Samenvatting economie 2.1 Sparen en rente Redenen om te sparen: 1. Sparen uit voorzorg 2. Sparen voor de rente 3. Sparen voor duurzame goederen 4. Sparen om een inkomensdaling op te vangen Enkelvoudige interest= als de rente wordt berekend over het oorspronkelijk bedrag (geen rente over rente, vaak als het voor korte periode op de bank staat) Samengestelde interest= je ontvangt ook rente over rente (als je geld op de bank stort voor langer dan een jaar) Spaarsaldo na n jaar= (1+p)n x eenmalige beginstorting n= het aantal jaren dat de rente is ontvangen p= percentage uitgedrukt in een getal (2,5% = 0,025) Eenmalige beginstorting= spaarsaldo na n jaar/(1+p)n Met deze formule bereken je hoeveel geld je eenmalig moet storten om uiteindelijk het gewenste bedrag te ontvangen Nominale rente= geldbedrag wat je na een bepaalde periode sparen ontvangt Inflatie -> hierdoor daalt de koopkracht van het spaargeld en de rente Reële rente= het geldbedrag wat je werkelijk hebt ontvangen Nominale bedrag spaarrekening= rentepercentage x geldbedrag Reële bedrag spaarrekening= nominale bedrag spaarrekening/prijsindex x 100 2.2 Spaarvormen Dagelijks opvraagbare spaarrekening: - Elk moment geld opnemen zonder opnamekosten - Rentevergoeding lager dan bij andere spaarvormen - Rentepercentage variabel Spaardeposito’s: - Rekeningen voor langere vaste tijd met hoger rentepercentage - Geld eerder opnemen -> boete / opnamekosten Termijndeposito’s: - Spaargeld voor bepaalde tijd vastzetten - Geld kan je niet opnemen Milieusparen: - Geld uitgeleend aan bedrijven die rekening houdt met milieu - Kan belastingvoordelen hebben Lijfrente: - Levensverzekering - Eenmalig of jaarlijks een vast bedrag storten - Rekening geblokkeerd, geld niet opnemen - Afspreken met bank over opnemen geld Risico’s voor spaarders: - Rentepercentage lager dan inflatiepercentage, koopkracht rekening daalt - Faillissement bank, 100% krijg je terug tot 100.000 euro (depositogarantiestelsel) 2.3 Beleggen Aandeelhouders zijn voor een deel eigenaar van een nv of bv Bij winst krijgen ze -> winstuitkering (dividend) Bij faillissement zijn ze hun ingebrachte vermogen kwijt Aandelen van naamloze vennootschappen kun je via je bank kopen Aandelen van besloten vennootschappen staan op naam en zijn niet vrij verhandelbaar Nominale waarde is de prijs van de aandelen toen ze werden uitgegeven Beurskoers is de prijs van de aandelen op het moment Aandelen die veel mensen willen -> stijgen van koers (winstverwachtingen hoog) Koerswinst is als de beurskoers stijgt Speculanten= kopen aandelen tegen lage koers en verkopen tegen hoge koers Aandelenarbitrage= Effecten in een ander land kopen dan waar je ze gaat verkopen, hierdoor kan je ook veel geld verdienen door verschillende koersen Amsterdam Exchange Index (AEX): 25 meest verhandelbare aandelen in Nederland AMX: koersindex van middelgrote nv’s in Nederlands Dow Jones (VS), Nikkei (Japan) en DAX (Duitsland) Altijd 15% dividend belasting over het dividend dat je krijgt (gaat naar belastingdienst) Dividendrendement= dividendpercentage x nominale waarde / beurskoers x 100 Koers-winstverhouding= beurskoers/ nettowinst per aandeel Callopties= een periode afspreken waarin een aantal aandelen niet verkocht mogen worden Putopties= een periode en bedrag afpreken waar je de aandelen na een tijdje voor verkoopt (uitgegeven door beurs aangeboden) Warrants= hetzelfde als opties maar uitgegeven door een onderneming Obligatielening= hoge, langlopende lening, uitgegeven door bedrijven en overheden - Bedrijven geven ze uit om hun investeringen en tekorten te financieren - Couponrente= vast rente percentage over nominale waarde - Verhandeld op de Amsterdamse Effectenbeurs - Obligatiekoers kan afwijken van nominale waarde, namelijk de prijs - Hogere rente dan bank, minder risico dan aandelen (geld terug bij faillissement) Obligatiekoers= beurswaarde obligatie/ nominale waarde x 100 Couponrendement= (rentepercentage x nominale waarde) / (beurskoerspercentage x nominale waarde) x 100 Bulletlening= in een keer een lening af lossen na een aantal jaar Uitloting= er wordt regelmatig gelood welke obligaties worden afgelost Staatslening= obligaties van de staat Pandbrieven= obligaties van hypotheekbanken Converteerbare obligatie= obligaties mogen later in aandelen worden omgezet Beleggingsfonds= nv, particuliere beleggers kopen aandelen van deze nv. Met het verkregen vermogen kopen ze aandelen, obligaties en onroerend goed zodat ze geld verdienen Asymmetrische informatie= marktdeelnemers zijn niet gelijkelijk geïnformeerd → als managers deze aandelen koopt kan hij een hoge koerswinst verwachten Volgens Wet van financieel toezicht is moreel wangedrag verboden, Autoriteit Financiële Markten houd hier toezicht op 2.4 Lenen en rente Leenmotieven: 1. Lenen voor de aanschaf van dure duurzame goederen 2. Lenen om een tijdelijk te kort op te vangen 3. Lenen om tegenslagen op te vangen Voor geleend geld betaal je kosten: - Afsluitkosten - Administratiekosten Effectieve rente op jaarbasis= percentage dat je werkelijk betaalt over geleend bedrag (goed om te vergelijken met verschillende banken en leningen) Geld lenen voor langere tijd -> onzekerheid (misschien niet terug kunnen betalen) Banken kunnen onroerend goed eisen, huis zodat ze die gebruiken om het af te lossen Maximale leenbedrag hangt af van: - Hoogte van je inkomen in verhouding met maandelijkse lasten - Het aantal andere leningen - Hoogte van het rentepercentage Reële rente-index= nominale effectieve rente-index/ prijsindex x 100 2.5 Leenvormen Consumptieve krediet= leningen zonder onderpand aan consumenten Hypothecaire leningen= leningen met onderpand (woning of grond) Rekening-courantkrediet: - Bank geeft toestemming om tot een bepaald bedrag rood te staan - Hierover rente betalen - Rood staan is aan bepaalde termijn gebonden Persoonlijke lening: - Elke maand vast bedrag aan rente en aflossing - Inkomen bepaald maximale te lenen bedrag - Vaak zelf kiezen over hoelang je het geld aflost - Hoe langer de aflossingstijd, hoe lager het maandbedrag, hoe hoger de rente Doorlopend krediet: - Met bank afspreken maximale bedrag dat je rood mag staan - Zelf bepalen wanneer en hoeveel geld je opneemt - Als je geld leent, maandelijks vast aflossingsbedrag en rente betalen Kopen op afbetaling: - Gespreid betalen na een aankoop - Bij aankoop alleen aanbetaling , de rest in termijnen - Direct over beschikken, niet sparen - Hele hoge rente Huurkoop: - Geen aanbetaling doen - Winkelier blijft eigenaar tot laatste termijn betaald is - Betaal je niet? Winkelier eist product terug Hypothecaire lening: - Lange looptijd - Rente maximaal 30 jaar lang aftrekbaar van inkomstenbelasting - Woning en grond dienen als onderpand - Altijd verschillende hypotheekrente met elkaar vergelijken