8.1.1 Wat is de mens, wat maakt ons tot mens? Filosofische antropologie; Filosofische menskunde, het onderzoek naar onszelf. “Wat betekent het om mens te zijn?” staat nu actueel. Ken jezelf! Socrates schreef op de muur van de aan Apollo gewijde tempel in Delphi “Ken jezelf!” Deze uitspraak werd opgevat als oproep om je bewust te zijn van je grenzen. De oproep “Ken jezelf” is eerder ethiek dan antropologie. Behalve dat we vragen kunnen stellen, dat wij wezens zijn die over zichzelf en het leven kunnen nadenken. Wij moeten, kunnen iets van ons leven maken. Mensbeelden of mensvisies Plato: “Mensen die altijd alleen maar denken aan eten en drinken en dat soort dingen – het zijn net koeien: met hun koppen naar de grond gebogen en met hun blik altijd omlaag grazen ze hun tafels leeg, ze stoppen zichzelf vol en bespringen elkaar, begerig als ze zijn naar almaar meer.” Dante: “Bedenk uit welk zaad gij gesproten zijt: niet om als vee te leven schiep men u, maar om te reiken naar het hoogste en het beste.” Plato en Dante vonden dat je heen honger en dorst naar eten moest hebben, maar naar kennis. Elk mens houdt er voorstellingen op na wat mens-zijn inhoudt. Ze functioneren als vertrouwde denkpatronen, als vooronderstellingenwaar we min of meer bewust van uitgaan. Over beelden gesproken… Mensbeeld; wezen die mens wordt genoemd, constant geheel van kenmerkende eigenschappen die we in een definitie kunnen vastleggen. De identiteit van een persoon kan je niet achterhalen uit zijn activiteiten, hoe gedragen ze zich en niet een reeks eigenschappen benoemen. Om die menselijke activiteiten te achterhalen moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Daarbij gaat het om; → Fysieke voorwaarden → Psychische voorwaarden → Materiële voorwaarden → Sociale voorwaarden → opvoeding, vorming, scholing, omstandigheden Wat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor mens-zijn? Wat maakt mens zijn (on)mogelijk, indien deze voorwaarden ontbreken? Omdat de voorwaarden vaak verschillen of ontbreken, is tot een algemeen mensbeeld komen moeilijk. Het loopt vaak uit tot empirische diversiteit of wordt het een te eenzijdig, dogmatisch beeld dat bepaalde groepen besluit. Specifiek mensbeeld blijkt vooral uit activiteiten; mens-zijn - de mens Voorwaarden zijn nodig om te ontplooien; mensvisie – mensbeeld Filosofische antropologie Onderzoek van de filosofische antropologie; → Condition humaine; Noodzakelijke voorwaarden voor mens-zijn → Expliciteren en verhelderen wat ‘een mens-zijn’ inhoudt Regressieve methode; van binnenuit na gaan wat kennen inhoudt en vooronderstelt. Normatieve methode; het formuleren van een mensenvisie. Wij zijn mensen in en door de wijze waarop we kennen, denken, spreken; mens-zijn is deze activiteiten en het specifiek menselijk karakter. 8.1.2 Dier of geen dier? Familiegelijkenissen en verschillen Mensen zijn dieren en lijken op dieren, het is één grote familie. Er zijn talloze familiegelijkenissen. Het gedrag van de mensen, de normen, de gevoelens, de opvattingen en overtuigingen zijn vaak toch verschillend met die van de dieren. Animal rationale: het met rede begaafde dier “De mens is een met rede begaafd dier.” Mensen onderscheiden zich met dierlijke verwanten met het feit dat ze ‘met rede begaafd’ zijn. Logos, ratio, rede Het denkvermogen Het begripsvermogen en onderscheidingsvermogen van de mens dat dient tot het verkrijgen van kennis, het combineren van zaken 1) Praktisch en theoretisch denkvermogen Praktische rede; het vermogen om met jezelf te overleggen, om bewust over een handeling na te denken, voors en tegens af te wegen, door dit overleg tot een beslissing komen. Theoretische rede; het vermogen om verklaringen te zoeken voor verschijnselen, om verschijnselen te beredeneren, ze te herleiden naar gronden, redenen en oorzaken. Logisch redeneren, van vooronderstelling naar conclusie. Beschik je over rede, dan ben je voor rede vatbaar. Je kan door theoretische en praktische redenen van een opvatting of handeling je laten overtuigen d.m.v. argumenten. In tegenstelling tot het dier, die volgt zijn instincten. 2) Reflexiviteit In de praktische en in de theoretische werkzaamheid, houdt de rede het vermogen in om een afstand te creëren ten opzichte van wat er om je heen of in jezelf gebeurt. Reflexiviteit; je zet als het ware een stap achteruit, met die stap achteruit neem je afstand om beter of vanuit een ander perspectief te kunnen zien. Reflexiviteit is ons vermogen om ons eigen leven als in een spiegel voor ons te laten schijnen. 3) Openheid Vanwege deze reflexiviteit houdt de rede tegelijk een soort openheid in naar de omringde wereld en naar onszelf. Mensen verdiepen zich in hun eigen leven, wanneer je de ervaring van reflexiviteit meemaakt ontwaak je uit je eigen leven. Je verwijdt je aandacht en je ziet wat voorheen in de schaduw stond. Die ruimte die ontstaat is een soort openheid die de aandacht ruimte van iets, het onmiddellijke bewustzijn overschrijdt. 4) Subject-objectrelatie Openheid gaat gepaard met verdubbeling; Een mens kan zich opstellen tegenover zijn omgeving en tegenover zichzelf, een dier kan dat niet. Die gaat op in zijn omgeving. Een mens kan alles waar zijn aandacht naar uitgaat objectiveren, en zichzelf tot object maken. Reflexiviteit maakt een subject-objectrelatie mogelijk. Zonder zelfbewustzijn is er geen subject-objectrelatie mogelijk; de kat weet waar hij woont, maar weet niet dat hij weet waar hij woont. Hij weet niet dat hij weet, hij is geen subject. Het met rede begaafde dier staat open voor zijn omgeving, voor anderen en voor zichzelf. Het kan een objectiverende relatie aangaan. Filosofen drukken het zo uit: De mens leeft in een omgeving en gaat daarin op. Een dier ook. Maar de mens kan in de wereld waar hij in kan opgaan ook afstand nemen. Martin Heidegger; karakteriseert het mens-zijn als in-de-wereld-zijn, in plaats van animal rationale. 5) Transcendentie Transcendentie; het vermogen om alles als het ware los te maken van een volledig opgaan in de dingen waarmee je bezig bent, en jezelf daar op zelfs buiten te plaatsen. Mensen kunnen zich verheffen boven de directe dwang van instincten, driften, neigingen en impulsen. 6) Taligheid/vermogen van symboolgebruik De bijzondere manier waarop mensen met elkaar communiceren, is doormiddel van geluid en symbolen. Dat is altijd direct verbonden met de rede; vermogen dat ons in staat stelt tot het symboolgebruik. Logos, rede en ratio moet je altijd bij elkaar lezen om de goede vertaling te krijgen. De mens als een uit het dierenrijk ontsnapt dier – Helmuth Plessner (1892-1985) Helmuth Plessner is een van de grondleggers van de antropologie als zelfstandige filosofische discipline. (Plessner kwam er achter waar een te naturalistische benadering toe kan leiden. Hij werd 2x op de universiteit ontslagen vanwege zijn afkomst, joods.) Plessner wil het specifieke karakter van het mens-zijn beschrijven, zonder de biologische kennis te ontkennen. In Plessner zijn filosofie schetst hij alle aspecten van de rede, maar hecht dit met de biologie. Hij vermijdt het naturalisme en keert zich tegen het dualisme, die vinden dat er een onoverbrugbare kloof is tussen mens en dier. Hij probeert biologen, filosofen, evolutietheorie en de traditionele definitie te mengen met elkaar. Excentrische positionaliteit Wat maakt mens-zijn en al die typisch menselijke zaken als taal en kunst mogelijk? Plessner; Kenmerkend voor het mens-zijn is de excentrische positionaliteit. Positionaliteit; Innemen van plaats. Een steen is een levenloos ding, ik struikel erover, de steen neemt ruimte in. Organismen nemen een plaats in die wordt bepaald door ruimtelijke coördinaten, maar vooral door de relatie het organisme met zijn omgeving. (De steen is een obstakel in mijn weg) Wat de mens tot mens maakt is zijn zelfbewustzijn. Het vermogen tot denkvermogen ligt in het vermogen tot zelfreflectie; De mens leeft niet alleen, maar leidt een leven. Alleen de mens staat in een verhouding tot het leven. De mens is gepositioneerd in een omgeving, net als het dier. Hij vormt het centrum, dit centrum is er alleen door de activiteit van het leven. De gepositioneerdheid is gegeven aan mensen, in tegenstelling tot dieren. Dat is alleen mogelijk als het menselijk subject tot zichzelf een zekere afstand heeft. De mens is een subject dat besef heeft van zichzelf. Het is zelf het midden alleen door dit midden zelf gegeven, zonder als object gegeven te zijn. Dieren hebben wel bewustzijn, maar niet het reflexieve bewustzijn dat mensen kenmerkt. De mens is niet alleen het centrum van zijn bestaan, zoals een dier, maar de mens ervaart dit centrum ook en stijgt er bovenuit, niet zoals dieren. Excentrisch positionaliteit; De mens valt nooit volledig met zichzelf samen en kan niet slechts opgaan in het leven, maar de mens kan zich er ook niet aan onttrekken. Omdat je je bewust bent van jezelf kan je veranderingen aanbrengen in je leven. Je leeft niet alleen, je leidt een leven!! 8.1.3 Onderlinge overeenkomsten Filosofische antropologie zoekt naar wezenlijke overeenkomsten. Zij zoeken naar de aspecten die als mens bepalen. Schaamte Natuurlijk, aangeboren of door de maatschappij gemaakt. Natuurlijk tegenover maatschappelijk en aangeboren tegenover aangeleerd. Natuur, aard en wezen Natuurlijk Wat uit zichzelf ontstaat en bestaat en niet door de mens aangeleerd is. Wat in overeenstemming is met de natuur en er niet tegen in gaat. Een vergelijking met dieren kan inzicht geven wat natuurlijk is aan mensen. Bij de vraag wat maakt mens tot mens gaat het om de natuur van de mens, wat de aspecten van mens-zijn zijn en wat menseigen en algemeen menselijk is. Essentialisme Essentialisme; de opvatting dat er zoiets is als een menselijk natuur, een wezen of essentie die aan alle mensen gemeenschappelijk zou zijn. Zoek je het wezen of de natuur in een verzameling empirische kenmerken, dan kan je hiervan uitgaan. Je kunt hier niet van uitgaan als ons mens-zijn wordt gevormd door onze mensvisie. Wanneer je spreekt van ‘de mens’, doe je direct of indirect een beroep op iets gemeenschappelijks, iets wat zonder uitzondering aan ieder mens zou toekomen. We kunnen moeilijk ontkomen aan de vooronderstelling van een gemeenschappelijke menselijke natuur. De verstrengeling van natuur én cultuur, physis én nomos Physis Nomos Nature Nurture Schaamte is niet aangeleerd maar het overtreden van een bepaalde norm of verbod wel. Het vermogen om je te schamen moet een natuurlijke aanleg zijn, de afkeuring van het gedrag waarvoor je je schaamt is aangeleerd; dus van cultuur tot cultuur en van tijd tot tijd kan enorm verschillen. Wanneer een norm zo is aangeleerd dat het zo vertrouwd en vanzelfsprekend is geworden dat zij zo in de vezels van ons lichaam zitten is het als het ware een tweede natuur geworden. Het is dus niet eenvoudig om physis en nomos strikt te scheiden. We cultiveren wat is aangeboren en naturaliseren wat is aangeleerd, juist die verwevenheid is wezenlijk voor mensen. De mens is van nature een cultuurwezen. Passief: Mens is product van evolutie en voortplanting dat vervolgens vanzelf uitgroeit tot datgene waartoe het van nature is aangelegd. Actief: Wat je tot mens maakt (niet alleen aangeboren mogelijkheden) kwestie van opvoeding, onderwijs en vorming. Mens-zijn is aangeboren en aangeleerd. De aangeboren en de opvoeding, onderwijs, vorming zijn zo hecht verweven dat ze begripsmatig te onderscheiden zijn, maar niet te scheiden. Physis; natuur geheel van aangeboren, noodzakelijke eigenschappen, bestaande uit vermogens en aanleg die zich op uiteenlopende wijze ontwikkelen tot Nomos; cultuur bepaalde manier waarop aanleg en aangeboren vermogens zich onder gegeven omstandigheden hebben ontwikkeld. Toekomstige mensen We moeten mens worden door datgene te leren, door ons eigen te maken wat we via opvoeding, onderwijs en vorming krijgen aangereikt. Duitse filosoof Johann Gottfried Herder: ‘Iedere mens wordt alleen door opvoeding een mens.’ Individu levenslang bezig om mens te worden Elke nieuwe generatie fase op weg van universele menswording Individu: door opvoeding, scholing, vorming wordt individu een schakel in de ontwikkeling van de hele species mens. Het individu is via zijn leerproces verbonden met (wetten, wetenschap, techniek en kunt) algemene geest, die zich in zijn persoon weer een stukje verder ontwikkelt. De evolutie van de mens is een biologisch en geestelijk proces; we leren en dragen het geleerde weer over op volgende generaties. Mens worden is het doel van het individu en van het mens als soort. Herder; We zijn nog geen mens maar worden als het ware steeds een graadje meer mens, zowel gedurende ons leven als in de loop van de geschiedenis. Leren en overlevering: de mens als dialogisch wezen Mensen groeien het bereik van de cultuur binnen door te leren en door hun aanleg te ontwikkelen. We leren van anderen, we geven het geleerde door, eventueel nadat we er zelf ons steentje aan hebben bijgedragen. Geen cultuur zonder leren en zonder overlevering. Door leren en overlevering zijn we voortdurend in gesprek, in dialoog, met onze tijdgenoten en voorgangers. Daarom worden sommige antropologen dialogisch genoemd ’De mens wordt alleen door opvoeding mens’ houdt in Als mens ben je door en door een sociaal dier Je bent wezenlijk aangewezen op anderen Anderen bepalen mee wie of wat hij wordt door overdracht; dia logos d.m.v. het woord Leren en overlevering draagt datgene wat niet van cultuur is gegeven, wat mijn natuur aanvult en uitbreidt. Mens-zijn is door en door dialogisch, hier stuit je weer op logos. Hoe dit gesprek dat traditie is plaatsvinden zonder rede, donder logos, zonder taal? Veranderlijke visies Opvoeding of vorming; proces waarvan het doel (mens-zijn) openstaat voor discussie. Overgeleverde mensvisies bepalen mede in welke richting de opvoeding, scholing, vorming ter hand worden genomen. Taak filosofische antropologie; visies kritisch onderzoeken Beschrijven van de mensvisies die mensen door de tijd heen of ten opzichte van andere culturen hebben verwoord. Kritisch evaluatie geven van de uitgangspunten en perspectieven en tracht van een mensvisie te ontwikkelen die algemene instemming kan wegdragen.