Focus 2158 Gemeentezorg en privacyzorgen Sjaak Nouwt1 ‘As we speak’ worden allerlei zorgtaken gedecentraliseerd naar gemeenten. Dat leidt tot nieuwe behoeften aan informatie-uitwisseling. In oktober 2013 is een juridisch kader gepubliceerd voor de informatie-uitwisseling binnen veiligheidshuizen.2 Dat rapport gaat nogal ‘creatief om met de huidige privacyregels’.3 Gemeenten dreigen daardoor op het verkeerde been te worden gezet. Daarom hierbij enkele juridische kanttekeningen bij deze creativiteit vanuit het perspectief van de zorgprofessional. Inleiding Nederland telt momenteel een kleine vijftig veiligheidshuizen. Deze veiligheidshuizen zijn voortgekomen uit het Grote Steden Beleid van de jaren negentig. Dit leidde in 1997 tot de zogeheten Justitie in de Buurt (JIB) kantoren. Veiligheidshuizen zijn netwerksamenwerkingsverbanden, bestaande uit partners uit de strafrechtketen, de zorgketen, gemeentelijke partners en bestuur. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. De ketenpartners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit. Zij doen dat vooral op het gebied van jeugdcriminaliteit, huiselijk geweld, veelplegers en nazorg voor (ex-)gedetineerden. Bij de samenwerking spelen zowel strafrecht en zorgverlening een rol. Organisaties die participeren in de veiligheidshuizen zijn: gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, reclasseringsorganisaties en welzijnsorganisaties.4 In oktober 2013 is een juridisch kader gepubliceerd voor de informatie-uitwisseling binnen veiligheidshuizen, onder het motto ‘een nieuwe kijk op privacy’. Het is echter juridisch gezien een zeer discutabel rapport, aangezien het nogal wat juridische fouten bevat. Dit klemt te meer omdat dit kader ook met enige regelmaat wordt gepropageerd als ‘grondslag voor het delen van informatie op de meest zorgvuldige wijze’ binnen gemeenten en regio’s, zoals binnen een OGGz netwerk (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg), sociale wijkteams, Advies- en Meldpunten voor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) of Centra voor Jeugd en Gezin in samenhang met de Zorg Advies Teams. Aldus wordt dit juridisch kader in een brede maatschappelijke context onder de aandacht gebracht en dreigt het te worden omarmd in het kader van de decentralisatie van de zorg naar gemeenten. Over de privacy bij die decentralisatie van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en zorg voor langdurig zieken en ouderen maken ook Eerste Kamerleden zich grote zorgen.5 Zorgen die groter lijken te worden wanneer gemeenten ook nog (vrijwillige) ‘dorpsondersteuners’ gaan inzetten. Redenen genoeg om nader in te gaan op de juridische onjuistheden die het rapport bevat. Een andere, maar foute, kijk op privacy Het bewuste rapport bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft een zeer informatief en vrij compleet overzicht van actuele maatschappelijke ontwikkelingen en aan gemeenten opgedragen taken op het terrein van zorg, welzijn, jeugd en criminaliteit. Het tweede deel bevat ‘een nieuw juridisch handelingskader’. Hieronder volgen enkele kanttekeningen bij dat tweede deel vanuit het perspectief van de uitwisseling van medische persoonsgegevens. Auteur Samenwerken aan Zorg en Veiligheid. Naar maart 2013. Op internet: http://tilburg. (SP) in de Eerste Kamer tijdens het debat 1. Mr. dr. J. Nouwt is werkzaam als adviseur een handelingskader gegevensdeling. veiligheidshuis.org/files/ over privacy en het toezicht op de inlichtin- gezondheidsrecht bij de artsenfederatie Werkdocument 1 oktober 2013. Het docu- Nieuwsbrief+leertuin+mrt+2013.pdf. gen- en veiligheidsdiensten, waarin zij bijval KNMG en zelfstandig privacy adviseur. ment is beschikbaar als ‘Opbrengst Leertuin 4. Bron: Ministerie van Veiligheid en Justitie, ontving van D66 en VVD. Zie het steno- Deze bijdrage is op persoonlijke titel Privacy Tilburg’ via www.veiligheidshuizen. Veiligheidshuizen – Achtergrond. Op inter- gram van de plenaire vergadering van 23 geschreven. nl/toolbox/informatie-uitwisseling-en-pri- net: www.veiligheidshuizen.nl/ september 2014 (ongecorrigeerd) op: www. vacy (laatst bezocht op 25 november achtergrond#w (laatst bezocht op 25 eerstekamer.nl/stenogram/20140923/ Noten 2014). november 2014). stenogram (laatst bezocht op 25 november 2. J.J.A. van Boven & P.J. Gunst, Grondslag 3. Nieuwsbrief Leertuin Zorg en Veiligheid, 5. Zie bijv. het betoog van mw. Gerkens 2014). NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42 2993 Focus Met het beroep op ‘menselijke waardigheid’ ondermijnt het rapport hier de grondrechten van burgers op persoonlijke levenssfeer, privé-leven, de bescherming van persoonsgegevens en het zelf beschikkingsrecht Menselijke waardigheid6 De ‘menselijke waardigheid’ is de ‘bril’ waardoor in het rapport naar de problematiek van de betreffende cliënten wordt gekeken. Het dwingt én legitimeert om zorg en steun te bieden aan een burger die daartoe zelf – om wat voor reden dan ook – niet (meer) in staat is, opdat die weer zoveel en zo goed mogelijk kan participeren in de samenleving en wel met een zo groot mogelijke zelfstandigheid. Dat geeft hem vrijheid en autonomie (vaak aangeduid als ‘eigen kracht’) en daarmee kan hij ‘het stuur van zijn eigen leven weer in eigen handen nemen’. Maar dan moeten we dit doel voor ogen hebben en dit noopt tot het delen van gegevens tussen de verschillende disciplines! Met het beroep op ‘menselijke waardigheid’ ondermijnt het rapport hier echter de grondrechten van burgers op persoonlijke levenssfeer, privé-leven, de bescherming van persoonsgegevens en het zelfbeschikkingsrecht. Het rapport ziet menselijke waardigheid en human dignity primair als titel voor de staat en hulpverleners om te beschermen. Daarin gaat het soms veel te ver, en lijkt het af en toe te vergeten dat we naar elkaar toe ook de plicht hebben de persoonlijke autonomie van mensen te respecteren, beschermen en bevorderen. Die nuance ontbreekt in het rapport. Verenigbare doelen7 In het kader van doelbinding besteedt het rapport terecht aandacht aan artikel 9 Wbp.8 Dit artikel bepaalt dat persoonsgegevens verder mogen worden verwerkt op een wijze die verenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Dit wordt het ‘verenigbaar gebruik’ genoemd. Volgens het rapport is duidelijk al beargumenteerd dat de problematiek van de cliënten op de verschillende leefgebieden zich tot elkaar verhouden als ‘communicerende vaten’. Daarmee zou de verenigbaarheid van de doelen om gegevens te delen tussen de verschillende domeinen betreffende de cliënt afdoende zijn aangetoond. Het rapport gaat hier echter wel erg gemakkelijk voorbij aan lid 4 van artikel 9 Wbp, dat met name voor zorgprofessionals met een medisch beroepsgeheim van belang is: ‘verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht daaraan in de weg staat’. Dit betekent kortweg dat een zorgaanbieder die informatie over een patiënt aan een derde wil verstrekken, aan toetsing aan de Wbp in het geheel niet toekomt zolang die informatie valt onder zijn beroepsgeheim en er geen beroep kan worden gedaan op een van de uitzonderingen op het beroepsgeheim. Eerst wanneer een uitzondering kan worden gemaakt op de geheimhoudingsplicht komt men pas toe aan de vraag of sprake is van ‘verenigbaar gebruik’. 2994 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42 Nakomen wettelijke verplichting9 Het rapport stelt de vraag welke grondslagen als bedoeld in artikel 8 van de Wbp mogelijkheden bieden, bijvoorbeeld voor zorgprofessionals, om gegevens aan anderen te verstrekken. Volgens het rapport biedt artikel 8 sub c Wbp een grondslag voor de voorgestane verstrekking van gegevens tussen de diverse betrokken professionals bij een cliënt. Deze grondslag staat het verstrekken van persoonsgegevens toe indien dit noodzakelijk is om een wettelijk verplichting na te komen. Als argument wordt in het rapport aangevoerd dat een gemeente wettelijke verantwoordelijkheden heeft om te zorgen voor kwetsbare burgers. Om deze publiekrechtelijke taken met betrekking tot deze burgers ook daadwerkelijk te kunnen uitoefenen, is het noodzakelijk om te kunnen beschikken over relevante gegevens. Dat vereist samenwerking met en tussen uiteenlopende partijen als gemeentelijke diensten, politie, Openbaar Ministerie, Gevangeniswezen, Bureau Halt, Reclassering, welzijnswerk, jongerenwerk, Bureau Jeugdzorg, GG&GD, verschillende andere (geestelijke) gezondheidsinstellingen, lokaal en regionaal onderwijs, woningcorporaties, enz., aldus het rapport. De verwerkingsgrond van artikel 8 sub c staat de gegevensverwerking toe als die ‘noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is’. Het rapport stelt ten onrechte dat die wettelijke verplichting bestaat uit de wettelijke verantwoordelijkheid die gemeenten hebben om te zorgen voor kwetsbare burgers. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het feit dat, aldus de toelichting op de Wbp, een beroep op onderdeel c slechts mogelijk is als de gemeente is onderworpen aan de nakoming van een wettelijke verplichting die strekt tot het vastleggen of bewaren van persoonsgegevens of het verstrekken ervan aan derden en dus niet op het hebben van een willekeurige andere wettelijke verplichting.10 Verstrekking van medische gegevens aan een woningcorporatie11 De Wbp stelt in de tweede laag van de wet12 extra zorgvuldigheidseisen aan het verwerken van ‘bijzondere persoonsgegevens’. Zo geldt er een algemeen verbod op het verwerken van persoonsgegevens over iemands gezondheid (artikel 16 Wbp). Er zijn echter uitzonderingen op dat verbod mogelijk, bijvoorbeeld indien de verwerking geschiedt door hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, voor zover dat noodzakelijk is met het oog op een goede behandeling of verzorging, dan wel wanneer het voor het beheer van de instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is (artikel 21 Wbp). Binnen samenwerkingsverbanden worden gegevens uitgewisseld tussen hulpverleners uit de gezondheidszorg met © Shutterstock derde partijen buiten de gezondheidszorg, zoals een woningcorporatie. Volgens het rapport is een woningcorporatie te beschouwen als een organisatie die maatschappelijke dienstverlening biedt waardoor deze organisatie past binnen de criteria van artikel 21 Wbp en waaraan dus gegevens over iemands gezondheid mogen worden verstrekt! Voor de laatste stelling geeft het rapport twee argu- menten. Het eerste is dat woningcorporaties de laatste jaren een andere rol hebben gekregen in het maatschappelijke krachtenveld waardoor zij nu een actieve bijdrage leveren aan de bestrijding van de sociale problematiek. Het tweede argument is dat het rapport via een ‘omtrekkende beweging’, zoals de opstellers zeggen, de woningcorporatie beschouwt als een partij die betrokken is bij de ‘zorg aan cliënten’. Schreuders, ‘Een model van de Wet 6. Zie p. 59-60 van het rapport. 9. Zie p. 61 van het rapport. 11. Zie p. 63-64 van het rapport. bescherming persoonsgegevens; over 7. Zie p. 60 van het rapport. 10. Bron: T.F.M. Hooghiemstra & S. Nouwt, 12. Hfdst. 2, par. 2 van de Wbp: ‘De ver- gelaagdheid en restbepalingen’, Privacy & 8. Wet bescherming persoonsgegevens Commentaar Wet bescherming persoonsge- werking van bijzondere persoonsgegevens’. Informatie 1998, afl. 2, p. 52-59. (hierna: Wbp). gevens. Den Haag: Sdu, 2014, p. 52. Zie over de gelaagdheid van de Wbp: E. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42 2995 Focus Hier bevat het rapport echter een denkfout, die ook wordt gemaakt bij de interpretatie van artikel 8 sub d Wbp. Het feit dat een woningcorporatie – volgens het rapport – wordt beschouwd als een organisatie die maatschappelijke dienstverlening biedt en daarom op grond van artikel 21 Wbp persoonsgegevens over iemands gezondheid zou mogen verwerken – hetgeen men overigens ernstig kan betwijfelen – betekent nog niet dat zorgprofessionals daarom zonder toestemming van de cliënt verplicht zouden zijn om gezondheidsgegevens te verstrekken aan een woningcorporatie. Het hebben van een grondslag om persoonsgegevens te mogen vastleggen, betekent immers niet dat er ook een plicht bestaat voor anderen om die gegevens aan een woningcorporatie te verstrekken. Ook voor deze situatie geldt artikel 9 lid 4 Wbp (geheimhoudingsplicht). Bovendien is het nog maar de vraag of er binnen de woningcorporatie iemand is die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, dan wel krachtens overeenkomst, tot geheimhouding van gezondheidsgegevens is verplicht. Alleen die personen mogen namelijk over gezondheidsgegevens beschikken (artikel 21 lid 2 Wbp). Het hebben van een grondslag om persoonsgegevens te mogen vastleggen, betekent niet dat er ook een plicht bestaat voor anderen om die gegevens aan een woningcorporatie te verstrekken Rechtstreeks betrokken, maar waarbij?13 Het rapport gaat ook in op de regels uit de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO oftewel: boek 7, titel 7, afdeling 5 van het Burgerlijk Wetboek). Over artikel 7:457 lid 2 BW zegt het rapport onder andere dat dit artikel bepaalt dat géén toestemming nodig is om gegevens uit te wisselen tussen hen die ‘rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst’. Volgens het rapport levert dit geen beperking op om informatie te delen met organisaties buiten de gezondheidszorg. Het rapport stelt dat deze tekst is geformuleerd in een periode dat de gezondheidszorg vooral uit één op één relaties tussen hulpverleners en patiënten/cliënten bestond. De huidige tijd van zorgverlening kenmerkt zich door grote veranderingen in visie en organisatie van zorg, waarvan in de periode dat de WGBO werd geconcipieerd bepaald geen sprake was. Nu wordt er multidisciplinair in ketens samengewerkt, ‘vroegsignalering’ wordt als ‘noodzakelijke zorg’ gezien en het recht op zorg is een belangrijk uitgangspunt voor het handelen. Hier bevat het rapport een wel zeer ruime interpretatie van artikel 7:457 lid 2 BW. Zo stelt het onder andere: 2996 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42 ‘De WGBO gaat er zonder meer van uit dát gegevens worden uitgewisseld tussen professionals die betrokken zijn bij de cliënt; deze hobbel is dus genomen!’. In het rapport wordt hier wel erg gemakkelijk miskend dat de WGBO doelt op rechtstreekse betrokkenheid ‘bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst’ en niet op een of andere vorm van ‘betrokkenheid bij de cliënt’. Bovendien gaat het rapport voorbij aan het vereiste dat verstrekking van gegevens aan anderen die rechtstreeks bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst zijn betrokken uitsluitend is toegestaan voor zover die gegevens ‘noodzakelijk zijn voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden’. Dit betekent dus dat niet iedereen die rechtstreeks is betrokken bij het uitvoeren van een behandelingsovereenkomst altijd over alle gegevens mag beschikken. Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg14 Het rapport leent vervolgens te onpas argumenten uit het document ‘Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerken in de zorg’.15 Zo wijst het rapport er op dat de koepels in de gezondheidszorg in die Handreiking zouden zijn overeengekomen dat er in geval van samenwerking tussen professionals gegevens over cliënten dienen te worden uitgewisseld. Hier verwijst het rapport naar aandachtspunt 4 uit de Handreiking: ‘Een zorgverlener die deelneemt in een samenwerkingstraject vergewist zich ervan dat hij/zij beschikt over relevante gegevens van collega’s en informeert collega’s over gegevens en bevindingen die zij nodig hebben om verantwoorde zorg te kunnen verlenen.’ Het rapport noemt dit aandachtspunt als argument voor het mogen uitwisselen van gegevens tussen zorgprofessionals en willekeurige anderen die betrokken zijn bij een gemeentelijk samenwerkingsverband. Er wordt hierbij echter over het hoofd gezien dat het betreffende aandachtspunt uit de handreiking betrekking heeft op de uitwisseling van gegevens tussen collega-zorgverleners, met het oog op het bieden van verantwoorde gezondheidszorg. In het rapport wordt de reikwijdte van dit aandachtspunt hiermee wel erg gemakkelijk uitgebreid tot samenwerkingsverbanden zoals binnen Veiligheidshuizen. Het is een voorbeeld van het buiten de relevante context ‘selectief shoppen’ met argumenten, zoals we dat wel vaker in het rapport tegenkomen. Alleen toestemming vragen als het antwoord positief zal zijn?16 Aan het eind van het rapport wordt beschreven hoe volgens de opstellers van het uitgangspunt ‘toestemming vragen’ moet worden overgestapt op het uitgangspunt ‘in kennis stellen’. Het rapport stelt dat het vragen om toestemming moet worden gereserveerd ‘voor díe situaties waarin professionals van te voren weten dat zij het antwoord van de betrokken burger zullen accepteren en respecteren’. Dit impliceert dat er niet om toestemming voor gegevensverstrekking hoeft te worden gevraagd als de professional het antwoord ‘Nee’ niet zal accepteren. In het rapport wordt vervolgens voorgesteld om het vragen om toestemming te vervangen door ‘het transparantie-beginsel’ zoals bedoeld in artikel 33 en 34 Wbp. Daarbij wordt evenwel miskend dat artikel 33 en 34 Wbp zien op situaties waarin burgers dienen te worden geïnformeerd voordat persoonsgegevens over hen worden vastgelegd. Deze artikelen spelen dus een rol in een heel andere context dan het rapport hier suggereert. Het maatschappelijk belang van een ieder op vrije toegang tot gezondheidszorg staat op Tot besluit het spel In de praktijk blijkt dat zorgprofessionals, mede op basis van het hier besproken rapport over samenwerking aan zorg en veiligheid, steeds meer druk ervaren om hun medisch beroepsgeheim te doorbreken. Daardoor wordt niet alleen het individuele belang van de gezondheid en privacy van de burger ondermijnd, maar – zo mogelijk nog belangrijker – ook het algemeen maatschappelijk belang van een vrije toegang voor een ieder tot gezondheidszorg. Voorop staat dat die vrije toegang tot gezondheidszorg gevaar loopt wanneer burgers niet meer kunnen vertrouwen op geheimhouding van gevoelige medische informatie door hun zorgverlener. Door die vrije toegang te waarborgen kan het medisch beroepsgeheim juist bijdragen aan veiligheid in de samenleving in plaats van dat het die veiligheid zou belemmeren. In hun rapport schetsen de opstellers een in hun ogen wenselijke situatie (een Utopia) en een maatschappelijke behoefte om persoonsgegevens te kunnen opvragen, waarbij de juridische kaders geweld wordt aangedaan. Artsen en andere zorgprofessionals ervaren intussen de druk in diverse samenwerkingsverbanden om hun beroepsgeheim te doorbreken ‘omdat de juristen zeggen dat het mag’. Dit leidt niet alleen tot verwarring onder zorgprofessionals, maar ook tot tuchtrechtelijke, civielrechtelijke en zelfs strafrechtelijke aansprakelijkheidsrisi- co’s vanwege schending van het medisch beroepsgeheim. En niet te vergeten de rechten van de burgers. Volledig terecht wees het College bescherming persoonsgegevens er in juli 2014 op dat er geen sprake kan zijn van een ‘lerende praktijk’ in het sociale domein. Gemeenten dienen van meet af aan bestaande wet- en regelgeving na te leven.17 Gelukkig zijn er ook Veiligheidshuizen die wel zorgvuldig met persoonsgegevens van burgers omgaan.18 Dit artikel is mede bedoeld om er op te attenderen dat soms met ondeugdelijke juridische argumenten de privacy van burgers wordt ondermijnd. Dit strekt zich mede uit tot de decentrale zorg die gemeenten gaan leveren in het kader van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, alsmede zorg aan langdurig zieken en ouderen. Het maatschappelijk belang van een ieder op vrije toegang tot gezondheidszorg staat op het spel. Overheden en veldpartijen in de zorg zouden daarom samen werkbare afspraken moeten maken over het delen van medische gegevens. Het CBP heeft al gewaarschuwd dat ze haar toezichthoudende bevoegdheden zal inzetten als gemeenten zich niet aan de privacyregels houden.19 En een gewaarschuwde gemeente telt voor twee. 13. Zie p. 66 van het rapport. zorg-2010.htm (laatst bezocht op 25 gedecentraliseerd sociaal domein.’ Beleids- den_bosch#.VEojo5ocR8w (laatst bezocht 14. Zie p. 70 van het rapport. november 2014). visie met richtlijnen voor het zorgvuldig op 25 november 2014). Daar is ook het 15. KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, 16. Zie p. 72 van het rapport. omgaan met persoonsgegevens in de privacyreglement te vinden. NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, NPCF, 17. College bescherming persoonsgege- gemeentelijke praktijk in het kader van de 19. College bescherming persoonsgege- Handreiking verantwoordelijkheidsverde- vens, ‘Gemeenten mogen bij decentralisatie decentralisaties. Bijlage bij de kamerbrief vens, Brief aan de Minister van Binnenland- ling bij samenwerking in de zorg. Utrecht: privacywetgeving niet negeren. Privacytoe- van de Minister van Binnenlandse Zaken en se Zaken en Koninkrijksrelaties inzake ‘Zorg- 26 januari 2010. Op internet: http://knmg. zichthouder reageert op kabinetsvisie Priva- Koninkrijksrelaties, d.d. 27 mei 2014. vuldige gegevensuitwisseling over sectoren artsennet.nl/Publicaties/KNMGpublica- cy in het sociaal domein.’ Persbericht 1 juli 18. Zie Veiligheidshuis ’s-Hertogenbosch heen in het kader van decentralisaties in het tie/72200/Handreiking-verantwoordelijk- 2014. Zie ook: ‘Zorgvuldig en bewust; e.o. Op internet: http://www.veiligheids- sociaal domein’. Den Haag: 3 juni 2014, heidsverdeling-bij-samenwerking-in-de- Gegevensverwerking en Privacy in een huizen.nl/veiligheidshuizen/veiligheidshuis_ z2014-00393. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 5-12-2014 – AFL. 42 2997