoorden. Dan schrap je de antwoorden
waarvan je zeker weet dat ze niet de juiste zijn. Bij de overige mogelijkheden ga je de
voor –en nadelen afwegen. Je verdiept je inhoudelijk en komt zo tot het correcte
antwoord.
Mondelinge examens
Zie ook schriftelijke examens.
16
1) Ga rustig en opgewekt het lokaal binnen. Als de zenuwen dor je lijf gieren probeer dan
eerst tot rust te komen door een aantal ademhalingsoefeningen te doen.
2) Bij het mondelinge examen is de dialoog tussen docent en student het belangrijkste.
Een aantal vaardigheden die aan bod komen in relationele vaardigheden kunnen hier hun
dienst bewijzen. Eigen visie kunnen verwoorden en vooral goed luisteren naar de docent
kan je tot inzichten brengen die nodig zijn om het examen goed te doorlopen.
3) Wees direct en duidelijk in het formuleren van antwoorden.
4) Neem eventueel je kladblad bij je zodat je indien nodig iets kan opzoeken.
5) Denk luidop.
6) Analyseer de gestelde vraag.
7) Gebruik de juiste woordkeuze. Spreek als het gaat over interpretaties met ikboodschappen.
Black-out
Wat is een black-out
Het is een verschijnsel waarbij de informatie opgeslagen in het lange termijngeheugen
tijdelijk niet toegankelijk is.
Een onschuldig voorbeeld is dat je zoekt naar de naam van een film die je onlangs hebt gezien
en waarvan het antwoord op het puntje van je tong ligt maar toch niet komt.
Op het moment dat je het laat rusten schiet de naam je te binnen.
Wat te doen bij een black-out tijdens een examen?
1) Blijf kalm en probeer niet te panikeren
2) Lees de vragen nogmaals rustig door
3) Het is normaal dat als je een antwoord niet onmiddellijk weet, dat spanning oplevert.
Maak je hier niet druk over. Het betekent alleen maar dat je de vraag goed moet
analyseren en tijd nodig hebt om aan het antwoord te raken.
4) Denk logisch na over de sleutelwoorden in de gestelde vraag. Op die manier verleg je
je aandacht en is de kans groot dat de blokkade verdwijnt.
Indien het maar over één vraag gaat los dan eerst de andere vragen op. Op die manier
is de aandacht afgeleid en is de kans groot dat het antwoord je plots te binnen schiet.
17
8 Studietypes
Ons geheugen kan op verschillende mannieren ingezet worden om de leerstof onthouden.
Sommige mensen onthouden beter als ze de leerstof opgeschreven hebben, anderen als ze de
leerstof gehoord hebben.
Belangrijk is, ondanks het type dat je bent, je niet blind te staren op dat ene geheugenkanaal
(visueel, auditief, verbaal of motorisch. Het is zinvoller de informatie op verschillende
manieren te onthouden. Dus lees de tekst, maak notities, bespreek de informatie,…
Hieronder vind je tips per type:
1) Visueel type

Onderstreep in je cursus. Duid titels en kernwoorden aan.

Maak een schematische voorstelling van je cursus.

Maak een samenvatting.

Schrijf moeilijke woorden op bij het studeren. Maak een muurkrant.

Studeer aan de hand van prenten en tekeningen.

Kijk naar een tv programma of video over de leerstof.
2) Auditief type

Luister aandachtig naar de lessen.

Studeer luidop, vertel met je eigen woorden wat in de cursus staat.

Gebruik eventueel een cassette bij het studeren.

Zet de leerstof op rijm, op ritme maak er een lied van,…
3) Verbaal type

Studeer samen met anderen, praat over de leerstof.

Stel vragen aan de docent.

Geef uitleg aan je medestudent.

Stel elkaar vragen.

Overhoor jezelf regelmatig luidop.
18
4) Motorische type

Schrijf trefwoorden op.

Studeer met een kladblok en een pen bij de hand.

Maak tekeningen bij de leerstof.

Maak zoveel mogelijk oefeningen.

Studeer aan de hand van brainmapping.
9 Motivatie en concentratie
Studeren vereist een hoge mate van motivatie en concentratie.
Motivatie is de basis waarop het studeren berust, de wil om verpleegkundige te worden. Het
behoort tot je eigen verantwoordelijkheid of je al dan niet studeert. Hiervoor is wilskracht en
doorzettingsvermogen nodig.
1) Tips om motivatie te vergroten

Stel jezelf kritische vragen.

Zoek steun als je moeilijkheden ervaart.

Probeer plezier te hebben in het leren, in het opdoen van nieuwe kennis en
vaardigheden.

Volg de actualiteit en lees iets rond je beroep.
2) Enkele voorwaarden om geconcentreerd te kunnen studeren zijn:

Voldoende nachtrust.

Een gezonde voeding.

Voldoende lichaamsbeweging.

Voldoende ontspanning.
3) Tips om je beter te kunnen concentreren

Zoek een rustige plek (gebruik eventueel oordopjes).

Studeer in een niet te warme kamer.

Leg op je bureau geen dingen die je kunnen afleiden.

Werk 50 minuten en neem dan 10 minuten pauze.

Ontspan je tijden je pauze.
19

Maak een planning en houd je eraan.

Verdeel je werk in kleine haalbare delen.

Beloon jezelf als je jezelf aan e afspraken houdt.

Als er zaken zijn waarover je piekert. Schrijf die op en probeer ze daarmee letterlijk
even aan de kant te leggen dat na het studeren.
10 Planning
Het leren inschatten van de hoeveelheid leerstof is niet evident. Toch moeten we dit
integreren in het geheel van huishoudelijke taken, sociale contacten, sporten, stages,… Je kunt
je tijd zinvol leren gebruiken en verdelen.
Een planning is een middel om het studeren onder controle te houden. Het is een manier om
evenwicht te vinden tussen studeer -en ontspanningsmomenten. Je stelt eigenlijk een contract
op met jezelf.
Een goede planning is een haalbaar en soepel middel om doelgericht te studeren. Met de hulp
van een planning kan het regelmatig studeren een automatisme worden. Je hebt dan de
gewoonte om elke dag op vaste uren intensief te studeren.
Doordat je intensief studeerde kan je met een gerust geweten ontspanning nemen. Een agenda
is een uitstekend planningsinstrument. In het begin neemt de planning enige tijd in beslag
maar op termijn win je veel tijd.
Tips bij het maken van een planning:

Hang je planning op een zichtbare plaats. Op die manier is je planning duidelijk voor
anderen en voor jezelf.

Bouw regelmatig op. Je studeert beter viermaal een uur dan een maal vier uur.

Zoek je eigen werkritme. Begin je liever met moeilijke of met makkelijke leerstof?
Plan moeilijke vakken op de momenten dat je het best kunt studeren.

Werk in periodes van 50 minuten en neem daarna 10 à 15 minuten pauze.

Begin tijdig. Dit voorkomt stress.

Pas je planning aan indien nodig.

Geef jezelf een beloning als je je planning volgt.
20
11 Studiewijzer
Neem een vak waarvoor je veel moet studeren om tot een evaluatie van je studiemethode te
komen bijvoorbeeld biologie of anatomie.
Context
Hoe wordt het vak gegeven?

Wat is het studiemateriaal?

Doe je het vak graag?

Hoe vaak krijg je toets voor het vak? Aangekondigd of niet?

Over hoeveel leerstof gaat het?

Welk soort vragen worden gesteld?

Waar studeer je?

Hoeveel tijd had je nodig voor het laatste examen?
Het studeren zelf

Waaruit bestaat je voorbereiding?

Hoe ga je bij het studeren tewerk? (lezen, overschrijven, opzoeken wat je niet begrijpt,
uit het hoofd opzeggen, onderlijnen in de cursus, schema of een samenvatting
maken,…)

Geef het verloop van de avond weer voor een examen van een vak. Wanneer begin je
met studeren? Neem je pauze? Begin je met het makkelijkste of met het moeilijkste
deel? Wanneer stop je met studeren? Is er leerstof die je nog niet hebt gezien?
Zelfevaluatie

Wanneer ben je tevreden met het studeren, vind je dat je de leerstof kent?

Wat was het resultaat van je laatste examen?

Kwam dit overeen met je verwachtingen?

Is je studie-inspanning in evenwicht met je studie -resultaat?

Wat is je oordeel over je eigen studiemethode?
21
Informatie verwerven
Opdracht bibliotheek
Verdeel de groep in een aantal subgroepjes. Bedoeling is om met drie of vier personen een
thema te zoeken waarrond je een groepswerk wil maken. Het thema past in gezondheid,
voeding of opvoeding.
Als het thema beslist is voer dan samen onderstaande opdrachten uit.
1) Welke afdelingen vind je in de bibliotheek?
2) Op welke afdeling vind je informatie over jou GVO thema?
3) Zoek over jou thema: ·Liefst zo recent mogelijk!
- 2 boeken
- 2 tijdschriftartikels
Noteer van de gevonden boeken telkens:
-
Eerst de naam van de auteur in hoofdletters gevolgd door een komma.
-
Schrijf de eerste letter van de voornaam of initialen met een punt gevolgd door een
komma.
Als er meerdere auteurs zijn plaats je ‘en’ voor de naam van de laatste auteur.
-
Daarna vermeld je de titel van het boek gevolg door een komma. Je mag de titel
accentueren. Cursief zetten of onderstrepen.
-
Daarna volgen in gewoon schrift: de druk, de uitgeverij, de plaats van uitgave, het jaar
van uitgave en het aantal pagina’s, telkens gescheiden door een komma.
-
De bronvermelding eindig je met een punt.
DANIELS,W., Het spellingboekje voor scholieren, Wolters Kluwer Belgium nv,
Mechelen, 2006, 176 pagina’s.
Noteer van de gevonden tijdschriftartikels telkens:
-
Eerst de naam van de auteur in hoofdletters, gevolgd door een komma.
-
Schrijf dan de eerste letter van de voornaam of initialen gevolgd door een punt. Dan
komt een komma.
22
-
Daarna vermeld je de titel van het artikel in gewoon schrift en tussen
aanhalingstekens, gevolgd door een komma.
-
Dan volgt de titel van het tijdschrift, gevolgd door een komma. Die mag je
accentueren: cursief zetten of onderstrepen.
-
Dan komen in gewoon schrift, de maand van de aflevering, het nummer van het
tijdschrift en de vermelding van de begin -en eindpagina van het artikel, telkens
gescheiden door een komma.
-
De bronvermelding beëindig je met een punt.
VERWEIRE,E., ‘Koop mij!’, Eos, 2004, februari,nr.2,p.8-15.
4) Zoek in de literatuurlijst van elk gevonden boek naar een ander boek of
tijdschriftartikel dat handelt over hetzelfde onderwerp en noteer.
5) Maak een kopie van 1 tijdschriftartikel en bewaar dit voor de volgende bijeenkomst.
23
Opdracht Internet
1) Verkennen van het Internet:
Ga op volgende zoekmachines op zoek naar informatie over jou GVO thema.
www.Advalvas.be
www.Altavista.be
www.Google.be
www.linkcity.be
Welke zoekmachine vind je het makkelijkst om te gebruiken? Waarom?
Hoeveel resultaten leverde elke zoekopdracht op?
Geef voor elke zoekmachine 1 voordeel en 1 nadeel.
2) Zoeken naar gerichte informatie:
Zoektips:
-
Bepaal op voorhand nauwkeurig wat je zoekt
-
Maak bij het formuleren van je zoekopdracht gebruik van verschillende zoektermen.
(trefwoorden, synoniemen, meervoudvormen,…)
-
Gebruik enkel de noodzakelijke termen, geen te lange zinnen
-
Let op de spelling van de woorden
-
Evalueer je informatie op kwaliteit (zie hieronder). Bekijk de resultaten aandachtig
-
Zoek verschillende keren met een ander zoeksysteem
-
Tenslotte is het belangrijk dat je leert van eerder gemaakte fouten. Je kunt vaal al aan
de resultaten zien of er iets mis was met de zoekopdracht. Dan zit er niets anders op
dan het opnieuw te proberen
Kwaliteitscontrole
Ga op zoek naar een aantal websites over jouw thema. Noteer de adressen van de
websites.
Ga na of de websites kwalitatief goed zijn aan de hand van volgende vragen:
1. Wie is de auteur van de website? Voor welke instelling/organisatie schrijft hij?
2. Wanneer werd de website voor het laatst geüpdatet?
3. Oogt de website er professioneel uit?
4. Hoe zit het met de taal? Spellingsfouten, tikfouten, zinconstructie?
24
5. Staan er links op de site? Welke?
6. Is er een contactadres opgegeven?
7. Staan er commerciële boodschappen of reclame op?
Maak een vergelijking tussen een aantal websites over jouw thema.
3. Zoekopdracht
10) De Biekorf –Stedelijke bibliotheek Brugge
Zoek de openingsuren en het adres van De Biekorf, Stedelijke Bibliotheek Brugge. Noteer
de stappen die je hebt gezet om tot het resultaat te komen.
11) Openbaar vervoer
Stel dat je stage loopt in het Sint-Lucasziekenhuis in Gent (h.Dunantlaan, 9000 Gent)
Je kunt niet anders dan met het openbaar vervoer ter plaatse geraken. ’s Morgens begin je
om 8 uur en je stopt met werken om 14 uur.
Heenreis
Noteer het adres van vertrek (jouw thuisadres)
Zoek op wanneer je thuis moet vertrekken.
Ga je met de trein/tram/bus? Welke? Wat is het uur van vertrek?
Welk traject moet je afleggen?
Om hoe laat kom je op je stageplaats aan?
Terugreis
Zoek op wanneer je naar huis kan vertrekken en om hoe laat je arriveert.
Noteer de uren van trein/tram/bus.
25
Richtlijnen literatuuropdracht
Inleiding
Jullie zullen ongetwijfeld werkjes moeten maken. Bij deze een aantal richtlijnen die jullie
kunnen helpen bij het opstellen van een literatuuropdracht.
Achtereenvolgens worden de doelstellingen en criteria van een literatuuropdracht besproken,
hoe je literatuur kan verzamelen en rapporteren en tot slot volgt wat meer uitleg over de
structuur van je opdracht.
Hoofdstuk 1: Doelstellingen en criteria van een literatuuropdracht
1.1: Doelstellingen van een literatuuropdracht
- een terrein -of probleemafbakening kunnen maken (probleemformulering)
- literatuur kunnen selecteren
- literatuur schriftelijk kunnen bespreken
- aandacht hebben voor een aantal technische en methodische aspecten: literatuurverwijzing,
het opstellen van een literatuurlijst, logische opbouw van je werkstuk, inleiden en besluiten,…
1.2: Criteria waaraan een literatuuropdracht moet voldoen
- Strenge afbakening van je onderwerp
- duidelijke en kernachtige titel
- gericht doornemen van literatuur: de literatuur moet relevant en actueel zijn
- structuur -en vormaspecten
- inleiding en besluit zijn op elkaar afgestemd
- literatuurlijst
Hoofdstuk 2: Literatuur verzamelen en rapporteren
2.1: Literatuur verzamelen
Zoals al gezien kunnen we op verschillende plaatsen informatie verzamelen. De meest
voorkomende zijn: de bibliotheek (openbare, gemeentelijke, universitaire, school of deze van
verenigingen en diensten) en het Internet.
26
Daarnaast kunnen ook ervaringsdeskundigen of professionelen relevante informatie
overdragen (interview)
2.2 Rapportage
- Zorg ervoor dat je alles wat je schrijft, ook begrijpt en te begrijpen is.
Zorg voor eigen tekst en niet voor aaneenknopen van overnamen uit brochures, artikels of
boeken.
- vermijd bladvulling, overbodigheden en herhalingen
- wees consequent: tegenwoordige of verleden tijd, “ik” of “we” vorm.
Hoofdstuk 3: structuur
3.1 Structuur van je tekst
1) Titelblad
2) Inhoudsopgave
3) Inleiding: geef een globaal overzicht van de inhoud
4) Middenstuk
- delen: dit is een groepering van hoofdstukken. Indien opgesplitst wordt in delen moet er een
duidelijk inhoudelijk onderscheid zijn tussen de verschillende delen.
- hoofdstukken: ieder hoofdstuk bestaat uit paragrafen over hetzelfde thema.
- paragraaf: groepeert verschillende gedachten rond een zelfde punt.
Paragrafen, hoofdstukken en delen krijgen een titel mee (alinea’s niet). Hoofdstukken en
delen krijgen in principe een inleiding en besluit.
5) Algemeen besluit
Dit is over het algemeen een samenvatting van de behandelde stof of een vermelding van de
belangrijkste resultaten. Er kunnen ook hypothesen, vragen of voorstellen in opgenomen zijn.
6) Bibliografie
7) Bijlagen
27
3.2: Paginering
Het titelblad, de inhoudsopgave en de bijlagen worden meestal niet genummerd. De rest van
de tekst wordt doorlopend en in Arabische cijfers genummerd.
3.3 Indeling van de literatuurlijst
Er zijn twee manieren van indelen:
-
Ofwel rangschikt men de bronnen in alfabetische volgorde op naam van de auteur, met
dien verstande dat als er verschillende werken van één auteur zijn, men die
chronologisch rangschikt.
-
Ofwel maakt men een indeling volgens het type geraadpleegde bronnen (boeken,
artikels, brochures, websites,…) Binnen elke indeling rangschikt men alfabetisch op
auteur.
Besluit
Ik heb jullie een aantal richtlijnen willen geven waaraan een literatuuropdracht moet voldoen.
Zoals je kunt zien moet er aan nogal wat criteria worden voldaan. In eerste instantie is wat je
schrijft het allerbelangrijkste. Maar de hierboven omschreven criteria kunnen ook bijdragen
aan de kwaliteit van je werk.
Tot slot nog het volgende: de kwaliteit van je werk hangt steeds samen met de opdracht en de
opdrachtgever. (de leerkracht in kwestie)Bevraag de leerkracht en jezelf dus voldoende zodat
je duidelijk weet wat er verwacht wordt.
Succes
28
Groepswerk
Omschrijving taak
Jullie zijn 4 gebrevetteerde verpleegkundigen die uitverkoren zijn om mee te werken aan een
voorlichtingscampagne.
Het ministerie van Volksgezondheid is de opdrachtgever en de geldschieter.
1 maand geleden werd je samen met twee collega’s geselecteerd. Dat betekent dat jullie met
drieën verantwoordelijk zijn voor het uitwerken van de campagne.
Omdat het ministerie veel wil realiseren dit jaar hebben ze verschillende groepen aangesteld
die elk een ander thema uitwerken.
Voorstellen zijn:
-
Voorkomen van hart - en vaatziekten
-
Astma
-
Preventie van griep
-
Hoe omgaan met een depressie
-
Hoe omgaan met dementie
-
Antibiotica: de gevaren
-
De verzorging van premature baby’s
-
Voedingsproblemen bij jonge kinderen
Als jullie een eigen voorstel hebben en kunnen motiveren, kan dit eveneens goedgekeurd
worden.
Ook voor bovenstaande onderwerpen moet je kunnen motiveren waarom je voor het
onderwerp kiest.
Voor het uitwerken van de campagne krijgen jullie…. Lessen.
Doelstellingen
-
informatie via verschillende kanalen kunnen opzoeken
29
-
een onderwerp kunnen afbakenen
-
de gevonden informatie probleemgericht kunnen verwerken
-
medische begrippen kunnen verklaren
Verantwoording en motivering van de opdracht
Als verpleegkundige moet je je kunnen inwerken in de verzorging van patiënten met
verschillende soorten ziekten.
Dat betekent dat je je voortdurend moet kunnen inwerken in nieuwe problemen. Je moet
kennis kunnen vergaren om patiënten te kunnen helpen.
Aandachtspunten bij het uitwerken van je opdracht:
Ga zoveel mogelijk stapsgewijs tewerk.
Stap 1:
-
een onderwerp kiezen
Interesse voor het onderwerp
voldoende beschikbaar materiaal
Overeenkomsten met de actualiteit, media
-
doelstellingen formuleren: wat wil je bereiken met de voorlichtingscampagne?
-
Doelgroep formuleren: voor wie is de campagne bedoeld?
Stap 2
-
hou bij waar je welke informatie hebt gevonden
-
zoek je informatie aan de hand van trefwoorden
-
zoek in verschillende bibliotheken en op verschillende zoekmachines
-
zorg voor recente informatie
Stap 3
-
Maak een raamwerk Wat komt er in je voorlichtingsbrochure? Bedenk voorlopige
titels.
Stap 4
-
Maak een planning
Wat zijn de verschillende stappen in je werk?
Koppel een datum aan die stappen. Tegen wanneer moet wat af zijn?
Spreek een taakverdeling af.
30
Stap 5
- Lezen (grondig doornemen) van de gevonden informatie
- Duid aan wat belangrijk is
- Maak aantekeningen of een samenvatting
- Houd je bronnen goed bij
Stap 6
-
Het schrijven van je folder
-
Definieer alle termen, begrippen
-
Schrijf een inleiding verantwoording
Voorbeeld structuur:
Wat is?
Oorzaak/besmetting?
Hoe genezen?
Hoe voorkomen?
Hoe omgaan met iemand met?
Waar kan je meer informatie. Vinden?
Bronvermelding
Stap 7
Je lay-out afwerken. Hoe moet je folder/brochure er uitzien?
Stap 8 Afwerking spellingscontrole
Stap 9
Klassikale voordracht voorbereiden
-
Spreek een taakverdeling af (wie doet wat?)
-
Wat moet er tijdens de voordracht verteld worden?
-
Hoe ga je de voordracht brengen? (documentatie, een spel)
-
Heb je materiaal nodig? (videorecorder, overheadprojector, bord of beemer)
31
Evaluatiecriteria
Brochure
-
Taalgebruik (terminologie, zinsbouw en spelling -
-
Inhoud welke informatie heb je in de folder opgenomen? Correcte weergave van de
gevonden informatie? Recent en afgebakend?
-
Lay-out Creatief? Systematische opbouw? Correcte bronvermelding?
-
Samenwerking
Presentatie
-
communicatieve aspecten: houding, stem
-
methodiek logische opbouw van de presentatie? Structuur: inleiding, midden en
besluit? Gebruik van didactische hulpmiddelen en of illustraties?
-
Inhoudelijk: wat breng je naar voor? Actuele informatie? Argumentatie? Wijze van
beantwoorden van vragen, kunnen op inspelen?
32
Bronvermelding
Je kunt je informatiebronnen rubriceren onder :
boeken, tijdschriften, naslagwerken, interne documentatie, elektronische
bronnen, andere publicaties, …
Binnen elke rubriek rangschik je de bronnen alfabetisch volgens de naam van de auteur.
De lijst dient minimum de volgende gegevens over een werk te bevatten:
° de naam van de auteur (titulatuur ir., prof., … hoeft niet)
° de titel van het werk
° de druk (niet als het de eerste is)
° de plaats van uitgave
° het jaar van uitgave
Er zijn kleine verschillen in de bronvermelding naargelang van de bron.
Boeken
- Eerst komt de naam van de auteur in hoofdletters, gevolgd door een komma.
- Schrijf dan de eerste letter van de voornaam of initialen met een punt, gevolgd
door een komma.
Als er meer auteurs zijn, plaats je ‘en’ voor de naam van de laatste auteur.
- Daarna vermeld je de titel van het boek, gevolgd door een komma.
Je mag de titel accentueren : cursief zetten of onderstrepen.
- Dan volgen in gewoon schrift : de druk, de uitgeverij, de plaats van uitgave,
het jaar van uitgave en het aantal pagina’s, telkens gescheiden door een
komma.
- De bronvermelding eindig je met een punt.
33
Bv. DANIELS, W., Het spellingboekje voor scholieren, Wolters Kluwer Belgium nv,
Mechelen, 2006, 176 pagina’s.
DANIELS, W., Het spellingboekje voor scholieren, Wolters Kluwer Belgium nv,
Mechelen, 2006, 176 pagina’s.
Tijdschriftartikels
- Eerst komt de naam van de auteur in hoofdletters, gevolgd door een komma.
- Schrijf dan de eerste letter van de voornaam of initialen gevolgd door een punt. Dan komt
een komma.
- Daarna vermeld je de titel van het artikel in gewoon schrift en tussen aanhalingstekens,
gevolgd door een komma.
- Dan volgt de titel van het tijdschrift, gevolgd door een komma. Die mag je
accentueren : cursief zetten of onderstrepen.
- Dan komen in gewoon schrift de jaargang, de maand van de aflevering, het nummer van het
tijdschrift en de vermelding van begin- en eindpagina van het artikel, telkens gescheiden door
een komma.
- De bronvermelding beëindig je met een punt.
Bv. VERWEIRE, E., ‘Koop mij !’, Eos, 2004, februari, nr. 2, p. 8 –15.
VERWEIRE, E., ‘Koop mij !’, Eos, 2004, februari, nr. 2, p. 8 –15.
34
Rapport, cursus, eindwerk
- Eerst komt de naam van de auteur in hoofdletters, gevolgd door een komma.
- Schrijf dan de eerste letter van de voornaam gevolgd door een punt en een
komma.
- Dan komt de titel en ondertitel van het eindwerk (onderstrepen) gevolgd
door een komma.
- ‘niet gepubliceerd en type document’ (rapport of cursus of eindwerk) gevolgd door een
komma.
- Daarna schrijf je plaats, naam van de instelling en het jaar telkens gescheiden door een
komma.
- Tenslotte noteer je de pagina’s waaruit de gegevens zijn overgenomen.
- Je sluit af met een punt.
Bv. MARKEY,L., Mensen met een handicap, niet gepubliceerde cursus, Brugge, HBOV,
2002, p. 9.
Elektronische bronnen
a. internet-artikels :
- Eerst komt de naam van de auteur in hoofdletters, gevolgd door een komma.
- Schrijf dan de eerste letter van de voornaam of initialen, gevolgd door een
35
punt. Eventueel schrijf je ‘(red.)’ als het om redacteuren gaat.
Dan komt een komma.
- Daarna vermeld je de titel van het artikel, gevolgd door een komma. De titel
mag je accentueren : cursief zetten of onderstrepen.
- Daarna schrijf je ‘internet’, gevolgd door een komma en de datum van het
artikel (als er een datum is vermeld) of de datum waarop jij het internet raadpleegde.
- Na een komma vermeld je het volledige internetadres tussen ronde haakjes.
- Daarna volgt een punt.
b. internet-andere informatie :
- Eerst komt de naam van de auteur of redacteur in hoofdletters, gevolgd door
een komma.
- Schrijf dan de eerste letter van de voornaam of initialen, gevolgd door een
punt. Eventueel schrijf je ‘(red.)’ als het om redacteuren gaat. Dan komt een
komma.
- Daarna vermeld je de titel van het artikel, gevolgd door een komma. De titel mag je
accentueren door cursief te zetten of te onderstrepen.
- Daarna schrijf je ‘internet’, gevolgd door een komma en de datum van het
artikel (als er één vermeld is) of de datum waarop jij het internet raadpleegde.
- Na een komma vermeld je het volledige internetadres tussen ronde haakjes.
- Daarna volgt een punt.
36
Bv. MICHIELS, K.., ‘INTERVIEW. Op bezoek bij de gynaecoloog’ internet, De
Standaard Online, 2007-08-12, (http://www.destandaard.be/nieuws/geneeskunde).
VAN EEDEN, R., Kabelbreuk China en VS, internet, 2006-11-15,
(http://www.webwereld.nl/nav/nb?8500).
37
Bronnenlijst
Buyle, K., Een eigen studiestijl ontwikkelen,niet gepubliceerde cursus, Brugge, HBOV, 2000.
Pieters, L., Informatie verwerven en verwerken, niet gepubliceerde cursus, Brugge, HBOV,
2005.
VDAB, Leren leren. Voortraject social profit. Handleiding, niet gepubliceerde curcus. VDAB.
38
Leren leren .................................................................................................................................. 1
1 Stap 1 Leerstof opnemen ......................................................................................................... 2
Leerstof opnemen gebeurt vooral in de klas. ......................................................................... 2
Leerstof opnemen gebeurt door je notities te verzorgen ........................................................ 2
2 Stap 2: leerstof verwerken ....................................................................................................... 3
2.1) Een afgelijnd deel leerstof aandachtig lezen ................................................................... 3
Doel .................................................................................................................................... 3
Werkwijze .......................................................................................................................... 3
2.2) Leerstof actief bewerken ................................................................................................. 4
Doel .................................................................................................................................... 4
Werkwijze .......................................................................................................................... 4
2.3) Verschillende manieren van synthetiseren ...................................................................... 4
De inhoudsopgave .............................................................................................................. 5
Synthese aan de hand van vragen ....................................................................................... 5
Synthese in de studietekst .................................................................................................. 5
De samenvatting ................................................................................................................. 6
Tabellen .............................................................................................................................. 7
Lijsten ................................................................................................................................. 7
Tekeningen ......................................................................................................................... 8
Schema ............................................................................................................................... 8
Brainmapping ..................................................................................................................... 8
3 Stap 3: Inprenten ................................................................................................................... 10
Doel ...................................................................................................................................... 10
Werkwijze ............................................................................................................................ 10
Het geheugen ........................................................................................................................ 10
Inleiding ........................................................................................................................... 10
Het geheugen .................................................................................................................... 10
Geheugentechnieken ........................................................................................................ 11
Verzorg uw geheugen ....................................................................................................... 12
Besluit............................................................................................................................... 14
4 Stap 4 Overhoren van jezelf .................................................................................................. 14
Doel ...................................................................................................................................... 14
Werkwijze ............................................................................................................................ 14
5 Stap 5 Terugblikken .............................................................................................................. 14
Doel ...................................................................................................................................... 14
Werkwijze ............................................................................................................................ 15
6 Stap 6: leerstof beheersen ...................................................................................................... 15
Herhalen om niet te vergeten ............................................................................................... 15
Controleren ........................................................................................................................... 15
7 Examens ................................................................................................................................ 15
Schriftelijke examens ........................................................................................................... 16
Mondelinge examens............................................................................................................ 16
Black-out .............................................................................................................................. 17
8 Studietypes ............................................................................................................................ 18
9 Motivatie en concentratie ...................................................................................................... 19
10 Planning ............................................................................................................................... 20
11 Studiewijzer ......................................................................................................................... 21
Informatie verwerven ............................................................................................................... 22
Opdracht bibliotheek ................................................................................................................ 22
Opdracht Internet ...................................................................................................................... 24
39
Richtlijnen literatuuropdracht .................................................................................................. 26
Inleiding ............................................................................................................................... 26
Hoofdstuk 1: Doelstellingen en criteria van een literatuuropdracht..................................... 26
1.1: Doelstellingen van een literatuuropdracht ................................................................ 26
1.2: Criteria waaraan een literatuuropdracht moet voldoen ............................................. 26
Hoofdstuk 2: Literatuur verzamelen en rapporteren ............................................................ 26
2.1: Literatuur verzamelen ............................................................................................... 26
2.2 Rapportage ................................................................................................................. 27
Hoofdstuk 3: structuur .......................................................................................................... 27
3.1 Structuur van je tekst .................................................................................................. 27
3.2: Paginering ................................................................................................................. 28
3.3 Indeling van de literatuurlijst ..................................................................................... 28
Besluit................................................................................................................................... 28
Groepswerk .............................................................................................................................. 29
Omschrijving taak ................................................................................................................ 29
Doelstellingen ....................................................................................................................... 29
Verantwoording en motivering van de opdracht .................................................................. 30
Aandachtspunten bij het uitwerken van je opdracht: ........................................................... 30
Evaluatiecriteria ................................................................................................................... 32
Brochure ........................................................................................................................... 32
Presentatie ........................................................................................................................ 32
Bronvermelding ........................................................................................................................ 33
Boeken .................................................................................................................................. 33
Tijdschriftartikels ................................................................................................................. 34
Rapport, cursus, eindwerk .................................................................................................... 35
Elektronische bronnen .......................................................................................................... 35
Bronnenlijst .............................................................................................................................. 38
40
Leren leren
Zorgportaal
Lot Markey
2008-2009
41
42
Download