LESSENSERIE DOCENTENHANDLEIDING Onderzoek | user Inhoudsopgave Lessenserie ....................................................................................................................... 3 Opbouw lessenserie ..........................................................................................................................................................3 Doelstellingenmatrix ........................................................................................................................................................4 Samenvatting .......................................................................................................................................................................5 Lesdoelen...............................................................................................................................................................................9 Historische context......................................................................................................................................................... 10 Werkvormen ..................................................................................................................................................................... 11 Werkblad........................................................................................................................ 12 Introductie ......................................................................................................................................................................... 12 Toelichting ......................................................................................................................................................................... 12 Hoe gaan we te werk? ................................................................................................................................................... 13 De spotprent...................................................................................................................................................................... 14 Opdracht 1 ...............................................................................................................................................................................15 Opdracht 2 ...............................................................................................................................................................................17 Opdracht 3 ...............................................................................................................................................................................19 Opdracht 4 ...............................................................................................................................................................................21 Opdracht 5 ...............................................................................................................................................................................24 Nul- en eindmeting ......................................................................................................................................................... 28 Antwoordmodel nul- en eindmeting ....................................................................................................................... 31 Nakijkmodel werkblad.................................................................................................................................................. 32 Lessenserie Opbouw lessenserie 1. Informatie over de Eerste wereldoorlog (historische context). In deze les zullen we stilstaan bij de oorzaken en directe aanleiding van het conflict. Tevens zullen we het verloop van de oorlog schetsen. In deze les wordt bovendien een 0-meting gedaan m.b.v. van een korte toets. Deze toets zal bestaan uit spotprenten van Louis Raemaekers. Via deze meting proberen we vooraf vast te stellen op welk niveau de leerlingen in staat zijn historisch te redeneren. 2. In de tweede les van deze lessenserie krijgen de leerlingen wat meer informatie over Louis Raemaekers. Vervolgens gaan ze aan de slag met een werkblad. Het werkblad is zo opgebouwd, dat leerlingen beginnen met eenvoudige prenten en vragen, om vervolgens in aanraking te komen met meer gecompliceerde prenten en vragen. Op deze manier proberen wij het historisch besef/gebruik van prenten in de klas op een hoger niveau/plan te brengen. Bij de vragen wordt de leerling gevraagd ( beetje raar bij de vragen wordt gevraagd) de spotprenten (bronnen) te analyseren en interpreteren. Ook zal gevraagd worden wat hij van een bepaalde situatie of spotprent vindt. In les 2 ( twee) komen de drie aspecten van historisch besef, zoals ze worden beschreven door Arie Wilschut, uitgebreid aan bod. 3. De derde les van deze lessenserie biedt de mogelijkheid nog een keer bij de verschillende stappen van spotprentanalyse stil te staan. Vervolgens maken de leerlingen een toets( maken eindmeting) over spotprenten. De docent heeft na de lessenserie op die manier twee metingen verricht naar het analyseren van spotprenten door leerlingen. De resultaten worden met elkaar vergeleken om te achterhalen of het historisch besef al dan niet is toegenomen. In de opdrachten worden vragen gesteld die aansluiten bij het waarde-, historiciteits- en realiteitsbewustzijn. Doelstellingenmatrix Les 1 Inhoud/kern Activiteiten Les 2 Oorzaken, directe Wie was Louis aanleiding voor het Raemaekers? Een uitbreken van de Eerste korte beschrijving van Wereldoorlog. wie deze man was en waarom hij zo bekend is geworden in met name België en de Verenigden Staten. Les 3 Herhalen kern van de voorgaande twee lessen. 1. Aantekeningen 1. Aantekeningen 1. Extra oefening maken bij de handmaken bij de handmet prenten van out (aangereikt door out over Louis Louis Raemaekers de docent). Raemaekers (hand(of afronden 2. 0-meting. De out wordt werkblad les 2). leerlingen gaan aan aangereikt door de 2. Toetsmoment / de slag met een docent). meting nummer 2. toets over 2. De leerlingen gaan De leerlingen spotprenten uit de aan de slag met maken opnieuw Eerste een werkblad over een toets over Wereldoorlog. spotprenten. spotprenten uit de Eerste Wereldoorlog Active Board, Media/lesma- Active Board, computer, Active Board, terialen). toetsen. computer en werkblad computer en de ‘werken met eindtoets. spotprenten’. Registratie en introductie (10 min) Kern: lesinhoud en opdrachten (30 min) Afsluiting (5 min) Opmerkingen De 0-meting zal uitgeprint aanwezig moeten zijn. Tijdindeling (op basis van een les van 45 minuten) Registratie en introductie (10 min) Kern: lesinhoud en opdrachten (30 min) Afsluiting (5 min) Het werkblad moet in meervoud worden afgedrukt (hoeveelheid is afhankelijkvan de groepsgrootte). Registratie en introductie (10 min) Kern: lesinhoud en opdrachten (30 min) Afsluiting (5 min) Werkvellen en de eindtoets moeten uitgeprint in de klas aanwezig zijn. Samenvatting Als gevolg van opgelaaide nationalistische gevoelens, grote belangentegenstellingen en een niet aflatende strijd om de hegemonie hadden zich aan het begin van de twintigste eeuw in Europa twee politieke machtsblokken gevormd. Aan de ene kant stonden de Centralen, bestaande uit Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Aan de andere kant de Geallieerden: Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland, welk bondgenootschap toen algemeen ‘de Entente’ werd genoemd. Men achtte het in die tijd zeer waarschijnlijk dat de voortdurend oplopende spanningen en de daarmee samenhangende bewapeningswedloop uiteindelijk tot een oorlog zouden leiden. Toen de Oostenrijkse troonopvolger aartshertog Franz Ferdinand en zijn echtgenote op 28 juni 1914 te Sarajevo bij een aanslag om het leven kwamen, bleek dat de aanleiding te zijn tot een wereldomspannend gewapend conflict. Oostenrijk-Hongarije hield Servië verantwoordelijk en verklaarde enige weken daarna de oorlog aan dat land. Vervolgens bemoeide Rusland zich met de situatie door een algemene mobilisatie af te kondigen, waarop Duitsland eveneens mobiliseerde. Nederland volgde ook, maar verklaarde zich tegelijkertijd neutraal te midden van de oorlogsdreiging. Door de onderlinge, vaak geheime afspraken die binnen de beide machtsblokken waren gemaakt, volgden de oorlogsverklaringen elkaar daarna razendsnel op en was er binnen enkele weken sprake van een ‘Grote Oorlog’. Eind 1914 waren er al tien Europese landen met elkaar in oorlog. Om door de verovering van een kleine Duitse kolonie in China zijn eigen invloedssfeer te vergroten had Japan eind augustus de oorlog verklaard aan de Centralen, terwijl het vele nationaliteiten omvattende Ottomaanse Rijk in de eerste dagen van november oorlogsverklaringen van achtereenvolgens Rusland, Servië, Engeland en Frankrijk had moeten incasseren. Italië was verbonden met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, maar hield zich aanvankelijk afzijdig. Daarna maakte het land een politieke ommezwaai en verklaarde op 23 mei 1915 de oorlog aan de Donaumonarchie. In november 1918 waren uiteindelijk drieëndertig landen officieel met elkaar in oorlog. Formeel kwam dat neer op 1.500.000.000 mensen: meer dan tachtig procent van de toenmalige wereldbevolking. Wereldwijd bleven slechts twaalf landen neutraal. Behalve in West-Europa ontstonden er ook in Karinthië, de oostelijke Alpen, Rusland, de Balkan en het Midden-Oosten fronten waar de Grote Oorlog uitgevochten werd. In totaal vielen er als een direct gevolg van de oorlogshandelingen bijna tien miljoen doden; het aantal lichamelijk en geestelijk gewonden liep op tot ongeveer twintig miljoen. Ook op zee werd strijd geleverd. Op 31 mei en 1 juni 1916 vond voor de kust van Jutland een enorme zeeslag plaats tussen de Britse ‘Grand Fleet’ en de Duitse ‘Hochseeflotte’. Beide partijen leden zware verliezen, maar de strijd bleef uiteindelijk onbeslist. Ook koopvaardij- en passagiersschepen werden regelmatig slachtoffer van Duitse duikboten, waarbij duizenden passagiers en bemanningsleden om het leven kwamen. Naar schatting 1,5 miljoen bruto registerton van de geallieerde koopvaardij werd tot zinken gebracht. Berucht werd de ondergang van het Britse passagiersschip de ‘Lusitania’ in 1915, waarbij twaalfhonderd opvarenden om het leven kwamen. Ook schepen uit neutrale landen waaronder veel Nederlandse - bleven niet altijd gespaard. Het verloop van de Eerste Wereldoorlog Het jaar 1914 Op 4 augustus 1914 trok het Duitse leger België binnen op weg naar Frankrijk, met de bedoeling eerst dit land te verslaan en vervolgens Rusland aan te vallen. Ondanks hevig verzet en Britse hulp werd België op het gebied in het zuidwesten na toch overweldigd, waarbij het Duitse leger tal van wandaden pleegde tegenover de burgerbevolking. Ook het in brand steken van de beroemde bibliotheek van Leuven werd wereldwijd scherp veroordeeld. Het gevolg was dat, vooral nadat de vesting Antwerpen in oktober was gevallen, naar schatting 1,6 miljoen Belgen op de vlucht sloegen, van wie er bijna één miljoen onderdak zochten in Nederland. Onder de vluchtelingen bevonden zich ook Belgische, Britse en Duitse militairen, die in Nederland volgens het internationale recht ‘voor de duur van de vijandelijkheden’ werden geïnterneerd. De aanvankelijk succesvol verlopende opmars van het Duitse leger werd in Frankrijk bij de Marne tot staan gebracht. Aan het einde van 1914 was vanaf het zuidwesten van België tot aan de Frans-Zwitserse grens het Westelijk Front ontstaan, waar de legers zich tegenover elkaar diep hadden ingegraven. Het was het begin van een gruwelijke loopgravenoorlog waarin men elkaar, achter prikkeldraadversperringen gelegen, met artillerie, mitrailleurs en gifgas bestookte en waarbij ook vliegtuigen en later vlammenwerpers en tanks werden ingezet. Het gebruik van vliegtuigen beperkte zich niet alleen tot acties aan het front. Voor het eerst in de geschiedenis werd ook de burgerbevolking geconfronteerd met luchtaanvallen op steden en fabrieken, waaraan af en toe ook zeppelins deelnamen. Het jaar 1915 Het jaar 1915 kenmerkte zich door de vele pogingen die de Britten en de Fransen ondernamen om een doorbraak in de Duitse stellingen te forceren. Onder meer bij NeuveChapelle, Loos en Ieper vonden zware gevechten plaats, waarbij altijd de aanval centraal stond. Deze aanvallen vormden het begin van een massaslachting op ongekende schaal, maar leidden bijna nooit tot blijvende terreinwinst. Bij Ieper werd voor het eerst gifgas gebruikt, eerst door de Duitsers, later ook door de geallieerden. De levensomstandigheden in de loopgraven, die zo beeldbepalend zouden worden voor de Eerste Wereldoorlog, waren mensonterend. Ziekten, ongedierte als luizen en ratten, zware beschietingen en gasaanvallen maakten het leven in de voorste linies tot een hel. Het jaar 1916 In 1916 poogde het Duitse leger een grote doorbraak te forceren bij Verdun. Dit leidde tot een tien maanden durende veldslag, waarbij Frankrijk op de rand van de afgrond kwam te staan. Om een einde te maken aan de druk die de Duitsers op Verdun uitoefenden, werd in juni bij de rivier de Somme een gemeenschappelijke Frans-Britse aanval opgezet, maar die liep uit op een fiasco. De Britten verloren alleen al op de eerste dag van deze slag 60.000 man: gedood, gewond, vermist of krijgsgevangen gemaakt. Aan het eind van het jaar werden de Duitse troepen ten slotte weer teruggedreven tot aan hun oorspronkelijke stellingen. De verliezen aan beide kanten waren enorm. Het jaar 1917 Om de aanvoerlijnen naar Engeland af te snijden, kondigde Duitsland begin februari 1917 een onbeperkte duikbotenoorlog af, die inhield dat ook neutrale handelsschepen zonder waarschuwing getorpedeerd konden worden. Dit leidde er uiteindelijk toe dat ook de Verenigde Staten in april 1917 de oorlog aan Duitsland verklaarden. Het zou echter nog tot juni 1918 duren voordat het Amerikaanse leger in staat was een beslissende bijdrage te leveren aan de geallieerde inspanningen aan het Westelijk Front. In Europa gingen de massaslachtingen steeds maar door. In april 1917 begon in Frankrijk het berucht geworden offensief aan de Chemin des Dames, dat opnieuw ontaardde in een zinloos bloedbad. Als reactie daarop braken kort daarna op grote schaal muiterijen uit in het Franse leger, waar de gezagsdragers hard tegen op traden. Soms werden er doodvonnissen voltrokken, maar ook werd een aantal gerechtvaardigde soldateneisen ingewilligd en grote massale aanvallen bleven gedurende enige tijd uit. Ook de Britten waagden nog eens een poging een doorbraak te forceren in België. In juni boekten zij bij Mesen na een aantal mijnontploffingen enige terreinwinst. Daarna volgde opnieuw een veldslag bij Ieper, die bij het dorp Passendale in de modder smoorde, wederom met enorme verliescijfers aan beide zijden. De slag bij Cambrai, met inzet van tanks en vliegtuigen, die plaatsvond in november 1917, leverde de Britten en de Fransen weer geen definitieve doorbraak op. In alle oorlogvoerende landen en ook in de neutrale staten kreeg men in de loop van dit jaar te maken met een stagnerende aanvoer van grondstoffen, voedsel en brandstof. De algemene schaarste leidde tot distributiemaatregelen, met lange rijen wachtenden bij de winkels als er eindelijk weer eens iets te koop was. Mede hierdoor groeide een wijdverbreide maatschappelijke onvrede, die in de grote steden geregeld tot uiting kwam in demonstraties, relletjes en sociale onrust. Er was sprake van een toenemende oorlogsmoeheid, die versterkt werd door de pagina’s lange dodenlijsten in de kranten. In de loop van 1918 kwam daar de zgn. Spaanse griep bij, die als een ‘windvlaag des doods’ over grote delen van de wereld raasde en naar schatting meer dan twintig miljoen slachtoffers maakte. Rusland verdween van het geallieerde toneel, toen na de oktoberrevolutie in 1917 de aan de macht gekomen bolsjewieken een wapenstilstand met de Duitsers sloten. Die werd in maart 1918 gevolgd door de vrede van Brest-Litovsk. Hierdoor was Duitsland in staat een groot deel van zijn troepen over te brengen naar het Westelijk Front. Het jaar 1918 In de lente van 1918 zette Duitsland een groot offensief in, dat was bedoeld om een beslissende overwinning te behalen, voordat de Amerikaanse troepen op volle gevechtssterkte zouden zijn. Pas in juli werden de Duitse aanvallen definitief tot staan gebracht bij de Marne. Dit bleek het keerpunt in de oorlog te zijn. In augustus werden de Duitsers bij Amiens voor het eerst ver teruggeslagen. In september volgde een groot geallieerd offensief in de Meuse-Argonne-streek. Hierbij waren ook de Amerikanen op volle sterkte ingeschakeld. In september vond bij St. Quentin uiteindelijk een grote geallieerde doorbraak plaats, waarbij de Duitsers definitief werden teruggedreven. In Duitsland waren eind oktober onlusten uitgebroken als gevolg van voedseltekorten, oorlogsmoeheid en linkse politieke agitatie. In de Duitse marinestad Kiel brak een muiterij uit onder de matrozen. De onlusten breidden zich snel over Duitsland uit en dreigden ook Berlijn in hun greep te krijgen. De regering trad af en een nieuwe regering zocht contact met de geallieerden om tot een vredesregeling te komen. Keizer Wilhelm II vluchtte op 10 november 1918 vanuit zijn militaire hoofdkwartier te Spa naar Nederland. Een dag later deed ook keizer Karl I van Oostenrijk afstand van de troon en zocht hij zijn heil in Zwitserland. Op 11 november 1918 sloten de Fransen, de Engelsen en de Duitsers in een treinwagon bij het ten noordoosten van Parijs gelegen plaatsje Compiègne een wapenstilstand en was de Eerste Wereldoorlog in feite voorbij. De vrede ging echter pas officieel in, toen op 28 juni 1919 het Verdrag van Versailles werd getekend, waarbij de kaart van Europa en de machtsverhoudingen in de wereld ingrijpend werden gewijzigd1. 1 Bron: http://www.wereldoorlog1418.nl/notendop/index.html Lesdoelen Les 1: - De leerlingen kunnen aan het einde van de les in maximaal vijf regels uitleggen wat er bedoeld wordt met het Von Schlieffenplan. - De leerlingen kunnen aan het einde van de les in eigen woorden uitleggen wat bedoeld wordt met een loopgravenoorlog. - De leerlingen kunnen aan het einde van de les uitleggen wat er bedoeld wordt met een tweefrontenoorlog. - De leerlingen kunnen aan het einde van de les minimaal drie oorzaken benoemen voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Les 2: - De leerlingen kunnen aan het einde van de les in één woord aangeven wat de belangrijkste functie was van de verpakkingen van Black Cat sigaretten. - De leerlingen kunnen aan het einde van de les de vijf stappen van Kleio voor het analyseren van spotprenten benoemen. Les 3: - De leerlingen beheersen aan het einde van de les de vijf te nemen stappen voor het analyseren van spotprenten. Historische context De Tijd van de Wereldoorlogen beslaat de eerste helft van de 20e eeuw. Het was een periode waarin de wereld zijn adem inhield. Kenmerkende aspecten: Tijd van de Wereldoorlogen2 De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie; Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme; De crisis van het wereldkapitalisme; Het voeren van twee wereldoorlogen; Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden; De Duitse bezetting van Nederland; Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering; Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme. Op de volgende pagina vindt u een hand-out voor het schetsen van het historisch overzicht. Op de site van Louis Raemaekers kunt u de PowerPoint lessen vinden onder het kopje docenten. Deze kenmerkende aspecten hebben slechts voor een deel betrekking op het thema van de lessenserie. Namelijk les 1 over de Eerste Wereldoorlog. 2 Werkvormen 0-meting (1): Tijdens de 0-meting gaan de leerlingen aan de slag met enkele spotprenten van Louis Raemaekers. Tijdens deze opdracht mogen de leerlingen niet met elkaar communiceren. De opdracht is bedoeld om te bepalen op welk niveau het historisch besef van leerlingen zich bevindt. Alvorens de leerlingen met deze opdracht aan de slag gaan, dient eerst het historisch overzicht van de Eerste Wereldoorlog behandeld te worden. De toetsing vind plaats door een meting voorafgaande aan de lessenserie af te nemen en precies dezelfde meting na de lessenserie te herhalen. Door deze twee metingen te vergelijken kan hopelijk een groei van historisch besef bij de leerlingen geconstateerd worden. Werkblad spotprenten: In deze opdracht gaan we stap voor stap spotprenten analyseren. Hierbij gaan we uit van het stappenplan van Kleio. Deze vijf stappen worden uitgebreid in de les besproken. Vervolgens gaan de leerlingen aan de slag met een aantal spotprenten van Louis Raemaekers. De moeilijkheidsgraad van de prenten wordt bij iedere opgave verhoogd. Ook wordt er bij iedere opdracht meer gevraagd van het redeneervermogen van de leerling. 0-meting (2): De leerlingen hebben een tweetal lessen gewerkt met spotprenten van Louis Raemaekers. Tijdens de eerste les wordt een kort onderzoek gedaan naar het niveau van het historisch besef bij leerlingen. In les twee les wordt er gekeken naar het aanleren van het stappenplan om spotprenten op een gedegen wijzen te kunnen analyseren. De tweede 0-meting bestaat uit dezelfde vragen als tijdens de eerste 0meting. Wederom is het de bedoeling dat de leerlingen niet met elkaar communiceren. De 0-meting moet dus individueel worden gemaakt. Na afloop worden de resultaten van beide 0-metingen met elkaar vergeleken. Hieruit moet blijken of het historisch besef bij leerlingen, door middel van de lessenserie, is vergroot. Werkblad Introductie Voor je ligt het kopieerboek ‘Het gebruik van prenten in het voortgezet onderwijs’. Dit lesboekje is geschikt voor de tweede en derdejaars. We hebben geprobeerd in dit boekje alle aspecten van prenten te laten zien: de spotprent als commentaar op het nieuws, de herkenbaarheid van prominente personen en het stijlgebruik van cartoonisten. Toelichting In dit boekje wordt er gebruik gemaakt van de prenten die zijn getekend door de Roermondse tekenaar Louis Raemaekers. Raemaekers was een bekende spotprenttekenaar ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Hoe gaan we te werk? Om spotprenten, maar ook andere afbeeldingen, te begrijpen, is het zinvol ze te bestuderen volgens enkele handige stappen. Op dit werkblad maken we gebruik van een stappenplan zoals dat is beschreven in het geschiedenisvakblad Kleio. Voordat we aan de slag gaan, bekijken we samen dit stappenplan. Daarna gaan jullie zelfstandig aan de slag met enkele opdrachten bij de spotprenten van Louis Raemaekers. Het stappenplan (voor boven- en onderbouw) ziet er als volgt uit: Stap 1 Figuren, tekst en voorwerpen. - Staat er een jaartal (zelfs datum) op de spotprent ? - Welke figuren zie je? Wat of wie stellen ze voor? - Welke voorwerpen zie je? Wat stellen ze voor? - Wat doen de figuren? Wie of wat krijgt de ‘schuld’ van de tekenaar? Stap 2 Thema - Op welke gebeurtenis heeft de spotprent betrekking? Stap 3 Mening : Boodschap van de tekenaar. - Vraag je af wat de mening van de tekenaar over het door hem afgebeelde thema is. Stap 4 Vergelijking: De spotprent als bron. - Klopt de boodschap van de spotprent met wat historici erover gezegd / geschreven hebben? De spotprent Overal om je heen kom je tekeningen tegen. Het kunnen tekeningen zijn van je jongere broertje of zusje, maar ook tekeningen in een krant, tijdschrift of boek. Terwijl je op vakantie rondliep door de smalle straatjes van de stad, zul je ongetwijfeld mensen zijn tegengekomen die voor een paar euro een tekening van je maken. Zo’n tekening is dan vaak een karikatuur. De tekenaar slaagt erin een treffende tekening te maken van jou zelf, zonder dat hij of zij jou kent. Oké, de tekening is meestal wat overdreven: je oren zijn veel groter, je neus lijkt op een ijshoorntje enz. Zo’n tekening wordt ook wel een ‘spotprent’ genoemd. Er zijn echter ook spotprenten die wat serieuzer bedoeld zijn. Je moet dan denken aan bijvoorbeeld een politieke spotprent. Spotprenten zie je ook tegenwoordig nog regelmatig in de krant staan. Hieronder staat een voorbeeld van een spotprent uit de Eerste Wereldoorlog. Deze prent is gemaakt door Louis Raemaekers. Opdracht 1 Hieronder zie je een spotprent van Louis Raemaekers. Bekijk de spotprent 1 en beantwoord de vragen op de volgende pagina. Spotprent 1: A Fact. Vragen a. Staat er een jaartal bij de spotprent? Zo ja, welk? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. b. Welke personen zie je en wat stellen ze voor? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. c. Welke voorwerpen zie je en wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. d. Wat doen de personen? Zijn zij slachtoffer of boosdoener? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 2 Hieronder zie je een spotprent van Louis Raemaekers. Bekijk de spotprent 2 en beantwoord de vragen op de volgende pagina. Spotprent 2: To your health, civilization. Vragen a. Staat er een jaartal bij de spotprent? Zo ja, welk? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. b. Welke personen zie je en wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. c. Welke voorwerpen zie je en wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. d. Wat doen de personen? Zijn zij slachtoffer of boosdoener? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 3 Hieronder zie je een spotprent van Louis Raemaekers. Bekijk de spotprent 3 en beantwoord de vragen op de volgende pagina Spotprent 3: Murder on the high seas. Vragen a. Staat er een jaartal bij de spotprent? Zo ja, welk? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. b. Welke personen zie je en wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. c. Welke voorwerpen zie je en wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. d. Wat doen de personen? Zijn zij slachtoffer of boosdoener? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. e. Op welke gebeurtenis heeft de bron betrekking? …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 4 Hieronder zie je een spotprent van Louis Raemaekers. Deze spotprent heeft een voor en een achterkant. De achterkant is een tekst. Bekijk beide kanten van spotprent 4 en beantwoord de vragen op de volgende pagina. Spotprent 4 voorkant: ‘Kultur’ has passed here. 21 Spotprent 4 achterkant. 22 Vertaling spotprent 4 achterkant. De dode vrouw en kind, die te midden van de ruines van een dorp liggen, zijn het bewijs dat de Duitse “Kultur” hierlangs is getrokken. Ook zijn zij het bewijs dat de Duitse manier van oorlogvoering niemand spaart, ongeacht onschuld. Kultur is een andere naam voor moord geworden. Vragen a. Staat er een jaartal (of datum) op de spotprent ? ……………………………………………………………………………………………………………………………………. …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… b. Welke figuren zie je? Wat of wie stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… c. Welke voorwerpen zie je? Wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… d. Wat doen de figuren? Wie of wat krijgt van de tekenaar ‘de schuld’? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… e. Op welke gebeurtenis heeft deze bron betrekking? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… f. Wat is de mening van deze tekenaar? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… ………………………….………………………………………………………………………………………………………… 23 Opdracht 5 Hieronder zie je een spotprent van Louis Raemaekers. Deze spotprent heeft een voor en een achterkant. De achterkant is een tekst. Bekijk beide kanten van spotprent 5 en beantwoord de vragen op de volgende pagina. Spotprent 5 voorkant: Is it you, mother? 24 Spotprent 5 achterkant. 25 Vertaling spotprent 5 achterkant. De ellende van een jonge highlander, nog een jongen, heeft zelfs de bebaarde Duitser geraakt. Slap en ijlend vraagt de jonge held: “Ben jij dat, moeder?’’ Deze prent laat ons zien welke gruwelijkheden de oorlog met zich mee brengt. a. Staat er een jaartal (of datum) op de spotprent ? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… b. Welke figuren zie je? Wat of wie stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… c. Welke voorwerpen zie je? Wat stellen ze voor? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… d. Wat doen de figuren? Wie of wat krijgt van de tekenaar ‘de schuld’? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… e. Op welke gebeurtenis heeft deze bron betrekking? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… f. Wat is de mening van deze tekenaar? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ….…………………………………………………………………………………………………………………………………… …….………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….……………………………………………………………………………………………………………………………… 26 g. Past de boodschap van de spotprent bij wat jijzelf over dit onderwerp uit de geschiedenis weet? Leg uit hoe informatief, eenzijdig of propagandistisch je deze spotprent eigenlijk vindt. …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 27 Nul- en eindmeting Naam:…………………………………………………………………… Klas:…………………………………………………… Beantwoord de vragen zo volledig mogelijk! Succes! 28 Op de vorige bladzijde zie je een beroemde spotprent die gemaakt is door Louis Raemaekers. Bekijk deze afbeelding goed en beantwoord de bijbehorende vragen. Vragen 1. Welke figuren zie je op de spotprent? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 2. Wie of wat stellen deze figuren op de spotprent voor? Leg je antwoord uit. …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 3. Wat doen de figuren in de spotprent? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 4. Staat er een jaartal of datum in de spotprent? Zo ja, welke? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Welke voorwerpen zie je op de spotprent? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 6. Waarvoor dienen deze voorwerpen in de spotprent? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 29 7. Op welke gebeurtenissen heeft de spotprent betrekking? Noem hierbij minstens één gebeurtenis! …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 8. Wat zou Louis Raemaekers met deze spotprent willen duidelijk maken (mening van de Raemaekers)? …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 9. Is wat op de afbeelding is afgebeeld waar of niet waar? Heeft Raemaekers gelijk? Leg uit. …………………………………………………………………………………………………………………………………… …….……………………………………………………………………………………………………………………………… ………….………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….…………………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… …………………….……………………………………………………………………………………………………………… 30 Antwoordmodel nul- en eindmeting In totaal kunnen de leerlingen achttien punten scoren. Twee punten per vraag en alleen voor het goede antwoord. Is een antwoord gedeeltelijk goed kunnen de leerlingen een punt scoren. Er worden geen halve punten toegekend. 1. Welke figuren zie je op de spotprent? Op de prent zijn de verschillende Europese landen te zien rond het jaar 1914. 2. Wie of wat stellen deze figuren op de spotprent voor? Leg je antwoord uit. Op de afbeelding zie je soldaten uit verschillende landen. De soldaat heeft de vorm van het land. De verschillende figuren zijn met elkaar in conflict, proberen elkaar te verdringen, weg te duwen. Je ziet bijvoorbeeld duidelijk dat Frankrijk en Duitsland, twee grote rivalen, met elkaar op de vuist willen gaan. 3. Wat doen de figuren in de spotprent? De figuren strijden met elkaar om zoveel mogelijk ruimte. Landen als Nederland en België raken in de verdrukking; zij proberen neutraal te blijven. 4. Staat er een jaartal of datum in de spotprent? Zo ja, welke? Er staat geen jaartal bij de afbeelding. 5. Welke voorwerpen zie je op de spotprent? Je ziet dat de verschillende landen wapens in hun handen dragen. 6. Waarvoor dienen deze voorwerpen in de spotprent? De voorwerpen zijn bedoeld om de tegenstander te verslaan of om zichzelf te verdedigen tegen de overmacht van de ander. 7. Op welke gebeurtenissen heeft de spotprent betrekking? Noem hierbij minstens één gebeurtenis! Nationalistisch kruitvat: landen streven naar gebiedsuitbreiding gedurende de Eerste Wereldoorlog. 8. Wat zou Louis Raemaekers met deze spotprent willen duidelijk maken (mening van de Raemaekers)? Bijv. Europa is gek geworden. De oorlog zorgt voor een situatie van waanzin. 9. Is wat op de afbeelding is afgebeeld waar of niet waar? Heeft Raemaekers gelijk? Leg uit? Waar, half Europa gaat met elkaar op de vuist. Voorbeeld: Duitsland vecht zijn strijd uit tegen Frankrijk, terwijl bondgenoot Oostenrijk-Hongarije zich verzet tegen de Russische overmacht. Nakijkmodel werkblad Opdracht 1: a. Staat er een jaartal bij de spotprent? Zo ja, welk? Nee, bij de afbeelding staat geen jaartal. b. Welke personen zie je en wat stellen ze voor? Je ziet een Duitse soldaat (de Pickelhaube helm) en een kind. c. Welke voorwerpen zie je en wat stellen ze voor? Je ziet een soldaat dat een kind dreigt te slaan met een zweep. De soldaat heeft ook een zwaard bij zich. d. Wat doen de personen? Zijn zij slachtoffer of boosdoener? De soldaat dreigt het kind te gaan slaan met een zweep. De soldaat is hier de boosdoener, het kind het slachtoffer. Opdracht 2: a. Staat er een jaartal bij de spotprent? Zo ja, welk? Nee, bij de afbeelding staat geen jaartal. b. Welke personen zie je en wat stellen ze voor? Je ziet een skelet. Het skelet staat voor de dood. Het skelet drinkt bloed, dat recht door hem heen gaat. c. Welke voorwerpen zie je en wat stellen ze voor? Je ziet een skelet met een beker in de hand. In de beker zit bloed. Het bloed staat vermoedelijk voor het bloed van de vele slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Het skelet heeft een soort monnikspij aan. d. Wat doen de personen? Zijn zij slachtoffer of boosdoener? Het skelet drinkt bloed uit een beker. Het bloed staat (waarschijnlijk) voor de slachtoffers uit de oorlog. Hier zie je een boosdoener uit de oorlog. Opdracht 3: a. Staat er een jaartal bij de spotprent? Zo ja, welk? Nee, bij de afbeelding staat geen jaartal. b. Welke personen zie je en wat stellen ze voor? Je ziet een rijk man en een slachter. De rijke man, met hoge hoed, staat voor Amerika. De slachter staat voor Duitsland. c. Welke voorwerpen zie je en wat stellen ze voor? Je ziet een man met een hoge hoed en een lange jas. Deze man heeft een sigaret in zijn mond. De andere persoon is waarschijnlijk een slachter. Hij heeft een Pickelhaube op zijn hoofd. Hier kun je aan zien dat het een Duitser is. De man heeft verschillende voorwerpen in zijn zakken. Bovendien heeft de Duitser bloed aan zijn handen. 32 d. Wat doen de personen? Zijn zij slachtoffer of boosdoener? De personen staan dreigend tegenover elkaar. De Duitser heeft bloed aan zijn handen kleven. Waarschijnlijk heeft deze persoon iets slechts op zijn geweten. De Amerikaan leunt dreigend naar voren. De Amerikaan is waarschijnlijk slachtoffer geworden van een Duitse aanval. e. Op welke gebeurtenis heeft de bron betrekking? De bron heeft betrekking op de aanslag van de Duitsers op de Lusitania. Deze gebeurtenis heeft er onder meer voor gezorgd dat de Amerikanen zich gingen bemoeien met de Eerste Wereldoorlog. Opdracht 4: a. Staat er een jaartal (of datum) op de spotprent ? Nee, bij de afbeelding staat geen jaartal. b. Welke figuren zie je? Wat of wie stellen ze voor? Op de afbeelding zie je een moeder en een kind. Het zijn slachtoffers van het geweld uit de Eerste Wereldoorlog. c. Welke voorwerpen zie je? Wat stellen ze voor? Je ziet een straat, waar een tweetal personen op de grond liggen. In de achtergrond zie je nog meer mensen liggen. Het is moeilijk specifieke voorwerpen te benoemen. d. Wat doen de figuren? Wie of wat krijgt van de tekenaar ‘de schuld’? De figuren liggen op de grond. Ze zijn of verwond of gedood. De Duitsers krijgen de schuld van de tekenaar. e. Op welke gebeurtenis heeft deze bron betrekking? Het vermoorden van onschuldige burgers in dorpen en steden tijdens de Duitse veroveringstochten. f. Wat is de mening van deze tekenaar? De Duitsers maken van het doden van mensen cultuur. De Duitsers zijn door en door slecht. Ze vermoorden zelfs onschuldige burgers. Opdracht 5: a. Staat er een jaartal (of datum) op de spotprent ? Nee, bij de afbeelding staat geen jaartal. b. Welke figuren zie je? Wat of wie stellen ze voor? Je ziet marcherende soldaten. Ook zie je een soldaat op de grond liggen; vermoedelijk gewond of gedood. Er zit een Duitse soldaat bij de soldaat die op de grond ligt. Het zijn strijders uit de Eerste Wereldoorlog. 33 c. Welke voorwerpen zie je? Wat stellen ze voor? Je ziet soldaten in uniform. Ook zie je een geweer op de grond liggen. De knielende soldaat heeft een rugzak op zijn rug. Het zijn voorwerpen die gebruikt worden in oorlogssituaties. De Duitse soldaat heeft een Pickelhaube op zijn hoofd. d. Wat doen de figuren? Wie of wat krijgt van de tekenaar ‘de schuld’? Er ligt een soldaat (gewond of gedood) op de grond. Op de achtergrond zie je soldaten weg marcheren. De oorlog krijgt de schuld van alle ellende. De Jonge soldaat is slachtoffer van de oorlog (de Engelse highlander). e. Op welke gebeurtenis heeft deze bron betrekking? Het sterven van veel jonge jongens tijdens de oorlog. Vele moeders, vrouwen en kinderen zijn geliefden kwijt geraakt. f. Wat is de mening van deze tekenaar? De oorlog heeft voor een enorme ellende gezorgd. Jonge jongens zijn voortdurend in levensgevaar. g. Past de boodschap van de spotprent bij wat jijzelf over dit onderwerp uit de geschiedenis weet? Leg uit hoe informatief, eenzijdig of propagandistisch je deze spotprent eigenlijk vindt. De spotprent is ietwat eenzijdig wat betreft informatievoorziening. Je ziet geen Duitse slachtoffers. 34