II Verbeteren om uiteindelijk te kunnen winnen! Dit artikel is een bewerkte versie van “VERBETEREN OM UITEINDELIJK TE KUNNEN WINNEN!”, geschreven door Drs. J. Plezier. 1 Inleiding In de sportmedia lijkt winnen vaak het belangrijkste te zijn in de sport. Wanneer je de krantenkoppen leest, springen titels als ‘Turnsters tweede in interland’, ‘Jong oranje ontsnapt aan nederlaag’ en ‘Oranje verspeelt opnieuw punten’, in het oog. Maar is winnen dan werkelijk het enige dat telt? Gaat het vooral in de jeugdsport mede om het plezier dat jongeren aan hun sport beleven? Plezier met anderen, maar vooral ook het plezier van het leren van nieuwe vaardigheden, van de groei en ontwikkeling van mogelijkheden. ‘Wanneer jongeren plezier hebben in de sport en hun sport ook als een prachtige tijd ervaren, dan levert dit een positieve bijdrage aan hun persoonlijke ontwikkeling’, zo zegt Dr. J. Van Rossum (sportpsycholoog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, 2000). ‘Trainers en coaches vervullen een belangrijke rol in het leven van jonge sporters. Als trainer-coach ben je in de positie waardevolle levenservaring te bieden. Door een positieve omgeving te creëren voor het aanleren van sportieve vaardigheden, worden zowel jeugdige sporters als de trainer-coach er zelf beter van, ongeacht hoeveel overwinningen er worden behaald’. ‘In een positieve omgeving kunnen jonge sporters winnen, ongeacht het wedstrijdresultaat’. coaches die nooit verliezen, Smith, Smoll, 2000 Jongeren doen op deze manier sportervaringen op die bijdragen aan hun persoonlijke en sportieve ontwikkeling. Deze positieve omgeving wordt ook wel een positief leerklimaat genoemd. ‘In een positief leerklimaat gebruikt de trainer-coach zijn relatie tot zijn sporters op een zodanig manier dat de fysieke, persoonlijke en sociale ontwikkeling van sporters wordt bevorderd’. Van Rossum, 2000 Dit zou de doelstelling moeten zijn van iedere trainer-coach, aangezien hier recht gedaan wordt aan zowel de sportieve, als de persoonlijke ontwikkeling van jongeren. Dit is vanuit pedagogisch oogpunt een gunstige sportsituatie voor jongeren te noemen. 2 Twee typen leerklimaat Er zijn twee typen leerklimaat te onderscheiden: a. een leerklimaat dat vooral gericht is op progressie en b. een leerklimaat dat vooral gericht is op superioriteit. Bundel Groepsdynamica in (Jeugd)Topsport II Verbeteren om uiteindelijk te kunnen winnen 1/4 Jaap Kooman april-juli 2006 a. Progressie In een leerklimaat, vooral gericht op progressie gaat het erom dat sporters in de trainingen en wedstrijden steeds proberen zichzelf te verbeteren. Daarom wordt de nadruk in de trainingen en wedstrijden gelegd op het leren van vaardigheden en niet op het resultaat in termen van winst of verlies. ‘De trainer-coach benadert dingen die mislukken op een positieve manier en reageert daarop met instructie en ondersteuning. Wanneer gewenste gedragingen van de sporters worden uitgevoerd wordt daar belonend op gereageerd door de trainercoaches’. Hierdoor ontstaat zelfvertrouwen. ‘Door de uitvoering te willen verbeteren worden er waarschijnlijk in het begin veel fouten gemaakt, maar zijn er op den duur resultaten te zien. Uit fouten is namelijk juist veel informatie af te leiden om prestaties te verbeteren.’ Van Rossum, 2000 b. Superioriteit In een leerklimaat vooral gericht op superioriteit staan de resultaten, meestal het winnen van wedstrijden, voorop. Er moeten op dit moment prestaties gehaald worden, denk bijvoorbeeld aan wedstrijden winnen en kampioenschappen behalen. Het beter zijn dan anderen is hier het belangrijkst. ‘De trainer-coach benadrukt in de trainingen en wedstrijden dat er geen fouten gemaakt mogen worden en reageert bestraffend als er wel fouten gemaakt worden’. Van Rossum, 2000 Hier ontstaat faalangst. Zojuist zijn deze twee typen leerklimaat los van elkaar besproken. Maar een bepaald leerklimaat is vrijwel altijd in zekere mate progressiegeoriënteerd en in zekere mate superioriteitsgeoriënteerd te noemen. Het is niet óf het ene óf het andere klimaat. Een klimaat is altijd in zekere mate progressiegeoriënteerd én in zekere mate superioriteitsgeoriënteerd. 3 Oriëntatie van sporters De trainer-coach is degene die het leerklimaat in de sport initieert. Hij is degene die feedback geeft op de sporters vanuit een bepaalde oriëntatie. Maar de sporter speelt hierbij wel een actieve rol in de interactie met volwassenen en kinderen binnen die context. ‘Daar is sprake van een bepaalde wederkerigheid: het kind wordt door de context beïnvloed, maar levert zelf ook weer een bijdrage aan die context’. Hermanns, 2001 Pure overdracht, het enkel doorgeven van informatie van trainer-coach op kind, is niet voldoende om kinderen dingen te leren. Er is ook een actieve, constructivistische betrokkenheid van het kind nodig. ‘Leren is een activiteit, dat wil zeggen, het is iets dat de leerling doet (actief). Het eigenlijke leermoment kan niet door de leraar gemaakt worden. Het is de leerling die Bundel Groepsdynamica in (Jeugd)Topsport II Verbeteren om uiteindelijk te kunnen winnen 2/4 Jaap Kooman april-juli 2006 moet inzien, begrijpen, oppikken wat overgedragen wordt’. Van Haaften & Snik in Heijerman e.a., 2003 Sporters moeten daarom gestimuleerd worden om actief te zijn, om zelf wat met de feedback te doen, om als het ware zelf verantwoordelijk te zijn of te worden voor hun eigen leerprestatie. De sporters worden hiermee uiteindelijk hun eigen trainer. Door deze constructivistische visie op leren, is de eigen oriëntatie van sporters zeker van belang als er wordt gesproken over het leerklimaat in de sport. Sporters leveren namelijk, naast de trainer-coaches, ook een bijdrage aan de creatie van het leerklimaat. Zij zijn actief betrokken. De zojuist onderscheiden typen leerklimaat, zijn ook te onderscheiden wanneer er gesproken wordt over de eigen oriëntatie van sporters. Sporters zijn ook in zekere mate progressie- én in zekere mate superioriteitsgeoriënteerd. 4 Het meest effectieve leerklimaat ‘De manier waarop sportprogramma’s georganiseerd en begeleid worden is in belangrijke mate bepalend voor de effectiviteit ervan’. Effectiviteit in termen van persoonlijke ontwikkeling en het bieden van plezierige sportervaringen aan het kind, maar ook in termen van toekomstige resultaten in de sport. ‘Op dit gebied hebben trainer-coaches een belangrijke verantwoordelijkheid’. Van Rossum, 2000 Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat een leerklimaat vooral gericht op progressie het meest effectief is. Sporters raken hierdoor namelijk meer intrinsiek gemotiveerd en krijgen meer zelfvertrouwen. Deze motivatie zorgt ervoor dat jongeren minder snel stoppen met hun sport. Ze krijgen veel doorzettingsvermogen en leren veel inspanning te leveren. Hier moet wel iets aan toegevoegd worden. Winnen is nu niet opeens onbelangrijk geworden. ‘Er moet alleen steeds gezocht worden naar zaken die nog verbeterd kunnen worden, om te blijven winnen’. Charlesworth, 2001 Dus beter leren sporten om uiteindelijk te willen winnen, dat is het meest effectief te noemen. Zowel trainer-coaches als sporters zijn in dit klimaat met name progressiegeoriënteerd en in mindere mate superioriteitsgeoriënteerd. Een progressiegeoriënteerde trainer-coach en een progressiegeoriënteerde sporter gaan dus goed samen. ‘Beide hebben hier tot doel voortdurend te proberen zichzelf te verbeteren’ om uiteindelijk resultaten in termen van uitkomsten te kunnen boeken. Een superioriteitsgeoriënteerde trainer-coach en een progressiegeoriënteerde sporter gaan veel minder goed samen. ‘In een superioriteitsgeoriënteerd leerklimaat is een sporter die bezig is om zich te verbeteren iemand die de tijd misschien niet krijgt’. Bundel Groepsdynamica in (Jeugd)Topsport II Verbeteren om uiteindelijk te kunnen winnen 3/4 Jaap Kooman april-juli 2006 Bij de superioriteitsgeoriënteerde sporter en de progressiegeoriënteerde coach kan het zowel goed als fout gaan, afhankelijk van het resultaat. ‘Als het resultaat goed is, is er voor de sporter niet zo veel aan de hand. Maar als het resultaat niet komt op de manier die de sporter verwacht, duurt het voor hem veel te lang’. Daarnaast kan de trainer-coach ontevreden zijn bij een overwinning gezien de uitvoering, terwijl de sporter zich juist wel succesvol voelt gezien de overwinning. Ook bij een superioriteitsgeoriënteerde coach en een superioriteitsgeoriënteerde sporter gaat het redelijk goed, maar ook dan is het afhankelijk van het resultaat. Van Rossum, 2000 5 1. 2. 3. 4. 5. Geraadpleegde literatuur Charlesworth, R. (2001). The Coach- Managing for Succes. Pan Macmillan Australia. Hermanns, J. (2001). Kijken naar opvoeding. Opstellen over jeugd, jeugdbeleid en jeugdzorg. Amsterdam: SWP. Rossum, J.H.A. van (2002). Verbeteren en winnen in de sport. Sportzaken, 23, 52-53. Smoll, F.L. & Smith, R.E. (1997). Coaches who never lose…making athletes win, no matter what the score. Portola Valley, CA: Warde Publishers. In het Nederlands vertaald onder de titel ‘Coaches die nooit verliezen, handleiding voor effectief coachen’ (2000). Amsterdam: Stichting Human Quality & Performance (HQ&P). Haaften, W. van & Snik, G. (2003). De school als zedenmeester. In: Heijerman, E., Jacobs, F, Korthals, M. & Wouters, P. Vuile handen. Basisboek praktische filosofie. (p.49-60). Utrecht: De Tijdstroom. Bundel Groepsdynamica in (Jeugd)Topsport II Verbeteren om uiteindelijk te kunnen winnen 4/4 Jaap Kooman april-juli 2006