Gemeentezorg en privacyzorgen

advertisement
Focus
2158
Gemeentezorg en
privacyzorgen
Sjaak Nouwt1
‘As we speak’ worden allerlei zorgtaken gedecentraliseerd naar gemeenten. Dat leidt tot nieuwe behoeften aan
informatie-uitwisseling. In oktober 2013 is een juridisch kader gepubliceerd voor de informatie-uitwisseling
binnen veiligheidshuizen.2 Dat rapport gaat nogal ‘creatief om met de huidige privacyregels’.3 Gemeenten
dreigen daardoor op het verkeerde been te worden gezet. Daarom hierbij enkele juridische kanttekeningen
bij deze creativiteit vanuit het perspectief van de zorgprofessional.
Inleiding
Nederland telt momenteel een kleine vijftig veiligheidshuizen. Deze veiligheidshuizen zijn voortgekomen uit het
Grote Steden Beleid van de jaren negentig. Dit leidde in
1997 tot de zogeheten Justitie in de Buurt (JIB) kantoren.
Veiligheidshuizen zijn netwerksamenwerkingsverbanden,
bestaande uit partners uit de strafrechtketen, de zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur. Het doel van de
samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk
geweld en criminaliteit. De ketenpartners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit.
Zij doen dat vooral op het gebied van jeugdcriminaliteit,
huiselijk geweld, veelplegers en nazorg voor (ex-)gedetineerden. Bij de samenwerking spelen zowel strafrecht en
zorgverlening een rol. Organisaties die participeren in de
veiligheidshuizen zijn: gemeenten, politie, Openbaar
Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, reclasseringsorganisaties en welzijnsorganisaties.4
In oktober 2013 is een juridisch kader gepubliceerd
voor de informatie-uitwisseling binnen veiligheidshuizen, onder het motto ‘een nieuwe kijk op privacy’. Het is
echter juridisch gezien een zeer discutabel rapport, aangezien het nogal wat juridische fouten bevat. Dit klemt te
meer omdat dit kader ook met enige regelmaat wordt
gepropageerd als ‘grondslag voor het delen van informatie op de meest zorgvuldige wijze’ binnen gemeenten en
regio’s, zoals binnen een OGGz netwerk (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg), sociale wijkteams, Advies- en
Meldpunten voor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) of Centra voor Jeugd en Gezin in samenhang met de Zorg Advies Teams. Aldus wordt dit juridisch
kader in een brede maatschappelijke context onder de
aandacht gebracht en dreigt het te worden omarmd in
het kader van de decentralisatie van de zorg naar
gemeenten. Over de privacy bij die decentralisatie van
jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en
inkomen en zorg voor langdurig zieken en ouderen
maken ook Eerste Kamerleden zich grote zorgen.5 Zorgen
die groter lijken te worden wanneer gemeenten ook nog
(vrijwillige) ‘dorpsondersteuners’ gaan inzetten. Redenen
genoeg om nader in te gaan op de juridische onjuistheden die het rapport bevat.
Een andere, maar foute, kijk op privacy
Het bewuste rapport bestaat uit twee delen. Het eerste
deel geeft een zeer informatief en vrij compleet overzicht
van actuele maatschappelijke ontwikkelingen en aan
gemeenten opgedragen taken op het terrein van zorg, welzijn, jeugd en criminaliteit. Het tweede deel bevat ‘een
nieuw juridisch handelingskader’. Hieronder volgen enkele kanttekeningen bij dat tweede deel vanuit het perspectief van de uitwisseling van medische persoonsgegevens.
Auteur
Samenwerken aan Zorg en Veiligheid. Naar
maart 2013. Op internet: http://tilburg.
(SP) in de Eerste Kamer tijdens het debat
1. Mr. dr. J. Nouwt is werkzaam als adviseur
een handelingskader gegevensdeling.
veiligheidshuis.org/files/
over privacy en het toezicht op de inlichtin-
gezondheidsrecht bij de artsenfederatie
Werkdocument 1 oktober 2013. Het docu-
Nieuwsbrief+leertuin+mrt+2013.pdf.
gen- en veiligheidsdiensten, waarin zij bijval
KNMG en zelfstandig privacy adviseur.
ment is beschikbaar als ‘Opbrengst Leertuin
4. Bron: Ministerie van Veiligheid en Justitie,
ontving van D66 en VVD. Zie het steno-
Deze bijdrage is op persoonlijke titel
Privacy Tilburg’ via www.veiligheidshuizen.
Veiligheidshuizen – Achtergrond. Op inter-
gram van de plenaire vergadering van 23
geschreven.
nl/toolbox/informatie-uitwisseling-en-pri-
net: www.veiligheidshuizen.nl/
september 2014 (ongecorrigeerd) op: www.
vacy (laatst bezocht op 25 november
achtergrond#w (laatst bezocht op 25
eerstekamer.nl/stenogram/20140923/
Noten
2014).
november 2014).
stenogram (laatst bezocht op 25 november
2. J.J.A. van Boven & P.J. Gunst, Grondslag
3. Nieuwsbrief Leertuin Zorg en Veiligheid,
5. Zie bijv. het betoog van mw. Gerkens
2014).
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42
2993
Focus
Met het beroep op ‘menselijke waardigheid’ ondermijnt het
rapport hier de grondrechten van burgers op persoonlijke
levenssfeer, privé-leven, de bescherming van persoonsgegevens
en het zelf beschikkingsrecht
Menselijke waardigheid6
De ‘menselijke waardigheid’ is de ‘bril’ waardoor in het rapport naar de problematiek van de betreffende cliënten
wordt gekeken. Het dwingt én legitimeert om zorg en
steun te bieden aan een burger die daartoe zelf – om wat
voor reden dan ook – niet (meer) in staat is, opdat die
weer zoveel en zo goed mogelijk kan participeren in de
samenleving en wel met een zo groot mogelijke zelfstandigheid. Dat geeft hem vrijheid en autonomie (vaak aangeduid als ‘eigen kracht’) en daarmee kan hij ‘het stuur van
zijn eigen leven weer in eigen handen nemen’. Maar dan
moeten we dit doel voor ogen hebben en dit noopt tot het
delen van gegevens tussen de verschillende disciplines!
Met het beroep op ‘menselijke waardigheid’ ondermijnt het rapport hier echter de grondrechten van burgers op persoonlijke levenssfeer, privé-leven, de bescherming van persoonsgegevens en het zelfbeschikkingsrecht.
Het rapport ziet menselijke waardigheid en human dignity primair als titel voor de staat en hulpverleners om te
beschermen. Daarin gaat het soms veel te ver, en lijkt het
af en toe te vergeten dat we naar elkaar toe ook de plicht
hebben de persoonlijke autonomie van mensen te respecteren, beschermen en bevorderen. Die nuance ontbreekt
in het rapport.
Verenigbare doelen7
In het kader van doelbinding besteedt het rapport terecht
aandacht aan artikel 9 Wbp.8 Dit artikel bepaalt dat persoonsgegevens verder mogen worden verwerkt op een wijze die verenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn
verkregen. Dit wordt het ‘verenigbaar gebruik’ genoemd.
Volgens het rapport is duidelijk al beargumenteerd dat de
problematiek van de cliënten op de verschillende leefgebieden zich tot elkaar verhouden als ‘communicerende
vaten’. Daarmee zou de verenigbaarheid van de doelen om
gegevens te delen tussen de verschillende domeinen
betreffende de cliënt afdoende zijn aangetoond.
Het rapport gaat hier echter wel erg gemakkelijk
voorbij aan lid 4 van artikel 9 Wbp, dat met name voor
zorgprofessionals met een medisch beroepsgeheim van
belang is: ‘verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht daaraan in de
weg staat’. Dit betekent kortweg dat een zorgaanbieder die
informatie over een patiënt aan een derde wil verstrekken, aan toetsing aan de Wbp in het geheel niet toekomt
zolang die informatie valt onder zijn beroepsgeheim en er
geen beroep kan worden gedaan op een van de uitzonderingen op het beroepsgeheim. Eerst wanneer een uitzondering kan worden gemaakt op de geheimhoudingsplicht
komt men pas toe aan de vraag of sprake is van ‘verenigbaar gebruik’.
2994
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42
Nakomen wettelijke verplichting9
Het rapport stelt de vraag welke grondslagen als bedoeld in
artikel 8 van de Wbp mogelijkheden bieden, bijvoorbeeld
voor zorgprofessionals, om gegevens aan anderen te verstrekken. Volgens het rapport biedt artikel 8 sub c Wbp een
grondslag voor de voorgestane verstrekking van gegevens
tussen de diverse betrokken professionals bij een cliënt.
Deze grondslag staat het verstrekken van persoonsgegevens toe indien dit noodzakelijk is om een wettelijk verplichting na te komen. Als argument wordt in het rapport
aangevoerd dat een gemeente wettelijke verantwoordelijkheden heeft om te zorgen voor kwetsbare burgers. Om deze
publiekrechtelijke taken met betrekking tot deze burgers
ook daadwerkelijk te kunnen uitoefenen, is het noodzakelijk om te kunnen beschikken over relevante gegevens. Dat
vereist samenwerking met en tussen uiteenlopende partijen als gemeentelijke diensten, politie, Openbaar Ministerie,
Gevangeniswezen, Bureau Halt, Reclassering, welzijnswerk,
jongerenwerk, Bureau Jeugdzorg, GG&GD, verschillende
andere (geestelijke) gezondheidsinstellingen, lokaal en regionaal onderwijs, woningcorporaties, enz., aldus het rapport.
De verwerkingsgrond van artikel 8 sub c staat de
gegevensverwerking toe als die ‘noodzakelijk is om een
wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is’. Het rapport stelt ten onrechte dat die wettelijke verplichting bestaat uit de wettelijke
verantwoordelijkheid die gemeenten hebben om te zorgen voor kwetsbare burgers. Daarmee wordt voorbij
gegaan aan het feit dat, aldus de toelichting op de Wbp,
een beroep op onderdeel c slechts mogelijk is als de
gemeente is onderworpen aan de nakoming van een wettelijke verplichting die strekt tot het vastleggen of bewaren van persoonsgegevens of het verstrekken ervan aan
derden en dus niet op het hebben van een willekeurige
andere wettelijke verplichting.10
Verstrekking van medische gegevens aan een
woningcorporatie11
De Wbp stelt in de tweede laag van de wet12 extra zorgvuldigheidseisen aan het verwerken van ‘bijzondere persoonsgegevens’. Zo geldt er een algemeen verbod op het
verwerken van persoonsgegevens over iemands gezondheid (artikel 16 Wbp). Er zijn echter uitzonderingen op dat
verbod mogelijk, bijvoorbeeld indien de verwerking
geschiedt door hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, voor zover dat noodzakelijk is met het oog op een
goede behandeling of verzorging, dan wel wanneer het
voor het beheer van de instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is (artikel 21 Wbp).
Binnen samenwerkingsverbanden worden gegevens uitgewisseld tussen hulpverleners uit de gezondheidszorg met
© Shutterstock
derde partijen buiten de gezondheidszorg, zoals een
woningcorporatie. Volgens het rapport is een woningcorporatie te beschouwen als een organisatie die maatschappelijke dienstverlening biedt waardoor deze organisatie
past binnen de criteria van artikel 21 Wbp en waaraan
dus gegevens over iemands gezondheid mogen worden
verstrekt!
Voor de laatste stelling geeft het rapport twee argu-
menten. Het eerste is dat woningcorporaties de laatste
jaren een andere rol hebben gekregen in het maatschappelijke krachtenveld waardoor zij nu een actieve bijdrage
leveren aan de bestrijding van de sociale problematiek.
Het tweede argument is dat het rapport via een ‘omtrekkende beweging’, zoals de opstellers zeggen, de woningcorporatie beschouwt als een partij die betrokken is bij
de ‘zorg aan cliënten’.
Schreuders, ‘Een model van de Wet
6. Zie p. 59-60 van het rapport.
9. Zie p. 61 van het rapport.
11. Zie p. 63-64 van het rapport.
bescherming persoonsgegevens; over
7. Zie p. 60 van het rapport.
10. Bron: T.F.M. Hooghiemstra & S. Nouwt,
12. Hfdst. 2, par. 2 van de Wbp: ‘De ver-
gelaagdheid en restbepalingen’, Privacy &
8. Wet bescherming persoonsgegevens
Commentaar Wet bescherming persoonsge-
werking van bijzondere persoonsgegevens’.
Informatie 1998, afl. 2, p. 52-59.
(hierna: Wbp).
gevens. Den Haag: Sdu, 2014, p. 52.
Zie over de gelaagdheid van de Wbp: E.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42
2995
Focus
Hier bevat het rapport echter een denkfout, die ook
wordt gemaakt bij de interpretatie van artikel 8 sub d
Wbp. Het feit dat een woningcorporatie – volgens het
rapport – wordt beschouwd als een organisatie die maatschappelijke dienstverlening biedt en daarom op grond
van artikel 21 Wbp persoonsgegevens over iemands
gezondheid zou mogen verwerken – hetgeen men overigens ernstig kan betwijfelen – betekent nog niet dat
zorgprofessionals daarom zonder toestemming van de
cliënt verplicht zouden zijn om gezondheidsgegevens te
verstrekken aan een woningcorporatie. Het hebben van
een grondslag om persoonsgegevens te mogen vastleggen, betekent immers niet dat er ook een plicht bestaat
voor anderen om die gegevens aan een woningcorporatie
te verstrekken. Ook voor deze situatie geldt artikel 9 lid
4 Wbp (geheimhoudingsplicht). Bovendien is het nog
maar de vraag of er binnen de woningcorporatie iemand
is die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel krachtens overeenkomst, tot geheimhouding van gezondheidsgegevens is verplicht. Alleen die
personen mogen namelijk over gezondheidsgegevens
beschikken (artikel 21 lid 2 Wbp).
Het hebben van een grondslag om
persoonsgegevens te mogen
vastleggen, betekent niet dat er ook
een plicht bestaat voor anderen om
die gegevens aan een
woningcorporatie te verstrekken
Rechtstreeks betrokken, maar waarbij?13
Het rapport gaat ook in op de regels uit de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO oftewel: boek
7, titel 7, afdeling 5 van het Burgerlijk Wetboek). Over artikel 7:457 lid 2 BW zegt het rapport onder andere dat dit
artikel bepaalt dat géén toestemming nodig is om gegevens uit te wisselen tussen hen die ‘rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst’.
Volgens het rapport levert dit geen beperking op om
informatie te delen met organisaties buiten de gezondheidszorg. Het rapport stelt dat deze tekst is geformuleerd
in een periode dat de gezondheidszorg vooral uit één op
één relaties tussen hulpverleners en patiënten/cliënten
bestond. De huidige tijd van zorgverlening kenmerkt zich
door grote veranderingen in visie en organisatie van zorg,
waarvan in de periode dat de WGBO werd geconcipieerd
bepaald geen sprake was. Nu wordt er multidisciplinair in
ketens samengewerkt, ‘vroegsignalering’ wordt als ‘noodzakelijke zorg’ gezien en het recht op zorg is een belangrijk uitgangspunt voor het handelen.
Hier bevat het rapport een wel zeer ruime interpretatie van artikel 7:457 lid 2 BW. Zo stelt het onder andere:
2996
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42
‘De WGBO gaat er zonder meer van uit dát gegevens worden uitgewisseld tussen professionals die betrokken zijn bij
de cliënt; deze hobbel is dus genomen!’. In het rapport
wordt hier wel erg gemakkelijk miskend dat de WGBO
doelt op rechtstreekse betrokkenheid ‘bij de uitvoering
van de behandelingsovereenkomst’ en niet op een of
andere vorm van ‘betrokkenheid bij de cliënt’. Bovendien
gaat het rapport voorbij aan het vereiste dat verstrekking
van gegevens aan anderen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst zijn betrokken
uitsluitend is toegestaan voor zover die gegevens ‘noodzakelijk zijn voor de door hen in dat kader te verrichten
werkzaamheden’. Dit betekent dus dat niet iedereen die
rechtstreeks is betrokken bij het uitvoeren van een behandelingsovereenkomst altijd over alle gegevens mag
beschikken.
Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de
zorg14
Het rapport leent vervolgens te onpas argumenten uit het
document ‘Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling
bij samenwerken in de zorg’.15 Zo wijst het rapport er op
dat de koepels in de gezondheidszorg in die Handreiking
zouden zijn overeengekomen dat er in geval van samenwerking tussen professionals gegevens over cliënten dienen te worden uitgewisseld.
Hier verwijst het rapport naar aandachtspunt 4 uit
de Handreiking: ‘Een zorgverlener die deelneemt in een
samenwerkingstraject vergewist zich ervan dat hij/zij
beschikt over relevante gegevens van collega’s en informeert collega’s over gegevens en bevindingen die zij nodig
hebben om verantwoorde zorg te kunnen verlenen.’ Het
rapport noemt dit aandachtspunt als argument voor het
mogen uitwisselen van gegevens tussen zorgprofessionals
en willekeurige anderen die betrokken zijn bij een
gemeentelijk samenwerkingsverband. Er wordt hierbij
echter over het hoofd gezien dat het betreffende aandachtspunt uit de handreiking betrekking heeft op de uitwisseling van gegevens tussen collega-zorgverleners, met
het oog op het bieden van verantwoorde gezondheidszorg.
In het rapport wordt de reikwijdte van dit aandachtspunt
hiermee wel erg gemakkelijk uitgebreid tot samenwerkingsverbanden zoals binnen Veiligheidshuizen. Het is
een voorbeeld van het buiten de relevante context ‘selectief shoppen’ met argumenten, zoals we dat wel vaker in
het rapport tegenkomen.
Alleen toestemming vragen als het antwoord positief
zal zijn?16
Aan het eind van het rapport wordt beschreven hoe volgens de opstellers van het uitgangspunt ‘toestemming
vragen’ moet worden overgestapt op het uitgangspunt ‘in
kennis stellen’. Het rapport stelt dat het vragen om toestemming moet worden gereserveerd ‘voor díe situaties
waarin professionals van te voren weten dat zij het antwoord van de betrokken burger zullen accepteren en respecteren’. Dit impliceert dat er niet om toestemming voor
gegevensverstrekking hoeft te worden gevraagd als de
professional het antwoord ‘Nee’ niet zal accepteren. In het
rapport wordt vervolgens voorgesteld om het vragen om
toestemming te vervangen door ‘het transparantie-beginsel’ zoals bedoeld in artikel 33 en 34 Wbp. Daarbij wordt
evenwel miskend dat artikel 33 en 34 Wbp zien op situaties waarin burgers dienen te worden geïnformeerd voordat persoonsgegevens over hen worden vastgelegd. Deze
artikelen spelen dus een rol in een heel andere context
dan het rapport hier suggereert.
Het maatschappelijk belang
van een ieder op vrije toegang
tot gezondheidszorg staat op
Tot besluit
het spel
In de praktijk blijkt dat zorgprofessionals, mede op basis
van het hier besproken rapport over samenwerking aan
zorg en veiligheid, steeds meer druk ervaren om hun
medisch beroepsgeheim te doorbreken. Daardoor wordt
niet alleen het individuele belang van de gezondheid en
privacy van de burger ondermijnd, maar – zo mogelijk
nog belangrijker – ook het algemeen maatschappelijk
belang van een vrije toegang voor een ieder tot gezondheidszorg. Voorop staat dat die vrije toegang tot gezondheidszorg gevaar loopt wanneer burgers niet meer kunnen vertrouwen op geheimhouding van gevoelige
medische informatie door hun zorgverlener. Door die vrije
toegang te waarborgen kan het medisch beroepsgeheim
juist bijdragen aan veiligheid in de samenleving in plaats
van dat het die veiligheid zou belemmeren.
In hun rapport schetsen de opstellers een in hun
ogen wenselijke situatie (een Utopia) en een maatschappelijke behoefte om persoonsgegevens te kunnen opvragen, waarbij de juridische kaders geweld wordt aangedaan.
Artsen en andere zorgprofessionals ervaren intussen de
druk in diverse samenwerkingsverbanden om hun
beroepsgeheim te doorbreken ‘omdat de juristen zeggen
dat het mag’. Dit leidt niet alleen tot verwarring onder
zorgprofessionals, maar ook tot tuchtrechtelijke, civielrechtelijke en zelfs strafrechtelijke aansprakelijkheidsrisi-
co’s vanwege schending van het medisch beroepsgeheim.
En niet te vergeten de rechten van de burgers. Volledig
terecht wees het College bescherming persoonsgegevens
er in juli 2014 op dat er geen sprake kan zijn van een
‘lerende praktijk’ in het sociale domein. Gemeenten dienen van meet af aan bestaande wet- en regelgeving na te
leven.17 Gelukkig zijn er ook Veiligheidshuizen die wel
zorgvuldig met persoonsgegevens van burgers omgaan.18
Dit artikel is mede bedoeld om er op te attenderen
dat soms met ondeugdelijke juridische argumenten de privacy van burgers wordt ondermijnd. Dit strekt zich mede
uit tot de decentrale zorg die gemeenten gaan leveren in
het kader van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning,
werk en inkomen, alsmede zorg aan langdurig zieken en
ouderen. Het maatschappelijk belang van een ieder op
vrije toegang tot gezondheidszorg staat op het spel. Overheden en veldpartijen in de zorg zouden daarom samen
werkbare afspraken moeten maken over het delen van
medische gegevens. Het CBP heeft al gewaarschuwd dat ze
haar toezichthoudende bevoegdheden zal inzetten als
gemeenten zich niet aan de privacyregels houden.19 En een
gewaarschuwde gemeente telt voor twee.
13. Zie p. 66 van het rapport.
zorg-2010.htm (laatst bezocht op 25
gedecentraliseerd sociaal domein.’ Beleids-
den_bosch#.VEojo5ocR8w (laatst bezocht
14. Zie p. 70 van het rapport.
november 2014).
visie met richtlijnen voor het zorgvuldig
op 25 november 2014). Daar is ook het
15. KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP,
16. Zie p. 72 van het rapport.
omgaan met persoonsgegevens in de
privacyreglement te vinden.
NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, NPCF,
17. College bescherming persoonsgege-
gemeentelijke praktijk in het kader van de
19. College bescherming persoonsgege-
Handreiking verantwoordelijkheidsverde-
vens, ‘Gemeenten mogen bij decentralisatie
decentralisaties. Bijlage bij de kamerbrief
vens, Brief aan de Minister van Binnenland-
ling bij samenwerking in de zorg. Utrecht:
privacywetgeving niet negeren. Privacytoe-
van de Minister van Binnenlandse Zaken en
se Zaken en Koninkrijksrelaties inzake ‘Zorg-
26 januari 2010. Op internet: http://knmg.
zichthouder reageert op kabinetsvisie Priva-
Koninkrijksrelaties, d.d. 27 mei 2014.
vuldige gegevensuitwisseling over sectoren
artsennet.nl/Publicaties/KNMGpublica-
cy in het sociaal domein.’ Persbericht 1 juli
18. Zie Veiligheidshuis ’s-Hertogenbosch
heen in het kader van decentralisaties in het
tie/72200/Handreiking-verantwoordelijk-
2014. Zie ook: ‘Zorgvuldig en bewust;
e.o. Op internet: http://www.veiligheids-
sociaal domein’. Den Haag: 3 juni 2014,
heidsverdeling-bij-samenwerking-in-de-
Gegevensverwerking en Privacy in een
huizen.nl/veiligheidshuizen/veiligheidshuis_
z2014-00393.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42
2997
Download