Trainingsleer 2 Leerdoelen Trainingsmethoden 1. 5 Stappen die je als trainer bij een training moet toepassen - Duur - Omvang - Intensiteit - Herhalingen - Pauze 2. Verschillende UHV - kort UHV - middellang UHV - lang UHV 3. trainingsmethoden voor UHV - duurtraining - extensieve interval training - intensieve interval training - herhalingstraining - snelheid uithoudingsvermogen training 4. 3 kenmerken waar een Algemeen Aerobe UHV aan moet voldoen: - meer dan 1/3 van de totale spiermassa wordt gebruikt - de arbeid langer is dan 30 min - minimaal 50% van de circulatiecapaciteit wordt aangesproken ( hf hoger dan 120 sl/min ) 5. 4 trainigsmethoden earoob UHV - extensieve duurtraining - Fartlek training - Intensieve duurtraining - Extensieve intervaltraining 6. Extensieve intervaltraining DOSERING Duur arbeidsinterval 20-60 sec. 1-3 maal per week Intensiteit 70-80% van het maximale prestatievermogen. Dit betekent in algemene zin: Hf. Tot 170-180 sl/min. Na arbeid. Hf na rust ongeveer 130 sl/min. Pauze rust tussen de herhalingen 45-90 sec. rust tussen de series herhalingen 10-40, in series van max. 8 herh 7. Fartlek Training = een combinatievorm van extensieve duurtraining en extensieve interval training. de intensiteit speelt zich hoofdzakelijk af op het extensieve duurniveau met daartussen korte perioden van intensievere arbeid. Deze intensievere arbeid mag nooit leiden tot verzuring (anaeroob) 8. trainingseffecten van ext.duurtraining en fartlek training A= betere doorbloeding van de werkende spieren (capillarisatie). Dit komt omdat haarvaten (capillairen) zich: - vermeerderen (tot 3-voudig) - verwijden B= in het hart neemt de dikte van de want toe en wordt met name de linkerhartholte groter.Gevolg is een sporthart. C= de ademhaling neemt in vitale capaciteit toe. De ademhaling wordt langzamer en dieper omdat de ademhalingsspieren dikker en dus sterker worden D= toename van glycogeen voorraden E= De arbeid word vooral geleverd op verbranding van vetzuren dus excellent voor vetverbranding 9. 4m. mol/l 10. de gemiddelde melkzuurconcentratie bij extensieve duurtraining is: 11. Doseringskenmerken Intensieve duurtraining - duur = blokken van 4 – 20 min. Met een totaal van ongeveer 1 uur. 1 – 3 maal per week intensiteit = afgestemd op het nauwkeurig bepaalde omslagpunt omvang = korte duur pauze = rust tussen korte blokken 5 min. Rust tussen lange blokken 15 min herhalingen = korte blokken 5 – 8 herhalingen lange blokken 2 – 4 herhalingen 12. het substraat dat vooral word verbruikt bij extensieve duurtraining zijn: vetzuren 13. het substraat dat vooral wordt verbruikt bij intensieve duurtraining zijn: koolhydraten. 14. Intensieve duurtraining is vooral belangrijk voor het verhogen van het vermogen van de anaërobe drempel 15. richtlijn: Intensieve duurtraining = Hf. 160 – 180 afgestemd op individu 16. Een intensieve duurtraining kan maximaal maar 3 keer per week worden uitgevoerd omdat je lichaam anders niet genoeg tijd heeft om volledig te herstellen en supercompensatie te creëren. 17. gemiddelde melkzuurconcentratie van intensieve duurtraining is 4m mol/l 18. trainingseffecten intensieve duurtraining = nagenoeg gelijk met die van extensieve duurtraining - betere doorbloeding van de werkende spieren =Capillarisatie - in het hart neemt de dikte van de wand toe en wordt met name de linker hartholte groter. - Bij de ademhaling neemt vitale capaciteit toe - Toename van de glycogeen voorraad De arbeid wordt vooral geleverd door de verbranding van vetzuren 19. 2 trainingseffecten in vergelijking met ext. en int. Duurtraining 20. Als je niet rond de anaerobe drempel traint maar er onder dan krijg je geen prestatieverbeteringen maar blijf je juist op hetzelfde niveau.