Het vergeten belang van de ABC-eilanden Terug naar Aves-eiland Menno Langeveld Op 31 maart 1978 sloot het Koninkrijk der Nederlanden een maritiem grensverdrag met Venezuela. Drie dagen eerder had dit laatste land al een soortgelijk verdrag gesloten met de Verenigde Staten en in 1983 zou ook Frankrijk nog volgen. De totstandkoming van een maritiem afbakeningsverdrag blijft vaak in raadselen gehuld en laat zich in sommige gevallen eerder vergelijken met een goocheltruc; het resultaat is verrassend en voor omstanders moeilijk te verklaren. Dit gold zeker voor de drie bovenstaande verdragen. Het meest verrassende resultaat hiervan was het volledig laten meewegen van het nietige Aves-eiland in de maritieme afbakening, terwijl internationale wetgeving daar weinig aanleiding toe gaf. Voor een aantal omliggende onafhankelijke eilandstaten betekent dit dat hun onderhandelingspositie voor een maritiem grensverdrag met Venezuela in belangrijke mate is verzwakt. Twintig jaar later zijn deze landen nog meer verbijsterd over deze truc dan destijds. Wat zij toen echter achterwege lieten, hebben zij onlangs alsnog gedaan: protesteren bij de betrokken regeringen in Den Haag, Parijs en Washington. Die lijken vooralsnog om een antwoord verlegen te zitten. Aves-eiland Op de bijgevoegde kaart is het Aves-eiland makkelijk herkenbaar. Daardoor lijkt het eiland groter dan het daadwerkelijk is. Op veel kaarten van het Caribisch gebied is het beter op zijn waarde geschat door het niet weer te geven. Het eiland is immers maar 580 meter lang, 150 meter breed en op zijn hoogste punt drie meter boven de zeespiegel. Aves-eiland is in zijn geheel een natuurreservaat en wordt vooral bewoond door vogels (aves = vogels) en een aantal biologen om die te bestuderen. Het algemene beheer is in handen van de Venezolaanse marine. Voor meer informatie over het eiland heeft de marine zelfs een deel van haar Internet-site aan Aves-eiland gewijd. Ondanks de geografische onbeduidendheid werd Aves-eiland bijna anderhalve eeuw geleden plotseling opgenomen in een machtsspel tussen de Verenigde Staten, Frankrijk, Venezuela en Nederland. Guano was de belangrijkste reden voor deze belangstelling. Deze organische meststof, afkomstig van versteende uitwerpselen en lijken van zeevogels, werd vanaf 1840 een veelgevraagd product en kwam in ruime mate voor op Caribische eilanden als het Aves-eiland. Om deze reden bezetten troepen van Venezuela in 1854 het eiland. Voor het Koninkrijk was dit een hard gelag. Zij had namelijk de Zr MS Lynx op een geheime missie naar het eiland gestuurd. Die moest echter constateren dat het te laat was. Ook de Verenigde Staten waren onaangenaam verrast. Twee jaar later, in 1856, riepen zij de ‘Guano Islands Act’ uit. In deze verklaring werd gesteld dat elk onbewoond eiland dat niet onder de erkende rechtsmacht van een ander land viel, zou worden beschouwd als onderdeel van de Verenigde Staten indien een Amerikaanse particulier dit zou claimen. Aan deze uitdrukkelijke uitnodiging voor zakelijke initiatieven werd snel gehoor gegeven. Amerikaanse expedities gingen driftig op zoek naar onbewoonde eilanden met voldoende guano. Ook het Aveseiland werd enkele malen aangedaan. Een van die expedities probeerde het zelfs een nieuwe naam te geven: Shelton Island. Desalniettemin bleef het eiland Venezolaans. Dit werd met de Verenigde Staten in 1859 in een overeenkomst vastgelegd. Ook Nederland had een claim op het Aves-eiland gelegd, maar moest in 1865 eveneens het onderspit delven. In een arbitragezaak tussen het Koninkrijk en Venezuela werd het eiland aan het laatste land toegewezen. Naderhand heeft - voor zover bekend - geen land meer geprobeerd het Aveseiland van de Venezolanen af te pakken. Zeker toen de guano minder van belang werd, raakte het eiland hoe langer hoe meer in de vergetelheid. Eind jaren zeventig van deze eeuw zou het echter opnieuw een interessante rol gaan spelen. Ditmaal was er geen onenigheid over dit eiland. Op het moment dat er behoefte ontstond aan nieuwe grenzen op zee tussen 1 de Verenigde Staten, Frankrijk, Venezuela en Nederland, was eerder sprake van een opvallende eensgezindheid over de positie van het Aves-eiland. Het Recht-van-de-zee-verdrag van de VN Toen begin jaren zeventig de onderhandelingen werden gestart over een nieuw Recht-vande-zee-verdrag van de Verenigde Naties, werd al snel duidelijk dat op dit gebied grote veranderingen voor de deur stonden. Een van de belangrijkste wijzigingen kwam als gevolg van de eis van een aantal landen om een bredere territoriale zee te mogen instellen. Tot dan toe was de breedte van de territoriale wateren veelal drie of zes zeemijl. Deze bescheiden breedte was vooral ingegeven door het gedachtegoed van Hugo de Groot (het mare liberum). Dit gaat er vanuit dat staten zo min mogelijk rechtsmacht over de zee dienen uit te oefenen ten einde de vrije handel niet te belemmeren. Sinds het einde van de 17e eeuw had het mare liberum de overhand gehad over het mare clausum; het beginsel dat juist wel de rechtsmacht van staten over de zee voorstaat. Er van uitgaande dat een extreme eis bij onderhandelingen tot een gunstig resultaat kan leiden, eisten een aantal landen een territoriale zee van maar liefst 200 zeemijl op. Het spreekt voor zich dat de traditioneel maritieme naties hiervan niet gecharmeerd waren. Het uiteindelijke compromis zou uiteindelijk voorgoed afrekenen met het erfgoed van Hugo de Groot. In de Exclusieve Economische Zone (EEZ), zoals het compromis in het in 1982 ondertekende Recht-van-dezee-verdrag is gaan heten, heeft de kuststaat de exclusieve jurisdictie over alle economische activiteiten. Op zee moet men dan uiteraard vooral denken aan olie, gas en visserij. Maritieme afbakening Een nieuwe maritieme zone vereist in veel gevallen ook nieuwe grenzen op zee. Zoals in de inleiding al is gesteld, is de totstandkoming van maritieme grensverdragen in veel gevallen complex van karakter en achteraf niet altijd even duidelijk verklaarbaar. Het internationaal recht kent wel een aantal regels voor de bepaling van grenzen op zee. Aangezien de interpretatie van die regels nog wel eens wil verschillen en ook de omstandigheden nergens gelijk zijn, is een uniforme aanpak vrijwel uitgesloten. Zeker als grenzen worden vastgesteld op basis van wat de betrokken partijen rechtvaardig vinden. Daarnaast moet voor ogen worden gehouden dat men onderling af mag spreken wat men wil; de inhoud van het verdrag is immers alleen van toepassing op hen en niet op andere staten (res inter alios acta). Het Aves-eiland lijkt in eerste instantie een duidelijk voorbeeld van een regeling waarin betrokken partijen afwijken van het internationaal recht, maar dit volgens het res inter alios acta andere staten niet schaadt. In het Recht-van-de-zee-verdrag is uitdrukkelijk gesteld dat rotsen (en andere bodemverheffingen op zee) die niet geschikt zijn voor menselijke bewoning of in staat zijn een eigen economisch leven te garanderen, geen recht hebben op een EEZ of een continentaal plateau. Men kan eindeloos discussiëren of het Aves-eiland hier wel of niet onder valt. Venezuela kan zich daarbij beroepen op de guano van weleer en de aanwezigheid van natuurvorsers en militairen; daar tegenover kan gesteld worden dat de laatste tijd een tendens merkbaar is om dit soort eilanden te onthouden van het recht op een eigen EEZ. Zo stellen Valencia, Van Dyke en Ludwig in Sharing the Resources of the South China Sea dat de Spratly-eilanden geen recht hebben op een EEZ of een continentaal plateau, en heeft vorig jaar de Britse regering besloten het zeer omstreden eiland Rockall ook niet mee te laten wegen in de grensafbakening. In 1978 was men nog niet zover. Conclusies Ondanks het res inter alias acta kan toch moeilijk worden gedaan alsof dit verdrag niet gesloten is. Omliggende eilandstaten zullen, als zij hun grenzen met Venezuela vast willen stellen, dan ook te maken krijgen met een zeer sterke onderhandelingspositie van hun tegenpartij. Die heeft immers al ruimere grenzen verkregen rond het Aves-eiland, en kan in werkelijkheid natuurlijk niet doen alsof dat geen enkele invloed heeft op de grenzen met 2 andere staten. Het is daarom vanzelfsprekend dat zij tegen deze praktijk protesteren. Onbegrijpelijk is het alleen dat zij dit pas in 1997 hebben gedaan en niet veel eerder. Waarom Nederland, zo vaak voorstander van strikte interpretatie van internationale wetgeving, haar medewerking aan deze gang van zaken heeft verleend is vooralsnog onduidelijk. Een reden zou kunnen zijn dat Recht-van-de-zee-verdrag pas in 1982 zou worden ondertekend. Het is echter uitgesloten dat Nederland in 1978 niet bekend was met de inhoud van het verdrag uit 1982. De onderhandelingen hierover waren toen al in een vergevorderd stadium. Meer voor de hand ligt dat Nederland op basis van economische en/of bondgenootschappelijke belangen het Aves-eiland meer belang toe hechtte dan het verdient. Die economisch belangen zouden kunnen liggen in de package-deal met Venezuela, waardoor bepaalde zeedelen met olie-potentieel in de buurt van Aruba aan het Koninkrijk zijn toebedeeld. Bondgenootschappelijke belangen kunnen een rol spelen doordat Amerika alles wat boven de zeespiegel uitsteekt en van henzelf is een EEZ toekent. Voor dit beleid zagen de Verenigde Staten waarschijnlijk graag de medewerking van Nederland. Mr. drs. M.R. Langeveld is jurist en geograaf. Hij is als docent internationaal recht en recht van de zee verbonden aan het Koninklijk Instituut voor de Marine te Den Helder. Hij schreef dit stuk, dat een vervolg is op een artikel dat in Atlantisch Perspectief 1996 nr. 4 verscheen, op persoonlijke titel. 3