HISTOLOGIE VAN DE HUID EN BASISBEGRIPPEN IN DE HUIDPATHOLOGIE Huid Beschermt diepere structuren tegen o beschadiging o uitdroging o invasie door vreemde organismen contains peripheral endings of sensory nerves spelt belangrijke rol in thermoregulatie, en een beperkte rol in secretie en absorptie bestaat uit o epidermis (opperhuid) die “adnexen” bevat o onderliggende papillaire en reticulaire dermis (leerhuis) en o subcutis (onderhuids vetweefsel) o een oppervlakkige en diepe vaatplexen Henry Gray: 1825-1861 Epidermis buitenste laag van de huid; onderliggende lagen zijn dermis en subcutaan vetweefsel; een oppervlakkige fascia scheidt huid van onderliggende weefsels epidermis vormt bedekkende laag “keratine” die beschermt en ondoorgankelijk voor water is epidermis is dikker op handpalm en voetzool, die “epidermal ridges” bevatten (antislip en fingerprint) meerlagig plaveisel-epitheel, bestaande uit keratinocyten in 4 lagen: 1. binnenste stratum basale (of germinativum) 2. plaveisellaag (s spinosum) 3. s granulosum 4. buitenste hoornlaag (s corneum) De lagen s. basale één laag van mitotisch actieve cuboïdale cellen met grote kern en weinig cytoplasma produceert bovenliggende keratinocyten via asymmetrische deling bevat laag-moleculair (intermediair filament) keratine wordt gescheiden van dermis door basale lamina keratinocuten hangen vast aan basale lamina via hemidesmosomen deze laag bevat ook melanocyten s. spinosum verscheidende cellagen dik cellen platten af en kleuren eosinofieler (roder) naarmate ze meer oppervlakkig liggen tgv toename in keratine filamenten en afname van ribosomen hangen aan elkaar via fijne ‘brugjes’ waarin centraal knopvormige desmosomen, with central dot-like desmosomes (noduli van Bizzozero) s. granulosum laag van 1-3 afgeplatte cellen met intens basofiele (blauwe) keratohyalijne granuli, die de precursoren bevatten van filaggrine, hetgeen op zijn beurt klontering van keratine filamenten veroorzaakt s. lucidum een homogeen eosinofiele laag die enkel aanwezig is op handpalm en voetzool tussen s granulosum en s corneum s. corneum hoornlaag luchtig gevlochten patroon van talrijke lagen van afschilferende polyhedrale cellen die hun kern verloren hebben (deze laag is dikker en compacter in acrale huid) rete lijsten Neerwaartse uitstulpingen van de epidermis tss opwaartse uitstulpingen vd dermis (de zgn dermale papillen) keratinisering Duurt ca 30-45dagen Wijzigingen in snelheid en patroon kenmerkend voor dermatosen Regionale verschillen De cellen Melanocyten Neural lijst origine Waar? o In s basale o Haarfollikels o Pllaveiselcellige mucosa o Leptomeningen Productie van melanine uit tyrosine Transfer via cytocrinie naar nabije keratinocuten voor bescherming tegen UVstralen 1melanocyt/4tot10keratinocuten Donkere huid is gevolg van melanine in keratinocyten, niet van aantal melanocyten Lichtmicroscopie: o Hebben dendrieten (dunne cytoplasmatische uitlopers tussen keratinocuten) o Helder cytoplasma tgv retractie Elektronen microscopie: o Melanosomen: Melanine-synthetiserende organellen Afkomstig van Golgi dD: melanofagen: macrofagen met opgenomen melanine Langerhans’ cellen van beenmerg afkomstige dendritische cellen die antigenen “presenteren” (dwz in context van “zelf-antigenen”) aan T-lymfocyten verspreid in bovenste lagen van s spinosum maar moeilijk te zien op routine H&E kleuring EM: karakteristieke Birbeck granuli o (tennisracket-vormige structuur met ritssluiting-achtige streping HLA-DR+ S100+, CD1a+ Merkel cellen Moeilijk te zien op routine H&E kleuring Talrijk in huid van vingertoppen, lippen, buitenste haarschacht, tactiele haarschijven EM: “dense core” o Neurosecretoire granuli in cytoplasma onder celmembraan of in nietgemyeliniseerde zenuwuiteinden waarmee ze synapsen vormen; vast aan omgevende keratinocyten via juncties Positief voor o neuro-endocriene merkers o neurofilament o keratin Dermis bevat collageen en elastische vezels in een grondsubstantie van glycosaminoglycan en (hyaluronzuur) en mucoproteïnen bevat adnexen, zenuwen en twee bloedvaten-plexussen elastische vezels degeneren met leeftijd en met UV-expositie, en worden basofiel De lagen oppervlakkige papillaire dermis (tussen retelijsten) Dunne tupe III collageen-vezels diepere reticulaire dermis Dikke type I collageen-vezels, paralel aan epidermis Sensorische structuren; o Sucquet-Hoyal kanalen met glomus-cellen in acrale huid o Lichaampjes van Wagner-Meissner in handpalmen/voetzool o Lichaampjes van Pacini in diepe dermis en subcutie Die pijn, druk en temperatuursverschillen detecteren Mm arrectores pili oppervlakkige en diepe vaatplexus De cellen - fibroblasten - mastcellen - dermale dendrocyten - macrofagen Adnexen haarfollikels talgklieren eccriene zweetklieren apocriene zweetklieren haarfollikel - m arrector pili - outer root sheat - dermal sheat - bulb - hair follicles - sebumklier - - - inner root sheat hair dermal papilla hair canal dwars doorsnede 1. outer or dermic root 2. hyaline layer 3. Henle’s layer 4. Huxley’s layer 5. cortex of hair 6. medulla of hair zweetklieren - excretory duct secretory tubulus eccriene zweetklieren apocriene zweetklieren - lumen - myoepithelial cells - secretory cells Subcutis bevat lobuli opgebouwd uit mature vetcellen lobuli van elkaar gescheiden door dunne bindweefselsepta waarin bloedvaten en zenuwen ondergrens = fascia aan bovengrens: eccriene zweetklier-acini Inflammatoire huidpathologie berust op herkenning en combinatie van “basisletsel” van epidermis, dermis en subcutis maar: o beperkt aantal basisletsels vs 1000-en ziektebeelden waardoor vaak “nietdiagnostisch beeld” dD en klinisch-pathologische benadering o meestal klinisch “ongewone” letsels o cave te vroege (nog niet volledig ontwikkelde) of te late (voorbije) letsels o cave exogene factoren (krabben, …) o cave regio, leeftijd, UV-expositie o cave sampling error (bij kleinde “punch” biopsies) o vaak aanvullende morfologische technieken vereist (EM, IF) Histologische diagnose: door combinatie van 1. epidermale basisletsels 2. dermale basisletsels 3. subcutane basisletsels te confronteren met klinische gegevens 1.epidermale basisletsels omvang en vorm van epidermis type van keratinisering hechting van keratinocyten ontstekings-gerelateerde items andere 1.A.omvang en vorm van epidermis - hyperplasie van s spinosum (acanthose) o regelmatige of psoriasiforme acanthose o onregelmatige acanthose o pseudocarcinomateuze acanthose o papillomatose - hypertrofie - hypoplasie of atrofie 1.B.type van keratinisering - orthokeratose - hyperkeratose - (hyper-orthokeratose en hypergranulose) - (crusta = PK + vocht + OS cellen) - - parakeratose (ulcus + crusta) 1.C.hechting van keratinocyten - Acantholyse o Suprabasaal o subcorneaal 1.D.ontstekings-gerelateerde items - exocytose - spongiose ballooning - vesikel – bulla – pustel - ulceratie (ulcus + beslag) - vaculopathie of liquefactie-degeneratie van s. basale 1.E.andere - dyskeratose: hoornparels Civatte-lichaampjes/apoptotische celresten 2.dermale basisletsels Elastose Homogenesatie Oedeem Ontsteking 2.A.Elastose 2.B.Homogenesatie 2.C.Oedeem 2.D.Ontsteking - oppervlakkig perivasculaire ontsteking - Lichenoïde interface-ontsteking - Interstitiële ontsteking - - oppervlakkig en diepe perivasculaire ontsteking Nodulaire ontstekingsinfiltraten Samenstelling van het ontstekingsinfiltraat Monomorf o Bestaande uit één type ontstekingscellen Polymorf o Bestaande uit meerdere types ontstekingscellen Lymfocyten Neutrofiele polymorfonucleairen Eosinofiele polynucleairen Monocyten/macrofagen 3.subcutane basisletsels Ontsteking (panniculitis) Vasculitis Steatonecrose 3.A.Ontsteking (panniculitis) - Septaal - Gemengd - Lobulair 3.B.Vasculitis - (small vessel) vasculitis - (large vessel) vasculitis - Polyarteritis nodosa 3.C.Steatonecrose