CHEMIE TWEEDE GRAAD ASO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS september 2006 LICAP – BRUSSEL D/2006/0279/039 CHEMIE TWEEDE GRAAD ASO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS LICAP – BRUSSEL D/2006/0279/039 september 2006 (vervangt leerplan D/2002/0279/028 met ingang van september 2006) ISBN: 978-90-6858-676-3 Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel Inhoud 1 De plaats van de natuurwetenschappen in de algemene vorming ................... 5 1.2 1.3 Gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen .................................................... 6 Overzicht van de gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen.................................. 6 2 De plaats van chemie in de algemene vorming .................................................. 7 2.1 2.2 2.3 Chemie en de exact-wetenschappelijke vormingscomponent ..................................................... 7 De intrinsieke opvoedingswaarde van chemie .............................................................................. 7 Voorwerp en specificiteit van chemie ............................................................................................. 9 3 Algemene doelstellingen en integratie van de gemeenschappelijke eindtermen in het vak chemie .............................................................................. 9 4 Algemene didactische wenken .......................................................................... 10 4.1 4.2 De probleemstellende onderwijsmethode ....................................................................................10 Experimenteel werk in de schoolchemie ......................................................................................12 5 LEERPLAN A voor de studierichtingen Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn, Sportwetenschappen ......... 17 6 LEERPLAN B voor de studierichting Wetenschappen en Wetenschappentopsport ............................................................................................................... 49 7 Evaluatie .............................................................................................................. 85 8 Minimale materiële vereisten ............................................................................. 87 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 Basisinfrastructuur .........................................................................................................................87 Veiligheid .........................................................................................................................................87 Labomateriaal ..................................................................................................................................88 Visualiseringen ................................................................................................................................88 Afvalverwijdering ............................................................................................................................88 9 Bibliografie .......................................................................................................... 89 10 Eindtermen .......................................................................................................... 92 10.1 10.2 10.3 Gemeenschappelijke eindtermen natuurwetenschappen tweede graad = W+nummer ..........92 Vakgebonden eindtermen chemie tweede graad = C+nummer chemie ....................................93 Decretale specifieke eindtermen wetenschappen tweede graad = SET+nummer ...................97 2de graad aso AV Chemie 3 D/2006/0279/039 NOTA BIJ DIT LEERPLAN Dit leerplan is inhoudelijk niet als nieuw te bestempelen. Ten opzichte van vorige versie omvat het vooral enkele verduidelijkingen en kleine aanpassingen, hoofdzakelijk gebaseerd op ervaringen van leraren. De voorliggende eindtermen worden expliciet in de leerplandoelstellingen vermeld en de integratie van ICT staat duidelijk ingeschreven. Het volgen van dit nieuwe leerplan betekent dat men in orde is met de eindtermen die door de Vlaamse regering zijn goedgekeurd. Net als in vorige versie heeft de leerplancommissie bewust de haalbaarheid voor leerling en leraar vooropgesteld. Naar aantal conceptuele inhouden verandert er weliswaar weinig. De hoeveelheid te reproduceren kennis wordt echter afgezwakt ten voordele van het leren omgaan met chemie-inhouden. De grootste vernieuwing is wellicht het aanbieden van de vakinhouden in herkenbare contexten. Om de vrijheid van de leraren te waarborgen werden in dit leerplan enkel mogelijke koppelingen tussen de leerinhouden/eindtermen en contexten voorgesteld. Wie wenst kan zich hierop inspireren. Wie de voorkeur geeft aan een persoonlijke, creatieve verwerking kan dit eveneens doen. Echt ontdekkend leren, experimentele aanpak in demonstraties en leerlingenproeven, chemische actualiteiten, relevante toepassingen in het dagelijkse leven, veiligheid- en milieuopvoeding, aspecten van historische, maatschappelijke, ethische aard en zoveel meer kunnen het chemieonderwijs boeiend maken. In dit aangepaste leerplan blijft de concentrische aanpak behouden. Deze filosofie laat toe bepaalde vakinhouden meermaals aan bod te laten komen, telkens met een verdere uitdieping, om zo tot een betere en meer exacte begripsbeheersing te komen. Uit de persoonlijke leerervaring beseffen we dat een goede begripsvorming meestal geleidelijk verloopt. Men mag niet verwachten dat alle leerlingen in eenzelfde klasgroep een nieuw begrip reeds volledig zullen beheersen na een eerste, uitgebreide behandeling. Het blijkt in de meeste gevallen noodzakelijk begrippen en denkwijzen even te laten bezinken. Gebruikt men deze daarna in een andere en in een ruimere context dan neemt het aantal leerlingen dat met succes de begrippen beheerst telkens toe. Ook de verplichte leerlingenproeven blijven behouden. Niet enkel het intrinsiek experimenteel karakter van de natuurwetenschappen maar ook de denk- en leerpsychologie, ontwikkelingspsychologische en pedagogische aspecten pleiten voor het organiseren van leerlingenproeven. Bepaalde leerinhouden krijgen immers gemakkelijker toegang tot de hersenen langs andere kanalen dan het auditieve. Leerpsychologen menen dat de leerlingbetrokkenheid, zoals bij leerlingenproeven het geval is, een uiterst belangrijke schakel is in het leerproces. Dit geldt algemeen maar in het bijzonder voor de concrete denkers die moeilijk te bereiken zijn langs uitsluitend formele denkstructuren. Bovendien heeft groepswerk belang voor de ontwikkeling van de eigen identiteit. Verder dragen leerlingenproeven eveneens bij tot een gewaardeerde en noodzakelijke variatie in werkvormen wat meestal stimulerend en motiverend werkt. Er werd opnieuw een aanduiding gegeven van het aantal te besteden lesuren. Dit aantal is enkel oriënterend en werd berekend op een beschikbaar aantal van 20 jaaruren per wekelijkse lestijd. Het aantal verplichte practica is beperkt tot twee voor de studierichtingen met chemie in de basisvorming. Voor de studierichting Wetenschappen en Wetenschapen-topsport met chemie in het fundamenteel gedeelte wordt het aantal verplichte practica gebracht op een minimum van zeven per leerjaar. De onderwerpen worden gevarieerd gekozen uit vermelde leerinhouden. De leerplancommissie beseft dat geen enkel leerplan volledige voldoening zal schenken aan elke gebruiker. Het is evenzo haar bedoeling en haar wens dit leerplan relevant te maken voor zoveel mogelijk leerlingen. Moge de toekomst uitwijzen dat ze in dit opzet geslaagd is. Overal in onderstaande teksten verwijzen de nummers tussen haakjes naar de eindtermen zoals vermeld in de lijst met de eindtermen achteraan deze brochure. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W verwijzen naar de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. De specifieke eindtermen wetenschappen voor het fundamenteel gedeelte van de studierichting Wetenschappen en Wetenschappen-topsport worden aangegeven met SET en een nummer. Een p achter een nummer betekent steeds partim of gedeeltelijk verwezenlijkt. 4 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2de graad aso AV Chemie 5 D/2006/0279/039 1 De plaats van de natuurwetenschappen in de algemene vorming 1.1 Natuurwetenschappen als autonome vormingsdiscipline De natuurwetenschappen behoren tot de meest indringende realisaties van onze cultuur. Sinds enkele honderden jaren beïnvloeden ze continu ons wereldbeeld en niets wijst erop dat aan deze evolutie ooit een einde komt. Bovendien vertonen de natuurwetenschappen een specifieke benadering die geen enkele andere discipline uit het curriculum van het secundair onderwijs kan aanbieden. De wezenlijke positie van de natuurwetenschappen als autonome vormingsdiscipline binnen de algemene vorming van het aso wordt daarom algemeen aanvaard. De vakken die gezamenlijk de natuurwetenschappelijke vorming in het secundair onderwijs moeten realiseren, zijn de drie basisvakken biologie, chemie en fysica, die elk een eigen finaliteit hebben: • biologie beoogt waarneming en studie van de levende wezens, de mens inbegrepen, wat hun bouw, levensfuncties en relaties met de omgeving betreft; • chemie bestudeert de structuur en de eigenschappen van de stoffen aanwezig of gevormd in de fysische wereld en van de veranderingen die deze stoffen kunnen ondergaan door interacties met materie en/of energie; • fysica leert de stoffelijke en energetische realiteit verklaren aan de hand van universele wetmatigheden waaraan alle stofdeeltjes onderworpen zijn via hun golf- en/of deeltjeskarakter. Te vaak worden de natuurwetenschappen gezien als een opeenstapeling van feitenkennis en verklarende wetmatigheden en te weinig komt het aspect aan bod van het onderzoeksproces waardoor de natuurwetenschappelijke kennis tot stand kwam en steeds verder evolueert. Wetenschappelijke activiteit onderscheidt zich fundamenteel van elke andere benadering door het feit dat wetenschappelijke kennis ‘gefundeerde kennis’ is. In tegenstelling tot ‘mening’ kan wetenschappelijke kennis voortdurend worden getoetst aan de werkelijkheid. De toetsing van de wetenschappelijke kennis aan de werkelijkheid gebeurt via de waarneming en het experiment. Beide onderzoeksvormen vervullen een essentiële functie in het onderwijs van de natuurwetenschappen. Waarnemen is het nauwkeurig en kritisch bestuderen, zonder in te grijpen, van een bepaald verschijnsel, van een bepaalde biotoop e.d. door de factoren (parameters) op te sporen die het verschijnsel beïnvloeden. Experimenteren is het observeren van een verschijnsel onder zorgvuldig en doelbewust gekozen en gecontroleerde voorwaarden. Experimenteren is het manipuleren van de parameters en van het verschijnsel. De wetenschapper objectiveert, dit wil zeggen reduceert doelbewust de kenmerken van een verschijnsel tot slechts die kenmerken die logische verwerking mogelijk maken. Hij verklaart verschijnselen door het formuleren van hypothesen en door logische deductie uit zelf ontworpen theorieën. Hij ontwerpt en hanteert modellen die de werkelijkheid idealiseren op basis van doelbewust geselecteerde gemeenschappelijke kenmerken, meestal vastgelegd in wiskundige of andere formele vorm. Algemeen verwacht men van de lessen natuurwetenschappen dat ze leiden tot de volgende resultaten: • Het verwerven en begrijpen van wetenschappelijke kennis, veralgemeningen, principes en wetten, door systematische studie van door onderzoek verzamelde kennis. • Het vermogen om wetenschappelijke kennis en rationele methoden aan te wenden om persoonlijke kennis en inzicht uit te breiden. Dat zou tenslotte moeten leiden tot een zelfstandige vordering in een wetenschappelijke studierichting. • Het verwerven van cognitieve en psychomotorische vaardigheden door herhaalde betrokkenheid bij wetenschappelijke activiteiten in en buiten het laboratorium. 6 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1.2 Gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen Naast de vakgebonden eindtermen (algemene en vakinhoudelijke) voor elke natuurwetenschappelijke discipline (biologie / fysica / chemie) werden gemeenschappelijke eindtermen geformuleerd. Deze laatste zijn leerdoelen die onafhankelijk zijn van een specifieke leerinhoud en door leerinhouden van deze disciplines kunnen worden gerealiseerd. Ze gelden voor het geheel van de natuurwetenschappen en worden op een voor de tweede graad aso aangepast beheersingsniveau aangeboden. Deze eindtermen leggen de verplichting op om, tenminste op exemplarische wijze, leersituaties aan te bieden waarin deze eindtermen te observeren zijn. De gemeenschappelijke eindtermen hebben betrekking op: • wetenschap als een specifieke wijze van kennisverwerving, in het bijzonder: objectief informatie verzamelen, o.a. door waarnemen, experimenteren en communiceren; waarnemingen ordenen en veralgemenen tot of met behulp van wetten of theorieën; hypothesen formuleren en deze proefondervindelijk verifiëren of falsifiëren; wetten, theorieën en/of modellen afleiden; het toepassingsdomein van wetten, theorieën, modellen afbakenen. • wetenschap als maatschappelijk verschijnsel Kennis van en inzicht in wetenschap als een maatschappelijk proces zijn belangrijk voor het ontwikkelen van een evenwichtig en kritisch oordeel over wetenschap. De verschillende maatschappelijke dimensies (technisch, historisch, sociaal, economisch, cultureel, ethisch) vormen een integraal onderdeel van het natuurwetenschappelijk onderwijs. Op deze wijze wordt ook via wetenschappen een brede vorming nagestreefd. Historische, sociale en andere aspecten fungeren hierbij als context voor hedendaagse begrippen en theorieën en worden hiermee geïntegreerd. • 1.3 attitudes die bijdragen tot de vorming van de persoonlijkheid in het algemeen en die kenmerkend zijn voor een wetenschappelijke houding. Overzicht van de gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen Zie punt 10.1: Gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen. – De eindtermen W1 tot en met W12 hebben betrekking op onderzoekend leren/leren onderzoeken. Deze eindtermen zijn inherent verbonden met de wetenschappelijke onderzoeksmethode die wordt toegepast op concrete, zuiver wetenschappelijke of toegepaste problemen, fenomenen of vraagstellingen. – De eindtermen W13 tot W21 hebben betrekking op wetenschap en samenleving. Deze eindtermen zijn te realiseren door de leerinhouden in een breed contextueel kader te plaatsen en de maatschappelijke relevantie ervan voldoende diepgaand te behandelen. – De eindtermen W22 tot W31 hebben betrekking op attitudes. Deze eindtermen kunnen worden gerealiseerd door bv. persoonlijk werk, groepswerk, experimenteel werk, objectieve evaluatie, kritische reflectie, ... 2de graad aso AV Chemie 7 D/2006/0279/039 2 De plaats van chemie in de algemene vorming 2.1 Chemie en de exact-wetenschappelijke vormingscomponent De exact-wetenschappelijke component is één van de belangrijke pijlers waarop het opvoedingsproces in het secundair onderwijs steunt, naast de ethisch-religieuze, de verbaal-literaire, de technologische, de muzische en de menswetenschappelijke componenten. Chemie is een wezenlijk onderdeel van de exact-wetenschappelijke component als toegangspoort tot de structuur en het gedrag van de materie. Er bestaan evenwel veel misverstanden over het wezen van chemie. Bij vele jeugdigen en volwassenen roept chemie, of scheikunde, eerder negatieve associaties op. Daartegenover staat echter dat, gewild of ongewild, iedereen dagelijks wordt geconfronteerd met allerlei toepassingen van chemie als resultaat van de verworvenheden van de wetenschappelijke denk- en werkmodellen, ontwikkeld door chemie en andere wetenschappen. De inbreng van chemie in de volksgezondheid, in de landbouw en in de voedingssector, in de ontwikkeling van nieuwe materialen, in de elektronica en robotica, in de energiesector, in de bouwsector en in de hobbywereld enz. is zo intens en onomkeerbaar geworden dat chemie niet meer wordt ervaren als iets dat bewondering en nieuwsgierigheid opwekt, maar als iets normaals. Enkel wanneer het misloopt, komt de band met chemie terug volop in de actualiteit. In het secundair onderwijs moeten de jongeren kennis krijgen van de pijlers waarop de maatschappij waarin ze leven en een taak zullen opnemen, steunt. Omdat die maatschappij steeds meer met wetenschap en techniek wordt doordrenkt, is het nodig dat jongeren voldoende inzicht verwerven in de natuurwetenschappelijke verschijnselen rondom zich. Dit kan enkel door de studie van de natuurwetenschappen, waarin chemie, samen met biologie en fysica, een sleutelpositie inneemt. 2.2 De intrinsieke opvoedingswaarde van chemie De rechtvaardiging om een object te bestuderen in een opvoedingsproces moet essentieel steunen op de intrinsieke waarde van het vak, zonder daarom de toepassingsaspecten te verwaarlozen. Het intrinsieke doel van chemie is het onderzoeken en verklaren van de specifieke eigenschappen van de materie, aanwezig of gevormd in de fysische wereld. Anders gezegd, chemie bestudeert de structuur van de stoffen rondom ons en van de veranderingen die ze kunnen ondergaan. Daarom wordt men in chemie geconfronteerd met een duizelingwekkende hoeveelheid stofeigenschappen, dit wil zeggen verschijnselen die via zintuiglijke waarneming of via instrumenten worden vastgelegd. Chemie tracht deze veelheid aan gegevens te ordenen, te classificeren en te interpreteren via steeds verfijnder structuurmodellen en reactiemodellen, waardoor verder gericht onderzoek en controle over de materiële wereld mogelijk wordt. De moderne chemie omvat zowel exploratie als interpretatie en tussen beide bestaat een zeer intens en complex wisselspel. Indien het wezen van chemie voldoende in het opvoedingsproces wordt weerspiegeld, moet dit tot uiting kunnen komen in het betrekken van de leerlingen bij volgende activiteiten: – kennismaken met en gericht onderzoek van de materie; – uitvoeren van gecontroleerde en reproduceerbare experimenten; – kennismaken met een reeks concepten en werkwijzen die de basis vormen voor wetenschappelijk onderzoek en het verklaren van de structuren van de stoffen en de veranderingen die ze kunnen ondergaan; – selectief en gericht observeren van systemen waarbij verklarende hypothesen worden getest via ordening van zintuiglijke waarnemingen en via experimenten; – gevoel ontwikkelen voor de esthetiek van de materie. 8 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie Schematisch betekent dit: nadenken, gissen, hypothesen formuleren testen, experimenteren voorlopig aanvaarden van een mogelijke verklaring waarnemen en feitenmateriaal verzamelen De natuurwetenschappelijke onderzoeksmethode Wat opvoeding ook moge inhouden, ze houdt zeker verband met de ontwikkeling van het menselijke brein op de diverse terreinen van het bewustzijn. Deze bewustwording speelt zich af op minstens zes vormen van begrijpen: – inzicht verwerven in symbolische taal; – leren inzichtelijk ordenen en verwerken van empirisch verzameld feitenmateriaal; – leren begrijpen, ontdekken en ontwarren van relaties tussen grootheden, feiten en gebeurtenissen; – verwerven van gevoel voor esthetiek, creativiteit, veilig en milieubewust omgaan met stoffen; – kritisch inzicht verwerven in morele en religieuze grondslagen van de menselijke gedragingen; – gevoel ontwikkelen voor bezinning over het verleden en vooruitziendheid voor de toekomst. Binnen elk van deze domeinen van menselijke bewustwording kan chemie een belangrijke bijdrage leveren. In het kader van de schoolchemie zal deze vooral van exemplarische aard zijn. De bijdrage van chemie wordt echter essentieel en overstijgt het exemplarische waar het gaat om ‘het leren inzichtelijk ordenen en verwerken van empirisch verzameld feitenmateriaal over de materie’. Hier levert chemie een vormingsaspect dat door geen enkel ander vak in dezelfde mate kan worden aangeboden. Het omgaan met stoffen behoort tot het alledaagse leven van elke mens. Gefundeerd chemisch inzicht in stoffen laat toe het unieke verschijnsel van het leven op aarde beter te begrijpen en te beschermen. Ook de relatie tussen opvoeding en maatschappij pleit voor integratie van chemie in het opvoedingsproces. Immers, adequaat moreel en sociaal gedrag vereisen een basis van empirische feitenkennis waartoe chemie via haar toepassingen vele voorbeelden kan leveren van historische, morele of esthetische aard. Chemieopvoeding reikt veel verder dan louter technische chemietraining. Wanneer men overtuigd is van de intrinsieke waarde van chemie als belangrijk onderdeel van het opvoedingsproces, kan uiteraard de vraag worden gesteld of dit vak voldoende kansen krijgt en ook benut om deze doelstellingen te verwezenlijken. Het huidige beeld van chemie dat onder andere via de media ongenuanceerd wordt voorgeschoteld, doet hierover ernstige twijfels rijzen. Een elementaire en efficiënte chemieopvoeding voor elke leerling is de opdracht en tevens een uitdaging voor het chemieonderwijs. 2de graad aso AV Chemie 9 D/2006/0279/039 2.3 Voorwerp en specificiteit van chemie Chemie bestudeert de bereiding en eigenschappen van stoffen en de transformaties die stoffen kunnen ondergaan. Ze tracht deze te verklaren in termen van hun corpusculaire structuur en in termen van de energieuitwisselingen die hierbij kunnen optreden. Chemie is een minder geformaliseerde wetenschap dan fysica waardoor zij zich soms moet beperken tot kwalitatieve verklaringen en tot beschrijvingen en classificaties van fenomenen. Anderzijds berusten haar verklaringen steeds op corpusculaire modellen van de materie. Hierdoor neemt chemie binnen de natuurwetenschappen een unieke plaats in en betekent de studie ervan een uitstekende oefening van het abstractievermogen, van het creatief denken, van het leren hanteren en interpreteren van modellen, van het leren omgaan met een unieke internationale symbolentaal in het kader van de beschrijving en verklaring van stofeigenschappen. 3 Algemene doelstellingen en integratie van de gemeenschappelijke eindtermen in het vak chemie (De nummers in onderstaande tekst voorafgegaan door W verwijzen naar de nummers van de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen: zie lijst achteraan in deze brochure) Chemie wordt op de eerste plaats aangeboden omwille van haar intrinsieke vormende waarde. Deze waarde ligt vervat in twee algemene vakdoelstellingen, een formeel en een inhoudelijk doel: Het formele doel bestaat erin de leerlingen in de mate van het mogelijke vertrouwd te maken met de natuurwetenschappelijke methode. Dit impliceert enerzijds dat de leerlingen inzicht krijgen in het natuurwetenschappelijk denken, anderzijds dat zij feiten exact leren waarnemen, uit een experiment de juiste conclusies trekken en aldus geïnduceerde wetmatigheden door redenering terugvinden, uitgaande van een theoretische verklaringshypothese (W1-W2-W3-W4-W5-W6-W7-W8-W9-W10-W11-W12). In chemie wordt dit vakdoel benaderd vanuit een studie van de stoffen, hun eigenschappen, hun structuren, de veranderingen die daarin kunnen optreden. Het inhoudelijke doel bestaat erin de wereld van de stoffen met hun structuur, hun eigenschappen en de verschijnselen die erin plaatsgrijpen zoveel mogelijk te leren begrijpen (vakgebonden eindtermen). Meer bepaald moeten de leerlingen leren inzien hoezeer chemische verschijnselen en chemische technieken in ons leven van elke dag ingrijpen en dit vanuit historisch, technologisch, sociaal, ecologisch, economisch, filosofisch en ethisch oogpunt (W13-W14-W15-W16-W17-W18-W19-W20-W21). Het onderwijs in chemie kan bij de leerlingen de volgende houdingen en activiteiten ontwikkelen: – het leren kennen en het beoefenen van de chemische denkwijze als een essentieel onderdeel van de natuurwetenschappelijke methode, dit wil zeggen dat de gedane waarnemingen een elementaire chemische verklaring moeten krijgen en dat de verworven chemische kennis in verband moet worden gebracht met waargenomen natuurverschijnselen betreffende eigenschappen van stoffen en stofveranderingen (W9-W14W20); – chemie leren ervaren als een wetenschap die aan de basis ligt van een uitgebreide, technologisch hoogstaande industrie, die een sleutelpositie inneemt in het sociaal-economisch leven van een volk (W15-W16W17-W18-W21); – chemie ervaren als een essentieel onderdeel van de intellectuele vorming (W13-W14-W19-W20). De gemeenschappelijke eindtermen voor wetenschappen gelden voor het geheel van de wetenschappen en worden op een voor de tweede graad aangepast beheersingsniveau aangeboden. Dit betekent dat niet elke gemeenschappelijke eindterm (W1 tot en met W31) in elk vak aan bod dient te komen. De gemeenschappelijke eindtermen worden gespreid over de verschillende natuurwetenschappelijke vakken. Om dit 10 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie te waarborgen binnen de school dienen heel concrete afspraken te worden gemaakt tussen de leraren van de drie natuurwetenschappelijke disciplines. Hiervoor kan men best aansluiten bij volgend voorstel afgesproken tussen de leerplancommissies biologie, chemie en fysica. – Onderzoekend leren / leren onderzoeken Deze eindtermen zijn doorlopend in het vizier bij een degelijk experimenteel onderbouwd chemieonderwijs. Vooral concrete demonstratie- en leerlingenproeven komen hiervoor in aanmerking maar ook een meer descriptieve aanpak van een theoretisch probleem. Speciaal in de lessen chemie dienen volgende gemeenschappelijke eindtermen te worden verwezenlijkt: W1-W4-W8-W9-W12. Voor eindterm W1 kan dit bij het opzoeken en verwerken van gegevens betreffende oplosbaarheid, smeltpunt, kookpunt, ... in het kader van scheidingstechnieken, opbouw van het PSE, neerslagreacties, ... Eindtermen W4 en W8 kunnen meermaals mooi worden uitgewerkt telkens men uitgaat van een probleemstelling die wordt gevolgd door een leergesprek en leidt tot een veralgemening zoals bij de wet van behoud van massa. Omdat de vakinhoudelijke eindtermen dienen te worden gerealiseerd in leersituaties die steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap komt eindterm W9 automatisch aan bod. De practica zijn aangewezen mogelijkheden voor de verwezenlijking van eindterm W12. – Wetenschap en samenleving Omdat de vakinhoudelijke eindtermen dienen te worden gerealiseerd in leersituaties die op een evenwichtige wijze steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap kunnen deze eindtermen worden verwezenlijkt door een doordachte keuze van de contexten. Speciaal in de lessen chemie dienen volgende gemeenschappelijke eindtermen worden verwezenlijkt: W13-W14-W19-W20-W21. Eindterm W13 kan worden ingebouwd bij de historische evolutie van het atoommodel. Bij de historiek van het verbrandingsmodel kunnen eindterm W13 en eindterm W14 aan bod komen. Uitweiding over het modeldenken laat toe eindterm W19 te verwerken. Eindterm W20 kan worden verwezenlijkt door te illustreren dat chemische begrippen zoals verbranding, concentraties, veiligheidsnormen, ... worden overgedragen naar een breed publiek. De ethische dimensie of eindterm W21 kan vaak aan bod komen, bv. in de afvalproblematiek, het zorgzaam en besparend omgaan met chemicaliën, het verantwoord produceren en gebruiken van stoffen. – Attitudes Deze eindtermen worden doorlopend nagestreefd in een leergesprek, klasdiscussie, bij leerlingenproeven, persoonlijk werk, groepswerk, experimenteel werk, ... Tijdens de lessen chemie dienen volgende gemeenschappelijke eindtermen wezenlijke aandacht te krijgen: W22-W23-W24-W25-W26-W27-W28-W29W30-W31. 4 Algemene didactische wenken 4.1 De probleemstellende onderwijsmethode Chemie levert een elementaire bijdrage tot de vorming van de leerlingen en leent zich uitstekend tot het beoefenen van wetenschappelijke creativiteit. Diverse vaardigheidsniveaus op het cognitieve, affectieve en psychomotorische vlak kunnen in chemie aan bod komen en worden geëvalueerd. Binnen de exacte wetenschappen is chemie wellicht het verst gevorderd in het concretiseren en visualiseren van submicroscopische materiestructuren, zonder daartoe in de onderwijssituatie noodzakelijk een beroep te moeten doen op gevorderde wiskunde. Zonder het belang van de wiskunde in sommige kwantitatieve aspecten van chemie te willen onderschatten, kan toch worden gesteld dat chemie ook goed toegankelijk blijft voor leerlingen met een beperkte wiskundige achtergrond. Voor de concrete didactische verwerking van de leerinhouden worden de leraren ertoe aangezet als didactische werkvorm, in de mate van het mogelijke, gebruik te maken van de probleemstellende onderwijsmethode. Hierbij biedt de leraar een geschikte probleemsituatie aan waarin de leerlingen het beoogde probleem als 2de graad aso AV Chemie 11 D/2006/0279/039 dusdanig (h)erkennen, eventueel onder begeleiding. Dit kan b.v. een empirische vaststelling zijn die met de eerder verworven kennis in tegenspraak lijkt te zijn of die hiermee niet kan worden verklaard. Een geleide analyse van het probleem leidt tot één (of meer) hypothesen waaruit conclusies volgen die empirisch kunnen worden getoetst in een experiment. Naar gelang van de omstandigheden kan dit experiment door de leraar of de leerlingen zelf worden uitgevoerd. Voor moeilijke, gevaarlijke of langdurige experimenten kan ook gebruik worden gemaakt van een computersimulatie, film, dia's, gegevens uit de literatuur of andere hulpmiddelen. In geval van een positief resultaat krijgt de hypothese het statuut van een model en kunnen eventueel de toepassingsgrenzen van het model worden onderzocht. Dit kan tot een nieuwe probleemstelling leiden. De probleemstellende onderwijsmethode mag niet langer beperkt blijven tot de meer theoretische, verklarende leerinhouden. Ze kan hier met succes worden aangewend om eerder verworven elementen uit de theorie te leren toepassen op problemen die een praktische oplossing vereisen. Nieuw in dit leerplan is dat men de probleemstellingen gaat benaderen vanuit de toegepaste en sociaal-maatschappelijk relevante chemie en ondersteunen met een conceptuele structuur. Een geïntegreerde aanpak waarbij de conceptuele chemie wordt verstrengeld met inhouden uit een brede context verdient de voorkeur. Vanuit de filosofie van de eindtermen enerzijds en vanuit pedagogisch-didactisch oogpunt anderzijds resulteert dit in een verantwoord en efficiënt tijdgebruik. De ervaring leert dat een gescheiden aanbreng meestal neigt naar een accentuering van de concepten en een stiefmoederlijke aandacht voor de contexten. De leerling mist hierbij vaak het verband tussen concept en context. Contexten fungeren in die aanpak enkel als losse voorbeelden uit het dagelijkse leven. Ze gaan als smaakmaker de theoretische aanbreng van concepten vooraf of volgen op deze als een illustratie ervan. Uit vaststellingen en getuigenissen blijkt dat deze ‘geïllustreerde’ aanbreng niet enkel meer tijd consumeert maar ook het reproductief studeren stimuleert. Nog minder aan te bevelen is een aanpak waarbij perioden van een aantal lesuren pure ‘conceptuele’ chemie worden afgewisseld met enkele lesuren pure ‘contexten’. De probleemstellende onderwijsmethode kan leiden tot zelfontdekkend leren als aan een aantal vereisten wordt voldaan. Een eerste vereiste is dat het probleem door de leerlingen als zodanig wordt herkend en ook subjectief als probleem wordt ervaren. Eveneens moeten de leerlingen voldoende gemotiveerd zijn/worden om de oplossing van het probleem te vinden en moet deze oplossing binnen hun reële intellectuele mogelijkheden liggen. Een belangrijke vereiste is ook dat de leraar de actieve participatie van de leerlingen door een voldoende openvraagstelling bevordert. Essentieel in deze lesmethodiek is dat de experimentele waarneming zoveel mogelijk als uitgangspunt van didactische werkvormen moet worden genomen opdat de leerlingen kritisch en objectief wetenschappelijke waarnemingen leren verrichten. Vermits chemische experimenten soms tijdrovend en moeilijk uitvoerbaar zijn in een klassituatie kan de empirisch-opbouwende lesmethode ruimer worden geïnterpreteerd. Ze omvat in die optiek zowel waarnemingen op basis van experimenten door de leraar en/of leerlingen uitgevoerd, als waarnemingen op grond van beeldreconstructies van historisch belangrijke experimenten en waarnemingen op basis van meegedeelde proefresultaten, bv. tabelgegevens. De leraren chemie moeten er bovendien over waken de chemische structuren en de daarin optredende veranderingen zoveel mogelijk te visualiseren door functioneel gebruik te maken van allerlei audiovisueel of multimediaal materiaal en van ruimtelijke voorstellingen van stofstructuren. Op deze wijze wordt het inzicht bij de leerlingen op een actieve wijze aangesproken en wordt hun bereidheid tot samenwerking, tot kritische zin en tot objectiviteit gestimuleerd. Zij leren met modellen werken waardoor hun abstractievermogen wordt ontwikkeld. Dit leidt tot een evenwichtig oordeel betreffende de functie en de waarde van experimentenverificatie in de natuurwetenschappen (W22-W23-W26-W27-W28). Het spreekt vanzelf dat dergelijk probleemstellend onderricht niet voor alle onderwerpen even gemakkelijk kan worden aangewend. Sommige leerinhouden kunnen, zeker op niveau van de tweede graad, slechts op descriptieve wijze worden aangebracht. Ook in dergelijke gevallen zal de leraar zich inspannen om zijn les empirisch te ondersteunen door een experiment of een concreet hulpmiddel. De descriptieve, empirisch ondersteunde lesmethode is bijzonder geschikt om de leerlingen gericht te leren waarnemen, om hen relevante van irrelevante waarnemingen te leren onderscheiden, om hen op deze wijze toe te laten classificatiecriteria op te stellen, te hanteren en te relativeren in het licht van de nieuwe informatie (W1). 12 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie Een oordeelkundige dosering van probleemstellend en descriptief onderricht laat de leerlingen toe zich een genuanceerd oordeel te vormen over de specificiteit en de beperkingen van de natuurwetenschappen. Ze zullen de resultaten van een experiment leren relativeren en beseffen dat een natuurwetenschappelijke theorie geen apodictische verklaring van de werkelijkheid kan zijn. Zij kan hoogstens worden beschouwd als een historisch, cultureel bepaald en dus voorlopig model voor een bepaald aspect van de fysische realiteit. Op dezelfde wijze hebben classificaties slechts een relatief karakter en kunnen zij worden gewijzigd op grond van een andere theorie of op grond van andere gerichte waarnemingen (W14-W19-W20). Chemie is een vak dat een grote interne samenhang vertoont. Hierdoor komen talrijke begrippen expliciet of impliciet in bijna elke les opnieuw aan bod. De leraar moet er dan ook regelmatig op terugkomen door na te gaan of deze basisconcepten wel degelijk in hun precieze betekenis gekend zijn. Bovendien zal hij bij herhaling de nadruk leggen op deze samenhang onder meer door elke nieuwe leerinhoud te plaatsen binnen de context van de eerder verworven kennis. Samenvattingen die verbanden tussen de diverse delen van de leerstof aanschouwelijk voorstellen, kunnen hierbij een zeer nuttig hulpmiddel zijn. Zoals elke wetenschap beschikt chemie over een eigen vaktaal, die in heel wat opzichten van de natuurlijke taal afwijkt. De leraar heeft vaktechnische termen en uitdrukkingen in zijn dagelijks taalgebruik geïntegreerd. Hierdoor loopt hij gevaar te vergeten dat ze bij de leerlingen heel andere associaties kunnen oproepen en voor hen soms zelfs geen precieze betekenis hebben. Aldus dreigt een communicatiekloof die een zeer belangrijke hinderpaal vormt voor de overdracht van kennis. Een leraar die zich van dit gevaar bewust is zal er voortdurend over waken dat hij zijn chemisch taalgebruik regelmatig vertaalt naar de natuurlijke taal en deze - waar nodig ermee zal doen contrasteren. De chemicus beweegt zich voortdurend op twee niveaus: het macroscopische, meer concrete, en het corpusculaire, meer abstract theoretische niveau. In elke chemieles wordt er voortdurend van het ene naar het andere niveau overgestapt. Voor de leraar gebeurt het spontaan. Voor de leerlingen met een beperkt vermogen tot abstractie en concretisering is deze overstap vaak zeer problematisch. Het is absoluut noodzakelijk dat de leraar de nodige aandacht besteedt aan het onderscheid en de verwantschap tussen beide niveaus en aan de vertaling van fenomenen en uitdrukkingen van het ene niveau naar het andere. Chemie is een discipline waarin voor eenzelfde verschijnsel verschillende benaderingswijzen mogelijk zijn. Bovendien horen bij dezelfde basisbeginselen een hele reeks toepassingen die zich van elkaar onderscheiden, niet alleen door hun moeilijkheidsgraad maar ook en vooral door het domein waarop ze betrekking hebben. Hierdoor leent chemie zich bij uitstek voor gedifferentieerd onderricht en zelfinstructie. In een heterogene klas kunnen sommige leerlingen aan een herhalingstoets werken, terwijl anderen hun theoretische kennis door zelfstudie verdiepen, meer ingewikkelde oefeningen maken of hun theoretische kennis aanwenden voor het verwerven van kennis aangaande onderwerpen die in het leerplan niet als zodanig voorzien zijn. Dergelijk geïndividualiseerd onderricht vergt veel inzet en inspanning van de leraar. Hiertegenover staat echter dat hij de leerlingen een onderwijs kan aanbieden dat aangepast is aan hun intellectuele capaciteiten, hun belangstelling en motivering. 4.2 Experimenteel werk in de schoolchemie Het experimenteel werk in het chemieonderwijs is een essentieel onderdeel van de natuurwetenschappelijke denk- en werkmethode. Het is bovendien een didactische werkvorm die de mogelijkheid biedt om: – – – – – – de leerlingen meer te motiveren voor het vak chemie; de leerstof beter te integreren in de leefwereld van de leerlingen (W9); de leerstof te concretiseren en te visualiseren; een aantal psychomotorische vaardigheden te ontwikkelen (C1); de leerlingen op een wetenschappelijke, veilige en milieubewuste wijze te leren omgaan met stoffen (C3) de gemeenschappelijke eindtermen (W22-W23-W24-W25-W26-W27-W28-W29-W30-W31) te integreren. In principe kan elk experiment op verschillende wijzen in het leerproces worden ingeschakeld: 2de graad aso AV Chemie 13 D/2006/0279/039 – – ofwel om chemische verschijnselen te leren ontdekken, waar te nemen en te beschrijven, als uitgangspunt voor hypothesevorming en verklaring van de waargenomen verschijnselen; ofwel ter verificatie van eerder voorafgaandelijk beschreven en verklaarde chemische verschijnselen De leraar bepaalt de keuze tussen beide mogelijkheden in functie van de gevolgde onderwijsmethodiek, die op zijn beurt wordt bepaald door de concrete werksituatie in de school. 4.2.1 Demonstratieproeven of leerlingenpractica? Experimenteel werk door leerlingen is een verplicht leerplanpunt in alle leerjaren en studierichtingen. De eindtermen versterken deze verplichting (W12). Speciale aandacht dient te worden besteed aan de organisatie van leerlingenproeven, waarbij leerlingen, alleen of in groepjes van twee tot drie, zelfstandig experimenten uitvoeren in verband met de vakinhouden van het leerplan. Dit betekent dat noch het uitvoeren van de proeven door één of twee leerlingen vooraan in de klas, noch het maken van oefeningen (droog practicum), noch het oplossen van vraagstukken als practicum mogen worden beschouwd. Een volwaardig leerlingenpracticum duurt een volledig lesuur voor alle leerlingen en volgt een uitgeschreven opdracht die kan variëren van totaal gesloten naar grotendeels open, afhankelijk van de ervaring van de leerlingen. Bij elk practicum hoort het maken van een verslag dat als huistaak mag worden gegeven. Men zal dus voldoende aandacht en zorg besteden aan de voorbereiding, de uitvoering en het verslag van de experimenten uitgevoerd door de leerlingen. Geenszins mogen tijdgebrek noch tekort aan leermiddelen worden voorgewend om de leerlingenpractica te schrappen. Een aantal beoogde vaardigheden kunnen immers enkel in deze lessen effectief aan bod komen. Het is de leraar die oordeelkundig moet beslissen of in een gegeven schoolsituatie en klassituatie, onderdelen van chemieleerstof door demonstratieproeven of door leerlingenpractica, of door beide didactische werkvormen, worden geïllustreerd. De verplichte practica mogen niet worden vervangen door demonstratieproeven uitgevoerd door de leraar, al blijven goed uitgevoerde demonstraties te verkiezen boven slecht georganiseerde of onvoldoend begeleide leerlingenpractica. Experimenteren in de schoolchemie vergt een specifieke training, zowel van de leraren als van de leerlingen. De experimenteervaardigheid van de leraar kan in sterke mate de belangstelling en de inzet van de leerlingen voor chemie beïnvloeden. Het is dan ook noodzakelijk dat leraren hun experimenteervaardigheid voortdurend blijven onderhouden en verbeteren en zich op de hoogte blijven stellen van interessante nieuwe experimenteertechnieken voor de schoolchemie. Experimenteren in de schoolchemie wordt door onervaren leraren en leerlingen eerder als moeilijk ervaren, onder andere omwille van: – het aantal uit te voeren handelingen en de onderlinge coördinatie ervan; – een zekere faalangst tegenover het omgaan met breekbaar (glas-)materiaal en met chemicaliën; – een relatief grote foutenmarge en resultatenonzekerheid, die kunnen optreden wanneer soms complexe chemische verschijnselen moeten worden geïllustreerd met sterk vereenvoudigde en onnauwkeurige experimenteermiddelen. Dit heeft tot gevolg dat experimenteren in de schoolchemie een zeer degelijke voorbereiding onderstelt op drie niveaus: de voorbereiding van het experiment, de uitvoering van het experiment en de conclusies welke uit het experiment kunnen worden getrokken. Volgende aandachtspunten zijn alleszins essentieel bij de uitbouw van experimenteel werk in de schoolchemie: – vooraf grondig uittesten van het experiment met de benodigdheden en de juiste hoeveelheid aan chemicaliën die in de les zullen worden gebruikt; – controleren van de veiligheid; 14 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie – controleren van de eenduidigheid (laat het experiment zien wat men wil illustreren?) en van de zichtbaarheid voor alle leerlingen; – vooraf alle benodigdheden en chemicaliën netjes en ordelijk klaarzetten; – overwegen welke informatie vóór de uitvoering van het experiment aan de leerlingen moet worden gegeven; – de te verrichten waarnemingen 'oriënteren' (waar moeten de leerlingen hun aandacht op vestigen?); – voldoende tijd voorzien voor rustig waarnemen en commentariëren van de verschijnselen; – steeds gereinigd en geschikt materieel gebruiken op een ordelijke en functionele manier; – een steekkaartensysteem of documentatiebundel aanleggen in verband met de uit te voeren experimenten: doelstelling, uitvoeringswijze, benodigdheden, veiligheidsaspecten, opgedane ervaringen enz. – een vlot en efficiënt systeem uitbouwen om experimenteeropstellingen samen te stellen, te gebruiken en weg te bergen; – voldoende aandacht voor het voorkomen, verzamelen en recupereren van afval. 4.2.2 Aandachtspunten voor het uitvoeren van demonstratieproeven Naast hoger vermelde algemene aandachtspunten moeten bovendien, bij het uitvoeren van demonstratieproeven, volgende adviezen in acht worden genomen: – Extra controle van de demonstratieduidelijkheid en van de veiligheid voor de uitvoerder(s) en waarnemers. Dit vergt onder andere aandacht voor: de noodzaak tot gebruik van een geschikt veiligheidsscherm, veiligheidsbrillen, beschermingskledij ...; de plaats van uitvoering; de opstellingswijze: stevigheid, overzichtelijkheid, hoogte tegenover de waarnemers, geschikte contrasterende achtergronden enz.; materiaalkeuze: o.a. grootte van de recipiënten (de kleine proefbuisjes zijn zelden geschikt voor demonstratiedoeleinden). – Tijdens de demonstratie moet alle aandacht van de leerlingen op het experiment worden gevestigd, dit wil zeggen dat eventuele notities vóór en/of na de uitvoering worden genomen. – Demonstratieproeven moeten voldoende worden gecommentarieerd en mogen niet uitmonden in ‘dode lesperioden’. – Afbeeldingen van mogelijke experimentele opstellingen (boek, foto, transparant, bordschets, magnebool, ...) voorzien die het verband leggen met de effectief gebruikte experimenteeropstelling. – Mislukking van een demonstratieproef moet niet worden verdoezeld, maar in alle openheid worden verklaard en besproken. – Onderzoeken of de demonstratieduidelijkheid niet kan worden verhoogd door aanvullend of vervangend inschakelen van mediatechnieken (projectie, transparanten, dia's, beeldbanden, computersoftware, ... ). Voor sommige experimenten kan het vertonen van bv. beeldbandmateriaal of van computersimulaties zinvoller en/of veiliger zijn dan het echt uitvoeren van het experiment. 4.2.3 Aandachtspunten voor het organiseren van practica Tot de algemene doelstellingen van de leerlingenpractica behoren: – De leerlingen vertrouwd maken met elementaire chemische manipulaties; – Waarnemingen die relevant zijn in het licht van een bepaalde probleemstelling leren onderscheiden van waarnemingen die terzake niet relevant zijn; 2de graad aso AV Chemie 15 D/2006/0279/039 – De theoretische kennis operationaliseren door ze aan de hand van een wetenschappelijk praktisch probleem te toetsen en/of toe te passen; – Empirische bevindingen en conclusies op een coherente wijze leren rapporteren. Het practicum moet de leerlingen ook toelaten een band te leggen tussen de zogenaamde schoolchemie en chemie zoals ze permanent - maar vaak onopgemerkt - in hun ervaringswereld aanwezig is. (W1-W4-W8-W9W12) In deze beginfase moet de leraar proeven kiezen die de leerlingen onmiddellijk kunnen verbinden met hun dagelijks handelen en die een praktisch probleem betreffen dat zij vanuit hun concrete ervaring herkennen (W9). Ook proeven die tot doel hebben een theoretische uitspraak te toetsen kunnen als een levensecht probleem worden aangeboden. Dit betekent ook dat niet zozeer de 'wetenschappelijkheid' van het experiment primeert, maar eerder de maat waarin het voor de leerlingen een concretisering van chemische verschijnselen betekent. Ofschoon de creatieve inbreng van de leerlingen niet mag worden uitgesloten, zal men in de practica van de tweede graad toch de voorkeur geven aan gerichte en goed begeleide opdrachten. De realisatie van de doelstellingen van het zelfstandig werk is niet afhankelijk van het aantal uitgevoerde proeven. Mondelinge en schriftelijke rapporteringen van waarnemingsresultaten en conclusies zijn een integraal en belangrijk onderdeel van het experiment en mogen niet worden gereduceerd tot een loutere invuloefening. Het verdient de voorkeur elke opdracht af te sluiten met enkele vragen die de leerlingen dwingen na te denken over het verloop van het experiment, over de achterliggende theorie of over de wijze waarop de gegevens tot conclusies worden verwerkt (W8-W12-W29). Elke chemische manipulatie betekent ook een veiligheidsrisico. De leraren moeten er bijgevolg op toezien dat de noodzakelijke voorzieningen in de experimenteerruimte aanwezig zijn en dat de elementaire veiligheidsvoorschriften bekend zijn en in acht worden genomen (W30-W31). Hij mag hierbij nooit uit het oog verliezen dat de opportuniteit van een bepaalde veiligheidsvoorziening niet op de eerste plaats wordt bepaald door de kans dat een ongeval zich voordoet, maar door de ernst van de gevolgen. Dit betekent eveneens dat zowel de schooldirecties als de leraren hun volle verantwoordelijkheid moeten nemen, niet enkel om de leerlingenpractica in didactisch gunstige voorwaarden te laten verlopen, maar tevens in veilige en controleerbare werkomstandigheden. Dit impliceert onder andere dat: – leerlingengroepen voor een chemiepracticum niet omvangrijker mogen zijn dan 20 leerlingen per begeleidende leraar. De leerlingen moeten over voldoende en veilige werkruimte beschikken. Bij gebrek aan werkruimte moeten de groepen worden opgesplitst. Indien er voldoende ruimte is voor grotere groepen moet extra begeleiding worden voorzien, wanneer men meer dan 20 leerlingen tegelijkertijd experimenteel werk laat uitvoeren. – het dragen van een veiligheidsbril en aangepaste beschermingskledij verplicht is tijdens de uitvoering van laboratoriumproeven. Naast de hoger vermelde aandachtspunten moeten bij het organiseren van leerlingenpractica ook volgende adviezen in acht worden genomen: – Leerlingenproeven in het secundair onderwijs moeten eenvoudig zijn, zowel in uitvoeringswijze als in interpretatie van de waarnemingen. – De experimenten worden bij voorkeur uitgevoerd in groepjes van twee leerlingen. Elk groepje moet over voldoende werkruimte beschikken voor veilig en ordelijk werk. – Vooraleer de experimenten uit te voeren moeten de nodige veiligheidseisen worden gesteld en gecontroleerd, onder andere het verplicht dragen van een veiligheidsbril, een brandveilige witte laboratoriumjas en eventueel werkhandschoenen. De leerlingen en de leraar zullen vanaf het eerste practicum, laboratoriumschort en beschermbril dragen! – Alle storende elementen zoals boekentassen, kledij, boeken en schriften die niet noodzakelijk zijn ... moeten van de experimenteertafel worden verwijderd. 16 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie – Vooraf moet voldoende informatie van technische en van inhoudelijke aard worden gegeven om de experimenten vlot te laten uitvoeren. Soms kan het nodig zijn dat de leraar het ganse experiment of een bepaald aspect ervan eerst even voordoet. – Oorzaken van mislukkingen moeten worden opgespoord en besproken met de leerlingen. – Alle experimenten moeten vooraf door de leraar zelf uitgevoerd zijn en technisch op punt gesteld zijn. – Experimenten die op het gebied van veiligheid of van goede resultaten problematisch zijn, moeten grondig herwerkt of, zo nodig, worden vervangen. – Bij het eerste ‘chemiepracticum’ moet de nodige informatie worden gegeven betreffende veilig, geordend en efficiënt werken in het schoollabo. Het is evenzo aan te raden deze algemene informatie niet te overladen en vooral af te stemmen op het concrete practicum dat zal volgen. – Vanaf het eerste practicum dienen de nodige afspraken gemaakt voor het selectief verzamelen van chemisch afval. De aandacht wordt tevens gevestigd op een voorkomen van afval en de afvalrecuperatie. Vooraleer demonstratieproeven of leerlingenproeven uit te voeren raadpleegt men steeds de brochure ‘Chemicaliën op school’ om na te gaan of het wel verantwoord is die stof in die concentratie te gebruiken of te laten gebruiken door een bepaalde leerlingengroep. Voor de stoffen gebruikt tijdens de gekozen leerlingenproeven zoeken de leerlingen de R- en S-zinnen op en/of hertalen ze de nummers ervan in woorden. Experimenten voor de bereiding en/of het aantonen van chemische eigenschappen van enkelvoudige stoffen zijn niet steeds zonder gevaar. Men zal dus steeds goed controleren of men een geschikte, dit wil zeggen veilige experimentele werkwijze kan gebruiken, en of men beschikt over de nodige veiligheidshulpmiddelen. Vooral voor de omgang met alkali- en aardalkalimetalen, met de halogenen en met waterstofgas wordt gewaarschuwd. Men zal ook bijzonder voorzichtig en oplettend zijn bij experimenten met fosfor (brandgevaar!). 2de graad aso AV Chemie 17 D/2006/0279/039 5 LEERPLAN A voor de studierichtingen Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn, Sportwetenschappen LEERPLAN A 1-1 uur/week chemie 18 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week BEGINSITUATIE In het eerste leerjaar van de tweede graad begint voor deze leerlingen de systematische studie van het vak chemie. Ofschoon dit voor hen een totaal nieuw leervak is, zal men toch rekening moeten houden met ‘voorwetenschappelijke’ kennis van chemie, opvattingen en misvattingen over chemie die bij sommige leerlingen kunnen aanwezig zijn. Deze kennis kan verworven zijn via media, via eigen interesse voor natuurwetenschappen en via de natuurwetenschappelijke en technische vakken uit de eerste graad. Tijdens de lessen Techniek en/of Wetenschappelijk werk hebben de leerlingen op een elementaire wijze kennis gemaakt met eenvoudige proefopstellingen en ‘zelf experimenteren’. Alle leerlingen hebben, via het vak biologie, reeds een behoorlijke ervaring opgedaan in de natuurwetenschappelijke denk- en werkmethode, een zekere feitenkennis en een aantal inzichten verworven betreffende de functionele bouw van zaadplanten en gewervelde dieren in hun leefmilieu. Vanuit dit vak hebben de leerlingen ook al natuurwetenschappelijke vaardigheden ontwikkeld op het vlak van: – gebruik van determineertabellen; – nauwkeurig waarnemen; – grafisch en verbaal weergeven van waarnemingen; – kwantitatief uitdrukken van waarnemingen via metingen; – interpreteren van waarnemingen of resultaten van experimenten. Deze en andere basisvaardigheden kunnen nu ook in chemie verder worden ontwikkeld en uitgebreid bij de studie van de materie. Men dient zich goed te realiseren dat uit deze groep leerlingen komen die in de derde graad aso- of tsostudierichtingen met het accent op natuurwetenschappen gaan bevolken. Tijdens de tweede graad moet dan ook degelijk worden geëvalueerd of deze leerlingen de nodige cognitieve vorming, attitudes en vaardigheden blijven ontwikkelen om met de nodige inzet en bekwaamheid de natuurwetenschappelijke studierichtingen in de derde graad aan te vatten, als voorbereiding op hoger onderwijs in de exacte en toegepaste wetenschappen. 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 19 D/2006/0279/039 LEERPLANOVERZICHT VOOR CHEMIE IN HET EERSTE JAAR A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden 1 PRACTICUM: minimum het equivalent van 2 lestijden verplicht 2 INTEGRATIE VAN DE COMPUTER IN DE LESSEN CHEMIE: minimum 1 lestijd verplicht 3 CHEMIE EN BEROEPEN: minimum 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad B Conceptuele en contextuele leerinhouden 1 STOFFEN RONDOM ONS: ca. 7 lestijden 1.1 1.1.1 1.1.2 Mengsels en zuivere stoffen uit de leefwereld Voorwerpen en stoffen De materie als mengsel van zuivere stoffen 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 Chemische elementen in stoffen uit de leefwereld De ontleding van samengestelde stoffen tot enkelvoudige stoffen De synthese van enkelvoudige stoffen tot samengestelde stoffen De symbolische schrijfwijze van chemische elementen, enkelvoudige en samengestelde stoffen Eigenschappen van metalen en niet-metalen, van O2 en H2, van edelgassen 2 ‘VERANDEREN’ VAN STOFFEN: ca. 2 lestijden 2.1 2.1.1 2.1.2 Mogelijke stofveranderingen Chemische reacties als processen waarbij andere stoffen worden gevormd Chemische reacties als processen waarbij energie wordt uitgewisseld 2.2 2.2.1 2.2.2 Moleculen veranderen, atomen blijven Behoud van atomen tijdens een chemische reactie (massabehoud): wet van Lavoisier De symbolische voorstelling van chemische reacties 3 HET PERIODIEK SYSTEEM ALS VEELZIJDIGE INFORMATIEBRON: ca. 8 lestijden 3.1 3.1.1 3.1.2 Modellen voor atoombouw Samenstelling van een atoom Evolutie van het atoommodel tot en met het atoommodel volgens Bohr 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 Betekenisvolle rangschikking van de elementen Beschrijving van het periodiek systeem van de elementen Het verband tussen de elektronenconfiguratie volgens Bohr en de algemene opbouw van het periodiek systeem van de elementen Informatie uit het periodiek systeem van de elementen 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 De chemische bindingen De ionbinding. Ionenroosters De atoombinding. Atoomroosters van niet-metalen. Molecuulroosters De metaalbinding. Metaalroosters 20 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week LEERPLANOVERZICHT VOOR CHEMIE IN HET TWEEDE LEERJAAR A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden 1 PRACTICUM: minimum het equivalent van 2 lestijden verplicht 2 INTEGRATIE VAN DE COMPUTER IN DE LESSEN CHEMIE: minimum 1 lestijd verplicht 3 CHEMIE EN BEROEPEN: minimum 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad B Conceptuele en contextuele leerinhouden 4 SAMENGESTELDE STOFFEN RONDOM ONS: ca. 8 lestijden 4.1 4.1.1 Indeling van samengestelde stoffen rondom ons Onderscheid tussen anorganische en organische stoffen 4.2 4.2.1 Anorganische samengestelde stoffen rondom ons Oxiden, hydroxiden, zuren en zouten: functionele groep, formulevorming en naamgeving principe van onderlinge samenhang veilig omgaan met anorganische stoffen Zuur-base-indicatoren en pH-schaal 4.2.2 4.3 4.3.1 Organische stoffen rondom ons Alkanen uit aardolie Veilig omgaan met organische stoffen 5 WATER EN HET GEDRAG VAN STOFFEN IN WATER: ca. 4 lestijden 5.1 5.1.1 5.1.2 Water als oplosmiddel Water als polair oplosmiddel voor elektrolyten en niet-elektrolyten Concentratie van een oplossing 5.2 5.2.1 5.2.2 Het oplosproces van stoffen in water Het oplossen van stoffen in water De symbolische schrijfwijze voor ionvorming in water 6 ENKELE BELANGRIJKE REACTIESOORTEN RONDOM ONS: ca. 5 lestijden 6.1 6.1.1 6.1.2 Reacties rondom ons tussen ionen in waterig milieu Reacties rondom ons waarbij slecht oplosbare stoffen worden gevormd De neutralisatiereactie 6.2 6.2.1 Reacties rondom ons met overdracht van elektronen tussen de reagentia Redoxreacties in het dagelijkse leven 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 21 D/2006/0279/039 VOORSTEL VOOR MOGELIJKE KOPPELINGEN TUSSEN CONTEXTEN-CONCEPTEN-EINDTERMEN Water en het gedrag van stoffen in water Enkele belangrijke reactiesoorten rondom ons Samengestelde stoffen rondom ons Het PSE: veelzijdige informatiebron Veranderen van stoffen Concepten Mogelijke contexten Stoffen rondom ons 21 D/2006/0279/039 Voor mogelijke koppelingen tussen eindtermen en verschillende contextgebieden kan onderstaande tabel inspireren. Contexten en gestructureerde concepten worden best zoveel mogelijk met elkaar geïntegreerd. Naar persoonlijke keuze kan men alle concepten in één contextgebied verwerken of de concepten over opeenvolgende gebieden spreiden. Vandaar dat in dit voorstel sommige contexten in verschillende contextgebieden worden vermeld. Ook andere contextgebieden kunnen worden gekozen. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W, bij de mogelijke contexten tussen haakjes geplaatst, hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Een p achter een nummer betekent partim. De nummers in de cellen zijn per blok contexten en concepten te interpreteren. Contextgebied: Chemie in het dagelijkse leven - Chemie in huis, tuin en keuken *Mengsels in het dagelijkse leven: voedingsmiddelen, dranken, additieven in de voeding, cosmetica, onderhoudsproducten, lakken, verven, gemengde vezels, glas,... Verpakkingen en etiketten op verpakkingen van allerlei mengsels Chemische stoffen gebruikt door landbouwer, kapper, edelsmid, brandweerman, schoonheidsspecialiste, apotheker, ... *Destillatie van wijn en andere alcoholische dranken, zetten van koffie of thee, decafeïneren van koffie, extractie van vetten uit aardnoten, ... Chromatografie van voedingskleurstoffen, ... *Chemische reacties in huis, tuin en keuken: Karamelliseren van suiker, zwart-witfotografie, elektrolyse van keukenzout Verbrandingsprocessen Gebruik van gebluste kalk Vrijstellen van koolstofdioxide in bruistabletten, bakpoeder, gisten, ... Gebruik van enkelvoudige stoffen in het dagelijkse leven Internationale chemische codetaal (W20) C3 C5 C6 C24p C25p C1 C6 C25p C8p C12p C14p C24p C18p C21 C20 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week *Leveren en verbruiken van chemische energie in het dagelijkse leven Energiekringloop Energie uit brandstoffen, uit batterijen, fotochemische processen, ... Gebruik van koelstoffen Verbrandingsreacties binnen het lichaam, ... Energiebesparende activiteiten: gebruik van kunststoffen *De ontdekking van chemische elementen (W13p) Historiek van de chemische ontleding: Proust en dizuurstof (W13p) Historiek van de chemische reacties: Lavoisier en massabehoud (W13p) Afvalproblematiek thuis, op school, in de industrie: composteren, recycling, preventie, ... (21) Dioxines en pcb’s in de voedingsketen (W21) Economische aspecten bij een chemische reactie *Vuurwerk Historische en conceptuele evolutie van het atoommodel (W13p) (W19) Historiek van het PSE (W13p) Concreet gebruik van enkelvoudige stoffen in het dagelijkse leven *Grafiet, diamant, buckyball Roosterstructuur van ijs, van keukenzout, van ijzer (atomium) *Stoffen rondom ons en hun triviale namen Concreet gebruik van stoffen: batterijzuur, maagzuur, ongebluste kalk, zwaveldioxide, keukenzout, fosfaten, nitraten, ... Carbonaten: kalkafzetting in huishoudtoestellen, op vaatwerk, ... Zuurgraad van stoffen en oplossingen in huis, tuin en keuken *Etikettering van handelsproducten: R- en S-zinnen, gevarenlogo’s, MAC-waarde, LD50-waarde Internationale normen en logo’s (W20) Concentratiegegevens op etiketten van mineraalwater Reinigen met water Elektrisch geleidingsvermogen van alledaagse stoffen C23 C21 C9p C7p C8p C9 C10 C24p C11p C12p C13 C24p C22 C2p C6 C8p C12p C14p C24p C26 C2 C3 C19p C26 C11p C15 C16 C17 C22 22 D/2006/0279/039 24 D/2006/0279/039 *Werking van antimaagzuurtabletten Aantasting van zilveren bestek Brand, brandpreventie door chemie en brandbestrijding door chemie CO-vergiftiging: info Historiek van het verbrandingsmodel (W13p) (W14) De chemicus en voedingscontrole, dieetkunde, onderhoudsproducten, ... Contextgebied: Chemie en leefmilieu - Stoffen in lucht, water, aardkorst *Natuurlijk voorkomende verbindingen in lucht, water en aardkorst en bijdragen door natuurlijke en menselijke activiteiten Stoffen in verontreinigde en niet-verontreinigde lucht Stoffen in water: gedestilleerd water, drinkwater, zeewater, ... Etiketten van mineraalwater, ... Stoffen en elementen in de aardkorst: samenstelling van de aarde, ertsen, minerale verbindingen, enkelvoudige stoffen, bodemverontreiniging, ... *Ontleding en synthese van water, van minerale zouten Historiek van de chemische ontleding: Proust en dizuurstof (W13p) Historiek van de chemische reacties: Lavoisier en massabehoud (W13p) Afvalproblematiek thuis, op school, in de industrie: composteren, recycling, preventie, ... (W21) Internationale chemische codetaal (W20) *Vuurwerk De ontdekking van chemische elementen (W13p) Historische en conceptuele evolutie van het atoommodel (W13p) (W19) Historiek van het PSE (W13p) *Eigenschappen van stoffen in lucht, water en aarde Oplosbaarheid in water (bindingstype, polariteit), concentraties, zuurgraad, ... Emulgeren van geloosde aardolie, gebruik van detergentia, ... Drinkwaterbereiding, ... Afvalwater 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week *Brand, brandpreventie door chemie en brandbestrijding door chemie CO-vergiftiging: info Historiek van het verbrandingsmodel (W13p) (W14) C2 C4 C18p C19 C20 C26 C2 C3 C5 C6 C25 C8p C14 C24p C16 C17 C22 C18 C21 C23 C24p C7p C8p C9 C10 C12p C2 C3 C8p C11 C12p C13 C15 C16 C17 C22 C23 C26 C20 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week *Chemische reacties in lucht, water en aarde Verbrandingen, reacties van oxiden met water, ... Vorming van ketelsteen Aantasting van gebouwen en standbeelden Corrosie van dakgoten, roesten van ijzer Zure neerslag, zure bodem en neutralisatieremedies Waterzuivering, bodemanalyse en neerslagreacties Fosfaten in waspoeder: alternatieven, ecologische aspecten De chemicus in het labo voor lucht-, water- en bodemanalyse Contextgebied: Chemie en industrie C1 *Stoffen uit de industrie: grondstoffen, basisproducten, eindproducten Metaallegeringen Destillatie van aardolie, extractie van suiker uit suikerbiet, ... Keukenzoutwinning en omzettingen *Chemische reacties in de industrie Metallurgische processen: elektrolyse van zouten, water, ... Energieaspecten van industriële processen Berekeningen bij chemische reacties in de industrie Historiek van de metaalwinning (W13p) Internationale chemische codetaal (W20) *Gebruik van enkelvoudige stoffen in de industrie De ontdekking van chemische elementen (W13p) Historische en conceptuele evolutie van het atoommodel (W13p) (W19) Historiek van het PSE (W13p) *Eigenschappen van bekende industriële stoffen Oplosbaarheid in water (bindingstype, polariteit), concentraties, zuurgraad, ... Etikettering van industriële producten: R- en S-zinnen, gevarenlogo’s, MAC-waarde, LD50-waarde Internationale normen en logo’s (W20) Concentratiegegevens op etiketten van industriële producten C1 C2 C5 C6 C25 C18 C21 C23 C24p C6 C2 C4 C6 C18p C19 C20 C22 C26 C14 C24p C2 C12p C18p C21 C23 C24p C2 C7 C8 C9 C10 C14p C8p C14 24 D/2006/0279/039 C2 C3 C11 C12p C13 C15 C16 C17 C22 C24p C26 25 D/2006/0279/039 *Industriële bereidingen van stoffen Metalen, nieuwe materialen, geneesmiddelen, ... Elektrolytische bescherming van metalen, anti-roestbehandeling De kringloop van calciumcarbonaat Verbrandingen Historiek van het verbrandingsmodel (W14) Energiebesparende activiteiten: gebruik van kunststof *Een chemisch bedrijf Historiek van een chemisch bedrijf (W13p) Vestiging van een chemisch bedrijf: geografische, economische, ecologische en sociale aspecten (W21) Veelheid van taken in een chemisch bedrijf: - de chemicus als onderzoeker, beheerser van procestechnieken, voor productie- en kwaliteitscontrole, veiligheid en afvalverwerking, ... - anderen: transporteur, manager, jurist, economist, public relations, ... C3 C8p C14 C6 C18p C19 C20 C24p C26 C4 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week LEERINHOUDEN EN DOELSTELLINGEN VOOR HET EERSTE LEERJAAR De leerstofafbakening voor chemie wordt hierna weergegeven onder vorm van drie rubrieken: – Leerinhouden: dit is het verplichte leerstofkader waarbinnen elke leraar de jaarplanning en concrete leerstofontwikkeling moet uitwerken. Dit leerstofkader is bindend voor elke leraar chemie in de betrokken studierichtingen. De chronologische volgorde is echter niet bindend. – Leerplandoelstellingen: dit zijn verduidelijkingen van het eigenlijke leerstofkader, ten behoeve van de leraar en geschreven in functie van de leerling. Ze geven ook aan wat er minimum van de leerling wordt verwacht vanuit de eindtermen en dus ook de minimale diepgang die de leraar moet aanbrengen via de gekozen leerstofontwikkeling. De nummers bij de doelstellingen en voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie, de nummers voorafgegaan door W hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Partim (p) volgend op een getal betekent dat de bijbehorende eindterm slechts gedeeltelijk aan bod komt in de doelstelling. – Pedagogisch-didactische wenken: dit zijn niet-bindende adviezen waarmede de leraar kan rekening houden om het chemieonderwijs doelgericht, boeiend en efficiënt uit te bouwen. De rubriek ‘benodigdheden’ moet door directies en leraren worden behartigd. Een ‘’ voor de benodigdheden verwijst naar de minimale materiële vereisten. De rubriek ‘mogelijke experimenten’ biedt een reeks suggesties van mogelijke experimenten, waaruit de leraar een oordeelkundige keuze kan maken. De rubriek ‘wenken’ biedt een aantal aandachtspunten en bakent tevens de grenzen af tussen leerstofaspecten voor de tweede en de derde graad. Overal in onderstaande teksten verwijzen de nummers tussen haakjes naar de eindtermen zoals vermeld in de lijst van de eindtermen achteraan deze brochure. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W verwijzen naar de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Een p achter een nummer betekent partim of gedeeltelijk verwezenlijkt. A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen: 1 met eenvoudig materiaal een filtratie, extractie, chromatografie uitvoeren (C1 partim) 2 eenvoudige chemische reacties uitvoeren (C1 partim) 3 veilig en verantwoord omgaan met stoffen, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken (C3-W30) LEERINHOUDEN Practica minimum het equivalent van 2 lestijden verplicht Men dient erover te waken de gemeenschappelijke eindtermen W1, W4, W8, W9, W12, W25, W29 en W31 zoveel mogelijk aan bod te laten komen. 4 chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg opzoeken en gebruiken (C2) Gebruik van ICT in de lessen chemie minimum 1 lestijd verplicht 5 het belang van chemische kennis in verschillende beroepen illustreren (C4) Chemie en beroepen minstens 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad en al dan niet geïntegreerd 26 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Practica "Onder leerlingenpracticum verstaat men een activiteit waarbij leerlingen alleen of in kleine groepjes van 2 tot 3 leerlingen zelfstandig, maar onder begeleiding en toezicht van de leraar, experimenteel werk uitvoeren. Deze leerlingenproeven staan in verband met een of ander chemisch verschijnsel dat behoort tot het leerinhoudenpakket. De keuze van de onderwerpen dient gevarieerd te zijn en zowel het kwantitatief als het kwalitatief karakter zullen aan bod komen. Specifieke labovaardigheden en veiligheidsadviezen worden best geïntegreerd tijdens de practica. Concreet betekent dit alles dat het inoefenen van begrippen, het maken van oefeningen en het oplossen van vraagstukken niet als practicum mogen worden beschouwd." Mogelijke onderwerpen van de practica zijn: – Scheidingstechnieken van mengsels: filtratie, extractie, chromatografie, ...(C1p-C3) – Waarnemen van chemische reacties: kleurverandering, neerslagvorming, ... – Onderscheid fysisch-chemisch verschijnsel (C1p-C3) – Reactiesoorten: analyse, synthese, substitutie (C1p-C3) – Basisprincipes van chemische reacties (C1p-C3) – Bereiding van enkelvoudige stoffen (C1p-C3) – Experimentele studie van eigenschappen van enkelvoudige stoffen (C1p-C3) – Molhoeveelheden afwegen (C22) Gebruik van de computer Rekening houdend met de concrete mogelijkheden binnen de school en de klas wordt gestart met chemische informatie langs elektronische weg op te zoeken en te gebruiken daar waar zinvol. De vakgroep kan kiezen tussen: 1 Raadplegen van het internet voor het opzoeken en verwerken van informatie (C 2) omtrent: ontdekking van de elementen enkelvoudige stoffen: ontdekking, eigenschappen, gebruik, ... twee- en driedimensionale modellen van moleculen en roosters toepasselijke contexten wetenschappers studie- en beroepsmogelijkheden in verband met chemie (C4) …. 2 Gebruiken van cd-rom in verband met: scheidingstechnieken en toepassingen de opbouw van het PSE .... 3 Maken van laboverslag met tekstverwerker, indien binnen de lessen en niet als taak. 4 Omzetten van opgezochte gegevens in overzichtelijke en betekenisvolle tabellen, figuren, ... 5 Gebruiken van computergestuurd zelfontdekkend leren 6 Gebruiken van computergestuurd oefenmateriaal en/of toetsmateriaal 7 Gebruiken van grafisch rekentoestel 8 Uitvoeren van persoonlijke opdrachten B Conceptuele en contextuele leerinhouden Volgende conceptuele leerinhouden worden gerealiseerd in contexten die steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap zoals wordt voorgeschreven door de vakinhoudelijke eindtermen: zie lijst. Voor een mogelijke koppeling tussen conceptencontexten en eindtermen wordt verwezen naar het hoger gegeven voorstel. Daar waar mogelijk wordt een verband gelegd met studie- en beroepsmogelijkheden in de chemie (C4). 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 27 D/2006/0279/039 1 STOFFEN RONDOM ONS: ca. 7 lestijden 1.1 Mengsels en zuivere stoffen uit de leefwereld LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Voorwerpen kunnen onderscheiden van stoffen op basis van voorwerp- en stofeigenschappen (C24p) Voorwerpen en stoffen 2 Mengsels uit de leefwereld begrijpen als een verzameling van zuivere stoffen, met gegeven of waarneembare eigenschappen van deze zuivere stoffen (C5) De materie als mengsel van zuivere stoffen 3 Zuivere stoffen uit de leefwereld begrijpen als stoffen met welbepaalde, gegeven of waarneembare, fysische karakteristieken (C5) 4 Enkele typische voorbeelden van homogene en heterogene mengsels uit de leefwereld kunnen onderscheiden en benoemen als oplossing, emulsie of suspensie (C25p) 5 Voor eenvoudige en herkenbare mengsels geschikte scheidingstechniek(en) kunnen suggereren en verklaren in functie van het isoleren van zuivere stoffen (C25p) 6 De scheidingstechnieken filtratie, extractie en chromatografie uitvoeren (C1) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 1.1 Benodigdheden Verzameling voor het onderscheiden van voorwerp- en stofeigenschappen Verzameling van de voornaamste soorten mengsels Eenvoudig laboratoriummateriaal voor het uitvoeren van demonstratie- en leerlingenproeven in verband met scheidingstechnieken: filtreren, centrifugeren, destilleren, kristalliseren, extraheren, adsorberen, eenvoudige papierchromatografie Alledaagse gebruikstoestellen of afbeeldingen ervan: koffie- of theezetter, zeef, decanteerfles, stofzuiger, stofmasker, droogzwierder voor linnengoed, slazwierder, ... Benodigdheden voor bepaling van fysische constanten: kookpunt, smeltpunt, dichtheid Tabellenboekjes, aangepaste computersoftware voor het opzoeken van fysische constanten Chemicaliëncatalogi Mogelijke experimenten – – – – Stoffen classificeren naar voorwerp- en stofeigenschappen Stoffen classificeren naar soorten mengsels Mengsels samenstellen en scheiden Bepaling van kookpunt, smeltpunt van een zuivere stof en van een mengsel Wenken – Vertrekkend van diverse gebruiksvoorwerpen uit het dagelijkse leven kan men eigenschappen van stoffen en eigenschappen van voorwerpen afleiden. Voorbeelden hiervan zijn: een vlijmscherp ijzeren mes kan roesten, een geverfde houten deur is brandbaar, .... 28 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week – De leerlingen krijgen best de gelegenheid om stoffen en voorwerpen te leren onderscheiden door visuele waarnemingen zoals kleur, typische vorm en uitzicht omdat proeven van, betasten van en ruiken aan stoffen gevaarlijk kunnen zijn. – Er zal bijzonder veel aandacht worden besteed aan het gebruik van stoffen en producten uit de alledaagse leefwereld van de leerlingen. Het classificeren van mengselsoorten en het scheiden van mengsels in zuivere stoffen zal hoofdzakelijk worden geïllustreerd aan de hand van alledaagse stoffen zoals beton, graniet, grind, vogelzaad, soep, beekwater, leidingwater, vruchtensappen, koffie of thee zetten, gebruik van ontvlekkers, kleurstiften, yoghurt, zure melk, wijn, ... – Best wordt er aandacht besteed zowel aan het samenstellen van mengselsoorten als aan het scheiden van mengselsoorten onder andere om het bewaard blijven van de oorspronkelijke eigenschappen van de mengselcomponenten te illustreren. – Het onderscheid tussen homogene en heterogene mengsels steunt vooral op louter visuele waarneming met het blote oog. Men kan er ook op wijzen dat de grens tussen homogeniteit en heterogeniteit niet scherp is en onder andere functie wordt van de grenzen van het beschouwde stoffensysteem en van eventuele optische hulpmiddelen die men gebruikt. Daarom laat men best ook stoffen bekijken met een vergrootglas of microscoop. – Stoffenverzamelingen dienen beschikbaar te zijn om op gepaste momenten ogenblikkelijk te kunnen tonen in de klas. Bovendien wordt sterk aanbevolen de bestaande stoffenverzamelingen te laten aanvullen door stoffen die door de leerlingen worden opgespoord in hun alledaagse leefwereld. – Het is niet de bedoeling meer dan twee lessen te besteden aan verschillende scheidingstechnieken. Enkele technieken zoals filtratie, destillatie, ... volstaan om het onderscheid tussen mengsel en zuivere stof te doen inzien. De rest behoort eerder tot het domein van de fysica dan van de chemie. – Proefondervindelijk en via macrovisuele modellen kan worden verduidelijkt dat de overgang van mengsel naar zuivere stof (scheiden) een fysisch sorteren van stoffen betekent. 1.2 Chemische elementen in stoffen uit de leefwereld LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 7 Samengestelde stoffen begrijpen als stoffen die chemisch afbreekbaar zijn tot meerdere stoffen met andere stofeigenschappen (C8p) De ontleding van samengestelde stoffen tot enkelvoudige stoffen 8 De bouw van de materie begrijpen op basis van een deeltjesmodel gebaseerd op de begrippen: molecule, atoom en atoomsoort (element) (C12p) 9 Enkelvoudige en samengestelde stoffen kunnen onderscheiden op basis van het aantal chemische elementen (C8p) 10 Enkelvoudige stoffen begrijpen als stoffen die chemisch niet meer afbreekbaar zijn maar kunnen combineren tot stoffen met andere stofeigenschappen (C8p) De synthese van enkelvoudige stoffen tot samengestelde stoffen 11 Naam en symbolische voorstelling van de belangrijkste elementen en enkelvoudige stoffen kennen en kunnen schrijven (C14p) De symbolische schrijfwijze van chemische elementen, enkelvoudige en samengestelde stoffen 12 De symbolische schrijfwijze van enkelvoudige en samengestelde stoffen kunnen interpreteren naar aard en aantal van de aanwezige atomen per molecule en naar aantal moleculen (index en coëfficiënt) (C8p-C12p-C14p) 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 29 D/2006/0279/039 13 Algemene eigenschappen van metalen, nietmetalen en edelgassen kunnen beschrijven (C7p) naar toepassingen in het dagelijkse leven (C24p) Eigenschappen van metalen en niet-metalen, van O2 en H2, van edelgassen 14 Dizuurstof herkennen als een component van lucht nodig voor een verbranding (C24p) 15 Diwaterstof herkennen in knalgas (C24p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 1.2 Benodigdheden Verzameling enkelvoudige en samengestelde stoffen Molecuulmodellen en roosterstructuren van enkelvoudige en samengestelde stoffen Eenvoudig laboratoriummateriaal voor het uitvoeren van een thermolyse, elektrolyse en fotolyse Elektrolyseapparaat van Hofmann Bolletjes van allerlei aard om het deeltjesmodel te visualiseren Oefenmateriaal om het gebruik van de belangrijkste chemische symbolen van elementen in te oefenen PSE, al of niet met visualisering van gebruik en toepassingen van enkelvoudige stoffen Demonstratietoestellen voor de bereiding en illustratie van de eigenschappen van dizuurstof en diwaterstof. Eventueel toestel voor opvang van gassen (gasklok, meetspuit ....) Mogelijke experimenten Experimenten voor de bereiding en/of het aantonen van chemische eigenschappen van enkelvoudige stoffen zijn niet steeds zonder gevaar. Men zal dus steeds goed controleren of men een geschikte, dit wil zeggen veilige experimentele werkwijze kan gebruiken, en of men beschikt over de nodige veiligheidsvoorzieningen. Vooral voor de omgang met alkali- en aardalkalimetalen, met de halogenen en met waterstofgas wordt gewaarschuwd. Men zal ook bijzonder voorzichtig en oplettend zijn bij experimenten met fosfor (brandgevaar!). – – – – Thermolyse van suiker, zouten of hydraten; elektrolyse van water; fotolyse van zilverzouten Synthese van bv.: water, magnesiumoxide, … Bereiding van H2 uit de reactie van een onedel metaal met een zuur, bv. Mg + HCl Het onderscheid tussen enkelvoudige en samengestelde moleculen visualiseren met molecuulmodellen Wenken – Het deeltjesmodel kan vooraf intuïtief worden afgeleid uit bv. het steeds verder verdelen van krijt. – Om ontleding en synthese vlot in verband te brengen met het deeltjesmodel en de begrippen enkelvoudige en samengestelde stoffen, wordt sterk aanbevolen aan te sluiten bij vroeger behandelde scheidingen zoals van suikerwater suikerwater suiker + water water + koolstof waterstofgas + zuurstofgas – Proefondervindelijk en via macrovisuele modellen kan worden verduidelijkt dat de overgang van samengestelde zuivere stof naar enkelvoudige zuivere stof (ontleden) een chemisch splitsen van die samengestelde zuivere stof veronderstelt. – Het molecuulbegrip biedt in feite geen verklaring voor de grote verscheidenheid aan stoffen. Belangrijker in de chemie is het atoombegrip. De leraar zal in dit stadium van de chemie dan vooral benadrukken dat de enorme verscheidenheid in de stoffen een gevolg is van de onderlinge combinatiemogelijkheden van een zeer beperkt aantal atoomsoorten (chemische elementen) tot min of meer stabiele groepen van atomen. Dergelijke kleinste stabiele atoomgroepen worden aangeduid met de algemene verzamelnaam ‘moleculen’. 30 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week Definities van het type ‘een molecule is het kleinste stofdeeltje dat nog alle eigenschappen van de zuivere stof bezit’ zijn fundamenteel fout en mogen niet meer worden gebruikt. Aanbevolen wordt het molecuulbegrip vooral vanuit de gasfase te benaderen en de concrete inhoud ervan voor een bepaalde zuivere stof alleszins afhankelijk te maken van de aggregatietoestand waarin de stof zich bevindt. Dit impliceert dat het in feite niet meer mogelijk is een echt sluitende definitie van het begrip ‘molecule’ te formuleren. Toch hoeft dit het gebruik van het begrip ‘molecule’ niet uit te sluiten. Bruikbare definities zijn bv.: “Moleculen zijn de kleinste repeterende patronen in de roosterstructuren” of “Moleculen zijn de neutrale materiële deeltjes die in de gasfase afzonderlijk bewegen; wanneer deze deeltjes zich in een andere aggregatietoestand bevinden kunnen ze veranderingen ondergaan, die omkeerbaar zijn.” In de derde graad kan op de beperkingen van de molecuuldefinities nog dieper worden ingegaan. – Het gebruik van chemische symbolen voor de voorstelling van atomen en moleculen en zuivere stoffen kan worden vergeleken met analogieën uit het alledaagse leven: bv. letters vormen woorden, waarmee een taal wordt opgebouwd muzieknoten zijn schrifttekens om tonen voor te stellen het gebruik van allerlei gangbare lettersymbolen (BTW, nv. ...) en pictogrammen – Met belangrijkste elementen wordt bedoeld: H Li Be B C N O F - Na Mg Al Si P S Cl - K Ca Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ge As Br - Ag Cd Sn Sb I - Ba Pt Au Hg Pb - U Pu - He Ne Ar Kr Xe Rn – Met belangrijkste enkelvoudige stoffen wordt bedoeld: metalen en edelgassen uit hoger vermelde lijst H2 N2 O2 F2 Cl2 Br2 I2 C O3 S8 P4 Voor de polyatomische enkelvoudige stoffen zullen prioritair de namen met systematische indices gekend zijn en worden gebruikt (dizuurstof, trizuurstof, diroom, tetrafosfor enz.). Daarnaast moeten ook eenduidige ‘triviaalnamen’ zoals zuurstofgas, ozon, stikstofgas, worden begrepen. In geen geval mogen elementnamen zoals ‘zuurstof, waterstof, broom, jood ...’ worden gebruikt om de enkelvoudige stoffen aan te duiden. Voor metalen en edelgassen voegt men best de specificatie ‘metaal’ of ‘gas’ toe als men de enkelvoudige stoffen bedoelt bv. kopermetaal, zinkmetaal, heliumgas ... – Naar eigen wens kan men in deze context het periodiek systeem van de elementen reeds aanreiken, bedoeld als een geordend overzicht van de gekende atoomsoorten. Eventueel laat men de symbolen van de te kennen elementen omcirkelen. – In dit stadium is het nog niet nodig dat leerlingen zelf chemische formules van stoffen kunnen schrijven, wel kunnen omschrijven naar aard en aantal van de aanwezige atomen per molecule. Het onderscheid tussen index en coëfficiënt kan best worden ingeoefend via modelvoorstellingen: tekeningen of molecuulmodellen. – Er dient gewezen op het uitzonderlijke belang van het element zuurstof en van de enkelvoudige stof dizuurstof (zuurstofgas), zowel op chemisch als op biologisch vlak. – Voor de bereiding van H2 kan behalve de elektrolyse van water ook de reactie van een sterk elektropositief metaal met een zuur worden benut. Er kan ook op worden gewezen dat door erg simplistisch en/of slordig taalgebruik in de media, in de handelswereld en in de alledaagse omgang, de namen en symbolen van chemische elementen (atoomsoorten) dikwijls worden gebruikt én om zuivere stoffen te vermelden én om de aanwezigheid van deze atoomsoorten in bepaalde componenten van mengsels aan te duiden. Voorbeelden hiervan zijn: het 'ijzer'-gehalte in het bloed, 'zware metalen' in de grond, 'fosfor' en 'stikstof' in de meststoffen, 'chloor' in het zwembadwater. De leerlingen zullen er attent op worden gemaakt dat dergelijke uitspraken enkel de aanwezigheid van bepaalde atoomsoorten weergeven, maar totaal niets zeggen over de samenstelling van de zuivere stoffen of mengsels waarin deze atoomsoorten voorkomen. 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 31 D/2006/0279/039 2 ‘VERANDEREN’ VAN STOFFEN: ca. 2 lestijden 2.1 Mogelijke stofveranderingen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 16 Uit waarnemingen in het dagelijkse leven en modelvoorstellingen kunnen afleiden of men te maken heeft met een chemische reactie (C18p) Chemische reacties als processen waarbij andere stoffen worden gevormd 17 Chemische en fysische processen uit het dagelijkse leven kunnen onderscheiden op basis van het al dan niet wijzigen van de aanwezige stoffen (C18p) 18 Voorbeelden uit het dagelijkse leven kunnen geven Chemische reacties als processen waarbij energie waarbij chemische energie wordt opgenomen (endo- wordt uitgewisseld energetische reactie) of afgegeven (exo-energetische reactie) onder de vorm van warmte, licht of elektriciteit (C23) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 2.1 Benodigdheden • • • • Eenvoudige materialen en proefopstellingen om het onderscheid tussen een fysisch en een chemisch verschijnsel te illustreren Molecuulmodellen om de herschikking van atomen te visualiseren Thermometer, voltmeter, ampèremeter Energiebronnen: warmte: gas (bunsenbrander), elektrische verwarmingsplaat of dompelaar, infraroodstraler elektriciteit: spanningsbron, batterijen ... licht: lampen, flitslicht ... Mogelijke experimenten – – – – – – – Waarnemen van chemische reacties door kleurverandering, neerslagvorming, gasontwikkeling, corrosie ... Ontleding van bv.: water, suiker, kwikoxide, zilverchloride Synthese van bv.: water, magnesiumoxide, ijzersulfide, zinkdijodide Substitutie tussen bv. looddinitraat en kaliumjodide Exotherme en endotherme chemische processen Verbruik en productie van elektrische energie bij chemische reacties Verbruik en productie van lichtenergie bij chemische reacties Wenken – Bij de keuze van de experimenten houdt men rekening met de inhoud van de brochure ‘Chemicaliën op school’. Zo is bv. het gebruik van kwikoxide enkel toegelaten voor demonstratieproeven vanaf de tweede graad en niet voor leerlingenproeven. – Men zal vooral benadrukken en waar mogelijk visualiseren: het onderscheid tussen fysische en chemische verschijnselen de rol van chemische processen bij allerlei energieomzettingen de plaats van de ‘chemische processen’ in de alledaagse energieproblematiek Als voorbeelden van processen waarbij andere stoffen worden gevormd kunnen eveneens substitutiereacties worden uitgevoerd. Best gebeurt dit dan aan de hand van zuivere stoffen die samen worden gemengd en bv. een kleurreactie of een gasontwikkeling vertonen aan het contactoppervlak. Indien men vertrekt van oplossingen in water, bereidt men de oplossing in aanwezigheid van de leerlingen. 32 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week – 2.2 De termen ‘endo-’ en ‘exo-energetisch’ hebben een universelere betekenis voor de aanduiding van chemische of fysische processen die met energieverbruik of -productie gepaard gaan. In de schoolchemie zal dit hoofdzakelijk tot warmte-effecten beperkt blijven, aangeduid met de termen endotherm en exotherm. Moleculen veranderen, atomen blijven LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 19 De wet van behoud van atomen naar soort en aantal kunnen formuleren en toepassen op chemische processen in het dagelijkse leven en de afvalproblematiek (C21) Behoud van atomen tijdens een chemische reactie (massabehoud): wet van Lavoisier 20 Op grond van gegeven formules van reagentia en reactieproducten eenvoudige reactievergelijkingen kunnen opstellen, corpusculair voorstellen en interpreteren als een hercombinatie van de aanwezige atomen (C18) De symbolische voorstelling van chemische reacties PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 2.2 Benodigdheden – – Molecuulmodellen of dynamische transparanten Visualiseringen ter illustratie van behoud van atoomsoorten Balans, nauwkeurigheid tot minstens 0,1 g Gesloten reactievat voor demonstratie van de wet van massabehoud Afbeelding van Lavoisier Oefenprogramma's op basis van geschikte computersoftware Mogelijke experimenten - Experimentele vaststelling van de Wet van Lavoisier: Calciumdihydroxideoplossing + diwaterstofsulfaatoplossing, Looddinitraatoplossing + kaliumjodideoplossing Azijnzuur en bakpoeder in erlenmeyer afgesloten met ballon Ketelsteen, stukje krijt of marmer en zuur in erlenmeyer afgesloten met ballon Wenken – De leerlingen worden hier voor de eerste maal geconfronteerd met kwantitatieve aspecten van de chemie; dit zal tijdens demonstraties en eventueel practicum tot uiting komen door het uitvoeren van massabepalingen (balans) en/of gasvolumebepalingen (gasburet, meetspuit). Het uitzonderlijk groot belang van deze basiswet kan worden aangetoond, onder andere door de gevolgen ervan voor industriële processen, afvalverwerking en het milieu te illustreren. Zo kunnen er in de natuur geen atomen, noch atoomsoorten ‘verdwijnen’ door chemische processen. Het ontstaan van industrieel chemisch afval is een onontkoombaar gevolg van de wet van massabehoud. – Voor een aantal voorbeelden zal men zowel: de reactie uitvoeren en duidelijk reagentia en reactieproducten tonen de reactie voorstellen aan de hand van molecuulmodellen of andere visualiseringen de symbolische reactievoorstelling neerschrijven – De terugkoppeling naar eerder uitgevoerde reacties om de symbolische voorstelling aan te leren is didactisch verantwoord. 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 33 D/2006/0279/039 – De chemische formules van enkelvoudige en binaire samengestelde stoffen worden gegeven. De leerlingen worden nog niet verondersteld de namen van de stoffen te kennen. – Men zal bij elke besproken reactie zowel het principe van behoud van atoomsoorten, als het principe van behoud van aantal atomen (wet van massabehoud) controleren. – De begrippen reagentia en reactieproducten zullen continu worden gebruikt. 3 HET PERIODIEK SYSTEEM ALS VEELZIJDIGE INFORMATIEBRON: ca. 8 lestijden 3.1 Modellen voor atoombouw LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 21 De atoombouw van een gegeven element kunnen beschrijven wat betreft aantal en plaats van protonen, neutronen en elektronen (C9p) Samenstelling van een atoom 22 De historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Bohr bondig en chronologisch kunnen weergeven (W13p) Evolutie van het atoommodel tot en met het atoommodel volgens Bohr 23 De elektronenconfiguraties, beperkt tot de hoofdenergieniveaus, van de eerste 18 chemische elementen van het periodiek systeem kunnen opstellen op basis van hun atoomnummer (C9p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 3.1 Benodigdheden – Afbeelding van Dalton, Thomson, Rutherford, Bohr Visualiseringen van de atoombouw volgens Bohr: transparanten, dia's, magnebolen, enz. Opbouwschema voor de elektronenconfiguraties van de eerste achttien elementen uit het PSE Mogelijke experimenten – – Enkele eenvoudige proeven uit de elektrostatica, ter illustratie van ‘elektrische eigenschappen’ van de materie, zoals het bestaan van tegengestelde ladingen, de beweeglijkheid van ladingen en de krachtwerking tussen ladingen. Vlamproeven ter illustratie van het bestaan van energieniveaus Wenken – Nog niet veel belang hechten aan de begrippen absolute en relatieve massa/elektrische lading. De waarde van het rangnummer Z en de tot op de eenheid afgeronde waarde van A in dit stadium enkel in verband brengen met het aantal protonen, neutronen en elektronen. – Het begrip ‘elektronenbanen’ niet te sterk benadrukken. Beter is te spreken over ‘gebieden waarin zich een aantal elektronen met een welbepaalde energiewaarde kunnen bevinden’. Het atoommodel van Bohr zal worden voorgesteld als een handig, maar ook onvolledig atoommodel, dat in het eerste leerjaar van de derde graad nog zal worden verfijnd. 34 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 3.2 Betekenisvolle rangschikking van de elementen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 24 Het huidige PSE in zijn historische evolutie kunnen beschrijven als een rangschikking van elementen volgens toenemend atoomnummer en overeenkomstige eigenschappen (W13p-C9p) Beschrijving van het periodiek systeem van de elementen 25 Het huidige PSE kunnen beschrijven aan de hand van de begrippen periode, groep, groepsnaam, metalen, niet-metalen, edelgassen (C7p) 26 Het verband kunnen aangeven tussen de elektronenconfiguratie enerzijds en het periodenummer en het groepsnummer van de hoofdgroepen anderzijds, met speciale aandacht voor de edelgasconfiguratie (C10) Het verband tussen de elektronenconfiguratie volgens Bohr en de algemene opbouw van het periodiek systeem van de elementen 27 Uit de gegevens bij elk symbool kunnen afleiden of berekenen: relatieve atoom- en molecuulmassa, molaire massa Informatie uit het periodiek systeem van de elementen – relatieve atoommassa, relatieve molecuulmassa – molaire massa – elektronegatieve waarde en metaal- of nietmetaalkarakter – monoatomische ionvorming 28 De molaire massa kunnen omschrijven en toepassen als massa per 1 mol deeltjes met als SIeenheid 1 kg/mol 29 De SI-eenheid 1 mol kunnen omschrijven als die hoeveelheid stof die 6.1023 stofdeeltjes bevat 30 In voorbeelden uit het dagelijkse leven omrekeningen kunnen maken tussen massa en stofhoeveelheid in mol (C22) 31 Het verband kunnen leggen tussen het metaal- of niet-metaalkarakter van een element en de elektronegatieve waarde zoals vermeld in het PSE (C7p-C8p) 32 De monoatomische ionvorming kunnen uitleggen voor metalen en niet-metalen uit de hoofdgroepen I, II, III, VI en VII uitgaande van de stabiliteit van edelgasatomen en van hun bijzondere elektronenconfiguratie (C12p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 3.2 Benodigdheden – Actuele voorstellingen van het periodiek systeem van de elementen (PSE). Eventueel afbeeldingen in verband met de historische evolutie van de rangschikking van de chemische elementen en afbeeldingen van Mendeljev en van zijn originele publicaties Stoffenverzameling van enkelvoudige stoffen (of afbeeldingen ervan), gerangschikt volgens het huidige PSE Tabellen met fysische en/of chemische eigenschappen en/of periodiciteit van enkelvoudige stoffen Balansen voor leraar en leerlingen Verzameling van één-molhoeveelheden van zuivere stoffen Tabellen, grafieken of voorstellingen waaruit de elektronegatieve waarde van de elementen gemakkelijk kan worden afgelezen Schematisch overzicht van het verband tussen groepsnummer in het PSE en de ionlading Geschikte computerprogramma's en websites in verband met het PSE 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 35 D/2006/0279/039 Mogelijke experimenten – – Aantonen van analogieën in fysische en/of chemische eigenschappen van enkelvoudige stoffen in eenzelfde hoofdgroep van het PSE bv.: reactie van alkalimetalen met water oplosbaarheid van halogenen in een apolair solvent. Afwegen van een bepaalde molhoeveelheid van stoffen. Wenken – Men zal vooral de periodiciteit van de elektronenconfiguraties doorheen de groepen en perioden illustreren. – Vermelden dat A de relatieve atoommassa voorstelt en aanduidt hoeveel maal de werkelijke of absolute massa van het beschouwde atoom groter is dan de internationale atoommassa-eenheid (1 u = 1,66.10-27 kg). Deze laatste mag bij benadering worden gelijkgesteld aan de werkelijke of absolute massa van een waterstofatoom. Hoofdzaak is dat leerlingen vlot relatieve molecuulmassa's leren berekenen uitgaande van het PSE met gegeven relatieve atoommassa's. Men kan eventueel voorbeelden geven van enkele absolute atoommassa's en wijzen op de praktische moeilijkheden om daarmee te werken en zo het belang van relatieve massa’s accentueren. – De begrippen isotoop, isotopensamenstelling, nuclide en nuclidemassa, gemiddelde relatieve atoom- en molecuulmassa worden pas in het eerste leerjaar van de derde graad behandeld. – Molhoeveelheden van enkele zuivere stoffen worden best gevisualiseerd en in verband gebracht met 6.1023 moleculen. – Ofschoon de SI-eenheid van molaire massa 1 kg/mol is, wordt in de chemie en dus ook in de schoolchemie, vooral uit praktische noodzaak bij het experimenteel werk, gewerkt met molaire massa's uitgedrukt in g/mol. – De praktische nood aan een gepaste eenheid voor een groot aantal deeltjes kan ook worden geïllustreerd met reactievergelijkingen. Deze geven immers weer in welke aantalverhouding stofdeeltjes omzetten in andere stofdeeltjes. Aangezien het bij het uitvoeren van chemische reacties onmogelijk is om het aantal reagerende stofdeeltjes te tellen, is het dus erg belangrijk dat men bv. via massa's en volumes van stoffen, kan achterhalen hoeveel stofdeeltjes met elkaar in reactie worden gebracht. – Men zal de elektronenconfiguratie van enkele typische metalen en niet-metalen vergelijken met deze van het nabijgelegen edelgas om de monoatomische ionvorming uit te leggen. In dit gedrag onderscheidt men het metaal- en niet-metaalkarakter van een element. Het begrip elektronegatieve waarde kan in dit verband eenvoudig worden aangereikt als een waardecijfer dat aangeeft hoe sterk de neiging van een element is om elektronen naar zich toe te halen. – Vanuit de ionlading kan men de link leggen naar het begrip oxidatiegetal of bindingsvermogen. Het is echter niet de bedoeling dat leerlingen hier reeds het gebruik van de oxidatiegetallen leren kennen, laat staan leren bepalen aan de hand van de elektronegatieve waarde van de gebonden atomen. 36 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 3.3 De chemische bindingen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 33 Het ontstaan en de betekenis van de ionbinding kunnen omschrijven en illustreren met eenvoudige voorbeelden op intra- en intermoleculair niveau (C11p-C13p) De ionbinding Ionenroosters 34 Fysische eigenschappen van herkenbare ionverbindingen in verband brengen met chemische formule en bindingsaard (C13p–C24p) 35 Het ontstaan en de betekenis van de atoombinding kunnen omschrijven en illustreren met eenvoudige voorbeelden op intra- en intermoleculair niveau (C11p-C13p) De atoombinding Atoomroosters van niet-metalen Molecuulroosters 36 Fysische eigenschappen van herkenbare atoomverbindingen in verband brengen met chemische formule en bindingsaard (C13p–C24p) 37 Het ontstaan en de betekenis van de metaalbinding kunnen omschrijven en illustreren met eenvoudige voorbeelden op intra- en intermoleculair niveau (C11p-C13p) De metaalbinding Metaalroosters 38 Fysische eigenschappen van zuivere metalen en legeringen in verband brengen met chemische formule en bindingsaard (C13p-C24p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 3.3 Benodigdheden Simulatievoorstellingen van de ionbinding, atoombinding, metaalbinding Molecuulmodellen, roostermodellen van stoffen in vaste toestand: C, I2, Fe, NaCl, CO2, H2O Wenken – Het onderscheid tussen de drie bindingstypes blijft hier beperkt tot de essentiële verschilpunten en kan worden geïllustreerd met eenvoudige voorbeelden zoals NaCl, MgBr 2, CaO, Al2S3, H2, Cl2, O2, H2O, CO2, Na, Fe, Cu. Het onderscheid tussen polaire en apolaire bindingen, tussen polaire en apolaire moleculen en tussen diverse types van atoombindingen moet hier nog niet worden behandeld. Dit gebeurt in het tweede leerjaar van de tweede graad (polariteit van watermoleculen) en in de derde graad. – Het verschil in elektronegatieve waarde tussen de atomen die een chemische binding aangaan kan in een aantal voorbeelden een handig en praktisch hulpmiddel zijn om te voorspellen of twee atomen bij voorkeur een ionbinding of een atoombinding zullen vormen. 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 37 D/2006/0279/039 LEERINHOUDEN EN DOELSTELLINGEN VOOR HET TWEEDE LEERJAAR De leerstofafbakening voor chemie wordt hierna weergegeven onder vorm van drie rubrieken: – Leerinhouden: dit is het verplichte leerstofkader waarbinnen elke leraar de jaarplanning en concrete leerstofontwikkeling moet uitwerken. Dit leerstofkader is bindend voor elke leraar chemie in de betrokken studierichtingen. De chronologische volgorde is echter niet bindend. – Leerplandoelstellingen: dit zijn verduidelijkingen van het eigenlijke leerstofkader, ten behoeve van de leraar en geschreven in functie van de leerling. Ze geven ook aan wat er minimum van de leerling wordt verwacht vanuit de eindtermen en dus ook de minimale diepgang die de leraar moet aanbrengen via de gekozen leerstofontwikkeling. De nummers bij de doelstellingen en voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie, de nummers voorafgegaan door W hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Partim (p) volgend op een getal betekent dat de bijbehorende eindterm slechts gedeeltelijk aan bod komt in de doelstelling. – Pedagogisch-didactische wenken: dit zijn niet-bindende adviezen waarmede de leraar kan rekening houden om het chemieonderwijs doelgericht, boeiend en efficiënt uit te bouwen. De rubriek ‘benodigdheden’ moet door directies en leraren worden behartigd. Een ‘’ voor de benodigdheden verwijst naar de minimale materiële vereisten. De rubriek ‘mogelijke experimenten’ biedt een reeks suggesties van mogelijke experimenten, waaruit de leraar een oordeelkundige keuze kan maken. De rubriek ‘wenken’ biedt een aantal aandachtspunten en bakent tevens de grenzen af tussen leerstofaspecten voor de tweede en de derde graad. Overal in onderstaande teksten verwijzen de nummers tussen haakjes naar de eindtermen zoals vermeld in de lijst van de eindtermen achteraan deze brochure. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W verwijzen naar de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Een p achter een nummer betekent partim of gedeeltelijk verwezenlijkt. A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen: 1 met eenvoudig materiaal de pH van een oplossing bepalen (C1 partim) 2 eenvoudige chemische reacties uitvoeren (C1 partim) 3 veilig en verantwoord omgaan met stoffen, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken (C3-W30) LEERINHOUDEN Practica minimum het equivalent van 2 lestijden verplicht Men dient erover te waken de gemeenschappelijke eindtermen W1, W4, W8, W9, W12, W25, W29 en W31 zoveel mogelijk aan bod te laten komen. 4 chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg opzoeken en gebruiken (C2) Gebruik van ICT in de lessen chemie minimum 1 lestijd verplicht 5 het belang van chemische kennis in verschillende beroepen illustreren (C4) Chemie en beroepen Minstens 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad en al dan niet geïntegreerd 38 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Practica "Onder leerlingenpracticum verstaat men een activiteit waarbij leerlingen alleen of in kleine groepjes van 2 tot 3 leerlingen zelfstandig, maar onder begeleiding en toezicht van de leraar, experimenteel werk uitvoeren. Deze leerlingenproeven staan in verband met een of ander chemisch verschijnsel dat behoort tot het leerinhoudenpakket. De keuze van de onderwerpen dient gevarieerd te zijn en zowel het kwantitatief als het kwalitatief karakter zullen aan bod komen. Specifieke labovaardigheden en veiligheidsadviezen worden best geïntegreerd tijdens de practica. Concreet betekent dit alles dat het inoefenen van begrippen, het maken van oefeningen en het oplossen van vraagstukken niet als practicum mogen worden beschouwd." Mogelijke onderwerpen voor de practica zijn: – Eigenschappen van oxiden, hydroxiden, zuren en/of zouten (C1p-C3) – pH-metingen van oplossingen (C1p-C3) – Voorbeelden van zoutvorming (C1p-C3) – Eenvoudige experimenten met alkanen(C1p-C3) – Het elektrisch geleidingsvermogen van zuivere stoffen en waterige oplossingen (C11p-C3) – Bereiden van oplossingen met welbepaalde concentratie (C17-C3) – Voorbeelden van ionenverbindingsreacties (C1p-C3) – Eenvoudige toepassingen van ionenverbindingsreacties (C1p-C3) Gebruik van de computer Rekening houdend met de concrete mogelijkheden binnen de school en de klas wordt gestart met chemische informatie langs elektronische weg op te zoeken en te gebruiken daar waar zinvol. De vakgroep kan kiezen tussen: 1 Raadplegen van het internet voor het opzoeken en verwerken van informatie (C 2) omtrent: samengestelde stoffen: ontdekking, chemische en fysische eigenschappen, gebruik, ... twee- en driedimensionale modellen van moleculen zuurgraad en indicatoren toepasselijke contexten wetenschappers studie- en beroepsmogelijkheden in verband met chemie (C4) ... 2 Gebruiken van CD-ROM in verband met: oplosproces van stoffen in water dissociatie en ionisatie van elektrolyten reactiesoorten .... 3 Maken van laboverslag met tekstverwerker, indien binnen de lessen en niet als taak. 4 Omzetten van opgezochte gegevens in overzichtelijke en betekenisvolle tabellen, figuren, ... 5 Gebruiken van computergestuurd zelfontdekkend leren 6 Gebruiken van computergestuurd oefenmateriaal en/of toetsmateriaal 7 Gebruiken van grafisch rekentoestel 8 Uitvoeren van persoonlijke opdrachten B Conceptuele en contextuele leerinhouden Volgende conceptuele leerinhouden worden gerealiseerd in contexten die steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap zoals wordt voorgeschreven door de vakinhoudelijke eindtermen: zie lijst. Voor een mogelijke koppeling tussen conceptencontexten en eindtermen wordt verwezen naar het hoger gegeven voorstel. Daar waar mogelijk wordt een verband gelegd met studie- en beroepsmogelijkheden in de chemie (C4). 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 39 D/2006/0279/039 4 SAMENGESTELDE STOFFEN RONDOM ONS: ca. 8 lestijden 4.1 Indeling van samengestelde stoffen rondom ons LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Onderscheid tussen anorganische en organische stoffen 4.2 Het onderscheid tussen anorganische en organische stoffen kunnen illustreren op basis van de verschillende herkomst van stoffen uit de leefwereld het verschil in aantal en in soorten atomen per molecule (C8p) Anorganische samengestelde stoffen rondom ons LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 2 Anorganische samengestelde stoffen kunnen classificeren in hun stofklasse (C8p-C24p) Oxiden, hydroxiden, zuren en zouten: 3 Van anorganische samengestelde stoffen met gegeven formule de systematische naam met Griekse telwoorden kunnen vormen en omgekeerd (C14p) 4 Formules van anorganische samengestelde stoffen kunnen vormen aan de hand van het gegeven oxidatiegetal van de voorkomende mono- en polyatomische ionen (zie wenken) (C14p-C12p) 5 De onderlinge samenhang tussen de stofklassen schematisch kunnen weergeven 6 Uitleggen dat de stof dezelfde eigenschappen bezit onafhankelijk van de bereidingswijze: synthetisch of door de natuur (C6) 7 Aan de hand van gevarensymbolen en R- en Szinnen de speciale gevaren inherent aan de omgang met oxiden, hydroxiden, zuren en zouten in het dagelijkse leven kunnen herkennen (C3-C24p) 8 De pH-schaal in relatie kunnen brengen met zuur, basisch of neutraal karakter van een waterige oplossing (C26p) 9 Methoden kunnen aangeven om de pH van een oplossing te bepalen (C26p) functionele groep formulevorming en naamgeving principe van onderlinge samenhang veilig omgaan met anorganische stoffen Zuur-base-indicatoren en pH-schaal 10 De typische kleur van indicatoren als fenolftaleïne, lakmoes of methyloranje in zuur en basisch midden kennen en kunnen interpreteren (C26p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 4.2 Benodigdheden Stoffenverzamelingen van anorganische zuren, hydroxiden, oxiden, zouten 40 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week Tabel met oxidatiegetallen van mono- en polyatomische ionen Een verzameling zuur-base-indicatoren – Documentatiemateriaal in verband met herkomst van zouten (zoutmijnen, ertsen, mineralen, zoutwinning uit zeewater...) Demonstratiemateriaal om bereidingen en eigenschappen van de vermelde verbindingsklassen te illustreren en aangepaste benodigdheden voor eenvoudige leerlingenproeven Mogelijke experimenten – Bereiding van een zuur, een hydroxide, een metaaloxide, een niet-metaaloxide of een zout; aan de hand van het verkregen reactieproduct uit het bereidingsexperiment eventueel enkele typische eigenschappen van de overeenkomstige verbindingsklasse illustreren. – Kleurtesten t.o.v. zuur-base-indicatoren – Vaststellen van de zuurgraad of van de basiciteit van een milieu door middel van zuur-base- kleurindicatoren. – De pH meten van enkele gekende oplossingen zoals wijn, azijn, melk, frisdrank, leidingwater, koffie, bier, badschuim, ammonia enz. en deze oplossingen rangschikken volgens de pH-waarde, afgelezen op een kleurenschaal. Wenken – Het onderscheid tussen anorganische en organische stoffen kan worden geconcretiseerd door hun ‘herkomst’ uit de ‘levenloze’ natuur (ertsen, mineralen, zouten, metalen, ....) of uit de ‘levende natuur’ (vetten, plantaardige en dierlijke oliën, suikers ...) te illustreren. – Voor de formulevorming van samengestelde anorganische stoffen mogen de leerlingen in de tweede graad een tabel met oxidatiegetallen van atomen en atoomgroepen gebruiken, niet enkel bij het inoefenen, ook bij toetsen en examens. De atoomgroepen worden in deze lijst best beperkt tot het hydroxideanion, het ammoniumkation en de volgende oxoanionen: carbonaat, waterstofcarbonaat nitraat fosfaat, waterstoffosfaat, diwaterstoffosfaat sulfaat, waterstofsulfaat chloraat, bromaat, jodaat – Wat betreft de naamgeving van de stoffen zal in de tweede graad een systematische naamgeving met vermelding van de formule-indices worden gebruikt voor de anorganische stoffen zoals Al2O3 = ‘dialuminiumtrioxide’ en niet ‘aluminiumoxide’ Ba(OH)2 = ‘bariumdihydroxide’ en niet ‘bariumhydroxide’ H2SO4 = ‘diwaterstofsulfaat’ en niet ‘waterstofsulfaat’ De bedoeling hiervan is de chemische naamgeving voor de leerlingen in de tweede graad zo eenvoudig mogelijk te houden, door bij voorkeur namen te gebruiken die zo volledig mogelijk de formulesamenstelling weerspiegelen en niet in tegenspraak zijn met de internationaal geldende nomenclatuurregels. Ook het gebruik van de zogenaamde Stock-notaties, met vermelding van oxidatiegetallen zoals ijzer(III)oxide wordt best uitgesteld tot de derde graad. In de derde graad kan de systematische naamgeving eventueel worden vereenvoudigd door de vermelding van de indices te schrappen indien overbodig. Ofschoon daardoor de namen worden vereenvoudigd, onderstelt dit voor de leerlingen extra denkstappen, wat in de tweede graad best wordt vermeden. De leraren moeten er dus over waken in hun chemisch taalgebruik ook de systematische naamgeving met vermelding van de indices te gebruiken! De nog verder doorgedreven systematische naamgeving waarbij de oxoanionen niet meer met internationaal gangbare groepsnamen worden aangeduid, maar met benamingen van het type ‘tetraoxosulfaat’ in plaats van sulfaat, ‘trioxosulfaat’ in plaats van sulfiet, enz. wordt in het secundair onderwijs beter niet gebruikt omdat deze naamgevingswijze te ver afstaat van de internationale gangbare chemische vaktaal en ook van de alledaagse gebruikerstaal voor stofnamen. Bij alle behandelde stoffen zal men tevens melding maken van belangrijke ‘gebruiksnamen’ binnen en buiten de chemie om stoffen aan te duiden, bv. zwavelzuur, accuzuur, soda, loog, zoutzuur, azijnzuur. Het is 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 41 D/2006/0279/039 wenselijk dat leerlingen dergelijke namen leren associëren met concrete stoffen die in de chemielessen behandeld werden. Nochtans mag men in de chemielessen in de tweede graad dergelijke namen niet in de plaats stellen van de prioritair te gebruiken systematische namen met vermelding van de indices. – Bij de studie van de onderlinge samenhang van anorganische stoffen kan men eventueel de studie van chemische eigenschappen integreren. Men hoeft hierbij niet de volledigheid te beogen, maar eerder de illustratie van een aantal interessante en gemakkelijk controleerbare eigenschappen, die mogelijk ook als voorlopige herkenningseigenschappen kunnen worden gebruikt. De keuze van de eigenschappen wordt, voor zover niet expliciet vermeld in de leerplandoelstellingen, overgelaten aan de creativiteit van de leraars. Het getuigt van een enge opvatting betreffende chemie indien in deze lessenreeks aan het schrijven van namen, formules en reactievergelijkingen bijzonder veel tijd wordt besteed. Beseffen we dat het drillen van deze leerinhouden in deze fase van het leerproces, bij de leerlingen vaak resulteert in een afkeer van chemie? – De gevaren verbonden met samengestelde stoffen zal men vooral afleiden uit het interpreteren van de gevaarsymbolen en R- en S- vermeldingen op de etiketten van handelsverpakkingen en van ‘schoollaboflessen’. – De pH-schaal wordt enkel experimenteel ingevoerd als concretisering van de begrippen zuur en base en aldus best geïntegreerd in de kennismaking met deze begrippen. De pH of zuurgraad van een oplossing kan reeds in logisch verband worden gebracht met de waterstofionenconcentratie in de oplossing. Het is helemaal niet de bedoeling pH-berekeningen uit te voeren. Men kan wel verwijzen naar het gebruik van de pH-schaal in allerlei domeinen zoals grond- en wateronderzoek (zie eenvoudige sets in tuincentra, aquariumwinkels ...). Eveneens kunnen de leerlingen bij het opsporen van zuren of van hydroxidebasen in water gebruik maken van oplossingen van indicatoren of van pH-meetstrips. 4.3 Organische stoffen rondom ons LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 11 Kennismaking met de onvertakte, verzadigde koolwaterstoffen (n-alkanen) (C14p) Alkanen uit aardolie Veilig omgaan met organische stoffen • de formules en systematische namen van de laagste 10 n-alkanen kennen • van enkele n-alkanen het voorkomen in de natuur en de toepassingen in het dagelijkse leven kunnen bespreken • aan de hand van gevarensymbolen en R- en Szinnen de speciale gevaren inherent aan de omgang met organische stoffen in het dagelijkse leven kunnen herkennen (C3) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 4.3 Benodigdheden Stoffenverzamelingen van organische stoffen: n-alkanen Verzameling van ruwe aardolie en destillatiefracties en handelspetroleumproducten Documentatiemateriaal in verband met aardolie en raffinage, aardgas Mogelijke experimenten 42 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week – Destillatie van aardolie Wenken – Voor de organische stoffen zal men bij voorkeur de internationaal gangbare systematische namen gebruiken. De naamgeving blijft in de tweede graad beperkt tot de onvertakte, verzadigde alkanen met maximaal 10 koolstofatomen. 5 WATER EN HET GEDRAG VAN STOFFEN IN WATER: ca. 4 lestijden 5.1 Water als oplosmiddel LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 12 De polariteit van een binding kunnen aanduiden vanuit de elektronegatieve waarden in het PSE Water als polair oplosmiddel voor elektrolyten en nietelektrolyten 13 De polariteit van water kunnen aangeven vanuit het verschil in elektronegatieve waarden tussen zuurstof en waterstof en de geometrie van de molecule (C15) 14 Molaire en massaconcentratie van een oplossing kunnen definiëren en de vermelding op diverse etiketten begrijpen Concentratie van een oplossing 15 Diverse berekeningen in verband met molaire concentratie kunnen uitvoeren (C17) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 5.1 Benodigdheden Volumetrisch laboratoriummateriaal (maatcilinders, maatkolven, pipetten, buretten ...) Balansen voor leraar en voor leerlingen Verzameling van één-molhoeveelheden van zuivere stoffen Verzameling van oplossingen met verschillende molaire concentratie (gekleurde, kleurloze) Molecuulmodel van water en roostermodellen van zouten Mogelijke experimenten – – – – – Aantonen van dipoolkarakter van samengestelde stoffen aan de hand van molecuulmodellen, elektronegatieve waarden van atomen, afbuiging van vloeistofstralen (H 2O, C6H14 ...) Controleren van de oplosbaarheid van allerlei stoffen in water Samenstellen van oplossingen met een bepaalde molaire concentratie Oplossingen verdunnen en concentreren Leren omgaan met volumetrisch laboratoriummateriaal, met inachtneming van de nodige veiligheidsvoorschriften zoals het verplichte gebruik van pipetvullers Wenken – Het begrip concentratie zal worden gevisualiseerd aan de hand van modelvoorstellingen betreffende aantal opgeloste deeltjes in een bepaald volume. Het zal ook worden geconcretiseerd door middel van informatie op etiketten van allerlei stoffen (drogisterij, voedingswaren, geneesmiddelen, ... ) in verband met samenstelling, toxiciteit, veiligheidsvoorschriften, kwaliteitseisen, ... 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 43 D/2006/0279/039 – Het gebruik van andere concentratie-eenheden naast de molaire concentratie, behoort tot de leerstof van de derde graad (massaprocent, volumeprocent, ppm, ppb, enz.). Concentraties in g/l zijn impliciet verbonden met concentraties in mol/l, omdat het aantal mol wordt berekend uit het aantal gram. Men zal er wel op letten bij vermeldingen van g/l ook steeds de overeenkomstige vermelding in mol/l aan te leren. – Net zoals in de fysica maken de leerlingen ook in de chemie gebruik van formule-uitdrukkingen voor de berekening van massa, concentratie, volume. 5.2 Het oplosproces van stoffen in water LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 16 Het polair karakter van water in verband kunnen brengen met het dissociëren van ionverbindingen (ionofore stoffen) en het ioniseren van polaire covalente verbindingen (ionogene stoffen) (C16) Het oplossen van stoffen in water 17 Elektrolyten en niet-elektrolyten kunnen onderscheiden vanuit het bindingtype (C8p-C11p) 18 Het vrijkomen van ionen bij het oplossen van een gegeven elektrolyt in water kunnen weergeven in een reactievergelijking De symbolische schrijfwijze van ionvorming in water PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 5.2 Benodigdheden – – Verzameling van sterke elektrolyten, zwakke elektrolyten, niet-elektrolyten Handige demonstratieopstelling voor het aantonen van het elektrische geleidingsvermogen van stoffen (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, oplossingen): semi-kwantitatief: met behulp van lampje of geluidssignaal kwantitatief: met behulp van stroomkring bestaande uit een meetcel met elektroden met constant elektrodenoppervlak en constante elektrodenafstand Statische en dynamische transparanten of andere simulatiemodellen en audiovisuele hulpmiddelen om de splitsing van elektrolyten in water te visualiseren Een voldoend aantal vereenvoudigde meetopstellingen voor gebruik door leerlingen tijdens het practicum Eventueel geschikte computerprogramma's om het schrijven van ionvormingsreacties in water in te oefenen Mogelijke experimenten – Onderzoek van het elektrische geleidingsvermogen van: enkelvoudige stoffen: enkele metalen en niet-metalen zoals Cu, Fe, Hg, Na, C, S8, I2 waterige oplossingen van: niet-elektrolyten zoals suiker, pentanol, aceton zwakke elektrolyten zoals ethaanzuur, ammoniak, fosforzuur sterke elektrolyten zoals zouten, sterke zuren, hydroxidebasen oplossingen in andere oplosmiddelen zoals ethanol, pentaan zuivere samengestelde stoffen zoals natriumchloride, natriumhydroxide, water Wenken – Het onderzoek van het elektrische geleidingsvermogen in waterige oplossingen moet worden uitgevoerd met gedestilleerd water. Dit is tevens een gelegenheid om het onderscheid te herhalen tussen chemisch zuiver water en allerlei watersoorten uit het dagelijkse leven (leidingwater, putwater, zeewater, mineraal water met of zonder koolstofdioxide ...), die in feite oplossingen zijn van onder meer allerlei elektrolyten. 44 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week – Er is geen rechtstreeks verband tussen elektrolytsterkte en oplosbaarheid van een stof in water. Zo zijn bv. Ca(OH)2, Ba(OH)2 en andere stoffen moeilijk oplosbaar in water, maar de moleculen die oplossen gedragen zich wel als sterke elektrolyten omdat het opgelost gedeelte volledig gedissocieerd is! Er zijn ook heel wat stoffen zoals suiker die goed oplossen in water zonder elektrolyteigenschappen te vertonen. – Het onderscheid tussen sterke en zwakke elektrolyten wordt hier kwalitatief benaderd en nog niet ondersteund door evenwichtsverschijnselen. Toename in elektrisch geleidingsvermogen bij toenemende verdunning van waterige oplossingen wordt hier dus evenmin behandeld. Zwakke elektrolyten kunnen voorlopig worden gedefinieerd als stoffen waarvan in water slechts een klein aantal moleculen dissocieert in ionen. – Ionofore elektrolyten zijn stoffen met ionbindingen die al ionen bevatten vooraleer ze in water worden opgelost. Voorbeelden hiervan zijn NaCl, Ba(NO3)2 Ionogene elektrolyten zijn stoffen met polaire covalente bindingen die in zuivere toestand geen ionen bevatten, maar die wel ionen doen ontstaan onder invloed van de hydratatie door water. Voorbeelden hiervan zijn HCl, H2SO4 – Het correct schrijven van de reactievergelijkingen voor ionvormingsreacties in water, moet zeer goed worden ingeoefend. De wet van behoud van aantal en soorten atomen (massabehoud) wordt hier aangevuld met het principe van ladingsbehoud. In het vooruitzicht van leerstofpunt 6.1 worden de leerlingen verondersteld vlot de dissociatie- en ionisatievergelijkingen te kunnen schrijven aan de hand van een tabel met de veel gebruikte kationen en anionen. Geschikte oefenprogramma's op computer worden eveneens aanbevolen. 6 ENKELE BELANGRIJKE REACTIESOORTEN RONDOM ONS: ca. 5 lestijden 6.1 Reacties rondom ons tussen ionen in waterig milieu LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 19 Oplosbaarheidstabel kunnen gebruiken (C2) Reacties rondom ons waarbij slecht oplosbare stoffen worden gevormd 20 Neerslagreacties uit de leefwereld kunnen herkennen als het gevolg van bepaalde ionencombiaties tot stoffen die weinig oplosbaar zijn in water en bezinken (C18p-C19p) 21 Gasontwikkelingsreacties uit de leefwereld kunnen herkennen als het gevolg van welbepaalde ionencombinaties tot stoffen die weinig oplosbaar zijn in water en ontsnappen (C18p-C19p) 22 De essentiële ionenreactie van de geïllustreerde en analoge reacties kunnen schrijven (C18p-C19p) 23 De Arrhenius' zuur-base-theorie kunnen toepassen: De neutralisatiereactie zuren als donors van waterstofionen en basen als donors van hydroxide-ionen 24 Zuur, neutraal en basisch midden kunnen interpreteren in functie van de aanwezige hoeveelheden H1+ en OH1--ionen 25 Neutralisatiereacties tussen een sterk zuur en een sterke base in voorbeelden uit de leefwereld kunnen interpreteren als de combinatie van waterstofionen met hydroxide-ionen tot water waarbij gelijktijdig een zout wordt gevormd (C18pC19p) 26 De essentiële ionenreactie van de geïllustreerde en 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 45 D/2006/0279/039 analoge reacties kunnen schrijven (C18p-C19p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 6.1 Benodigdheden Eenvoudig labomateriaal voor kwalitatieve waarnemingen in leerlingenpractica Oplosbaarheidstabellen Kleurschalen van zuur-base-indicatoren - Verzameling dagelijkse stoffen als illustratie voor pH-waarden: bijtende soda, cola, zeep, ... Demonstratiemateriaal voor het aantonen van neerslagreacties, gasontwikkelingsreacties, neutralisatiereacties Mogelijke experimenten – – – – Uit een oplosbaarheidstabel afleiden of het samenbrengen van ionsoorten al dan niet tot combinatie van ionen kan leiden met neerslagvorming tot gevolg en dit experimenteel controleren. Kwalitatieve waarnemingen van neerslagvorming, gasvorming, neutralisatie aan de hand van reactiereeksen in water zoals: bariumzouten + sulfaten koper(II)zouten + hydroxiden eventueel in de context van onderzoek van toevoegsel aan water voor snijbloemen/rozen magnesiumzouten + fosfaten eventueel in de context van waterzuivering chloriden + zilverzouten eventueel in de context van opsporen van chloride-ionen in verschillende soorten water of in de context van de klassieke zwart-wit fotografie jodiden + lood(II)zouten eventueel in de context van de detectie van onzuiverheden in milieu en/of voeding (loodionen in bodemstaal, jodide-ionen in keukenzout) carbonaten en waterstofcarbonaten + zuren: eventueel in de context van zure snoepjes, synthetische champagne, bruistabletten (citroenzuur en natriumwaterstofcarbonaat) sulfiden + zuren zuren + hydroxidebasen eventueel in de context van de neutralisatie van bodems en meren Met zuur-base-indicatoren of met een pH-meter de pH-verandering nagaan tijdens een neutralisatiereactie van een HCl-oplossing met een NaOH-oplossing. De vorming van zouten aantonen door reactiemengsels uit te dampen en de zouten te laten kristalliseren. Wenken – Aan de leerlingen moeten eenvoudige tabellen met oplosbaarheden van zouten beschikbaar worden gesteld. – Men zal goed benadrukken dat neerslagreacties, gasvormingsreacties en neutralisatiereacties als gevolg van het samenvoegen van elektrolytoplossingen, te verklaren zijn door eenzelfde mechanisme namelijk recombinatie van ionen. – Het volstaat dat de leerlingen de essentiële ionenreactievergelijking tussen twee ionsoorten kunnen opstellen en de reactiesoort kunnen identificeren. – Tijdens de behandeling van neutralisatiereacties tussen zuren en hydroxiden zullen opnieuw indicatoren worden gebruikt voor het waarnemen van de zuurgraad of basiciteit van een oplossing ten opzichte van het neutrale, chemisch zuiver water. 46 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week – In de tweede graad wordt een zuur gedefinieerd als een stof die waterstofionen kan leveren en een hydroxide als een stof die hydroxide-ionen kan afgeven. Deze opvatting leunt dus aan bij het Arrhenius' zuur-base-model. Eventueel kan in de tweede graad het begrip ‘base’ reeds worden omschreven als een stof die in staat is waterstofionen te binden. Dit wordt enkel geïllustreerd met de hydroxidebasen (H1+ + OH12O). Op die manier wordt de mogelijkheid open gehouden om in de derde graad het base-begrip zonder veel problemen uit te breiden tot het Brönsted zuur-base-model en niet-hydroxidebasen. Er wordt echter nog niet gehandeld over stikstofbasen, de begrippen ‘zuur-base-koppels’, ‘geconjugeerde zuren en basen’ en ‘zuur-base-evenwichtsreacties’. 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 47 D/2006/0279/039 6.2 Reacties rondom ons met overdracht van elektronen tussen de reagentia LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 27 Inzien dat elke verbrandingsreactie een reactie met dizuurstof is waarbij oxiden ontstaan en energie vrijkomt Redoxreacties in het dagelijkse leven 28 In voorbeelden uit de leefwereld de verandering van oxidatiegetallen kunnen vaststellen en in verband kunnen brengen met de begrippen oxidatie, reductie en elektronenoverdracht voor: verbrandingsreacties synthesereacties met enkelvoudige stoffen ontledingsreacties van binaire stoffen (C20 ) 29 Een redoxreactie kunnen definiëren als een koppeling van een reductie en een oxidatie PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 6.2 Benodigdheden Eenvoudige veilige apparatuur voor kwalitatieve waarnemingen in leerlingenpractica Demonstratiemateriaal voor het aantonen van: redoxreacties tussen enkelvoudige en/of binaire samengestelde stoffen. Mogelijke experimenten – – – Verbranding van metalen (Na, Mg, fijnverdeeld Fe, Cu-poeder, ... ), van niet-metalen (C, P4, S8, ... ) en van organische stoffen (methaan, aardgas, ethanol, heptaan, benzine, ether, aceton, ... ) Aantonen van de gevormde producten: bij de verbranding van samengestelde organische stoffen zoals methaan, propaan en ethanol de vorming van CO2 (troebel worden van kalkwater) en H2O (met blauw kobaltdichloridepapier) aantonen Elektrolyse van binaire stoffen Wenken – De verbrandingsreacties zijn slechts een specifiek voorbeeld van redoxreacties. De begrippen oxidatie en reductie moeten dus worden losgekoppeld van opnemen of afgeven van dizuurstof. – Bij het uitvoeren van verbrandingsreacties zal men bijzonder voorzichtig zijn en eventueel ook aandacht geven aan middelen om een brand aan te wakkeren en te doven. Ook kunnen begrippen zoals ontstekingstemperatuur, ontvlammingspunt occasioneel worden vermeld. – Eventuele elektrodeverschijnselen bij redoxreacties kunnen meestal goed worden geprojecteerd via de overheadprojector. Het gaat hier enkel om de redoxreactie, niet om de theoretische inzichten in het elektrolyseproces of de werking van een chemische cel. – Voor het bepalen van de oxidatiegetallen (OG) in het kader van redoxreacties maken de leerlingen steeds gebruik van een tabel met OG van atomen en atoomgroepen en de zogenaamde praktische regels. – Het oxidatiegetal (OG) van een atoom in een verbinding kan men definiëren als het bindingsvermogen dat een atoom of atoomgroep bezit in een verbinding. Het OG is steeds een geheel getal en wordt voorgesteld door een Romeins cijfer voorafgegaan door + of -, behalve indien het OG nul is. Bij de atomen van een enkelvoudige stof is het OG = 0. Bij een neutrale verbinding is de som van de OG = 0. Bij mono-atomische ionen is het OG = de relatieve ionlading Bij polyatomische ionen is de som van de OG = de relatieve ionlading. 48 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week Het OG van een zuurstofatoom in een samengestelde stof is meestal -II. Het OG van een waterstofatoom in een samengestelde stof is meestal +I. – Redoxreacties waarbij oxoanionen of andere polyatomische ionen worden geoxideerd of gereduceerd of die pH-afhankelijk zijn, behoren tot de leerstof van de derde graad. Daaruit volgt dat in de tweede graad de bepaling van OG ook beperkt blijft tot binaire en enkelvoudige stoffen. – Redoxreacties moeten van ionencombinatiereacties worden onderscheiden doordat er tevens een overdracht van elektronen tussen de reagentia plaatsgrijpt. – De exacte betekenis van begrippen zoals 'neutralisatie, oxidatie, reductie, neerslag ...' zal voor de leerlingen duidelijk worden afgebakend, mede tegen de achtergrond van hun meer alledaagse betekenissen zoals uitschakelen, roesten, verminderen, regen, ... 2de graad aso AV Chemie 1-1 uur/week 49 D/2006/0279/039 6 LEERPLAN B voor de studierichting Wetenschappen en Wetenschappen-topsport LEERPLAN B 2-2 uur/week chemie 50 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week BEGINSITUATIE In het eerste leerjaar van de tweede graad begint voor deze leerlingen de systematische studie van het vak chemie. Ofschoon dit voor hen een totaal nieuw leervak is, zal men toch rekening moeten houden met ‘voorwetenschappelijke’ kennis van chemie, opvattingen en misvattingen over chemie die bij sommige leerlingen kunnen aanwezig zijn. Deze kennis kan verworven zijn via media, via eigen interesse voor natuurwetenschappen en via de natuurwetenschappelijke en technologische vakken uit de eerste graad. Tijdens de lessen Technologische opvoeding en/of Wetenschappelijk werk hebben zij op een elementaire wijze kennis gemaakt met eenvoudige proefopstellingen en ‘zelf experimenteren’. Alle leerlingen hebben, via het vak biologie, al een behoorlijke ervaring opgedaan in de natuurwetenschappelijke denk- en werkmethode, een zekere feitenkennis en een aantal inzichten verworven betreffende de functionele bouw van zaadplanten en gewervelde dieren in hun leefmilieu. Vanuit dit vak hebben de leerlingen ook natuurwetenschappelijke vaardigheden ontwikkeld op het vlak van: – gebruik van determineertabellen; – nauwkeurig waarnemen; – grafisch en verbaal weergeven van waarnemingen; – kwantitatief uitdrukken van waarnemingen via metingen; – interpreteren van waarnemingen of resultaten van experimenten. Deze en andere basisvaardigheden kunnen nu ook in chemie verder worden ontwikkeld en uitgebreid bij de studie van de materie. Men dient zich goed te realiseren dat uit deze groep leerlingen komen die in de derde graad aso- of tsostudierichtingen met het accent op natuurwetenschappen gaan bevolken. Tijdens de tweede graad moet dan ook degelijk worden geëvalueerd of deze leerlingen de nodige cognitieve vorming, attitudes en vaardigheden blijven ontwikkelen om met de nodige inzet en bekwaamheid de natuurwetenschappelijke studierichtingen in de derde graad aan te vatten, als voorbereiding op hoger onderwijs in de exacte en toegepaste wetenschappen. 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 51 D/2006/0279/039 LEERPLANOVERZICHT VOOR CHEMIE IN HET EERSTE LEERJAAR A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden 1 PRACTICUM: minimum het equivalent van 7 lestijden verplicht 2 INTEGRATIE VAN DE COMPUTER IN DE LESSEN CHEMIE (C2): minimum 2 lestijden verplicht 3 CHEMIE EN BEROEPEN: minimum 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad 4 WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR - TECHNISCHE REALISATIES - MAARSCHAPPELIJKE ASPECTEN: geïntegreerd B Conceptuele en contextuele leerinhouden 1 STOFFEN RONDOM ONS: ca. 12 lestijden 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4 Mengsels en zuivere stoffen uit de leefwereld De plaats van de chemie in de natuurwetenschappen Voorwerpen en stoffen De materie als mengsel van zuivere stoffen Verdiepende studie van zuivere stoffen en scheidingstechnieken 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 Chemische elementen in stoffen uit de leefwereld De ontleding van samengestelde stoffen tot enkelvoudige stoffen Moleculen en atomen als corpusculaire structuren De synthese van enkelvoudige stoffen tot samengestelde stoffen De symbolische schrijfwijze van chemische elementen, enkelvoudige en samengestelde stoffen Eigenschappen van metalen, niet-metalen, O2 en H2, edelgassen 2 'VERANDEREN' VAN STOFFEN: ca. 4 lestijden 2.1 Mogelijke stofveranderingen 2.1.1 Chemische reacties als processen waarbij andere stoffen worden gevormd 2.1.2 Chemische reacties als processen waarbij energie wordt uitgewisseld 2.2 Moleculen veranderen, atomen blijven 2.2.1 Behoud van atomen tijdens een chemische reactie (massabehoud): wet van Lavoisier 2.2.2 De symbolische voorstelling van chemische reacties 3 HET PERIODIEK SYSTEEM ALS VEELZIJDIGE INFORMATIEBRON: ca. 12 lestijden 3.1 Modellen voor atoombouw 1.1.1 Samenstelling van een atoom 1.1.2 Evolutie van het atoommodel tot en met het atoommodel volgens Bohr 3.2 Betekenisvolle rangschikking van de elementen 3.2.1 Beschrijving van het periodiek systeem van de elementen 3.2.2 Het verband tussen de elektronenconfiguratie volgens Bohr en de algemene opbouw van het periodiek systeem van de elementen 3.2.3 Informatie uit het periodiek systeem van de elementen 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 De chemische bindingen Roosters als corpusculaire structuur van de materie De ionbinding. Ionenroosters De atoombinding. Atoomroosters van niet-metalen. Molecuulroosters De metaalbinding. Metaalroosters 52 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week LEERPLANOVERZICHT VOOR CHEMIE IN HET TWEEDE LEERJAAR A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden 1 PRACTICUM: minimum het equivalent van 7 lestijden verplicht 2 INTEGRATIE VAN DE COMPUTER IN DE LESSEN CHEMIE (C2): minimum 2 lestijden verplicht 3 CHEMIE EN BEROEPEN: minimum 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad 4 WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR - TECHNISCHE REALISATIES - MAARSCHAPPELIJKE ASPECTEN: geïntegreerd B Conceptuele en contextuele leerinhouden 4 SAMENGESTELDE STOFFEN RONDOM ONS: ca. 12 lestijden 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 Indeling van samengestelde stoffen rondom ons Onderscheid tussen anorganische en organische stoffen Indeling van anorganische stoffen De verscheidenheid van organische stoffen 4.2 Anorganische samengestelde stoffen rondom ons 4.2.1 Oxiden, hydroxiden, zuren en zouten: functionele groep, formulevorming en naamgeving principe van onderlinge samenhang veilig omgaan met anorganische stoffen 4.2.2 Zuur-base-indicatoren en pH-schaal pH-metingen 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 Organische stoffen rondom ons Alkanen uit aardolie Methanol en ethanol Ethaanzuur Veilig omgaan met organische stoffen 5 WATER EN HET GEDRAG VAN STOFFEN IN WATER: ca. 6 lestijden 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 Water als oplosmiddel Water als polair oplosmiddel voor elektrolyten en niet-elektrolyten Oplosbaarheid van stoffen in water Concentratie van een oplossing Bereiden van oplossingen 5.2 Het oplosproces van stoffen in water 5.2.1 Het oplossen van stoffen in water 5.2.2 De symbolische schrijfwijze voor ionvorming in water 6 ENKELE BELANGRIJKE REACTIESOORTEN RONDOM ONS: ca. 10 lestijden 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 Reacties rondom ons tussen ionen in waterig milieu Reacties rondom ons waarbij slecht oplosbare stoffen worden gevormd De neutralisatiereactie Experimenteel onderzoek 6.2 Reacties rondom ons met overdracht van elektronen tussen de reagentia 6.2.1 Redoxreacties in het dagelijkse leven 6.2.2 Relatieve oxidator- en reductorsterkte van metalen en/of niet-metalen 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 53 D/2006/0279/039 Water en het gedrag van stoffen in water Enkele belangrijke reactiesoorten rondom ons Samengestelde stoffen rondom ons Het PSE: veelzijdige informatiebron Concepten Mogelijke contexten Veranderen van stoffen Voor mogelijke koppelingen tussen eindtermen en verschillende contextgebieden kan onderstaande tabel inspireren. Contexten en gestructureerde concepten worden best zoveel mogelijk met elkaar geïntegreerd. Naar persoonlijke keuze kan men alle concepten in één contextgebied verwerken of de concepten over opeenvolgende gebieden spreiden. Vandaar dat in dit voorstel sommige contexten in verschillende contextgebieden worden vermeld. Ook andere contextgebieden kunnen worden gekozen. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W, bij de mogelijke contexten tussen haakjes geplaatst, hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. Een p achter een nummer betekent partim. De nummers in de cellen zijn per blok contexten en concepten te interpreteren. Stoffen rondom ons 53 D/2006/0279/039 VOORSTEL VOOR MOGELIJKE KOPPELINGEN TUSSEN CONTEXTEN-CONCEPTEN-EINDTERMEN Contextgebied: Chemie in het dagelijkse leven - Chemie in huis, tuin en keuken 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week *Mengsels in het dagelijkse leven: voedingsmiddelen, dranken, additieven in de voeding, cosmetica, onderhoudsproducten, lakken, verven, gemengde vezels, glas, ... Verpakkingen en etiketten op verpakkingen van allerlei mengsels Chemische stoffen gebruikt door landbouwer, kapper, edelsmid, brandweerman, schoonheidsspecialiste, apotheker, ... *Destillatie van wijn en andere alcoholische dranken, zetten van koffie of thee, decafeïneren van koffie, extractie van vetten uit aardnoten, ... Chromatografie van voedingskleurstoffen, ... *Chemische reacties in huis, tuin en keuken: Karamelliseren van suiker, zwart-witfotografie, elektrolyse van keukenzout Verbrandingsprocessen Gebruik van gebluste kalk Vrijstellen van koolstofdioxide in bruistabletten, bakpoeder, gisten, ... Gebruik van enkelvoudige stoffen in het dagelijkse leven Internationale chemische codetaal (W20) C3 C5 C6 C24p C25p C1 C6 C25p C8p C12p C14p C24p C18p C21 C20 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week *Leveren en verbruiken van chemische energie in het dagelijkse leven Energiekringloop Energie uit brandstoffen, uit batterijen, fotochemische processen, ... Gebruik van koelstoffen Verbrandingsreacties binnen het lichaam, ... Energiebesparende activiteiten: gebruik van kunststoffen *De ontdekking van chemische elementen (W13p) Historiek van de chemische ontleding: Proust en dizuurstof (W13p) Historiek van de chemische reacties: Lavoisier en massabehoud (W13p) Afvalproblematiek thuis, op school, in de industrie: composteren, recycling, preventie, ... (W21) Dioxines en pcb’s in de voedingsketen (W21) Economische aspecten bij een chemische reactie *Vuurwerk Historische en conceptuele evolutie van het atoommodel (W13p) (W19) Historiek van het PSE (W13p) Concreet gebruik van enkelvoudige stoffen in het dagelijkse leven *Grafiet, diamant, buckyball Roosterstructuur van ijs, van keukenzout, van ijzer (atomium) *Stoffen rondom ons en hun triviale namen Concreet gebruik van stoffen: batterijzuur, maagzuur, ongebluste kalk, zwaveldioxide, keukenzout, fosfaten, nitraten, ... Carbonaten: kalkafzetting in huishoudtoestellen, op vaatwerk, ... Zuurgraad van stoffen en oplossingen in huis, tuin en keuken *Etikettering van handelsproducten: R- en S-zinnen, gevarenlogo’s, MAC-waarde, LD50-waarde Internationale normen en logo’s (W20) Concentratiegegevens op etiketten van mineraalwater Reinigen met water Elektrisch geleidingsvermogen van alledaagse stoffen C23 C21 C9p C7p C8p C9 C10 C24p C11p C12p C13 C24p C22 C2p C6 C8p C12p C14p C24p C26 C2 C3 C19p C26 C11p C15 C16 C17 C22 54 D/2006/0279/039 55 D/2006/0279/039 *Werking van antimaagzuurtabletten Aantasting van zilveren bestek Brand, brandpreventie door chemie en brandbestrijding door chemie CO-vergiftiging: info Historiek van het verbrandingsmodel (W13p) (W14) De chemicus en voedingscontrole, dieetkunde, onderhoudsproducten, ... Contextgebied: Chemie en leefmilieu - Stoffen in lucht, water, aardkorst *Natuurlijk voorkomende verbindingen in lucht, water en aardkorst en bijdragen door natuurlijke en menselijke activiteiten Stoffen in verontreinigde en niet-verontreinigde lucht Stoffen in water: gedestilleerd water, drinkwater, zeewater, ... Etiketten van mineraalwater, ... Stoffen en elementen in de aardkorst: samenstelling van de aarde, ertsen, minerale verbindingen, enkelvoudige stoffen, bodemverontreiniging, ... *Ontleding en synthese van water, van minerale zouten Historiek van de chemische ontleding: Proust en dizuurstof (W13p) Historiek van de chemische reacties: Lavoisier en massabehoud (W13p) Afvalproblematiek thuis, op school, in de industrie: composteren, recycling, preventie, ... (W21) Internationale chemische codetaal (W20) *Vuurwerk De ontdekking van chemische elementen (W13p) Historische en conceptuele evolutie van het atoommodel (W13p) (W19) Historiek van het PSE (W13p) C2 C4 C18p C19 C20 C26 C2 C3 C5 C6 C25 C8p C14 C24p C18 C21 C23 C24p C7p C8p C9 C10 C12p C16 C17 C22 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week *Eigenschappen van stoffen in lucht, water en aarde Oplosbaarheid in water (bindingstype, polariteit), concentraties, zuurgraad, ... Emulgeren van geloosde aardolie, gebruik van detergentia, ... Drinkwaterbereiding, ... Afvalwater *Brand, brandpreventie door chemie en brandbestrijding door chemie CO-vergiftiging: info Historiek van het verbrandingsmodel (W13p) (W14) *Chemische reacties in lucht, water en aarde Verbrandingen, reacties van oxiden met water, ... Vorming van ketelsteen Aantasting van gebouwen en standbeelden Corrosie van dakgoten, roesten van ijzer Zure neerslag, zure bodem en neutralisatieremedies Waterzuivering, bodemanalyse en neerslagreacties Fosfaten in waspoeder: alternatieven, ecologische aspecten De chemicus in het labo voor lucht-, water- en bodemanalyse Contextgebied: Chemie en industrie 56 D/2006/0279/039 *Stoffen uit de industrie: grondstoffen, basisproducten, eindproducten Metaallegeringen Destillatie van aardolie, extractie van suiker uit suikerbiet, ... Keukenzoutwinning en omzettingen *Chemische reacties in de industrie Metallurgische processen: elektrolyse van zouten, water, ... Energieaspecten van industriële processen Berekeningen bij chemische reacties in de industrie Historiek van de metaalwinning (W13p) Internationale chemische codetaal (W20) *Gebruik van enkelvoudige stoffen in de industrie De ontdekking van chemische elementen (W13p) Historische en conceptuele evolutie van het atoommodel (W13p) (W19) Historiek van het PSE (W13p) C2 C3 C8p C11 C12p C13 C15 C16 C17 C22 C23 C1 C26 C20 C18 C21 C23 C24p C1 C2 C5 C6 C25 C6 C2 C4 C6 C18p C19 C20 C22 C26 C14 C24p C2 C12p C18p C21 C23 C24p C2 C7 C8 C9 C10 C14p 57 D/2006/0279/039 *Eigenschappen van bekende industriële stoffen Oplosbaarheid in water (bindingstype, polariteit), concentraties, zuurgraad, ... Etikettering van industriële producten: R- en S-zinnen, gevarenlogo’s, MAC-waarde, LD50-waarde Internationale normen en logo’s (W20) Concentratiegegevens op etiketten van industriële producten *Industriële bereidingen van stoffen Metalen, nieuwe materialen, geneesmiddelen, ... Elektrolytische bescherming van metalen, antiroestbehandeling De kringloop van calciumcarbonaat Verbrandingen Historiek van het verbrandingsmodel (W14) Energiebesparende activiteiten: gebruik van kunststof *Een chemisch bedrijf Historiek van een chemisch bedrijf (W13p) Vestiging van een chemisch bedrijf: geografische, economische, ecologische en sociale aspecten (W21) Veelheid van taken in een chemisch bedrijf: - de chemicus als onderzoeker, beheerser van procestechnieken, voor productie- en kwaliteitscontrole, veiligheid en afvalverwerking, ... - anderen: transporteur, manager, jurist, economist, public-relations, ... C8p C14 C3 C8p C14 C2 C3 C11 C12p C13 C15 C16 C17 C22 C24p C26 C6 C18p C19 C20 C24p C26 C4 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week LEERINHOUDEN EN DOELSTELLINGEN VOOR HET EERSTE LEERJAAR Dit leerplan behandelt geen nieuwe conceptuele inhouden. Het verschilt van leerplan A door enkele verdiepingen en vooral door bredere contextualiseringen, het in te bouwen zelfstandig werk via extra practica, zoekopdrachten, verwerkingsoefeningen, wetenschappelijke literatuur, gebruik van de computer, ... De recht gedrukte leerinhouden en doelstellingen behoren én tot leerplan A én tot leerplan B. De leerinhouden en doelstellingen die schuin gedrukt staan, zijn enkel bedoeld voor leerplan B. De leerstofafbakening voor chemie wordt hierna weergegeven onder vorm van drie rubrieken: – – – Leerinhouden: dit is het verplichte leerstofkader waarbinnen elke leraar de jaarplanning en concrete leerstofontwikkeling moet uitwerken. Dit leerstofkader is bindend voor elke leraar chemie in de betrokken studierichtingen. De chronologische volgorde is echter niet bindend. Leerplandoelstellingen: dit zijn verduidelijkingen van het eigenlijke leerstofkader, ten behoeve van de leraar en geschreven in functie van de leerling. Ze geven ook aan wat er minimum van de leerling wordt verwacht vanuit de vooropgestelde doelstellingen voor het fundamenteel gedeelte en duiden dus op de minimale diepgang die de leraar moet aanbrengen via de gekozen leerstofontwikkeling. De nummers bij de doelstellingen en voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie, de nummers voorafgegaan door W hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen en de doelstellingen voor het fundamenteel gedeelte staan geïntegreerd in de schuin gedrukte teksten. Verder staan in dit leerplan de doelstellingen voor het fundamenteel gedeelte van de studierichtingen Wetenschappen en Wetenschappen-topsport opgenomen met hun nummer voorafgegaan door SET. Partim volgend op een getal betekent dat de bijbehorende eindterm slechts gedeeltelijk aan bod komt in de doelstelling. Pedagogisch-didactische wenken: dit zijn niet-bindende adviezen waarmede de leraar kan rekening houden om het chemieonderwijs doelgericht, boeiend en efficiënt uit te bouwen. De rubriek ‘benodigdheden’ moet door directies en leraren worden behartigd. Een ‘’ voor de benodigdheden verwijst naar de minimale materiële vereisten. De rubriek ‘mogelijke experimenten’ biedt een reeks suggesties van mogelijke experimenten, waaruit de leraar een oordeelkundige keuze kan maken. De rubriek ‘wenken’ biedt een aantal aandachtspunten en bakent tevens de grenzen af tussen leerstofaspecten voor de tweede en de derde graad. Overal in onderstaande teksten verwijzen de nummers tussen haakjes naar de eindtermen zoals vermeld in de lijst met de eindtermen achteraan deze brochure. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W verwijzen naar de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. De specifieke eindtermen wetenschappen voor het fundamenteel gedeelte van de studierichting Wetenschappen en Wetenschappen-topsport worden aangegeven met SET en een nummer. Een p achter een nummer betekent steeds partim of gedeeltelijk verwezenlijkt. A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen: 1 met eenvoudig materiaal een filtratie, extractie, chromatografie uitvoeren (C1 partim) 2 eenvoudige chemische reacties uitvoeren (C1 partim) 3 veilig en verantwoord omgaan met stoffen, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken (C3-W30) 4 onder begeleiding een onderzoeksvraag stellen bij een gegeven, eenvoudig en experimenteel onderzoekbaar probleem (SET31). 5 onder begeleiding uit gegeven bronnen op een systematische wijze informatie verzamelen en 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week LEERINHOUDEN Practica minimum het equivalent van 7 lestijden verplicht 59 D/2006/0279/039 6 7 8 9 ordenen voor het beantwoorden van een onderzoeksvraag (SET32). onder begeleiding experimenteel en aan de hand van een gesloten instructie een gegeven probleem onderzoeken (SET33). onder begeleiding de gegevens uit hun onderzoek verwerken in functie van het beantwoorden van de onderzoeksvraag (SET34). onder begeleiding hun onderzoeksresultaten rapporteren volgens een gegeven patroon (SET35). onder begeleiding de gebruikte onderzoeksmethoden en de eigen handelingen evalueren ten aanzien van het bereikte resultaat en eventueel suggesties formuleren voor een verbeterde werkwijze (SET36). Men dient erover te waken de gemeenschappelijke eindtermen W1, W4, W8, W9, W12, W25, W29 en W31 zoveel mogelijk aan bod te laten komen. 10 chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg opzoeken en gebruiken (C2SET26p-SET27p-SET32p) Gebruik van ICT in de lessen chemie minimum 2 lestijden verplicht 11 het belang van chemische kennis in verschillende beroepen illustreren (C4) Chemie en beroepen Minstens 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad en al dan niet geïntegreerd 12 Gesproken en geschreven mediamateriaal verzamelen, herkennen en/of in verband brengen met bestudeerde chemische concepten (SET28) 13 Technische realisaties uit het dagelijkse leven herkennen en/of in verband brengen met bestudeerde chemische concepten en/of werkwijzen (SET29) 14 Veranderingen in de samenleving koppelen aan nieuwe chemische inzichten en/of toepassingen (SET30) Wetenschappelijke literatuur Technische realisaties Maatschappelijke aspecten PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Practica "Onder leerlingenpracticum verstaat men een activiteit waarbij leerlingen alleen of in kleine groepjes van 2 tot 3 leerlingen zelfstandig, maar onder begeleiding en toezicht van de leraar, experimenteel werk uitvoeren. Deze leerlingenproeven staan in verband met een of ander chemisch verschijnsel dat behoort tot het leerinhoudenpakket. De keuze van de onderwerpen dient gevarieerd te zijn en zowel het kwantitatief als het kwalitatief karakter zullen aan bod komen. Specifieke labovaardigheden en veiligheidsadviezen worden best geïntegreerd tijdens de practica. Concreet betekent dit alles dat het inoefenen van begrippen, het maken van oefeningen en het oplossen van vraagstukken niet als practicum mogen worden beschouwd." Mogelijke onderwerpen van de practica zijn: – Scheidingstechnieken van mengsels: filtratie, extractie, chromatografie, ...(C1p-C3) – Waarnemen van chemische reacties: kleurverandering, neerslagvorming, ... – Onderscheid fysisch-chemisch verschijnsel (C1p-C3) – Reactiesoorten: analyse, synthese, substitutie (C1p-C3) 60 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – – – – – – – – – Basisprincipes van chemische reacties (C1p-C3) Aantonen van de wet van behoud van de elementen via een reactiereeks (SET7) Zelfontdekkende, experimentele afleiding van de wet van Lavoisier (SET31-32-33-34-35-36) Bereiding van enkelvoudige stoffen (C1p-C3) Experimentele studie van eigenschappen van enkelvoudige stoffen (C1p-C3) Het verband tussen kookpunt, smeltpunt, ... en de periodiciteit grafisch voorstellen (SET24) Het verband tussen EN-waarde en de periodiciteit grafisch voorstellen (SET24) Aantonen van bepaalde elementen in een verbinding Molhoeveelheden afwegen (C22) Gebruik van de computer Rekening houdend met de concrete mogelijkheden binnen de school en de klas wordt gestart met chemische informatie langs elektronische weg op te zoeken en te gebruiken daar waar zinvol. De vakgroep kan kiezen tussen: 1 Raadplegen van het internet voor het opzoeken en verwerken van informatie omtrent: ontdekking van de elementen enkelvoudige stoffen: ontdekking, eigenschappen, gebruik, ... twee- en driedimensionale modellen van moleculen en roosters toepasselijke contexten wetenschappers studie- en beroepsmogelijkheden in verband met chemie (C4) …. 2 Gebruiken van cd-rom in verband met: scheidingstechnieken en toepassingen de opbouw van het PSE …. 3 Maken van laboverslag met tekstverwerker, indien binnen de lessen en niet als taak. 4 Omzetten van opgezochte gegevens in overzichtelijke en betekenisvolle tabellen, figuren, ... 5 Gebruiken van computergestuurd zelfontdekkend leren 6 Gebruiken van computergestuurd oefenmateriaal en/of toetsmateriaal 7 Gebruiken van grafisch rekentoestel 8 Uitvoeren van persoonlijke opdrachten B Conceptuele en contextuele leerinhouden Volgende concepten worden gerealiseerd in contexten die steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap zoals wordt voorgeschreven door de vakinhoudelijke eindtermen: zie lijst. Voor een mogelijke koppeling tussen concepten-contexten en eindtermen wordt verwezen naar het hoger gegeven voorstel. Daar waar mogelijk wordt een verband gelegd met studieen beroepsmogelijkheden in de chemie (C4). 1 STOFFEN RONDOM ONS: ca. 12 lestijden 1.1 Mengsels en zuivere stoffen uit de leefwereld LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Het studieonderwerp van de chemie verduidelijken binnen de schaalniveaus van de natuurwetenschappen (SET1) De plaats van de chemie in de natuurwetenschappen 2 Voorwerpen kunnen onderscheiden van stoffen op basis van voorwerp- en stofeigenschappen (C24p) Voorwerpen en stoffen 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 61 D/2006/0279/039 3 Mengsels uit de leefwereld begrijpen als een verzameling van zuivere stoffen, met gegeven of waarneembare eigenschappen van deze zuivere stoffen (C5) 4 Zuivere stoffen uit de leefwereld begrijpen als stoffen met welbepaalde, gegeven of waarneembare, fysische karakteristieken (C5) 5 Enkele typische voorbeelden van homogene en heterogene mengsels uit de leefwereld kunnen onderscheiden en benoemen als oplossing, emulsie of suspensie (C25p) 6 Voor eenvoudige en herkenbare mengsels geschikte scheidingstechniek(en) kunnen suggereren en verklaren in functie van het isoleren van zuivere stoffen (C25p) 7 De scheidingstechnieken filtratie, extractie en chromatografie uitvoeren (C1) 8 Stoffen kunnen classificeren als zuivere stof of als mengsel op basis van fysische constanten (SET5p) 9 Op basis van gegevens een mogelijk scheidingsschema kunnen voorstellen voor een eenvoudig en herkenbaar mengsel (SET5p) De materie als mengsel van zuivere stoffen Verdiepende studie van zuivere stoffen en scheidingstechnieken PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 1.1 Benodigdheden Verzameling voor het onderscheiden van voorwerp- en stofeigenschappen Verzameling van de voornaamste soorten mengsels Eenvoudig laboratoriummateriaal voor het uitvoeren van demonstratie- en leerlingenproeven in verband met scheidingstechnieken: filtreren, centrifugeren, destilleren, kristalliseren, extraheren, adsorberen, eenvoudige papierchromatografie Alledaagse gebruikstoestellen of afbeeldingen ervan: koffie- of theezetter, zeef, decanteerfles, stofzuiger, stofmasker, droogzwierder voor linnengoed, slazwierder, ... Benodigdheden voor bepaling van fysische constanten: kookpunt, smeltpunt, dichtheid Tabellenboekjes, aangepaste computersoftware voor het opzoeken van fysische constanten Chemicaliëncatalogi Mogelijke experimenten – – – – Stoffen classificeren naar voorwerp- en stofeigenschappen Stoffen classificeren naar soorten mengsels Mengsels samenstellen en scheiden Bepaling van kookpunt, smeltpunt van een zuivere stof en van een mengsel Wenken – Vertrekkend van diverse gebruiksvoorwerpen uit het dagelijkse leven kan men eigenschappen van stoffen en eigenschappen van voorwerpen afleiden. Voorbeelden hiervan zijn: een vlijmscherp ijzeren mes kan roesten, een geverfde houten deur is brandbaar, .... 62 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – De leerlingen krijgen best de gelegenheid om stoffen en voorwerpen te leren onderscheiden door visuele waarnemingen zoals kleur, typische vorm en uitzicht omdat proeven van, betasten van en ruiken aan stoffen gevaarlijk kunnen zijn. – Er zal bijzonder veel aandacht worden besteed aan het gebruik van stoffen en producten uit de alledaagse leefwereld van de leerlingen. Het classificeren van mengselsoorten en het scheiden van mengsels in zuivere stoffen zal hoofdzakelijk worden geïllustreerd aan de hand van alledaagse stoffen zoals beton, graniet, grind, vogelzaad, soep, beekwater, leidingwater, vruchtensappen, koffie of thee zetten, gebruik van ontvlekkers, kleurstiften, yoghurt, zure melk, wijn, ... – Best wordt er aandacht besteed zowel aan het samenstellen van mengselsoorten als aan het scheiden van mengselsoorten onder andere om het bewaard blijven van de oorspronkelijke eigenschappen van de mengselcomponenten te illustreren. – Het onderscheid tussen homogene en heterogene mengsels steunt vooral op louter visuele waarneming met het blote oog. Men kan er evenzo op wijzen dat de grens tussen homogeniteit en heterogeniteit niet scherp is en onder andere functie wordt van de grenzen van het beschouwde stoffensysteem en van eventuele optische hulpmiddelen die men gebruikt. Daarom laat men best ook stoffen bekijken met een vergrootglas of microscoop. – Stoffenverzamelingen dienen beschikbaar te zijn om op gepaste momenten ogenblikkelijk te kunnen tonen in de klas. Bovendien wordt sterk aanbevolen de bestaande stoffenverzamelingen te laten aanvullen door stoffen die door de leerlingen worden opgespoord in hun alledaagse leefwereld. – Proefondervindelijk en via macrovisuele modellen kan worden verduidelijkt dat de overgang van mengsel naar zuivere stof (scheiden) een fysisch sorteren van stoffen betekent. 1.2 Chemische elementen in stoffen uit de leefwereld LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 10 Samengestelde stoffen begrijpen als stoffen die De ontleding van samengestelde stoffen tot chemisch afbreekbaar zijn tot meerdere stoffen enkelvoudige stoffen met andere stofeigenschappen (C8p) 11 De bouw van de materie begrijpen op basis van een deeltjesmodel en de begrippen: molecule, atoom en atoomsoort (element) (C12p) 12 Twee- en driedimensionale voorstellingen van atomen en moleculen kunnen visualiseren en interpreteren (SET2p-SET3p) 13 Enkelvoudige en samengestelde stoffen kunnen onderscheiden op basis van het aantal chemische elementen (C8p) 14 Enkelvoudige stoffen begrijpen als stoffen die chemisch niet meer afbreekbaar zijn maar kunnen combineren tot stoffen met andere stofeigenschappen (C8p) De synthese van enkelvoudige stoffen tot samengestelde stoffen 15 Naam en symbolische voorstelling van de belangrijkste elementen en enkelvoudige stoffen kennen en kunnen schrijven (C14p) De symbolische schrijfwijze van chemische elementen, enkelvoudige en samengestelde stoffen 16 De symbolische schrijfwijze van enkelvoudige en samengestelde stoffen kunnen interpreteren naar aard en aantal van de aanwezige atomen per molecule en naar aantal moleculen (index en coëfficiënt) (C8p-C12p-C14p) 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week Moleculen en atomen als corpusculaire structuren 63 D/2006/0279/039 17 Met een voorbeeld illustreren dat het verschil in eigenschappen van stoffen ook afhankelijk is van aantal en aard van de bouwstenen (SET4p) 18 Algemene eigenschappen van metalen, nietmetalen en edelgassen kunnen beschrijven (C7p) naar toepassingen in het dagelijkse leven (C24p) 19 Stoffen kunnen classificeren als metaal of als niet-metaal op basis van eigenschappen (SET5p) 20 Dizuurstof herkennen als een component van lucht nodig voor een verbranding (C24p) 21 Diwaterstof herkennen in knalgas (C24p) 22 Informatie met betrekking tot enkelvoudige stoffen opzoeken en historisch situeren (W13SET26) Eigenschappen van metalen en niet-metalen, van O2 en H2, van edelgassen PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 1.2 Benodigdheden – Verzameling enkelvoudige en samengestelde stoffen Molecuulmodellen en roosterstructuren van enkelvoudige en samengestelde stoffen Eenvoudig laboratoriummateriaal voor het uitvoeren van een thermolyse, elektrolyse en fotolyse Elektrolyseapparaat van Hofmann Bolletjes van allerlei aard om het deeltjesmodel te visualiseren Oefenmateriaal om het gebruik van de belangrijkste chemische symbolen van elementen in te oefenen PSE, al of niet met visualisering van gebruik en toepassingen van enkelvoudige stoffen Demonstratietoestellen voor de bereiding en illustratie van de eigenschappen van dizuurstof en diwaterstof. Eventueel toestel voor opvang van gassen (gasklok, meetspuit ....) Mogelijke experimenten Experimenten voor de bereiding en/of het aantonen van chemische eigenschappen van enkelvoudige stoffen zijn niet steeds zonder gevaar. Men zal dus steeds goed controleren of men een geschikte, dit wil zeggen veilige experimentele werkwijze kan gebruiken, en of men beschikt over de nodige veiligheidsvoorzieningen. Vooral voor de omgang met alkali- en aardalkalimetalen, met de halogenen en met waterstofgas wordt gewaarschuwd. Men zal ook bijzonder voorzichtig en oplettend zijn bij experimenten met fosfor (brandgevaar!). – – – – Thermolyse van suiker, zouten of hydraten; elektrolyse van water; fotolyse van zilverzouten Synthese van bv.: water, magnesiumoxide, … Bereiding van H2 uit de reactie van een onedel metaal met een zuur bv. Mg + HCl Het onderscheid tussen enkelvoudige en samengestelde moleculen visualiseren met molecuulmodellen Wenken – Het deeltjesmodel kan vooraf intuïtief worden afgeleid uit bv. het steeds verder verdelen van krijt – Om ontleding en synthese vlot in verband te brengen met het deeltjesmodel en de begrippen enkelvoudige en samengestelde stoffen, wordt sterk aanbevolen aan te sluiten bij vroeger behandelde scheidingen zoals van suikerwater suikerwater suiker + water water + koolstof waterstofgas + zuurstofgas 64 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – Proefondervindelijk en via macrovisuele modellen kan worden verduidelijkt dat de overgang van samengestelde zuivere stof naar enkelvoudige zuivere stof (ontleden) een chemisch splitsen van die samengestelde zuivere stof veronderstelt. – Het molecuulbegrip biedt in feite geen verklaring voor de grote verscheidenheid aan stoffen. Belangrijker in de chemie is het atoombegrip. De leraar zal in dit stadium van de chemie dan vooral benadrukken dat de enorme verscheidenheid in de stoffen een gevolg is van de onderlinge combinatiemogelijkheden van een zeer beperkt aantal atoomsoorten (chemische elementen) tot min of meer stabiele groepen van atomen. Dergelijke kleinste stabiele atoomgroepen kunnen worden aangeduid met de algemene verzamelnaam ‘moleculen’. Definities van het type ‘een molecule is het kleinste stofdeeltje dat nog alle eigenschappen van de zuivere stof bezit’ zijn fundamenteel fout en mogen niet meer worden gebruikt. Aanbevolen wordt het molecuulbegrip vooral vanuit de gasfase te benaderen en de concrete inhoud ervan voor een bepaalde zuivere stof alleszins afhankelijk te maken van de aggregatietoestand waarin de stof zich bevindt. Dit impliceert dat het in feite niet meer mogelijk is een echt sluitende definitie van het begrip ‘molecule’ te formuleren. Toch hoeft dit het gebruik van het begrip ‘molecule’ niet uit te sluiten. Bruikbare definities zijn bv.: “Moleculen zijn de kleinste repeterende patronen in de roosterstructuren” of “Moleculen zijn de neutrale materiële deeltjes die in de gasfase afzonderlijk bewegen; wanneer deze deeltjes zich in een andere aggregatietoestand bevinden kunnen ze veranderingen ondergaan, die evenwel omkeerbaar zijn.” In de derde graad kan op de beperkingen van de molecuuldefinities nog dieper worden ingegaan. – Het gebruik van chemische symbolen voor de voorstelling van atomen en moleculen en zuivere stoffen kan worden vergeleken met analogieën uit het alledaagse leven: bv. letters vormen woorden, waarmee een taal wordt opgebouwd muzieknoten zijn schrifttekens om tonen voor te stellen het gebruik van allerlei gangbare lettersymbolen (BTW, nv....) en pictogrammen – Met belangrijkste elementen wordt bedoeld: H Li Be B C N O F - Na Mg Al Si P S Cl - K Ca Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ge As Br - Ag Cd Sn Sb I - Ba Pt Au Hg Pb - U Pu - He Ne Ar Kr Xe Rn – Met belangrijkste enkelvoudige stoffen wordt bedoeld: metalen en edelgassen uit hoger vermelde lijst H2 N2 O2 F2 Cl2 Br2 I2 C O3 S8 P4 Voor de polyatomische enkelvoudige stoffen zullen prioritair de namen met systematische indices gekend zijn en worden gebruikt (bv. dizuurstof, trizuurstof, dibroom, tetrafosfor enz.). Daarnaast moeten ook eenduidige ‘triviaalnamen’ zoals zuurstofgas, ozon, stikstofgas, worden begrepen. In geen geval mogen elementnamen zoals ‘zuurstof, waterstof, broom, jood ...’ worden gebruikt om de enkelvoudige stoffen aan te duiden. Voor metalen en edelgassen voegt men best de specificatie ‘metaal’ of ‘gas’ toe als men de enkelvoudige stoffen bedoelt bv. kopermetaal, zinkmetaal, heliumgas ... – Naar eigen wens kan men in deze context het periodiek systeem van de elementen reeds aanreiken, bedoeld als een geordend overzicht van de gekende atoomsoorten. Eventueel laat men de symbolen van de te kennen elementen omcirkelen. – In dit stadium is het nog niet nodig dat leerlingen zelf chemische formules van stoffen kunnen schrijven, wel kunnen omschrijven naar aard en aantal van de aanwezige atomen per molecule. Het onderscheid tussen index en coëfficiënt kan best worden ingeoefend via modelvoorstellingen: tekeningen of molecuulmodellen. – Er dient gewezen op het uitzonderlijke belang van het element zuurstof en van de enkelvoudige stof dizuurstof (zuurstofgas), zowel op chemisch als op biologisch vlak. – Voor de bereiding van H2 kan behalve de elektrolyse van water ook de reactie van een sterk elektropositief metaal met een zuur worden benut. 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 65 D/2006/0279/039 – Er kan ook op worden gewezen dat door erg simplistisch en/of slordig taalgebruik in de media, in de handelswereld en in de alledaagse omgang, de namen en symbolen van chemische elementen (atoomsoorten) dikwijls worden gebruikt én om zuivere stoffen te vermelden én om de aanwezigheid van deze atoomsoorten in bepaalde componenten van mengsels aan te duiden. Voorbeelden hiervan zijn: het ‘ijzer’-gehalte in het bloed, ‘zware metalen’ in de grond, ‘fosfor’ en ‘stikstof’ in de meststoffen, ‘chloor’ in het zwembadwater. De leerlingen zullen er attent op worden gemaakt dat dergelijke uitspraken enkel de aanwezigheid van bepaalde atoomsoorten weergeven, maar totaal niets zeggen over de samenstelling van de zuivere stoffen of mengsels waarin deze atoomsoorten voorkomen. 2 'VERANDEREN' VAN STOFFEN: ca. 4 lestijden 2.1 Mogelijke stofveranderingen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 23 Uit waarnemingen in het dagelijkse leven en modelvoorstellingen kunnen afleiden of men te maken heeft met een chemische reactie (C18p) Chemische reacties als processen waarbij andere stoffen worden gevormd 24 Chemische en fysische processen uit het dagelijkse leven kunnen onderscheiden op basis van het al dan niet wijzigen van de aanwezige stoffen (C18p) 25 Voorbeelden geven van chemische reacties met uiteenlopende tijdsduur (SET22) 26 Voorbeelden uit het dagelijkse leven kunnen geven Chemische reacties als processen waarbij energie waarbij chemische energie wordt opgenomen wordt uitgewisseld (endo-energetische reactie) of afgegeven (exoenergetische reactie) onder de vorm van warmte, licht of elektriciteit (C23) 27 Van gegeven en herkenbare voorbeelden van chemische processen uit het dagelijkse leven de energieomzetting identificeren en als endo- of exoenergetische reactie onderscheiden (SET10) PEDAGOGISCH -DIDACTISCHE WENKEN BIJ 2.1 Benodigdheden Eenvoudige materialen en proefopstellingen om het onderscheid tussen een fysisch en een chemisch verschijnsel te illustreren Molecuulmodellen om de herschikking van atomen te visualiseren Thermometer, voltmeter, ampèremeter Energiebronnen: warmte: gas (bunsenbrander), elektrische verwarmingsplaat of dompelaar, infraroodstraler elektriciteit: spanningsbron, batterijen ... licht: lampen, flitslicht ... Mogelijke experimenten – – Waarnemen van chemische reacties door bv. kleurverandering, neerslagvorming, gasontwikkeling, corrosie ... Ontleding van bv.: water, suiker, zilverchloride 66 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – – – – – Synthese van bv.: water, magnesiumoxide, ijzersulfide, zinkdijodide Substitutie tussen bv. looddinitraat en kaliumjodide Exotherme en endotherme chemische processen Verbruik en productie van elektrische energie bij chemische reacties Verbruik en productie van lichtenergie bij chemische reacties Wenken – Bij de keuze van de experimenten houdt men rekening met de inhoud van de brochure ‘Chemicaliën op school’. Zo is bv. het gebruik van kwikoxide enkel toegelaten voor demonstratieproeven vanaf de tweede graad en niet voor leerlingenproeven. – Men zal vooral benadrukken en waar mogelijk visualiseren: het onderscheid tussen fysische en chemische verschijnselen de rol van chemische processen bij allerlei energieomzettingen de plaats van de ‘chemische processen’ in de alledaagse energieproblematiek Als voorbeelden van processen waarbij andere stoffen worden gevormd kunnen eveneens substitutiereacties worden uitgevoerd. Best gebeurt dit dan aan de hand van zuivere stoffen die samen worden gemengd en bv. een kleurreactie of een gasontwikkeling vertonen aan het contactoppervlak. Indien men vertrekt van oplossingen in water, bereidt men de oplossing in aanwezigheid van de leerlingen. – De termen ‘endo-’ en ‘exo-energetisch’ hebben een universelere betekenis voor de aanduiding van chemische of fysische processen die met energieverbruik of -productie gepaard gaan. In de schoolchemie zal dit hoofdzakelijk tot warmte-effecten beperkt blijven, aangeduid met de termen endotherm en exotherm. 2.2 Moleculen veranderen, atomen blijven LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 28 De wet van behoud van atomen naar soort en aantal kunnen formuleren en toepassen op chemische processen in het dagelijkse leven en de afvalproblematiek (C21) Behoud van atomen tijdens een chemische reactie (massabehoud): wet van Lavoisier 29 In een reactiereeks experimenteel aantonen dat atoomsoorten behouden blijven tijdens opeenvolgende chemische reacties (SET8) 30 Op grond van gegeven formules van reagentia en reactieproducten eenvoudige reactievergelijkingen kunnen opstellen, corpusculair voorstellen en interpreteren als een hercombinatie van de aanwezige atomen (C18) De symbolische voorstelling van chemische reacties PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 2.2 Benodigdheden – – Molecuulmodellen of dynamische transparanten Visualiseringen ter illustratie van behoud van atoomsoorten Balans, nauwkeurigheid tot minstens 0,1 g Gesloten reactievat voor demonstratie van de wet van massabehoud, een variant ervan voor reacties waarbij een gas vrijkomt Afbeelding van Lavoisier Oefenprogramma's op basis van geschikte computersoftware Mogelijke experimenten 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 67 D/2006/0279/039 – – – Experimentele vaststelling van de Wet van Lavoisier: Calciumdihydroxideoplossing + diwaterstofsulfaatoplossing Looddinitraatoplossing + kaliumjodideoplossing Azijnzuur en bakpoeder in erlenmeyer afgesloten met ballon Ketelsteen, stukje krijt of marmer en zuur in erlenmeyer afgesloten met ballon Elektrolyse van water tot o.m. diwaterstof, gevolgd door de verbranding van diwaterstof tot water Omzetting van kopermetaal tot koper(II)ionen, gevolgd door een reductie van die koper(II)ionen tot kopermetaal Wenken – De leerlingen worden hier voor de eerste maal geconfronteerd met kwantitatieve aspecten van de chemie; dit zal tijdens demonstraties en eventueel practicum tot uiting komen door het uitvoeren van massabepalingen (balans) en/of gasvolumebepalingen (gasburet, meetspuit). Het uitzonderlijk groot belang van deze basiswet kan worden aangetoond, onder andere door de gevolgen ervan voor industriële processen, afvalverwerking en het milieu te illustreren. Zo kunnen er in de natuur geen atomen, noch atoomsoorten ‘verdwijnen’ door chemische processen. Het ontstaan van industrieel chemisch afval is een onontkoombaar gevolg van de wet van massabehoud. – Voor een aantal voorbeelden zal men zowel: de reactie uitvoeren en duidelijk reagentia en reactieproducten tonen de reactie voorstellen aan de hand van molecuulmodellen of andere visualiseringen de symbolische reactievoorstelling neerschrijven – De terugkoppeling naar eerder uitgevoerde reacties om de symbolische voorstelling aan te leren is didactisch verantwoord. – De chemische formules van enkelvoudige en binaire samengestelde stoffen worden gegeven. De leerlingen worden nog niet verondersteld de namen van de stoffen te kennen. – Men zal bij elke besproken reactie zowel het principe van behoud van atoomsoorten, als het principe van behoud van aantal atomen (wet van massabehoud) controleren. – De begrippen reagentia en reactieproducten zullen continu worden gebruikt. 3 HET PERIODIEK SYSTEEM ALS VEELZIJDIGE INFORMATIEBRON: ca. 12 lestijden 3.1 Modellen voor atoombouw LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 31 De atoombouw van een gegeven element kunnen beschrijven wat betreft aantal en plaats van protonen, neutronen en elektronen (C9p) Samenstelling van een atoom 32 Protonen, neutronen en elektronen herkennen als corpusculaire structuren en situeren in de verzameling van natuurwetenschappelijke corpusculaire structuren (SET1) 33 Twee- en driedimensionale voorstellingen van een atoom kunnen visualiseren en interpreteren (SET2p-SET3p) 34 De historische evolutie van de atoommodellen van Dalton tot en met Bohr bondig en chronologisch kunnen weergeven (W13 p) 35 Het verband tussen het natuurwetenschappelijk denken en modeldenken kunnen toelichten 68 D/2006/0279/039 Evolutie van het atoommodel tot en met het atoommodel volgens Bohr 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week (SET27) 36 De elektronenconfiguraties, beperkt tot de hoofdenergieniveaus, van de eerste 18 chemische elementen van het periodiek systeem kunnen opstellen op basis van hun atoomnummer (C9p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 3.1 Benodigdheden – Afbeelding van Dalton, Thomson, Rutherford, Bohr Visualiseringen van de atoombouw volgens Bohr: transparanten, dia's, magnebolen, enz. Opbouwschema voor de elektronenconfiguraties van de eerste achttien elementen uit het PSE Mogelijke experimenten – – Enkele eenvoudige proeven uit de elektrostatica, ter illustratie van ‘elektrische eigenschappen’ van de materie, zoals het bestaan van tegengestelde ladingen, de beweeglijkheid van ladingen en de krachtwerking tussen ladingen. Vlamproeven ter illustratie van het bestaan van energieniveaus Wenken – Nog niet veel belang hechten aan de begrippen absolute en relatieve massa/elektrische lading. De waarde van het rangnummer Z en de tot op de eenheid afgeronde waarde van A in dit stadium enkel in verband brengen met het aantal protonen, neutronen en elektronen. – Het begrip ‘elektronenbanen’ niet te sterk benadrukken. Beter is te spreken over ‘gebieden waarin zich een aantal elektronen met een welbepaalde energiewaarde kunnen bevinden’. Het atoommodel van Bohr zal worden voorgesteld als een handig, maar ook onvolledig atoommodel, dat in het eerste leerjaar van de derde graad nog zal worden verfijnd. – De evolutie van het atoommodel illustreren met de vorming van een idee omtrent een voorwerp in een ondoorzichtige, afgesloten doos waarbij men zintuiglijke waarnemingen koppelt aan de beschikbaarheid van allerlei ‘onderzoeksmateriaal’ zoals een schaar, magneet, ... 3.2 Betekenisvolle rangschikking van de elementen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 37 Het huidige PSE in zijn historische evolutie kunnen beschrijven als een rangschikking van elementen volgens toenemend atoomnummer en overeenkomstige eigenschappen (W13p-C9p) Beschrijving van het periodiek systeem van de elementen 38 Het huidige PSE kunnen beschrijven aan de hand van de begrippen periode, groep, groepsnaam, metalen, niet-metalen, edelgassen (C7p) 39 Informatie met betrekking tot chemische elementen en de opbouw van het PSE opzoeken en historisch situeren (SET26) 40 Het verband kunnen aangeven tussen de elektronenconfiguratie enerzijds en het 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week Het verband tussen de elektronenconfiguratie volgens Bohr en de algemene opbouw van het periodiek 69 D/2006/0279/039 periodenummer en het groepsnummer van de hoofdgroepen anderzijds, met speciale aandacht voor de edelgasconfiguratie (C10) 41 42 systeem van de elementen Uit de gegevens bij elk symbool kunnen afleiden Informatie uit het periodiek systeem van de elementen of berekenen: relatieve atoomen relatieve atoommassa, relatieve molecuulmassa molecuulmassa, molaire massa – molaire massa De molaire massa kunnen omschrijven en – elektronegatieve waarde en metaal- of nietmetaalkarakter toepassen als massa per 1 mol deeltjes met als – mono-atomische ionvorming SI-eenheid 1 kg/mol 43 De SI-eenheid 1 mol kunnen omschrijven als die hoeveelheid stof die 6.1023 stofdeeltjes bevat 44 In voorbeelden uit het dagelijkse leven omrekeningen kunnen maken tussen massa en stofhoeveelheid in mol (C22) 45 Voor diverse voorbeelden van natuurwetenschappelijke processen uit het dagelijkse leven de stoichiometrische stofhoeveelheden uit een gegeven reactievergelijking kunnen afleiden en de overeenkomstige massa van de reagentia en reactieproducten kunnen berekenen (SET7) 46 Het verband kunnen leggen tussen het metaal- of niet-metaalkarakter van een element en de elektronegatieve waarde zoals vermeld in het PSE (C7p-C8p) 47 De mono-atomische ionvorming kunnen uitleggen voor metalen en niet-metalen uit de hoofdgroepen I, II, III, VI en VII uitgaande van de stabiliteit van edelgasatomen en van hun bijzondere elektronenconfiguratie (C12p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 3.2 Benodigdheden – Actuele voorstellingen van het periodiek systeem van de elementen (PSE). Eventueel afbeeldingen in verband met de historische evolutie van de rangschikking van de chemische elementen en afbeeldingen van Mendeljev en van zijn originele publicaties Stoffenverzameling van enkelvoudige stoffen (of afbeeldingen ervan), gerangschikt volgens groepen en perioden in het huidige PSE Tabellen met fysische en/of chemische eigenschappen en/of periodiciteit van enkelvoudige stoffen Balansen voor leraar en leerlingen Verzameling van één-molhoeveelheden van zuivere stoffen Tabellen, grafieken of voorstellingen waaruit de elektronegatieve waarde van de elementen gemakkelijk kan worden afgelezen Schematisch overzicht van het verband tussen groepsnummer in het PSE en de ionlading Geschikte computerprogramma's en websites in verband met het PSE Mogelijke experimenten – Aantonen van analogieën in fysische en/of chemische eigenschappen van enkelvoudige stoffen in eenzelfde hoofdgroep van het PSE bv.: reactie van alkalimetalen met water oplosbaarheid van halogenen in een apolair solvent 70 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – Afwegen van een bepaalde molhoeveelheid van vaste stoffen, vloeistoffen, gassen. Bij gassen opletten: opwaartse stuwkracht (Archimedes) 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 71 D/2006/0279/039 Wenken – Men zal vooral de periodiciteit van de elektronenconfiguraties doorheen de groepen en perioden illustreren. – Vermelden dat A de relatieve atoommassa voorstelt en aanduidt hoeveel maal de werkelijke of absolute massa van het beschouwde atoom groter is dan de internationale atoommassa-eenheid (1 u = 1,66.10-27 kg). Deze laatste mag bij benadering worden gelijkgesteld aan de werkelijke of absolute massa van een waterstofatoom. Hoofdzaak is dat leerlingen vlot relatieve molecuulmassa's leren berekenen uitgaande van het PSE met gegeven relatieve atoommassa's. Men kan eventueel voorbeelden geven van enkele absolute atoommassa's en wijzen op de praktische moeilijkheden om daarmee te werken en zo het belang van relatieve massa’s accentueren. – De begrippen isotoop, isotopensamenstelling, nuclide en nuclidemassa, gemiddelde relatieve atoom- en molecuulmassa worden pas in het eerste leerjaar van de derde graad behandeld. – Molhoeveelheden van enkele zuivere stoffen worden best gevisualiseerd en in verband gebracht met 6.1023 moleculen. – Ofschoon de SI-eenheid van molaire massa 1 kg/mol is, wordt in de chemie en dus ook in de schoolchemie, vooral uit praktische noodzaak bij het experimenteel werk, gewerkt met molaire massa's uitgedrukt in g/mol. – De praktische nood aan een gepaste eenheid voor een groot aantal deeltjes kan ook worden geïllustreerd met reactievergelijkingen. Deze geven immers weer in welke aantalverhouding stofdeeltjes omzetten in andere stofdeeltjes. Aangezien het bij het uitvoeren van chemische reacties onmogelijk is om het aantal reagerende stofdeeltjes te tellen, is het dus erg belangrijk dat men bv. via massa's en volumes van stoffen, kan achterhalen hoeveel stofdeeltjes met elkaar in reactie worden gebracht. – Voor de stoichiometrische berekeningen wordt aanbevolen te werken met reactievergelijkingen die verwijzen naar natuurwetenschappelijke processen uit andere schaalniveaus. Mogelijkheden zijn bv. de hoeveelheid kalksteen of koolstofdioxide bij grotvorming, de hoeveelheid koolstofdioxide bij de verbranding van suiker, fotosynthesereactie, omzetting van sachariden tot ethanol, ... – Men zal de elektronenconfiguratie van enkele typische metalen en niet-metalen vergelijken met deze van het nabijgelegen edelgas om de mono-atomische ionvorming uit te leggen. In dit gedrag onderscheidt men het metaal- en niet-metaalkarakter van een element. Het begrip elektronegatieve waarde kan in dit verband eenvoudig worden aangereikt als een waardecijfer dat aangeeft hoe sterk de neiging van een element is om elektronen naar zich toe te halen. – Vanuit de ionlading kan men de link leggen naar het begrip oxidatiegetal of bindingsvermogen. Het is echter niet de bedoeling dat leerlingen hier reeds het gebruik van de oxidatiegetallen leren kennen, laat staan leren bepalen aan de hand van de elektronegatieve waarde van de gebonden atomen. 3.3 De chemische bindingen LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 48 Twee- en driedimensionale voorstellingen van roosters kunnen visualiseren en interpreteren (SET2p-SET3p) Roosters als corpusculaire structuur van de materie 49 Met een voorbeeld illustreren dat het verschil in eigenschappen van stoffen kan afhangen van de roosterstructuur (SET5) 50 Het ontstaan en de betekenis van de ionbinding De ionbinding kunnen omschrijven en illustreren met Ionenroosters eenvoudige voorbeelden op intra- en intermoleculair niveau (C11p-C13p) 51 Fysische eigenschappen van herkenbare ionverbindingen in verband brengen met chemische formule en bindingsaard (C13p-C24p) 72 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 52 Het ontstaan en de betekenis van de De atoombinding atoombinding kunnen omschrijven en illustreren Atoomroosters van niet-metalen met eenvoudige voorbeelden op intra- en Molecuulroosters intermoleculair niveau (C11p-C13p) 53 Fysische eigenschappen van herkenbare atoomverbindingen in verband brengen met chemische formule en bindingsaard (C13p-C24p) 54 Het ontstaan en de betekenis van de De metaalbinding metaalbinding kunnen omschrijven en illustreren Metaalroosters met eenvoudige voorbeelden op intra- en intermoleculair niveau (C11p-C13p) 55 Fysische eigenschappen van zuivere metalen en legeringen in verband brengen met chemische formule en bindingsaard (C13p-C24p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 3.3 Benodigdheden Simulatievoorstellingen van de ionbinding, atoombinding, metaalbinding Molecuulmodellen, roostermodellen van stoffen in vaste toestand: C, I2, Fe, NaCl, CO2, H2O Wenken – Het onderscheid tussen de drie bindingstypes blijft hier beperkt tot de essentiële verschilpunten en kan worden geïllustreerd met eenvoudige voorbeelden zoals NaCl, MgBr 2, CaO, Al2S3, H2, Cl2, O2, H2O, CO2, Na, Fe, Cu. Het onderscheid tussen polaire en apolaire bindingen, tussen polaire en apolaire moleculen en tussen diverse types van atoombindingen moet hier nog niet worden behandeld. Dit gebeurt in het tweede leerjaar van de tweede graad (polariteit van watermoleculen) en in de derde graad. – Het verschil in elektronegatieve waarde tussen de atomen die een chemische binding aangaan kan in een aantal voorbeelden een handig en praktisch hulpmiddel zijn om te voorspellen of twee atomen bij voorkeur een ionbinding of een atoombinding zullen vormen. 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 73 D/2006/0279/039 LEERINHOUDEN EN DOELSTELLINGEN VOOR HET TWEEDE LEERJAAR Dit leerplan behandelt geen nieuwe conceptuele inhouden. Het verschilt van leerplan A door enkele verdiepingen en vooral door bredere contextualiseringen, het in te bouwen zelfstandig werk via extra practica, zoekopdrachten, verwerkingsoefeningen, wetenschappelijke literatuur, gebruik van de computer, ... De recht gedrukte leerinhouden en doelstellingen behoren én tot leerplan A én tot leerplan B. De leerinhouden en doelstellingen die schuin gedrukt staan, zijn enkel bedoeld voor leerplan B. De leerstofafbakening voor chemie wordt hierna weergegeven onder vorm van drie rubrieken: – – – Leerinhouden: dit is het verplichte leerstofkader waarbinnen elke leraar de jaarplanning en concrete leerstofontwikkeling moet uitwerken. Dit leerstofkader is bindend voor elke leraar chemie in de betrokken studierichtingen. De chronologische volgorde is echter niet bindend. Leerplandoelstellingen: dit zijn verduidelijkingen van het eigenlijke leerstofkader, ten behoeve van de leraar en geschreven in functie van de leerling. Ze geven ook aan wat er minimum van de leerling wordt verwacht vanuit de vooropgestelde doelstellingen voor het fundamenteel gedeelte en duiden dus op de minimale diepgang die de leraar moet aanbrengen via de gekozen leerstofontwikkeling. De nummers bij de doelstellingen en voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie, de nummers voorafgegaan door W hebben betrekking op de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen en de doelstellingen voor het fundamenteel gedeelte staan geïntegreerd in de schuin gedrukte teksten. Verder staan in dit leerplan de doelstellingen voor het fundamenteel gedeelte van de studierichtingen Wetenschappen en Wetenschappen-topsport opgenomen met hun nummer voorafgegaan door SET. Partim volgend op een getal betekent dat de bijbehorende eindterm slechts gedeeltelijk aan bod komt in de doelstelling. Pedagogisch-didactische wenken: dit zijn niet-bindende adviezen waarmede de leraar kan rekening houden om het chemieonderwijs doelgericht, boeiend en efficiënt uit te bouwen. De rubriek ‘benodigdheden’ moet door directies en leraren worden behartigd. Een ‘’ voor de benodigdheden verwijst naar de minimale materiële vereisten. De rubriek ‘mogelijke experimenten’ biedt een reeks suggesties van mogelijke experimenten, waaruit de leraar een oordeelkundige keuze kan maken. De rubriek ‘wenken’ biedt een aantal aandachtspunten en bakent tevens de grenzen af tussen leerstofaspecten voor de tweede en de derde graad. Overal in onderstaande teksten verwijzen de nummers tussen haakjes naar de eindtermen zoals vermeld in de lijst met de eindtermen achteraan deze brochure. De nummers voorafgegaan door C verwijzen naar de vakgebonden eindtermen voor chemie. De nummers voorafgegaan door W verwijzen naar de gemeenschappelijke eindtermen voor natuurwetenschappen. De specifieke eindtermen wetenschappen voor het fundamenteel gedeelte van de studierichting Wetenschappen en Wetenschappen-topsport worden aangegeven met SET en een nummer. Een p achter een nummer betekent steeds partim of gedeeltelijk verwezenlijkt. A Conceptoverschrijdende activiteiten en inhouden LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen: 1 met eenvoudig materiaal de pH van een oplossing bepalen (C1 partim) 2 eenvoudige chemische reacties uitvoeren (C1 partim) 3 veilig en verantwoord omgaan met stoffen, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken (C3-W30) 4 onder begeleiding een onderzoeksvraag stellen bij een gegeven, eenvoudig en experimenteel onderzoekbaar probleem (SET31). 5 onder begeleiding uit gegeven bronnen op een systematische wijze informatie verzamelen en 74 D/2006/0279/039 LEERINHOUDEN Practica minimum het equivalent van 7 lestijden verplicht 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 6 7 8 9 ordenen voor het beantwoorden van een onderzoeksvraag (SET32). onder begeleiding experimenteel en aan de hand van een gesloten instructie een gegeven probleem onderzoeken (SET33). onder begeleiding de gegevens uit hun onderzoek verwerken in functie van het beantwoorden van de onderzoeksvraag (SET34). onder begeleiding hun onderzoeksresultaten rapporteren volgens een gegeven patroon (SET35). onder begeleiding de gebruikte onderzoeksmethoden en de eigen handelingen evalueren ten aanzien van het bereikte resultaat en eventueel suggesties formuleren voor een verbeterde werkwijze (SET36). Men dient erover te waken de gemeenschappelijke eindtermen W1, W4, W8, W9, W12, W25, W29 en W31 zoveel mogelijk aan bod te laten komen. 10 chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg opzoeken en gebruiken (C2SET26p-SET27p-SET32p) Gebruik van ICT in de lessen chemie minimum 2 lestijden verplicht 11 het belang van chemische kennis in verschillende beroepen illustreren (C4) Chemie en beroepen Minstens 1 lestijd al dan niet verdeeld over de tweede graad en al dan niet geïntegreerd 12 Gesproken en geschreven mediamateriaal verzamelen, herkennen en/of in verband brengen met bestudeerde chemische concepten (SET28) 13 Technische realisaties uit het dagelijkse leven herkennen en/of in verband brengen met bestudeerde chemische concepten en/of werkwijzen (SET29) 14 Veranderingen in de samenleving koppelen aan nieuwe chemische inzichten en/of toepassingen (SET30) Wetenschappelijke literatuur Technische realisaties Maatschappelijke aspecten PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Practica "Onder leerlingenpracticum verstaat men een activiteit waarbij leerlingen alleen of in kleine groepjes van 2 tot 3 leerlingen zelfstandig, maar onder begeleiding en toezicht van de leraar, experimenteel werk uitvoeren. Deze leerlingenproeven staan in verband met een of ander chemisch verschijnsel dat behoort tot het leerinhoudenpakket. De keuze van de onderwerpen dient gevarieerd te zijn en zowel het kwantitatief als het kwalitatief karakter zullen aan bod komen. Specifieke labovaardigheden en veiligheidsadviezen worden best geïntegreerd tijdens de practica. Concreet betekent dit alles dat het inoefenen van begrippen, het maken van oefeningen en het oplossen van vraagstukken niet als practicum mogen worden beschouwd." Mogelijke onderwerpen van de practica zijn: – Eigenschappen van oxiden, hydroxiden, zuren en/of zouten (C1p-C3) – pH-metingen van oplossingen (C1p-C3) – Voorbeelden van zoutvorming (C1p-C3) – Eenvoudige experimenten met alkanen, alkanolen en/of alkaanzuren (C1p-C3) 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 75 D/2006/0279/039 – – – – – – – – Zelfontdekkend onderzoek van de oplosbaarheid van stoffen in water (SET9) Zelfontdekkend onderzoek van het elektrische geleidingsvermogen van zuivere stoffen en waterige oplossingen Bereiden van oplossingen met welbepaalde concentratie (C3) Maken van verdunningen Voorbeelden van ionenverbindingsreacties (C1p-C3) Elektrisch geleidingsvermogen of van pH-verloop meten tijdens ionenverbindingsreacties (SET9) Eenvoudige toepassingen van ionenverbindingsreacties (C1p-C3) Zelfontdekkend kwalitatief onderzoek van de spanningsreeks van metalen en/of niet-metalen (SET9) Gebruik van de computer Rekening houdend met de concrete mogelijkheden binnen de school en de klas wordt gestart met chemische informatie langs elektronische weg op te zoeken en te gebruiken daar waar zinvol. De vakgroep kan kiezen tussen: 1 Raadplegen van het internet voor het opzoeken en verwerken van informatie omtrent: samengestelde stoffen: ontdekking, chemische en fysische eigenschappen, gebruik, ... twee- en driedimensionale modellen van moleculen zuurgraad en indicatoren toepasselijke contexten wetenschappers studie- en beroepsmogelijkheden in verband met chemie (C4), …. 2 Gebruiken van cd-rom in verband met: oplosproces van stoffen in water dissociatie en ionisatie van elektrolyten reactiesoorten, … 3 Maken van laboverslag met tekstverwerker, indien binnen de lessen en niet als taak. 4 Omzetten van opgezochte gegevens in overzichtelijke en betekenisvolle tabellen, figuren, ... 5 Gebruiken van computergestuurd zelfontdekkend leren 6 Gebruiken van computergestuurd oefenmateriaal en/of toetsmateriaal 7 Gebruiken van grafisch rekentoestel 8 Uitvoeren van persoonlijke opdrachten B Conceptuele en contextuele leerinhouden Volgende concepten worden gerealiseerd in contexten die steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap zoals wordt voorgeschreven door de vakinhoudelijke eindtermen: zie lijst. Voor een mogelijke koppeling tussen concepten-contexten en eindtermen wordt verwezen naar het hoger gegeven voorstel. Daar waar mogelijk wordt een verband gelegd met studieen beroepsmogelijkheden in de chemie (C4). 4 SAMENGESTELDE STOFFEN RONDOM ONS: ca. 12 lestijden 4.1 Indeling van samengestelde stoffen rondom ons LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 1 Onderscheid tussen anorganische en organische stoffen Het onderscheid tussen anorganische en organische stoffen kunnen illustreren op basis van de verschillende herkomst van stoffen uit de leefwereld het verschil in aantal en in soorten atomen per molecule (C8p) 76 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 2 De vier anorganische onderscheiden 3 De grote verscheidenheid in organische stoffen en stofklassen kunnen illustreren zoals: het aantal bindingspartners per koolstofatoom het aantal koolstofatomen per molecule de verschillende structuurmogelijkheden van moleculen met eenzelfde aantal koolstofatomen de enkelvoudige en meervoudige bindingsmogelijkheden (SET5p) 4.2 stofklassen kunnen Indeling van anorganische stoffen De verscheidenheid van organische stoffen Anorganische samengestelde stoffen rondom ons LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 4 Anorganische samengestelde stoffen kunnen classificeren in hun stofklasse (C8p-C24p) 5 Van anorganische samengestelde stoffen met gegeven formule de systematische naam met Griekse telwoorden kunnen vormen en omgekeerd (C14p) Oxiden, hydroxiden, zuren en zouten: – functionele groep – formulevorming en naamgeving – principe van onderlinge samenhang – veilig omgaan met anorganische stoffen 6 Formules van anorganische samengestelde stoffen kunnen vormen aan de hand van gegeven oxidatiegetallen van de voorkomende mono- en polyatomische ionen (zie wenken) (C14p-C12p) 7 Op basis van gegevens zoals samenstelling of functie, stoffen classificeren en hieruit groepseigenschappen afleiden (SET6) 8 De onderlinge samenhang tussen de stofklassen schematisch kunnen weergeven en toepassen op voorbeelden uit het dagelijkse leven reacties van metalen en/of niet-metalen met dizuurstof zuur-base-gedrag van metaal- en nietmetaaloxiden in water reacties van zuren met hydroxiden 9 Uitleggen dat de stof dezelfde eigenschappen bezit onafhankelijk van de bereidingswijze: synthetisch of door de natuur (C6) 10 Aan de hand van gevarensymbolen en R- en Szinnen de speciale gevaren inherent aan de omgang met oxiden, hydroxiden, zuren en zouten in het dagelijkse leven kunnen herkennen (C3-C24p) 11 Informatie met betrekking tot anorganische samengestelde stoffen opzoeken en historisch situeren (SET26) 12 De pH-schaal in relatie kunnen brengen met zuur, basisch of neutraal karakter van een waterige oplossing (C26p) Zuur-base-indicatoren en pH-schaal 13 Methoden kunnen aangeven om de pH van een oplossing te bepalen (C26p) 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 77 D/2006/0279/039 14 De typische kleur van indicatoren als fenolftaleïne, lakmoes of methyloranje in zuur en basisch midden kennen en kunnen interpreteren (C26p) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 4.2 Benodigdheden – Stoffenverzamelingen van anorganische zuren, hydroxiden, oxiden, zouten Tabel met oxidatiegetallen van mono- en polyatomische ionen Een verzameling zuur-base-indicatoren Documentatiemateriaal in verband met herkomst van zouten (zoutmijnen, ertsen, mineralen, zoutwinning uit zeewater...) Demonstratiemateriaal om bereidingen en eigenschappen van de vermelde verbindingsklassen te illustreren en aangepaste benodigdheden voor eenvoudige leerlingenproeven Mogelijke experimenten – – – – Bereiding van een zuur, een hydroxide, een metaaloxide, een niet-metaaloxide of een zout; aan de hand van het verkregen reactieproduct uit het bereidingsexperiment eventueel enkele typische eigenschappen van de overeenkomstige verbindingsklasse illustreren. Kleurtesten ten opzichte van zuur-base-indicatoren. Vaststellen van de zuurgraad of van de basiciteit van een milieu door middel van zuur-base-indicatoren. De pH meten van enkele gekende oplossingen zoals wijn, azijn, melk, frisdrank, leidingwater, koffie, bier, badschuim, ammonia enz. en deze oplossingen rangschikken volgens de pH-waarde, afgelezen op een kleurenschaal. Wenken – Het onderscheid tussen anorganische en organische stoffen kan worden geconcretiseerd door hun ‘herkomst’ uit de ‘levenloze’ natuur (ertsen, mineralen, zouten, metalen, ....) of uit de ‘levende natuur’ (vetten, plantaardige en dierlijke oliën, suikers ...) te illustreren. – Voor de formulevorming van samengestelde anorganische stoffen mogen de leerlingen in de tweede graad een tabel met oxidatiegetallen van atomen en atoomgroepen gebruiken, niet enkel bij het inoefenen, ook bij toetsen en examens. De atoomgroepen worden in deze lijst best beperkt tot het hydroxideanion, het ammoniumkation en de volgende oxoanionen: – carbonaat, waterstofcarbonaat nitraat fosfaat, waterstoffosfaat, diwaterstoffosfaat sulfaat, waterstofsulfaat chloraat, bromaat, jodaat Wat betreft de naamgeving van de stoffen zal in de tweede graad een systematische naamgeving met vermelding van de formule-indices worden gebruikt voor de anorganische stoffen zoals: Al2O3 = ‘dialuminiumtrioxide’ en niet ‘aluminiumoxide’ Ba(OH)2 = ‘bariumdihydroxide’ en niet ‘bariumhydroxide’ H2SO4 = ‘diwaterstofsulfaat’ en niet ‘waterstofsulfaat’ De bedoeling hiervan is de chemische naamgeving voor de leerlingen in de tweede graad zo eenvoudig mogelijk te houden, door bij voorkeur namen te gebruiken die zo volledig mogelijk de formulesamenstelling weerspiegelen en niet in tegenspraak zijn met de internationaal geldende nomenclatuurregels. Ook het gebruik van de zogenaamde Stock-notaties, met vermelding van oxidatiegetallen zoals ijzer(III)oxide wordt best uitgesteld tot de derde graad. In de derde graad kan de systematische naamgeving eventueel worden vereenvoudigd door de vermelding van de indices te schrappen indien overbodig. Ofschoon daardoor de namen worden vereenvoudigd, onderstelt dit voor de leerlingen extra denkstappen, wat in de 78 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week tweede graad best wordt vermeden. De leraren moeten er dus over waken in hun chemisch taalgebruik ook de systematische naamgeving met vermelding van de indices te gebruiken! De nog verder doorgedreven systematische naamgeving waarbij de oxoanionen niet meer met internationaal gangbare groepsnamen worden aangeduid, maar met benamingen van het type ‘tetraoxosulfaat’ in plaats van sulfaat, ‘trioxosulfaat’ in plaats van sulfiet, enz. wordt in het secundair onderwijs beter niet gebruikt omdat deze naamgevingswijze te ver afstaat van de internationale gangbare chemische vaktaal en ook van de alledaagse gebruikerstaal voor stofnamen. Nochtans mag men in de chemielessen in de tweede graad dergelijke namen niet in de plaats stellen van de prioritair te gebruiken systematische namen met vermelding van de indices. – Bij de studie van de onderlinge samenhang van anorganische stoffen kan men eventueel de studie van chemische eigenschappen integreren. Men hoeft hierbij niet de volledigheid te beogen, maar eerder de illustratie van een aantal interessante en gemakkelijk controleerbare eigenschappen, die mogelijk ook als voorlopige herkenningseigenschappen kunnen worden gebruikt. De keuze van de eigenschappen wordt, voor zover niet expliciet vermeld in de leerplandoelstellingen, overgelaten aan de creativiteit van de leraars. De concreet behandelde reacties worden best onder vorm van stoffenreactievergelijkingen symbolisch weergegeven en zoveel mogelijk met molecuulmodellen en roostermodellen gevisualiseerd. De aandacht zal hierbij vooral gaan naar de wijze van atomenherschikking tussen de reagentia en naar de verbindingen die nieuw worden gevormd. Het getuigt van een enge opvatting betreffende chemie indien in deze lessenreeks aan het schrijven van namen, formules en reactievergelijkingen bijzonder veel tijd wordt besteed. Beseffen we dat het drillen van deze leerinhouden in deze fase van het leerproces, bij de leerlingen vaak resulteert in een afkeer van chemie? – De gevaren verbonden met samengestelde stoffen kan men afleiden uit het interpreteren van de gevaarsymbolen en R- en S- vermeldingen op de etiketten van handelsverpakkingen en van ‘schoollaboflessen’. – De pH-schaal wordt enkel experimenteel ingevoerd als concretisering van de begrippen zuur en base en aldus best geïntegreerd in de kennismaking met deze begrippen. De pH of zuurgraad van een oplossing kan reeds in logisch verband worden gebracht met de waterstofionenconcentratie in de oplossing. Het is helemaal niet de bedoeling pH-berekeningen uit te voeren. Men kan wel verwijzen naar het gebruik van de pH-schaal in allerlei domeinen zoals grond- en wateronderzoek (zie eenvoudige sets in tuincentra, aquariumwinkels ...). Eveneens kunnen de leerlingen bij het opsporen van zuren of van hydroxidebasen in water gebruik maken van oplossingen van indicatoren of van pH-meetstrips. 4.3 Organische stoffen rondom ons LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 15 Kennismaking met de onvertakte, verzadigde Alkanen uit aardolie koolwaterstoffen (n-alkanen) (C14p) de formules en systematische namen van de laagste 10 n-alkanen kennen van enkele n-alkanen het voorkomen in de natuur en de toepassingen in het dagelijkse leven kunnen bespreken 16 Kennismaking met de onvertakte, verzadigde alcoholen (n-alkanolen) de functionele groep kennen (SET6p) 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week Methanol en ethanol 79 D/2006/0279/039 methanol en ethanol kunnen bespreken en onderscheiden wat betreft eigenschappen en toepassingen die belangrijk zijn in het dagelijkse leven. 17 Kennismaking met de onvertakte, verzadigde monocarbonzuren (n-alkaanzuren) de functionele groep kennen (SET6p) ethaanzuur kunnen bespreken wat betreft eigenschappen en toepassingen die belangrijk zijn in het dagelijkse leven. Ethaanzuur 18 Aan de hand van gevarensymbolen en R- en S- Veilig omgaan met organische stoffen zinnen de speciale gevaren inherent aan de omgang met organische stoffen in het dagelijkse leven kunnen herkennen (C3). PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 4.3 Benodigdheden Stoffenverzamelingen van organische stoffen: n-alkanen, methanol, ethanol, ethaanzuur Verzameling van ruwe aardolie en destillatiefracties, handelspetroleumproducten, methanolhoudende drogisterijproducten (brandspiritus, ... ), ethanolhoudende dranken, huishoudazijnen Documentatiemateriaal in verband met aardolie en raffinage, aardgas, industriële winning van methanol, ethanol (gistingsbedrijven), azijn Mogelijke experimenten – – – – Destillatie van aardolie Gistingsproces voor de bereiding van ethanol Verzuren van wijn met vorming van onder meer ethaanzuur pH-meting van enkele verdunningen van ethaanzuur Wenken – Voor de organische stoffen zal men bij voorkeur de internationaal gangbare systematische namen gebruiken. De naamgevingsprincipes blijven in de tweede graad beperkt tot de onvertakte, verzadigde alkanen met maximaal 10 koolstofatomen. – Met behulp van molecuulmodellen de veel voorkomende ketenvorming (vertakt, onvertakt) en ringvorming van organische koolstofverbindingen illustreren, zonder verdere verklaring. 5 WATER EN HET GEDRAG VAN STOFFEN IN WATER: ca. 6 lestijden 5.1 Water als oplosmiddel LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 19 De polariteit van een binding kunnen aanduiden vanuit de elektronegatieve waarden vermeld in het PSE Water als polair oplosmiddel voor elektrolyten en nietelektrolyten 20 De polariteit van water kunnen aangeven vanuit het verschil in elektronegatieve waarden tussen zuurstof en waterstof en de geometrie van de 80 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week molecule (C15) 21 De oplosbaarheid van stoffen in water experimenteel onderzoeken en corpusculair interpreteren en voorstellen (SET9) Oplosbaarheid van stoffen in water 22 Enkele factoren die de oplosbaarheid van een stof in water beïnvloeden met een voorbeeld uit het dagelijkse leven toelichten 23 Molaire en massaconcentratie van een oplossing kunnen definiëren en de vermelding op diverse etiketten begrijpen Concentratie van een oplossing Bereiden van oplossingen 24 Diverse berekeningen in verband met molaire concentratie kunnen uitvoeren (C17) 25 Oplossingen met gevraagde concentratie bereiden en verdunnen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 5.1 Benodigdheden Volumetrisch laboratoriummateriaal (maatcilinders, maatkolven, pipetten, buretten ...) Balansen voor leraar en voor leerlingen Verzameling van één-molhoeveelheden van zuivere stoffen Verzameling van oplossingen met verschillende molaire concentratie (gekleurde, kleurloze) Molecuulmodel van water en roostermodellen van zouten Mogelijke experimenten – – – – – – – – Aantonen van dipoolkarakter van samengestelde stoffen aan de hand van molecuulmodellen, elektronegatieve waarden van atomen, afbuiging van vloeistofstralen (bv. met H2O, C6H14 ...) Onderzoek van de oplosbaarheid van polaire en apolaire stoffen in water Een onderdeel van de oplosbaarheidstabel experimenteel vaststellen Onderzoek van factoren die de oplosbaarheid van een stof in water beïnvloeden: polariteit, temperatuur, druk, emulgatoren Samenstellen van oplossingen met een bepaalde molaire concentratie Oplossingen verdunnen en concentreren Leren omgaan met volumetrisch laboratoriummateriaal, met inachtneming van de nodige veiligheidsvoorschriften zoals het verplichte gebruik van pipetvullers Controleren van de oplosbaarheid van allerlei stoffen in water Wenken – Om na te gaan of een molecule polair of apolair is beperkt men zich in de tweede graad tot moleculen van binaire stoffen met een eenvoudige en duidelijke ruimtelijke bouw, bij voorkeur lineair of planair. – Wat het experimenteel onderzoek van de oplosbaarheid betreft is het niet enkel leuk het verschil in oplosbaarheid in water vast te stellen. Men kan ook de factoren die de oplosbaarheid beïnvloeden bestuderen. – Het begrip concentratie zal worden gevisualiseerd aan de hand van modelvoorstellingen betreffende aantal opgeloste deeltjes in een bepaald volume. Het zal ook worden geconcretiseerd door middel van informatie op etiketten van allerlei stoffen (drogisterij, voedingswaren, geneesmiddelen, ... ) in verband met samenstelling, toxiciteit, veiligheidsvoorschriften, kwaliteitseisen, ... 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 81 D/2006/0279/039 – Het gebruik van andere concentratie-eenheden naast de molaire concentratie, behoort tot de leerstof van de derde graad (massaprocent, volumeprocent, ppm, ppb, enz.). Concentraties in g/l zijn impliciet verbonden met concentraties in mol/l daar het aantal mol wordt berekend uit het aantal gram. Men zal er wel op letten bij vermeldingen van g/l ook steeds de overeenkomstige vermelding in mol/l aan te leren. – Net zoals in de fysica maken de leerlingen ook in de chemie gebruik van formule-uitdrukkingen voor de berekening van massa, concentratie, volume. 5.2 Het oplosproces van stoffen in water LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 26 Het polair karakter van water in verband kunnen brengen met het dissociëren van ionverbindingen (ionofore stoffen) en het ioniseren van polaire covalente verbindingen (ionogene stoffen) (C16) Het oplossen van stoffen in water 27 Elektrolyten en niet-elektrolyten onderscheiden vanuit het bindingstype (C8p-C11p–SET6p) kunnen 28 Het vrijkomen van ionen bij het oplossen van een gegeven elektrolyt in water kunnen weergeven in een reactievergelijking De symbolische schrijfwijze van ionvorming in water PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 5.2 Benodigdheden – – Verzameling van sterke elektrolyten, zwakke elektrolyten, niet-elektrolyten Handige demonstratieopstelling voor het aantonen van het elektrische geleidingsvermogen van stoffen (vaste stoffen, vloeistoffen, gassen, oplossingen): semi-kwantitatief: met behulp van lampje of geluidssignaal kwantitatief: met behulp van stroomkring bestaande uit een meetcel met elektroden met constant elektrodenoppervlak en constante elektrodenafstand Statische en dynamische transparanten of andere simulatiemodellen en audiovisuele hulpmiddelen om de splitsing van elektrolyten in water te visualiseren Een voldoend aantal vereenvoudigde meetopstellingen voor gebruik door leerlingen tijdens het practicum Eventueel geschikte computerprogramma's om het schrijven van ionvormingsreacties in water in te oefenen Mogelijke experimenten – Onderzoek van het elektrische geleidingsvermogen van: enkelvoudige stoffen: enkele metalen en niet-metalen zoals Cu, Fe, Hg, Na, C, S8, I2 waterige oplossingen van: niet-elektrolyten zoals suiker, pentanol, aceton zwakke elektrolyten zoals ethaanzuur, ammoniak, fosforzuur sterke elektrolyten zoals zouten, sterke zuren, hydroxidebasen oplossingen in andere oplosmiddelen zoals ethanol, pentaan zuivere samengestelde stoffen zoals natriumchloride, natriumhydroxide, water Wenken 82 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – Het onderzoek van het elektrische geleidingsvermogen in waterige oplossingen moet worden uitgevoerd met gedestilleerd water. Dit is tevens een gelegenheid om het onderscheid te herhalen tussen chemisch zuiver water en allerlei watersoorten uit het dagelijkse leven (leidingwater, putwater, zeewater, mineraal water met of zonder koolstofdioxide ...), die in feite oplossingen zijn van onder meer allerlei elektrolyten. – Er is geen rechtstreeks verband tussen elektrolytsterkte en oplosbaarheid van een stof in water. Zo zijn bv. Ca(OH)2, Ba(OH)2 en andere stoffen moeilijk oplosbaar in water, maar de moleculen die oplossen gedragen zich wel als sterke elektrolyten omdat het opgelost gedeelte volledig gedissocieerd is! Er zijn ook heel wat stoffen zoals suiker die goed oplossen in water zonder elektrolyteigenschappen te vertonen. – Het onderscheid tussen sterke en zwakke elektrolyten wordt hier kwalitatief benaderd en nog niet ondersteund door evenwichtsverschijnselen. Toename in elektrisch geleidingsvermogen bij toenemende verdunning van waterige oplossingen wordt hier dus evenmin behandeld. Zwakke elektrolyten kunnen voorlopig worden gedefinieerd als stoffen waarvan in water slechts een klein aantal moleculen dissocieert in ionen. – Ionofore elektrolyten zijn stoffen met ionbindingen die al ionen bevatten, vóór ze in water worden opgelost. Voorbeelden hiervan zijn NaCl, Ba(NO3)2. Ionogene elektrolyten zijn stoffen met polaire covalente bindingen die in zuivere toestand geen ionen bevatten, maar die wel ionen doen ontstaan onder invloed van de hydratatie door water. Voorbeelden hiervan zijn HCl, H 2SO4 – Het correct schrijven van de reactievergelijkingen voor ionvormingsreacties in water, moet zeer goed worden ingeoefend. De wet van behoud van aantal en soorten atomen (massabehoud) wordt hier aangevuld met het principe van ladingsbehoud. In het vooruitzicht van leerstofpunt 6.1 worden de leerlingen verondersteld vlot de dissociatie- en ionisatievergelijkingen te kunnen schrijven aan de hand van een tabel met de veel gebruikte kationen en anionen. Geschikte oefenprogramma's op computer worden eveneens aanbevolen. 6 ENKELE BELANGRIJKE REACTIESOORTEN RONDOM ONS: ca. 10 lestijden 6.1 Reacties rondom ons tussen ionen in waterig milieu LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 29 Oplosbaarheidstabel kunnen gebruiken (C2) Reacties rondom ons waarbij slecht oplosbare stoffen worden gevormd 30 Neerslagreacties uit de leefwereld kunnen herkennen als het gevolg van bepaalde ionencombinaties tot stoffen die weinig oplosbaar zijn in water en bezinken (C18 p-C19p) 31 Gasontwikkelingsreacties uit de leefwereld kunnen herkennen als het gevolg van welbepaalde ionencombinaties tot stoffen die weinig oplosbaar zijn in water en ontsnappen (C18p-C19p) 32 De essentiële ionenreactie en de stoffenreactievergelijking van de geïllustreerde en analoge reacties kunnen schrijven (C18p-C19p) 33 De Arrhenius' zuur-base-theorie kunnen toepassen: De neutralisatiereactie zuren als donors van waterstofionen en basen als donors van hydroxide-ionen 34 Zuur, neutraal en basisch midden kunnen interpreteren in functie van de aanwezige hoeveelheden H1+ en OH1--ionen 35 Neutralisatiereacties tussen een sterk zuur en een sterke base in voorbeelden uit de leefwereld kunnen interpreteren als de combinatie van waterstofionen met hydroxide-ionen tot water 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 83 D/2006/0279/039 waarbij gelijktijdig een zout wordt gevormd (C18pC19p) 36 De essentiële ionenreactie en de stoffenreactievergelijking van de geïllustreerde en analoge reacties kunnen schrijven (C18 p - C19p) 37 Het elektrisch geleidingsvermogen en/of het pHverloop van ionenverbindingsreacties experimenteel onderzoeken en de resultaten interpreteren in functie van aard en concentratie aan ionen (SET9) Toegepast experimenteel onderzoek PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 6.1 Benodigdheden Eenvoudig labomateriaal voor kwalitatieve waarnemingen in leerlingenpractica Oplosbaarheidstabellen Kleurschalen van zuur-base-indicatoren Verzameling dagelijkse stoffen als illustratie voor pH-waarden: bijtende soda, cola, zeep, ... Demonstratiemateriaal voor het aantonen van neerslagreacties, gasontwikkelingsreacties, neutralisatiereacties Mogelijke experimenten – – – – Uit een oplosbaarheidstabel afleiden of het samenbrengen van ionsoorten al dan niet tot combinatie van ionen kan leiden met neerslagvorming tot gevolg en dit experimenteel controleren. Kwalitatieve waarnemingen van neerslagvorming, gasvorming en neutralisatie aan de hand van reactiereeksen in water bv.: bariumzouten + sulfaten koper(II)zouten + hydroxiden eventueel in de context van onderzoek van toevoegsel aan water voor snijbloemen/rozen magnesiumzouten + fosfaten eventueel in de context van waterzuivering chloriden + zilverzouten eventueel in de context van opsporen van chloride-ionen in verschillende soorten water en in de context van de klassieke zwart-wit fotografie jodiden + lood(II)zouten eventueel in de context van de detectie van onzuiverheden in milieu en/of voeding (loodionen in bodemstaal, jodide-ionen in keukenzout) carbonaten en waterstofcarbonaten + zuren: eventueel in de context van zure snoepjes, synthetische champagne, bruistabletten (citroenzuur en natriumwaterstofcarbonaat) sulfiden + zuren zuren + hydroxidebasen eventueel in de context van de neutralisatie van bodems en meren Met zuur-base-indicatoren of met een pH-meter de pH-verandering nagaan tijdens een neutralisatiereactie van een HCl-oplossing met een NaOH-oplossing De vorming van zouten aantonen door reactiemengsels uit te dampen en de zouten te laten kristalliseren Wenken – Aan de leerlingen moeten eenvoudige tabellen met oplosbaarheden van zouten beschikbaar worden gesteld. – Men zal goed benadrukken dat neerslagreacties, gasvormingsreacties en neutralisatiereacties als gevolg van het samenvoegen van elektrolytoplossingen, te verklaren zijn door eenzelfde mechanisme namelijk recombinatie van ionen. – Behalve de essentiële ionenreactievergelijking tussen twee ionsoorten kunnen de leerlingen ook de stoffenreactievergelijking schrijven en de reactiesoort identificeren. 84 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – Tijdens de behandeling van neutralisatiereacties tussen zuren en hydroxiden zullen opnieuw indicatoren worden gebruikt voor het waarnemen van de zuurgraad of basiciteit van een oplossing ten opzichte van het neutrale, chemisch zuiver water. – In de tweede graad wordt een zuur gedefinieerd als een stof die waterstofionen kan leveren en een hydroxide als een stof die hydroxide-ionen kan afgeven. Deze opvatting leunt dus aan bij het Arrhenius' zuur-base-model. Eventueel kan in de tweede graad het begrip ‘base’ reeds worden omschreven als een stof die in staat is waterstofionen te binden. Dit wordt enkel geïllustreerd met de hydroxidebasen (H1+ + OH1→ H2O). Op die manier wordt de mogelijkheid open gehouden om in de derde graad het base-begrip zonder veel problemen uit te breiden tot het Brönsted zuur-base-model en niet-hydroxidebasen. Er wordt echter nog niet gehandeld over stikstofbasen, de begrippen ‘zuur-base-koppels’, ‘geconjugeerde zuren en basen’ en ‘zuur-base-evenwichtsreacties’. 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 85 D/2006/0279/039 6.2 Reacties rondom ons met overdracht van elektronen tussen de reagentia LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN 38 Inzien dat elke verbrandingsreactie een reactie met dizuurstof is waarbij oxiden ontstaan en energie vrijkomt Redoxreacties in het dagelijkse leven 39 In voorbeelden uit de leefwereld de verandering van oxidatiegetallen kunnen vaststellen en in verband kunnen brengen met de begrippen oxidatie, reductie en elektronenoverdracht voor: verbrandingsreacties synthesereacties met enkelvoudige stoffen ontledingsreacties van binaire stoffen (C20) 40 Een redoxreactie kunnen definiëren als een koppeling van een reductie en een oxidatie 41 Uit zelfstandig experimenteel werk en andere Relatieve oxidator- en reductorsterkte van metalen gegevens de relatieve oxidator- en reductorsterkte van metalen kwalitatief afleiden en in verband brengen met verschijnselen uit het dagelijkse leven (SET9) PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN BIJ 6.2 Benodigdheden Eenvoudige veilige apparatuur voor kwalitatieve waarnemingen in leerlingenpractica Demonstratiemateriaal voor het aantonen van: verbrandingsreacties met luchtzuurstof, eventueel met zuivere dizuurstof of in afwezigheid van dizuurstof, bv. in CO2 verbrandingsproducten (H2O, CO2, C, roet, oxiden) eenvoudige redoxreacties tussen enkelvoudige en/of binaire samengestelde stoffen. Mogelijke experimenten – – – Verbranding van metalen (bv. Na, Mg, fijnverdeeld Fe, Cu-poeder, ... ), van niet-metalen (C, P4, S8, ... ) en van organische stoffen (bv. methaan (aardgas), ethanol, heptaan (benzine), ether, aceton, ... ) Aantonen van de gevormde producten: bij de verbranding van enkelvoudige stoffen zoals magnesium en diwaterstof respectievelijk MgO (wit poeder) en H2O (met blauw kobaltdichloridepapier) aantonen bij de verbranding van samengestelde organische stoffen zoals methaan, propaan en ethanol de vorming van CO2 (troebel worden van kalkwater) en H2O aantonen Elektrolyse van binaire stoffen Wenken – De verbrandingsreacties zijn slechts een specifiek voorbeeld van redoxreacties. De begrippen oxidatie en reductie moeten dus worden losgekoppeld van opnemen of afgeven van dizuurstof. – Bij het uitvoeren van verbrandingsreacties zal men bijzonder voorzichtig zijn en eventueel ook aandacht geven aan middelen om een brand aan te wakkeren en te doven. Ook kunnen begrippen zoals ontstekingstemperatuur, ontvlammingspunt occasioneel worden vermeld. 86 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week – Eventuele elektrodeverschijnselen bij redoxreacties kunnen meestal goed worden geprojecteerd via de overheadprojector. Het gaat hier enkel om de redoxreactie, niet om de theoretische inzichten in het elektrolyseproces of de werking van een chemische cel. – Voor het bepalen van de oxidatiegetallen (OG) in het kader van redoxreacties maken de leerlingen steeds gebruik van een tabel met oxidatiegetallen van atomen en atoomgroepen en de zogenaamde praktische regels. – Het oxidatiegetal (OG) van een atoom in een verbinding kan men definiëren als het bindingsvermogen dat een atoom of atoomgroep bezit in een verbinding. Het OG is steeds een geheel getal en wordt voorgesteld door een Romeins cijfer voorafgegaan door + of -, behalve indien het OG nul is. Bij de atomen van een enkelvoudige stof is het OG = 0. Bij een neutrale verbinding is de som van de OG = 0. Bij mono-atomische ionen is het OG = de relatieve ionlading. Bij polyatomische ionen is de som van de OG = de relatieve ionlading. Het OG van een zuurstofatoom in een samengestelde stof is meestal -II. Het OG van een waterstofatoom in een samengestelde stof is meestal +I. – Redoxreacties waarbij oxoanionen of andere polyatomische ionen worden geoxideerd of gereduceerd of die pH-afhankelijk zijn, behoren tot de leerstof van de derde graad. Daaruit volgt dat in de tweede graad de berekening van oxidatiegetallen ook kan beperkt blijven tot binaire samengestelde stoffen en enkelvoudige stoffen. – Redoxreacties moeten van ionencombinatiereacties worden onderscheiden doordat er tevens een overdracht van elektronen tussen de reagentia plaatsgrijpt. – De exacte betekenis van begrippen zoals 'neutralisatie, oxidatie, reductie, neerslag ...' zal voor de leerlingen duidelijk worden afgebakend, mede tegen de achtergrond van hun meer alledaagse betekenissen zoals uitschakelen, roesten, verminderen, regen, ... Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken. Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail ([email protected]). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, nummer. Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de coördinatiecel leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren. 2de graad aso AV Chemie 2-2 uur/week 87 D/2006/0279/039 7 Evaluatie Onderwijs is niet alleen kennisgericht. Het ontwikkelen van leerstrategieën, van algemene en specifieke attitudes en de groei naar actief leren krijgen een centrale plaats in het leerproces. Hierbij neemt de leraar naast vakdeskundige de rol op van mentor, die de leerling kansen biedt en methodieken aanreikt om voorkennis te gebruiken, om nieuwe elementen te begrijpen en te integreren. Evaluatie is een onderdeel van de leeractiviteiten van leerlingen en vindt bijgevolg niet alleen plaats op het einde van een leerproces of op het einde van een onderwijsperiode. Evaluatie maakt integraal deel uit van het leerproces en is dus geen doel op zich. Evalueren is noodzakelijk om feedback te geven aan de leerling en aan de leraar. Door rekening te houden met de vaststellingen gemaakt tijdens de evaluatie kan de leerling zijn leren optimaliseren. De leraar kan uit evaluatiegegevens informatie halen voor bijsturing van zijn didactisch handelen. Behalve het bijsturen van het leerproces en/of het onderwijsproces is een evaluatie ook noodzakelijk om andere toekomstgerichte beslissingen te ondersteunen zoals remediëren, oriënteren en delibereren. Bij evalueren staat steeds de groei van de leerling centraal. De te verwerven kennis, vaardigheden en attitudes worden bepaald door de leerplandoelstellingen. Naast klassieke toetsen en examens is het aangewezen ook andere evaluatievormen te gebruiken zoals zelfevaluatie, co-evaluatie en peerevaluatie. Het gaat immers niet op dat men tijdens de leerfase het leerproces benadrukt, maar dat men finaal alleen het leerproduct evalueert Een goede evaluatie moet gespreid zijn in de tijd en moet voldoen aan criteria van validiteit, betrouwbaarheid, efficiëntie, objectiviteit, doorzichtigheid en normering. Enkel waardevolle toetsen kunnen betrouwbare informatie opleveren. Bepalend voor de kwaliteit van een toets zijn niet enkel de kenmerken van de toetsvragen maar ook een verantwoorde puntenverdeling over de vragen en een analytisch correctiemodel dat empathisch is met de denkprocessen van de leerlingen. Summatieve toetsen dienen valide en representatief te zijn naar leerplandoelstellingen en gevarieerd te zijn wat betreft vraagtype, opdrachtinhoud en onderstelde cognitieve vaardigheden. Dit betekent onder meer dat naast korte en langere formuleringsvragen ook keuzevragen van diverse aard en sorteervragen een plaats mogen krijgen in een waardevolle toets. Het getuigt van een enge opvatting omtrent evaluatie in de chemie wanneer men het schrijven van namen, formules, reactievergelijkingen overdreven aan bod laat komen in de toetsen, hetzij in het aantal vragen hetzij in het aantal punten. Naar onderstelde cognitieve vaardigheden beperkt men zich niet tot reproductieve kennis- en reproductieve toepassingsvragen maar is er tevens aandacht voor het begrijpen, productief en creatief toepassen, analyseren en synthetiseren. Omdat de zuiver conceptuele aanpak van het chemieonderwijs meer en meer plaats moet maken voor de contextuele aanbreng is het verantwoord toetsvragen te construeren in een context met geïntegreerde figuren, krantenknipsels, etiketten, grafieken, tabellen met gegevens, ... . Dit komt opvallend weinig voor in concrete toetsen, vermoedelijk omdat de redactie ervan extra creativiteit en het continu verzamelen van bruikbaar materiaal veronderstelt. Voorbeelden ter inspiratie kan men onder meer vinden in het Cahier voor didactiek ‘Chemische vorming in het onderwijs’ (zie bibliografie). Uiteraard mogen de leerlingen tijdens de toetsen gebruik maken van het PSE. Ook tabellen met veel gebruikte anionen en kationen en hun oxidatiegetal, oplosbaarheidtabellen, bereidingsschema van anorganische stoffen, ... mogen tijdens een toets worden geraadpleegd. In het kader van leren leren en probleemoplossend denken in het chemieonderwijs is het immers belangrijker dat leerlingen zulke gegevens kunnen interpreteren en verwerken dan dat ze deze gegevens kunnen reproduceren. De lay-out van een toets verdient de nodige aandacht. Moeilijk leesbare kopieën zijn niet aanvaardbaar. Gebruik liefst een getypte versie en zorg ervoor dat vraag en antwoord gelijktijdig zichtbaar kunnen zijn zonder dat een leerling telkens het blad moet omkeren. Concreet zal in toetsen van dit leerplan worden onderzocht of de leerlingen in staat zijn: 88 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie – een kwalitatief verband te zien tussen allerlei chemische verschijnselen en hun corpusculaire werking in termen van atomen en moleculen, – het verband te zien tussen allerlei chemische laboratoriumverschijnselen en waarnemingen in de natuur of tijdens de omgang met allerlei stoffen in het dagelijkse leven, – met voldoende psychomotorische en affectieve vaardigheid kritisch en veilig om te gaan met stoffen, – tot herkennen en interpreteren van de gevarensymbolen voor een veilige omgang met stoffen, – tot een objectief-kritische houding en opinie ten aanzien van de toegepaste natuurwetenschappen en van de toepassingen van de chemie in het bijzonder, – de consequenties van een aantal basiswetten waaraan alle chemische stofomzettingen moeten voldoen, in te zien onder andere met betrekking tot de milieuproblematiek en tot economische en ethische aspecten ervan, – hun taalkennis aan te wenden voor een correcte en vlotte beschrijving van natuurwetenschappelijke en specifiek chemische verschijnselen in de gebruikelijke vaktaal, – elementaire chemische symboliek voor de beknopte internationale weergave van stoffenstructuren en stoffenveranderingen te begrijpen, – courante stoffen via hun gebruikelijke systematische, semi-systematische of eenduidige triviaalnamen te situeren in de verbindingsklassen van de anorganische en organische chemie, – natuurlijke stoffen te onderscheiden van kunstmatige stoffen, – handelsbenamingen en reclame over stoffen en hun gebruik op een kritische wijze te interpreteren en te gebruiken. Evalueren van attitudes en manuele vaardigheden gebeurt best permanent tijdens practica, bij het uitvoeren van ICT-opdrachten of in lessen waar ‘actief leren’ aan bod komt. Attitudes zoals doorzetting, motivatie, nauwkeurigheid, netheid en ordelijkheid, samenwerking, zin voor veiligheid, verantwoordelijkheidszin, werkmethodiek, zelfstandigheid, … kunnen worden geëvalueerd tijdens het uitvoeren van die taken. Een attitudekaart kan hierbij een praktische ondersteuning bieden. Het voorbeeld hieronder is gebaseerd op de SAMschaal of schaal voor attitudemeting. Telkens het zinvol en haalbaar is vult de leraar en/of leerling een onderdeel van een attitudekaart in. Voor het evalueren van vaardigheden kan een analoge vaardighedenlijst een praktische hulp betekenen. Het opstellen van deze kaarten en lijsten gebeurt best tijdens een vakvergadering. Cognitieve aspecten van de opdrachten kunnen steeds deel blijven uitmaken van het examen. Attitude Onvoldoende O – Matig M – Goed G – Uitstekend U Beoordeling O–M–G–U 1ste Doorzetting Motivatie Nauwkeurigheid Netheid en ordelijkheid 2de graad aso AV Chemie 2de 3de O = geeft snel op M = werkt door mits ondersteuning G = werkt een planning af binnen de voorziene tijd U = extra werk of inspanning is geen probleem O = is niet gemotiveerd M = het werk mag niet veel inspanning vragen G = heeft belangstelling voor het werk U = zoekt extra informatie op O = werkt onnauwkeurig M = werkt nauwkeurig onder toezicht G = werkt voldoende nauwkeurig U = werkt onberispelijk O = werkt slordig en onoverzichtelijk M = werkt net maar ongeordend G = volgt de regels omtrent orde en netheid U = werkt spontaan onberispelijk 89 D/2006/0279/039 Samenwerking Veiligheid Verantwoordelijkheidszin Werkmethodiek Zelfstandigheid 8 O = kijkt alleen toe of geeft orders aan de anderen M = werkt samen na aandringen G = wil samen iets bereiken U = maakt goede afspraken en houdt er zich aan O = geeft geen aandacht aan veiligheid M = volgt de voorschriften mits aanmaning G = volgt de voorschriften reproductief op U = denkt vooraf oordeelkundig na en handelt ernaar O = draagt geen verantwoordelijkheid M = is betrouwbaar mits toezicht G = heeft verantwoordelijkheidszin U = neemt spontaan verantwoordelijkheid op O = werkt eerder impulsief M = werkt planmatig mits ondersteuning G = toont een goede werkmethodiek U = werkt spontaan zeer planmatig en vooruitziend O = kan niet zelfstandig werken M = moet regelmatig geleid worden G = werkt zelfstandig op basis van richtlijnen U = werkt persoonlijk op zelfstandige basis Minimale materiële vereisten De huidige regelgeving in verband met veiligheidsaspecten en afvalbehandeling in het schoollaboratorium dient opgevolgd te worden. De uitrusting en de inrichting van het laboratorium dient te voldoen aan de technische voorschriften inzake arbeidsveiligheid van de Codes over welzijn op het werk, van het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming (ARAB) en van het Algemeen Reglement op Elektrische Installaties (AREI). Minimale materiële benodigdheden die absoluut noodzakelijk zijn om een leerplanrubriek te verwezenlijken zijn onder de rubriek ‘Benodigdheden’ van de Pedagogisch-didactische wenken telkens aangegeven met een ‘■’. 8.1 Basisinfrastructuur Noodzakelijk: - 8.2 Demonstratietafel met water- en veilige energievoorzieningen. Leerlingenwerktafels met water- en veilige energievoorzieningen. Voorziening voor afvoer van schadelijke dampen en gassen. Veiligheid Noodzakelijk: - Afsluitbare kasten geschikt voor veilige stockage van chemicaliën. Pipetvullers, veiligheidsbrillen, beschermende handschoenen. Laboschorten, al dan niet persoonlijk bezit van de leerlingen. Oogdouches (antizuur = 0,1M NaHCO3, antibase = 0,1 M H3BO3). Brandbeveiliging: CO2-brandblusser, branddeken, emmer zand, eenvoudige nooddouche, twee efficiënte vluchtuitgangen voor snelle ontruiming van het lokaal. EHBO-doos. Wettelijke etikettering van chemicaliën, lijst met R-en S-zinnen, gevarenlogo's, pictogrammen. 90 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 8.3 Labomateriaal Noodzakelijk: - 8.4 Chemicaliën voor demonstratieproeven. Chemicaliën voor de gekozen leerlingenproeven. Basislaboratoriummateriaal voor demonstratie- en leerlingenproeven: glaswerk, volumetrisch materiaal, statieven, balans, thermometers, pH-meter, stroom- en spanningsmeter, ... Visualiseringen Noodzakelijk: - Periodiek systeem van de chemische elementen als wandkaart, met duidelijke afbakening van korte en lange perioden en aanduiding van s-, p-, d- en f-blokelementen Stereomodellen voor de visualisering van molecuul- en roosterstructuren Wenselijk: - 8.5 - Overheadprojector en transparanten Videoprojector, eventueel gemeenschappelijk met andere vakken Computer, eventueel gemeenschappelijk met andere vakken Dataprojector, eventueel gemeenschappelijk met andere vakken Afvalverwijdering Mogelijkheden tot recuperatie van chemicaliën en tot milieubewuste verwerking en/of verwijdering van chemisch afval uit de school. Dit aspect van de omgang met chemicaliën is een belangrijk onderdeel van de milieubewuste opvoeding in de chemielessen. 2de graad aso AV Chemie 91 D/2006/0279/039 9 Bibliografie Volgende werken kunnen de verwerking van dit leerplan in de dagelijkse lespraktijk ondersteunen: 1 Publicaties in verband met het ACTIEPLAN NATUURWETENSCHAPPEN (1993-1996) Brochure 1: Visie op en actiepunten voor een actualisering van het natuurwetenschappenonderwijs in het ASO Brochure 2: Didactische infrastructuur voor het onderwijs in de natuurwetenschappen Brochure 3: Natuurwetenschappen en ethiek: tegenspraak of samenspraak? Dossiers voor de klaspraktijk Brochure 4: Didactisch materiaal per vak en per leerplan voor het onderwijs in de natuurwetenschappen Brochure 5: Chemicaliën op school, versie januari 2003 – http://ond.vvkso-ict.com/vvksomain/ 2 De Vlaamse Chemie-Olympiaden, Vragenbundels Werkgroep chemie-olympiaden Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging (KVCV) Celestijnenlaan 200F, 3001 Leuven-Heverlee Tel 016 29 32 14. http://www.uhasselt.be/olympiades/chemie/ 3 EChO: Essays voor chemieonderwijs, Uitgaven van KVCV - sectie onderwijs Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging Celestijnenlaan 200F, 3001 Leuven-Heverlee Tel 016 29 32 14. 4 Wetenschappelijk vademecum, Een synthese van de leerstof chemie en fysica Nachtegael, Bernus, Geerts Uitgeverij Pelckmans, ISBN 90-289-2197-4 5 Chemische vorming in het onderwijs - Cahier voor didactiek L. Brandt, G. Moens, M. J. Janssens, J. Jansen, A. Nevens, E. Peumans Academisch Lerarenopleiding Chemie, Celestijnenlaan 200G, 3001 Leuven-Heverlee 6 Anders evalueren in het chemieonderwijs – cd-rom Academisch Lerarenopleiding Chemie, Celestijnenlaan 200G, 3001 Leuven-Heverlee http://www.chem.kuleuven.be/aloch/ 7 Chemische feitelijkheden Actuele encyclopedie over chemie in relatie tot gezondheid, milieu en veiligheid. H. D. Tjenk Willink. Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging. Uitgeverij: Samson (Wolters-Kluwer) 8 Uitgaven van de Wetenschappelijke Bibliotheek Natuurwetenschap & Techniek, Postbus 75, NL-6190 AB BEEK 9 Uitgaven van De Wetenschappelijke Biografie. Natuurwetenschap & Techniek, Postbus 75, NL-6190 AB BEEK 10 Chemie in druppels. Eenvoudige practica met beperkte middelen. Stichting C3. Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WS Amsterdam 11 Reclame, informatiebrochures van hobby- en doe-het-zelf-centra en/of clubs, tijdschriften, ... 12 The Timetables of Science. Alexander Hellemans and Bryan Bunch Sidgwick & Jackson. London ISBN 0-283-99926-8 13 200 Ans de Science:1789-1989. Speciaal nummer van Science et Vie. N° 166 - Maart 1989 92 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie Audiovisueel materiaal 1 Didac transparantenseries op cd-rom, KVCV – Celestijnenlaan 200F, 3001 Leuven-Heverlee Gratis downloadbaar van http://www.iupac.org/didac/ 2 Chemie voor vandaag en morgen Lespakket met video en transparantenserie Uitgave van de Federatie voor chemische nijverheid (FCN) en de Scheikundige Industrie Regio Vlaanderen (SIREV) 3 Chem-Bits (1-12 en 13-24) en Science Bank Scheikunde (1-4, 5-6 en 7-8). Video-opnamen uitgezonden door Stichting SchoolTV Teleac/NOT, Hilversum, ([email protected]) - www.telacnot.nl). Te koop bij Uitgeverij EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem Tel. 03 218 52 21, Fax 03 218 46 04 (Uitgeverij @epo.be) 4 In het kader van de integratie van ICT in de vakken wordt geadviseerd gebruik te maken van het internet en cd-roms. Raadpleeg voor informatie regelmatig de maandberichten van de pedagogische begeleiding en de websites van nascholingscentra. Syllabi van bijscholingen en navormingen georganiseerd door pedagogische en didactische centra: 1 CNO, Centrum Nascholing Onderwijs, Universiteitsplein 1, 2610 Wilrijk Tel: 03 820 29 60, fax: 03 820 22 49 – http://www.ua.ac.be/cno 2 Centrum voor Nascholing Bisdom Antwerpen, Noorderlaan 108, 2030 Antwerpen Tel: 03 543 97 08, fax: 03 544 98 49 - http://www.dko.be 3 DiNAC, Diocesaan Nascholingscentrum, Bonnefantenstraat 1, 3500 Hasselt Tel: 01l 23 68 24, fax: 011 23 68 25 – http://www.diohasselt.be/dinac 4 Eekhoutcentrum, Universitaire Campus, E. Sabbelaan 53, 8500 Kortrijk Tel: 056 24 61 11, fax: 056 24 69 99 – http://www.eekhoutcentrum.be 5 PEDIC, Diocesaan Pedagogisch Didactisch Centrum, Coupure Rechts 314, 9000 Gent Tel: 09 225 37 34, fax: 09 269 14 88 – http://www.vsko.be/kogent 6 PDCL, Pedagogisch Didactisch Centrum Leuven, Naamsesteenweg 355, 3001 Heverlee Tel: 016 39 92 24, fax: 016 40 70 87 – http://www.dlo.khleuven.be 7 Vliebergh-Senciecentrum KULeuven, Zwarte Zusterstraat 2, 3000 Leuven. Tel: 016 32 94 09, fax: 016 32 94 01 – http://www.kuleuven.be/vliebergh Publicaties in verband met veiligheid: 1 Chemiekaarten - Gegevens voor veilig werken met chemicaliën, Uitgeverij Kluwer 2 Gevaarlijke Stoffen en Preparaten - Risico's en Veiligheidsaanbevelingen door Etikettering, Commissariaat-Generaal voor de bevordering van de Arbeid, Belliardstraat 51, 1040 Brussel 3 Chemie en Veiligheid - Praktische handleiding, DE TEY, M., CORNELIS, K., NVVA, Gachardstraat 88, Bus 4, 1050 Brussel 4 Veiligheidsvoorschriften voor het chemielabo, Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen, Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen 5 VWR, Chemicals, Vel, Material Safety Data Sheets, Vel, Leuven (Haasrode), cd-rom Te bestellen via http://www.vwr.com 2de graad aso AV Chemie 93 D/2006/0279/039 Aanbevolen tijdschriften en periodieken 1 Natuurwetenschap & Techniek 2 EOS 3 MENS: Milieu-Educatie, Natuur en Samenleving. Milieugericht tijdschrift. 4 Jij en chemie. Publicaties van de Federatie van de Chemische Nijverheid van België 5 Chemie Magazine. Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging 6 Velewe. Tijdschrift van de vereniging van leraars in de wetenschappen. Mollenveldwijk 30, 3271 Zichem 7 NVOX, Tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen (NVON) 8 Chemie Aktueel. Tijdschrift voor scheikundeonderwijs met tijdschriftartikels als contexten. Katholiek Pedagogisch Centrum Den Bosch Websites 1 Ministerie van Onderwijs (http://www.ond.vlaanderen.be) Allerlei documenten en info in verband met het onderwijs 2 VVKSO (http://ond.vsko.be) De website van het VVKSO wordt continu uitgebouwd met bruikbaar materiaal. Om de chemielinks te vinden klikt men achtereenvolgens op publicaties - lesmateriaal - links per vak 3 Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging (http://www.kvcv.be) 4 Federatie van de Chemische Nijverheid (http://www.fedichem.be). Op deze website kan men een aantal interessante publicaties bestellen. Tevens kan men er informatie vinden over de Chemische Industrie in België. 5 Periodiek Systeem der elementen in het Nederlands (http://www.periodieksysteem.com) 6 Edict: http://www.edict.be Edict is een vereniging van leerkrachten die een aantal cd’s hebben ontwikkeld met bruikbaar materiaal voor de chemielessen. 7 Chemie site: (http://www.ping.be/at_home) Op deze Franstalige site vind je heel veel materiaal om de chemieles aantrekkelijker te maken. 8 Chemische encyclopedie (http://www.wikipedia.org). Een meertalige en aangroeiende encyclopedie op het web. 9 ICT-project Science Across Europe (Part of Science Across the World) http://www.bp.com.saw 94 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 10 Eindtermen 10.1 Gemeenschappelijke eindtermen natuurwetenschappen tweede graad = W+nummer Gemeenschappelijke eindtermen gelden voor het geheel van de wetenschappen en worden op een voor de tweede graad aangepast beheersingsniveau aangeboden. Volgens afspraken in de Coördinatiecommissie Natuurwetenschappen worden de schuin gedrukte eindtermen opgenomen in het leerplan chemie: zie algemene doelstellingen. 10.1.1 Onderzoekend leren / leren onderzoeken Met betrekking tot een concreet wetenschappelijk of toegepast wetenschappelijk probleem, vraagstelling of fenomeen kunnen de leerlingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 relevante parameters of gegevens aangeven, hierover informatie opzoeken en deze oordeelkundig aanwenden. een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en aangeven hoe deze kan worden onderzocht. voorwaarden en omstandigheden die een hypothese (bewering, verwachting) weerleggen of ondersteunen, herkennen of aangeven. ideeën en informatie verzamelen om een hypothese (bewering, verwachting) te testen en te illustreren. omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beïnvloeden, inschatten. aangeven welke factoren een rol kunnen spelen en hoe ze kunnen worden onderzocht. resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover de te verwachte, rekening houdende met de omstandigheden die de resultaten kunnen beïnvloeden. resultaten van experimenten en waarnemingen verantwoord en bij wijze van hypothese, veralgemenen. experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit de leefwereld verbinden. doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen. waarnemings- en andere gegevens mondeling en schriftelijk verwoorden en weergeven in tabellen, grafieken, schema's of formules. alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er een verslag over uitbrengen. 10.1.2 Wetenschap en samenleving De leerlingen kunnen met betrekking tot vakinhouden van de vakspecifieke eindtermen 13 14 15 16 17 18 19 20 21 voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en conceptuele ontwikkeling van de natuurwetenschappen en ze in een tijdskader plaatsen. met een voorbeeld verduidelijken hoe de genese en de acceptatie van nieuwe begrippen en theorieën verlopen. de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de technologische ontwikkeling en de leefomstandigheden van de mens met een voorbeeld illustreren. een voorbeeld geven van nadelige (neven)effecten van natuurwetenschappelijke toepassingen. met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van natuurwetenschappelijke toepassingen illustreren. met een voorbeeld illustreren dat economische en ecologische belangen de ontwikkeling van de natuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of vertragen. met een voorbeeld de wisselwerking tussen natuurwetenschappelijke en filosofische opvattingen over de werkelijkheid illustreren. met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen behoren tot cultuur, nl. verworven opvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn. met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen illustreren. 2de graad aso AV Chemie 95 D/2006/0279/039 10.1.3 Attitudes De leerlingen *22 *23 *24 *25 *26 *27 *28 *29 zijn gemotiveerd om een eigen mening te verwoorden. houden rekening met de mening van anderen. zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voor te stellen. zijn bereid om samen te werken. onderscheiden feiten van meningen of vermoedens. beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en objectief. trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden. hebben aandacht voor het correct en nauwkeurig gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen, eenheden en data. *30 zijn ingesteld op het veilig en milieubewust uitvoeren van een experiment. *31 houden zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten. Voorkomen van de gemeenschappelijke eindtermen (W + nummer) in het leerplan: overzicht Algemene doelstellingen Conceptoverschrijdende activiteiten + inhouden Nr verplichte LPD = W+Nr. in leerplan A W1-W4-W8-W9-W12-W13W14-W19-W20-W21 W22 t.e.m. W31 W1-W4-W8-W9-W12-W25W29-W30-W31 Nr verplichte LPD = W+Nr. in leerplan B W1-W4-W8-W9-W12-W13W14-W19-W20-W21 W22 t.e.m. W31 W1-W4-W8-W9-W12-W25W29-W30-W31 W13 W13 W13 Stoffen rondom ons Veranderen van stoffen Het PSE als veelzijdige informatiebron Samengestelde stoffen rondom ons Water en het gedrag van stoffen in water Enkele belangrijke reactiesoorten rondom ons 10.2 Vakgebonden eindtermen chemie tweede graad = C+nummer chemie 10.2.1 Algemene eindtermen Algemene eindtermen zijn vakgebonden eindtermen die niet aan een welbepaalde vakinhoud zijn gebonden. De leerlingen kunnen C 1 met eenvoudig materiaal volgende technieken veilig uitvoeren: – filtratie, extractie, chromatografie; – de pH van een oplossing bepalen; – eenvoudige chemische reacties uitvoeren. C 2 chemische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg opzoeken en gebruiken. C 3 veilig en verantwoord omgaan met stoffen, gevarensymbolen interpreteren en R- en S-zinnen opzoeken. C 4 studie- en beroepsmogelijkheden in verband met chemie opnoemen en er enkele algemene kenmerken van aangeven. 96 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie 10.2.2 Vakinhoudelijke eindtermen De vakinhoudelijke eindtermen worden gerealiseerd in leersituaties die op een evenwichtige wijze steunen op de pijlers van chemie als wetenschap, als maatschappelijk verschijnsel en als toegepaste en praktische wetenschap. 10.2.2.1 Eigenschappen en classificatie van stoffen Zuivere stoffen De leerlingen kunnen C5 mengsels en zuivere stoffen onderscheiden aan de hand van gegeven of waargenomen fysische eigenschappen. C6 uitleggen dat de oorsprong van een zuivere stof, natuurlijk ontstaan of synthetisch bereid, geen invloed heeft op haar eigenschappen. Enkelvoudige en samengestelde stoffen De leerlingen kunnen C7 metalen, niet-metalen en edelgassen aanwijzen in het periodiek systeem van de chemische elementen en enkele specifieke kenmerken van de overeenstemmende enkelvoudige stoffen beschrijven. C8 aan de hand van een chemische formule een representatieve stof classificeren en benoemen als: – enkelvoudige of samengestelde stof; – metaal of niet-metaal; – oxide, hydroxide, zuur of zout; – anorganische of organische stof; – elektrolyt of niet-elektrolyt. 10.2.2.2 Corpusculaire structuren Atomen volgens Rutherford-Bohr De leerlingen kunnen C9 hun elektronenconfiguratie en hun plaats in het periodiek systeem van de elementen geven. C 10 voor alle atomen uit de hoofdgroepen het aantal elektronen op de buitenste hoofdschil afleiden uit hun plaats in het periodiek systeem. Moleculen en ionen De leerlingen kunnen C 11 met een voorbeeld uitleggen hoe een ionbinding, een atoombinding en een metaalbinding tot stand komen en het verband leggen tussen bindingstype en elektrisch geleidingsvermogen van een zuivere stof. C 12 aan de hand van de chemische formule een representatieve stof of stofdeeltje classificeren als respectievelijk: – opgebouwd uit atomen, moleculen, mono- en/of polyatomische ionen; – atoom, molecule of ion. Molecuulstructuren en kristalroosters De leerlingen kunnen C 13 van representatieve stoffen driedimensionale modellen van moleculen en van atoom-, molecuul- en ionroosters in verband brengen met chemische formule, bindingsaard en fysische eigenschappen. Basisregels van nomenclatuur De leerlingen kunnen C 14 in eenvoudige gevallen, aan de hand van een chemische formule, de overeenstemmende stof of het overeenstemmende stofdeeltje benoemen en omgekeerd. Elektrische ladingsverdeling in moleculen De leerlingen kunnen 2de graad aso AV Chemie 97 D/2006/0279/039 C 15 voor een watermolecule het verband uitleggen tussen de polariteit enerzijds en anderzijds de ruimtelijke structuur en het verschil in elektronegatieve waarde van de samenstellende atomen. 10.2.2.3 Interactie tussen deeltjes Corpusculaire beschrijving van het oplosproces De leerlingen kunnen C 16 het oplossen van stoffen in water beschrijven in termen van corpusculaire interacties. C 17 de concentratie van een stof in mol per liter berekenen uit de massa opgeloste stof en het volume van de oplossing. Corpusculaire voorstelling van een chemische reactie De leerlingen kunnen C 18 eenvoudige reacties corpusculair voorstellen, symbolisch weergeven en interpreteren. Soorten chemische reacties Ionenuitwisselingsreacties De leerlingen kunnen C 19 aan de hand van gegeven reactievergelijkingen de drie soorten ionenuitwisselingsreacties onderscheiden (neerslag-, gasontwikkelings- en zuur-base-reacties) en de essentiële voorstelling van eenvoudige reacties geven. Oxidatie-reductie-reacties De leerlingen kunnen C 20 in verbrandingsreacties, in synthesereacties met enkelvoudige stoffen en in ontledingsreacties van binaire stoffen oxidatie en reductie aanduiden aan de hand van elektronenuitwisseling. Wetten van chemische reacties De leerlingen kunnen C 21 de wet van behoud van massa en de wet van behoud van atomen (aard en aantal) toepassen op chemische processen. C 22 op basis van een gegeven formule uit een gegeven massa de stofhoeveelheid in mol berekenen en omgekeerd. 10.2.2.4 Dynamiek van chemische processen Energetische aspecten van een chemische reactie De leerlingen kunnen C 23 de begrippen endo- en exo-energetisch illustreren met voorbeelden van chemische processen waarbij verschillende vormen van energie betrokken zijn. 10.2.2.5 Kwalitatieve en kwantitatieve analyse Herkennen van stoffen De leerlingen kunnen C 24 van volgende stoffen ten minste ofwel één toepassing ofwel één zintuiglijk ofwel één fysico-chemisch kenmerk aangeven: – diwaterstof, dizuurstof, trizuurstof, dichloor, dijood, diamant, grafiet, octazwavel; – natrium; – ijzer, lood, kwik, koper, aluminium, zink, magnesium; – goud, zilver; – natriumchloride, natriumwaterstofcarbonaat; – calciumcarbonaat; – waterstofchloride, (di)waterstofsulfaat; – ammoniak, natriumhydroxide, calcium(di)hydroxide. Scheiding van mengels De leerlingen kunnen 98 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie C 25 op basis van aggregatietoestand of informatie over deeltjesgrootte van de componenten soorten mengsels (homogeen, heterogeen, oplossing, emulsie, suspensie) herkennen en geschikte methoden suggereren om zuivere stoffen uit mengsels te isoleren. pH-bepaling De leerlingen kunnen C 26 methoden aangeven om de pH van een oplossing vast te stellen en op basis van deze pH-waarde de oplossing karakteriseren als zuur, neutraal of basisch. Voorkomen van de eindtermen chemie (C + nummer) in het leerplan: overzicht Eerste leerjaar Conceptoverschrijdende activiteiten/inhouden Stoffen rondom ons Veranderen van stoffen Het PSE als veelzijdige informatiebron Tweede leerjaar Conceptoverschrijdende activiteiten/inhouden Samengestelde stoffen rondom ons Water en het gedrag van stoffen in water Enkele belangrijke reactiesoorten rondom ons 2de graad aso AV Chemie Nr verplichte LPD = C+Nr. in leerplan A Nr verplichte LPD = C+Nr. in leerplan B Eerste leerjaar Eerste leerjaar C1p - C2 - C3 - C4 C1p - C2 - C3 - C4 1 = C24p 2 + 3 = C5 4 + 5 = C25 6 = C1 7 + 9 + 10 = C8p 8 = C12p 11 = C14p 12 = C8p + C12p + C14p 13 = C7p + C24p 14 + 15 = C24p 16 + 17 = C18 18 = C23 19 = C21 20 = C18 21 + 23 = C9p 24 = C9p 25 = C7p 26 = C10 30 = C22 31 = C7p + C8p 32 = C12p 33 + 35 + 37 = C11p + C13p 34 + 36 + 38 = C13p + C24p 2 = C24p 3 + 4 = C5 5 + 6 = C25 7 = C1 10 + 13 + 14 = C8p 11 = C12p 15 = C14p 16 = C8p + C12p + C14p 18 = C7p + C24p 20 + 21 = C24p 23 + 24 = C18 26 = C23 28 = C21 30 = C18 31 + 36 = C9p 37 = C9p 38 = C7p 40 = C10 44 = C22 46 = C7p + C8p 47 = C12p 50 + 52 + 54 = C11p + C13p 51 + 53 + 55 = C13p + C24p Tweede leerjaar Tweede leerjaar C1p - C2 - C3 - C4 C1p - C2 - C3 - C4 1 = C8p 2 = C8p + C24p 3 = C14p 4 = C14p + C12p 6 = C6 7 = C3 + C24p 8 + 9 + 10 = C26 11 = C14p + C3 1 = C8p 4 = C8p + C24p 5 = C14p 6 = C14p + C12p 9 = C6 10 = C3 + C24p 12 + 13 + 14 = C26 15 = C14p 18 = C3 20 = C15 24 = C17 26 = C16 27 = C8p + C11p 29 = C2 13 = C15 15 = C17 16 = C16 17 = C8p + C11p 19 = C2 99 D/2006/0279/039 20 + 21 + 22 + 25 + 26 = C18p + C19 28 = C20 10.3 30 + 31 + 32 + 35 + 36 = C18p + C19 39 = C20 Decretale specifieke eindtermen wetenschappen tweede graad = SET+nummer Volgens afspraken in de Coördinatiecommissie Natuurwetenschappen moeten hiervan verplicht in het chemieleerplan volgende nummers voorkomen: SET Nr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 22, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36 alle hieronder schuin gedrukt weergegeven. A Structuren De leerlingen kunnen 1 op verschillende schaalniveaus structuren beschrijven en telkens situeren op een grootteorde schaal van atoom tot heelal. 2 bestudeerde structuren met een visueel model voorstellen. 3 twee- en driedimensionale voorstellingen van bestudeerde structuren interpreteren. 4 verbanden leggen tussen structuren op verschillende schaalniveaus. 5 aantonen dat eigenschappen van structuren kunnen afhangen van het aantal, de aard en de ruimtelijke organisatie van de bouwstenen. 6 uit experimentele of andere gegevens bestudeerde structuren en stoffen volgens samenstelling, bouw of functie classificeren en uit deze classificatie eigenschappen afleiden. B Interacties De leerlingen kunnen 7 voor diverse voorbeelden van natuurwetenschappelijke processen in het dagelijkse leven materieomzettingen in massa en stofhoeveelheden berekenen. 8 experimenteel aantonen dat atomen naar aard behouden blijven tijdens opeenvolgende chemische reacties. 9 interacties tussen stoffen experimenteel onderzoeken en op corpusculair niveau beschrijven. 10 energieomzettingen identificeren voor diverse voorbeelden van natuurwetenschappelijke processen in het dagelijkse leven. 11 de formule voor potentiële energie in het zwaarteveld afleiden en het behoud van mechanische energie in dit veld met voorbeelden kwantitatief en experimenteel aantonen. 12 de wet van behoud van energie op enkele schaalniveaus kwalitatief illustreren in processen waarbij één energievorm in twee andere wordt getransformeerd. 13 energieomzettingen bij beweging van materie kwalitatief beschrijven. 14 transport van materie als gevolg van een gradiënt kwalitatief beschrijven. 15 energietransport op enkele schaalniveaus illustreren. C Systemen De leerlingen kunnen 16 met voorbeelden toelichten hoe levende wezens uit een onderzocht biotoop aan de omgeving zijn aangepast en de plaats die ze daar innemen aangeven. 17 door terreinstudie in een biotoop/geotoop biotische, abiotische en antropogene factoren inventariseren en de gegevens verwerken en interpreteren. 18 relaties aantonen tussen biotische, abiotische en antropogene factoren binnen een ecosysteem. 19 met voorbeelden terugkoppeling en homeostase aantonen in een organisme. 20 voorbeelden geven van factoren die de stabiliteit en de successie van een ecosysteem beïnvloeden. 21 enkele materiekringlopen en energiedoorstroming in ecosystemen schematisch voorstellen. 100 D/2006/0279/039 2de graad aso AV Chemie D Tijd De leerlingen kunnen 22 op verschillende schaalniveaus structuren, processen en systemen in een relatief tijdsperspectief plaatsen. 23 met voorbeelden aantonen dat organismen aangepast zijn aan cyclisch weerkerende verschijnselen. E Genese en ontwikkeling De leerlingen kunnen 24 de problematiek van de afbakening tussen levenloze materie en levende organismen illustreren. 25 informatie opzoeken over uitgestorven levensvormen en deze levensvormen situeren in een classificatiesysteem. F Natuurwetenschap en maatschappij De leerlingen kunnen 26 informatie over wetenschappers, over belangrijke experimenten of natuurwetenschappelijke terminologie opzoeken en historisch situeren. 27 een wetenschappelijk model in een historische context plaatsen. 28 informatie uit media en literatuur toetsen aan wetenschappelijke kennis. 29 wetenschappelijke principes in technische realisaties herkennen. 30 illustreren hoe toepassingen van wetenschappelijke kennis leiden tot veranderingen in de samenleving. G Onderzoekscompetentie De leerlingen kunnen 31 onder begeleiding voor een gegeven onderzoeksprobleem onderzoeksvragen formuleren. 32 op basis van geselecteerde bronnen voor een gegeven onderzoeksvraag, op een systematische wijze informatie verzamelen en ordenen. 33 onder begeleiding een gegeven probleem met een aangereikte methode onderzoeken. 34 onder begeleiding onderzoeksresultaten verwerken, interpreteren en conclusies formuleren. 35 volgens een gegeven stramien over de resultaten van de eigen onderzoeksactiviteit rapporteren. 36 onder begeleiding reflecteren over de bekomen onderzoeksresultaten en de aangewende methode. Voorkomen van de decretale specifieke eindtermen (SET + nummer) in het leerplan: overzicht Nr verplichte LPD = SET+Nr. in leerplan B Eerste leerjaar Conceptoverschrijdende activiteiten/inhouden Stoffen rondom ons Veranderen van stoffen Het PSE als veelzijdige informatiebron 2de graad aso AV Chemie Eerste leerjaar SET26p – SET27p – SET31 – SET32 – SET33 – SET34 – SET35 – SET36 12 = SET28 13 = SET29 14 = SET30 1 = SET1 8 + 9 = SET5p 12 = SET2p + SET3p 17 = SET4p 19 = SET5p 22 = SET26 25 = SET22 27 = SET10 29 = SET8 32 = SET1 101 D/2006/0279/039 33 = SET2p + SET3p 35 = SET27 39 = SET26 45 = SET7 48 = SET2p + SET3p 49 = SET5 Tweede leerjaar Tweede leerjaar Conceptoverschrijdende activiteiten/inhouden Samengestelde stoffen rondom ons SET26p – SET27p – SET31 – SET32 – SET33 – SET34 – SET35 – SET36 12 = SET28 13 = SET29 14 = SET30 3 = SET5p 7 = SET6 11 = SET26 16 + 17 = SET6p Water en het gedrag van stoffen in water 21 = SET9 Enkele belangrijke reactiesoorten rondom ons 37 + 41 = SET9 Verdeling van de decretale specifieke eindtermen wetenschappen (SET + nummer) over de vakken Structuren Alle vakken 1-2-3-4-5-6- Biologie Interacties (10) Systemen 16-17-18-1920-21 23 Tijd 22 Genese Natuurwet.Maatschappij Onderzoek 102 D/2006/0279/039 Chemie 7-8-9-10 Fysica Aardrijkskunde 10-11-12-1314-15 24-25 26-28-29-30 27 31-32-33-3435-36 2de graad aso AV Chemie