Willy Perelsztejn stelt voor MODUS OPERANDI Pedagogische handleiding Luis Angel Bernardo y Garcia Een film van Hugues Lanneau Scenario van Diane Perelsztejn 1 COLOFON AUTEUR Luis Angel Bernardo y Garcia. BRONNEN Scenario van de film Modus Operandi geschreven door Diane Perelsztejn, bijdragen van Luis Angel Bernardo y Garcia, bewerking door Hugues Lanneau, Ouri Wesoly en Marc Oschinsky. DANKWOORD Dit boekje was niet tot stand komen zonder de waardevolle hulp en raadgevingen van José Gotovitch, voormalig directeur van SOMA, en van Jean-Philippe Schreiber, professor aan de Université libre de Bruxelles. Onze oprechte dank hiervoor. ONDERZOEK BEELDMATERIAAL ILLUSTRATIES GRAFISCHE VORMGEVING DRUK 2 INHOUDSOPGAVE COLOFON I. EEN JODENVRIJ DERDE REICH Waarom wou Hitler Duitsland vrij maken van elke Joodse aanwezigheid? Hoe ging hij te werk om in zijn opzet te slagen ? II. BELGIE VOOR DE BUITENLANDSE JODEN OORLOG : ONGEWENSTE Hoeveel Joden woonden er voor de oorlog in België ? Waar kwamen de buitenlandse Joden vandaan ? Waarom zochten duizenden Joden uit het Grote Duitse Reich hun toevlucht in België? Waarom kregen niet alle Joodse vluchtelingen het statuut van politiek vluchteling ? Waarom was emigratie naar Amerika onzeker ? Wat is een interneringscentrum ? Waarom zag de Belgische bevolking de buitenlandse Joden niet graag komen ? Hoe groot was de aanwezigheid van buitenlandse Joden in Antwerpen ? III. DE DUITSE INVAL IN BELGIE : VERDACHTE DUITSE, OOSTENRIJKSE EN TSJECHO-SLOWAAKSE JODEN Waarom viel Duitsland België binnen ? Wat gebeurde er met Joden uit het Grote Reich nu zij « vijandelijke onderdanen » waren ? 3 IV. BEZET BELGIE A. DE ANTI-JOODSE VERORDENINGEN Welke Duitse overheid zich in bezet België ? Welke Belgische overheden moesten met de Duitsers onderhandelen? Hoe gedroegen de Duitsers zich in bezet België ? Begon het Duitse militaire bestuur meteen na zijn vestiging in België de Joden te vervolgen ? Wanneer vaardigt het Duitse militaire bestuur zijn eerste « anti-Joodse » verordeningen uit ? Waren de Belgische overheden bereid zijn de anti-Joodse verordeningen te doen uitvoeren ? Wie wordt door de Duitse bezetter als « Jood » beschouwd ? Voerden alle gemeentebesturen de verordening tot registratie van de Joden uit ? Hoe maakten de Duitsers gebruik van het Jodenregister ? Werkten alle extreem rechtse partijen mee aan de anti-Joodse maatregelen ? Hoe reageerde de bevolking op deze antisemitische propaganda ? Hoe stonden de officiële vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap tegenover de nazivervolgingen ? Hoe gingen de Duitsers te werk om de Joden, die zij hebben geïdentificeerd, te isoleren ? Werden Joden buiten de grote steden uit hun huis gezet ? Hoe ging de bezetter te werk om de Joden van hun bezittingen te beroven? Waarom moesten de Joden een gele ster op hun kleren dragen ? 4 Waren de gemeentebesturen bereid om de verordening over het dragen van de Jodenster uit te voeren ? Waarom gaf de meerderheid van de Joden gevolg aan de anti-Joodse verordeningen? Was Breendonk een Duits concentratiekamp op Belgisch grondgebied? Waarom werden buitenlandse Joden ingezet voor dwangarbeid in België en NoordFrankrijk ? B. DE TEWERKSTELLING IN HET « OOSTEN » : RAZZIA’S EN DEPORTATIES NAAR HET VERNIETIGINGSCENTRUM AUSCHWITZ-BIRKENAU Wat was het vernietigingscentrum van Auschwitz-Birkenau ? Kregen alle buitenlandse Joden een oproepingsbrief voor het verzamelkamp in Mechelen? Werden ook Joden met de Belgische nationaliteit ook opgeroepen? Wanneer vertrokken de eerste konvooien uit Mechelen naar Auschwitz? Werden alle Joden gedeporteerd ? Wat is een razzia ? Hebben de gemeentelijke overheden geprotesteerd tegen de inzet van de gemeentepolitie bij razzia’s? Werkten ook andere Belgen mee aan de arrestaties van Joden ? Hebben de Duitsers ook in andere Belgische steden razzia’s georganiseerd? Werden ook de Joden met de Belgische nationaliteit gedeporteerd ? C. VERZET TEGEN DE VERVOLGINGEN Hebben de Joden zich laten doen bij de razzia’s en deportaties ? 5 Zijn er Joden in geslaagd om aan de razzia’s te ontkomen ? Wat wist men toen over de vernietigingskampen van de nazi’s in het Oosten? Hoe reageert de Belgische bevolking op de razzia’s en de deportaties van Joden ? Hebben ook niet-Joodse Belgen Joden geholpen ? Zijn er gedeporteerde Joden ontsnapt uit de konvooien ? Gingen de deportaties door tot aan het einde van de bezetting ? Leefden alle Joden die aan de razzia’s en deportaties zijn ontsnapt, ondergedoken ? V. BELGIE NA DE BEVRIJDING : GEEN REPRESSIE VOOR DE ADMINISTRATIEVE COLLABORATIE, GEEN ERKENNING VAN DE JUDEOCIDE Wanneer werd België door de geallieerden bevrijd? Hoeveel uit België gedeporteerde Joden hebben de oorlog overleefd ? Zijn de Belgen, die met de Duitsers hebben gecollaboreerd bij de Jodenvervolging, gestraft door de Belgische justitie? Werden de Duitse verantwoordelijken door de Belgische justitie vervolgd ? NAWOORD : NAGEDACHTENIS VAN VERGETELHEID NAAR Kregen de Belgische Joden na de oorlog hulp en schadeloosstelling van België? OM ER MEER OVER TE WETEN I. GEPUBLICEERD ONDERZOEK II. WEBSITES 6 Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen bijna 6 miljoen Joden in Europa om bij de systematische uitroeiing door nazi-Duitsland. Tussen 1942 en 1944 werden vanuit België 24.916 Joden - mannen, vrouwen en kinderen - naar Auschwitz gedeporteerd. Slechts 1.206 van hen kwamen terug, of minder dan één op twintig. De razzia’s en deportaties werden georganiseerd en uitgevoerd door de nazi’s met de - al dan niet bewuste - medewerking van bepaalde Belgische overheden. 7 I. EEN JODENVRIJ DERDE REICH Waarom wou Hitler Duitsland volledig vrij maken van elke Joodse aanwezigheid ? In 1921 komt Adolf Hitler aan het hoofd van de nationaalsocialistische Duitse arbeiderspartij (NSDAP). Heel snel al schuift hij de verantwoordelijkheid voor de economische en sociale malaise die in Duitsland heerst, in de schoenen van de Joden. Zijn nazipartij staat een “Judenrein” Reich voor – een rijk dus waarin geen enkele Jood meer woont. Hoe ging hij te werk om in zijn opzet te slagen ? In 1933 schopt Adolf Hitler het tot kanselier : hij haalt alle macht naar zich toe en zet zich in het bijzonder in voor de invoering van zijn racistische, antisemitische en ultranationalistische doctrine. In 1935 worden op het congres van de nazipartij in Neurenberg de eerste antisemitische wetten afgekondigd, die het startsein betekenen van een onverbiddelijk uitsluitingsproces. Met de invoering van een aantal repressieve maatregelen wil men de Joden tot emigratie aanzetten. Op systematische wijze worden de Joden uit het politieke, economische, culturele en sociale leven geweerd. Veel Joden worden in concentratiekampen geïnterneerd en duizenden Duitse Joden vertrekken, beroofd van al hun bezittingen, in ballingschap. In 1938 annexeert Hitler Oostenrijk bij het Duitse Rijk: de « Anschluss ». De Oostenrijkse Joden volgen hun Duitse lotgenoten in ballingschap. Dan vindt in Duitsland de Kristallnacht plaats, geënsceneerd door de minister van propaganda Joseph Goebbels. Tijdens de nacht van 9 op 10 november 1938 worden duizenden synagogen, winkels en andere 8 Joodse bezittingen verwoest. Deze pogrom dankt zijn naam aan de talloze gesneuvelde ruiten. Wie nog kan, gaat nu op de vlucht. In maart 1939 valt Duitsland Bohemen-Moravië binnen. De Joodse inwoners trekken weg uit hun steden en dorpen, die nu integraal deel uitmaken van het Grote Duitse Reich. 9 II. BELGIE VOOR DE OORLOG : ONGEWENSTE BUITENLANDSE JODEN Hoeveel Joden woonden er voor de oorlog in België ? Aan de vooravond van de oorlog leven in België ongeveer 60.000 Joden. Slechts 5% van hen heeft de Belgische nationaliteit. Hun aanwezigheid gaat ver terug in de geschiedenis, tot in de 19e en zelfs tot in de 18e eeuw. Een minderheid van de Joden, waaronder die met de Belgische nationaliteit, is goed geïntegreerd. Zij nemen deel aan het economische, politieke en sociale leven van het land en hebben daarnaast een actief gemeenschapsleven, vooral in religieuze verenigingen, sociale diensten en liefdadigheidswerk. Maar de Joodse bevolking vormt helemaal geen homogene en gestructureerde groep. De grootste groep, die van buitenlandse afkomst is, leeft vrij teruggetrokken. Bovendien worden de Joden in België verdeeld door politieke, culturele, sociale en religieuze tegenstellingen. De overgrote meerderheid van die Joodse bevolking concentreert zich in Brussel en Antwerpen. Er wonen ook enkele kleine gemeenschappen in Luik, Charleroi, Gent, Oostende en Aarlen. Daarnaast leven nog heel wat families verspreid over andere Belgische gemeenten. Waar kwamen de buitenlandse Joden vandaan ? In de jaren 1920 slaan veel Oost-Europese Joden op de vlucht voor de economische situatie en het antisemitisme in hun land. Nadat de Verenigde Staten hun de toegang hebben geweigerd, komen sommigen van hen zich in België vestigen. Het zijn arme migranten en sommigen onder hen spreken alleen Jiddisch, de gemeenschappelijke taal van de Joden uit Centraal en Oost-Europa. De meeste leven - of overleven - van ambachtswerk of door een handeltje op te zetten. Bij de 60.000 Belgische en buitenlandse Joden 10 die aan de vooravond van de oorlog in België wonen, komen nu nog eens zowat 20.000 Joodse vluchtelingen uit het Grote Duitse Reich die in ons land een onzekere wijkplaats hebben gevonden. Waarom zochten duizenden Joden uit het Grote Duitse Reich hun toevlucht in België ? Duizenden Joden uit het Grote Reich proberen klandestien de Belgische grens over te steken om aan de Duitse vervolging te ontkomen. Sommigen worden door de politiediensten van het koninkrijk zonder pardon terug de grens overgezet. Toch slagen ongeveer 20.000 Joodse vluchtelingen uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije erin om zich in ons land te vestigen. Andere Joden uit het Grote Duitse Reich vinden een onderkomen in Nederland, Frankrijk of ook in Groot-Brittannië. In België krijgt slechts een minderheid van hen het statuut van politiek vluchteling en een voorlopige verblijfsvergunning. Anderen duiken onder en verblijven illegaal in ons land. Waarom kregen niet alle Joodse vluchtelingen het statuut van politiek vluchteling ? Net als zijn buurlanden kampt België met een economische crisis en een toenemende werkloosheid. De overheid wil de interne arbeidsmarkt beschermen en beslist daarom geen definitieve verblijfsvergunning toe te kennen aan nieuwe migranten, ook al zijn die het slachtoffer van de nazivervolging. De meeste vluchtelingen hebben geen middelen van bestaan, maar om economische redenen weigert de Belgische Staat lange tijd om hen financieel bij te springen. Het zijn vooral Joodse steuncomités uit België en het 11 buitenland die de vluchtelingen uit het Grote Duitse Reich te hulp komen. Het nazigeweld tijdens de Kristallnacht beroert de Belgische democratische opinie, zodat de Belgische overheid zich uiteindelijk verplicht ziet om - officieel dan toch - haar uitzettingsbeleid van ondergedoken vluchtelingen stop te zetten. Wie als illegaal in het land wordt aangetroffen, wordt niet langer niet langer het land uitgezet, maar geïnterneerd in een van de centra onder de bevoegdheid van het Ministerie van Justitie. In die interneringskampen zorgen Belgische Joodse vluchtelingenorganisaties ervoor dat de geïnterneerden een vak kunnen aanleren, om hun kansen op een eventuele emigratie naar de overkant van de Oceaan te verhogen. Waarom was emigratie naar Amerika onzeker ? Dit is het gevolg van het alles behalve gastvrije asielbeleid van de Verenigde Staten, die hun deuren vooral openen voor belangrijke Joodse prominenten. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog blijkt België, in vergelijking met de omringende staten, een van de meest gastvrije landen te zijn. Zo vangt het in juni 1939 214 van de 937 Duitse Joodse passagiers op die in Hamburg aan boord waren gegaan van het passagiersschip « Saint-Louis ». De landen van bestemming, Cuba en de Verenigde Staten, hebben die vluchtelingen de toegang geweigerd en het schip verplicht om na twee maand op zee rechtsomkeer te maken naar Europa. Enkele passagiers die in Antwerpen aan wal gaan en geen enkele verwant hebben in België, worden doorgestuurd naar het interneringscentrum van Marneffe. 12 Wat is een interneringscentrum ? Eind 1939 verblijven in de interneringskampen van Merksplas, Wortel, Marneffe, Marchin en Eksaarde zowat 1.400 Joodse illegale vluchtelingen. Het gevangenisregime, hoewel het zichzelf zo niet noemt, is geïnspireerd op het Zwitserse voorbeeld. Het doel ervan is eenvoudig en duidelijk: nieuwe kandidaat-immigranten afschrikken. Tevergeefs. Eind april wordt uiteindelijk de volledige sluiting van de Belgische grenzen bevolen. Vooraanstaande figuren binnen de Joodse gemeenschap hebben begrip voor de vrees die een massale aanwezigheid van werkeloze vluchtelingen wekt bij een deel van de politieke klasse. Daarom werken zij mee aan dit beleid van ontrading en sociale controle. Om de vermeende xenofobe gevoelens bij de bevolking niet aan te wakkeren, krijgen de Joodse vluchtelingen de raad zich zoveel mogelijk op de achtergrond te houden. Zij moeten vooral niet te koop lopen met hun politieke overtuiging, en nog minder met hun «Duitsheid». Waarom zag de Belgische bevolking de buitenlandse Joden niet graag komen ? In de jaren dertig wordt Europa getroffen door een nooit geziene economische crisis. Eerst komt het fascistische Italië op, daarna het nationaal-socialistische Duitsland. In België wakkeren bewegingen die bij de Nieuwe Orde aanleunen, zoals Rex, het Nationaal Legioen, Verdinaso en het « Vlaams Nationaal Verbond » een sluimerende antisemitische stroming aan. Die Nieuwe Orde haalt haar inspiratie meer bepaald uit ervaringen van totalitaire nazi- en fascistische staten. Bij het oude anti-judaïsme met christelijke wortels komt nu nog ordinair racisme, dat nog wordt aangescherpt door de economische problemen. Eigenlijk heeft het meer weg van 13 xenofobie, eerst tegen de Italiaanse en dan tegen de Poolse migranten, die vanaf de jaren 20 in de kolenmijnen zijn komen werken. In de ogen van de Belgische extreem rechtse partijen heeft het democratische regime zijn zwakheid bewezen. De angst voor een wereldwijde communistische ondermijning en het alternatief van een autoritair bewind zijn erg populaire thema’s in rechtse kringen, en dan vooral bij de katholieke middenklasse, die in de Joden oneerlijke economische concurrenten ziet. De afwijzing van die vreemdelingen en van de Joodse migranten, die vaak als profiteurs en parasieten worden bestempeld, maakt deel uit van het Antwerpse politieke leven. Nochtans had Antwerpen, kosmopolitische stad bij uitstek, zich tot in de jaren 20 tolerant opgesteld tegenover haar belangrijke bevolkingsgroep van buitenlandse Joden. Hoe groot was de aanwezigheid van buitenlandse Joden in Antwerpen ? Hoewel de Joden in Antwerpen maar 10% van de bevolking uitmaken, vormen zij er een heel zichtbare groep. Er zijn heel wat migranten uit Polen bij en ook een aanzienlijke populatie die, volledig berooid, het Grote Reich was ontvlucht. De Joden wonen vooral in de buurt rond de Pelikaanstraat dicht bij het station, waar zij bescheiden ambachten uitoefenen, als arbeider werken of handel drijven in textiel en lederwaren. Zij houden ook de diamantnijverheid en -handel draaiende en zijn hierin zo succesvol dat Antwerpen aan de vooravond van de oorlog is uitgegroeid tot het belangrijkste diamantcentrum ter wereld. In Antwerpen richt advocaat René Lambrichts in 1937 de « Volksverwering, Actie ter Beveiliging van Ras en Bodem » op. Dit is een door de nazi’s gefinancierde splintergroep met een fanatiek 14 antisemitisme als enige reden van bestaan. Die xenofobe en antisemitische waanzin wordt bovendien gevoed door de katholieke rechterzijde, die de socialistische burgemeester Camille Huysmans in diskrediet probeert te brengen door hem af te schilderen als beschermer van de Joden in Antwerpen. De Joodse bevolkingsgroep wordt afgeschilderd als een haard van revolutionaire subversie. In 1939 is een radicalisering van het antisemitisme merkbaar. In mei sluit de Vlaamse conferentie van de balie van Antwerpen, die gedomineerd wordt door katholieke en Vlaams-nationalistische advocaten, haar Joodse leden uit. In augustus barsten in de Joodse stationswijk verschillende schermutselingen los. De Joodse vluchtelingen uit Duitsland, Oostenrijk en TsjechoSlowakije, die door nazi-Duitsland van hun staatsburgerschap zijn beroofd, kunnen dan wel in het neutrale België terecht, maar hun situatie blijft hoogst onzeker. Meer dan 8000 buitenlandse Joden geven zich op om dienst te nemen in het Belgische leger, maar hun aanbod wordt gewoon genegeerd. Op 10 mei 1940, bij de Duitse inval, worden de vluchtelingen uit het Duitse Rijk, slachtoffers van de vervolging door de nazi’s in Duitsland, in de ogen van de Belgische overheid « vijandelijke onderdanen ». 15 III. DE DUITSE INVAL IN BELGIE : VERDACHTE DUITSE, OOSTENRIJKSE EN TSJECHOSLOWAAKSE JODEN Waarom viel Duitsland België binnen ? Op 10 mei 1940 valt Duitsland het nochtans neutrale België binnen met het oog op een verrassingsaanval tegen Frankrijk, bondgenoot van Groot-Brittannië. In september 1939 hadden immers eerst GrootBrittannië en daarna Frankrijk Duitsland de oorlog verklaard omdat het hun bondgenoot Polen was binnengevallen. Als opperbevelhebber van zijn leger wordt Leopold III tot capitulatie gedwongen op 28 mei 1940. De Belgische regering vlucht eerst naar Frankrijk, nadien naar Londen. Van daaruit zet zij de oorlog tegen Duitsland voort aan de zijde van de Britse, Russische en Amerikaanse bondgenoten. Wat gebeurde er met de Joden uit het Grote Reich, nu zij « vijandelijke onderdanen » waren? Meteen na de inval vaardigt de Belgische regering een arrestatiebevel uit tegen elke « verdachte en gevaarlijke» Belg of buitenlander die een bedreiging vormt voor de veiligheid van de militaire operaties. 8.000 verdachte buitenlanders worden door de Belgische overheid aangehouden en op konvooi gezet naar Zuid-Frankrijk. De gedeporteerde buitenlanders zijn, behalve enkele echte spionnen, voor de meerderheid politieke en Joodse vluchtelingen uit het Grote Reich. Zij worden opgesloten in interneringskampen van de Franse 16 Republiek in Gurs en Saint-Cyprien. Na de Franse nederlaag zal het Vichybewind ze overleveren aan de Duitse bezetter. In het nietbezette deel van Frankrijk is de Franse Staat gevestigd onder leiding van maarschalk Pétain, met zetel in Vichy. Dit nationalistische, corporatistische en antisemitische regime voert een « collaboration d’État » met het IIIe Reich. Zo brengt de Franse politie een duizendtal door België aangehouden verdachte Joden naar het verzamelkamp Drancy bij Parijs, om ze nadien, vanaf 1942, af te voeren naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. 17 IV. BEZET BELGIE A. DE ANTI-JOODSE VERORDENINGEN Welke Duitse overheid vestigde zich in bezet België ? Na de capitulatie van het Belgische leger komen België en de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais onder een Duits militair bestuur, met generaal Alexander von Falkenhausen als militaire gouverneur, bijgestaan door het hoofd van de militaire administratie Eggert Reeder. Als voornaamste opdracht moet de bezetter de Belgische economie terug op gang brengen, maar dan uitsluitend ten dienste van de oorlogsinspanning van het IIIe Reich en met inzet van zo weinig mogelijk Duits personeel. Daarom zal het militaire bestuur – de Militärverwaltung – zich voornamelijk verlaten op het Belgische staatsapparaat. Alexander von Falkenhausen en zijn adjunct Eggert Reeder zullen vanuit Brussel regeren door middel van verordeningen, die het politieke, economische en culturele leven van het land volledig bepalen. Al vanaf de zomer 1940 verlenen de gevestigde Belgische overheden hun medewerking aan de bezetter, in de hoop zo de bevoorrading van het land veilig te stellen. Bovendien hebben zij lessen getrokken uit de Duitse bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog : zij willen deportatie van arbeiders vermijden om het industriële vermogen vrijwaren. Dit beleid van administratieve en economische collaboratie moet, volgens de Belgische hoogwaardigheidsbekleders die het hebben uitgewerkt, worden gevoerd tegen de prijs van zo weinig mogelijk zware toegevingen. 18 Welke Belgische onderhandelen ? overheden moesten met de Duitsers Bij hun vertrek naar Frankrijk in mei 1940 hebben de Belgische ministers het dagelijkse beheer van hun bezette land toevertrouwd aan de hoogste ambtenaren van elk ministerie, de secretarissengeneraal. Het college van secretarissen-generaal vervangt dus de afwezige ministers. Die secretarissen-generaal nemen de uitvoerende en wetgevende macht op zich en laten de Duitse maatregelen uitvoeren door de verschillende lokale en provinciale administraties. Op die manier hopen de secretarissen-generaal, die het recht behouden om maatregelen in strijd met de Grondwet en met de internationale verdragen te weigeren, een zogenaamde politiek « van het minste kwaad » te voeren. Van hun kant krijgen de bezetters de middelen om hun beleid tot uitvoer te brengen, waarbij zij desnoods, in geval van blokkering, buiten de Belgische ambtenaren om kunnen handelen en hun beslissingen zelf in de praktijk brengen… Het blijkt nog te werken ook: met de nodige flexibiliteit van beide kanten functioneert deze samenwerking, wat heel wat mensen goed uitkomt. Hoe gedroegen de Duitsers zich in bezet België ? In de zomer van 1940 legt het Duitse leger een discipline en een correcte houding aan de dag die alle Belgen verbazen. Zij die de eerste bezetting hebben meegemaakt herinneren zich nog de brutaliteit van de legers van de Kaiser. Nu integreert de Duitse soldaat zich in de Belgische sociaal structuur zonder voorrang op te eisen. Hij betaalt voor zijn aankopen en voor zijn vermaak. De rust is teruggekeerd en de economie draait opnieuw, ondanks de schaarste en de rantsoenering die de hele bevolking treffen. Want de bezetter trekt de magere middelen van het land naar zich toe. 19 Al snel moeten de Belgen de waarheid onder ogen zien en tot het einde van de bezetting leven zij in een steeds grotere onzekerheid. Die wordt gevoed door het trauma van de massale vlucht, de fysieke aanwezigheid van de bezetter en van de Belgische handlangers die hem helpen, de identiteitscontroles, de razzia’s, de arrestaties. Bovenop die dagelijkse problemen van rantsoenering, de afwezigheid van het gezinshoofd, Waalse krijgsgevangene of tewerkgestelde in Duitsland, komen bij het naderen van de bevrijding de levensbedreigende bombardementen door de geallieerden. De hele oorlog lang beantwoordt het Duitse bezettingsapparaat het groeiende Belgische verzet met een meedogenloze repressie, waarvan de bevolking vaak het gelag moet betalen. Intimidatie, avondklok, hinderlijke maatregelen, collectieve straffen. Het repressieve arsenaal wordt elke dag uitgebreider. Notabelen worden gegijzeld en communistische verzetstrijders worden geëxecuteerd als vergelding voor aanslagen tegen de bezetter en zijn Belgische handlangers. De bevolking leeft in angst voor het geweld dat het Duitse militaire bestuur vanaf het begin van de bezetting gebruikt. De bezetter moedigt het verklikken aan door hoge beloningen uit te loven. De methode mist haar doel niet. Oorlogsraden spreken met een snel tempo straffen uit : gevangenis, dwangarbeid en soms de doodstraf voor op het eerste gezicht kleine misdrijven zoals zwarte handel, lichte sabotage of het bezit van ondergrondse pamfletten. Begon het Duitse militaire bestuur meteen na zijn vestiging in België de Joden te vervolgen ? In het begin van de bezetting lijkt de Duitse militaire administratie zich niet speciaal te interesseren voor de Joden. Bij de aanvang van dit conflict lijkt nazi-Duitsland nog te aarzelen over wat het wil aanvangen met de Joden in bezet Europa. In België gaat de bezetter stapsgewijs te werk, volgens een methode die hij al in het Grote 20 Duitse Reich heeft toegepast, door de Joden te identificeren, te beroven en geleidelijk van de rest van de bevolking te isoleren. Om de bevolking niet op stang te jagen wordt de repressie tegen de Joden trapsgewijs opgevoerd en nauwgezet gepland. Deze strategie, uitgevoerd met behulp van anti-Joodse verordeningen, zal in een tijdspanne van 23 maanden leiden tot de deportatie van bijna de helft van de 60.000 Joden die zich nog in bezet België bevinden. Wanneer vaardigt het Duitse militaire bestuur zijn eerste « antiJoodse » verordeningen uit ? Al in oktober 1940 werken de nazi’s hun eerste anti-Joodse maatregelen uit. Op 10 oktober brengen zij de secretarissen-generaal op de hoogte van hun plan om de Joden uit alle openbare functies te weren. De Duitsers vragen de Belgische verantwoordelijken dan ook een arrest in die zin uit te vaardigen om de Belgische administratie hun beslissing te doen uitvoeren. De secretarissen-generaal aarzelen: deze discriminerende maatregelen zijn duidelijk volledig in strijd met de Grondwet en het oorlogsrecht, met andere woorden, met het Verdrag van Den Haag, dat zowel België als Duitsland in 1907 hebben ondertekend. Dit verdrag beschermt de burgerbevolking onder buitenlandse bezetting. De Duitsers reageren met een handig manœuvre : de Belgen weigeren een anti-Joods besluit te nemen ? Geen nood, dan geeft de bezetter zijn bevelen aan de Belgische administratie via verordeningen die uitvoerende kracht hebben op grond van datzelfde Verdrag van Den Haag. De eerste verordening van een reeks van 18 komt er op 23 oktober 1940. Zij verbiedt het slachten van warmbloedige dieren, een rituele praktijk die het vlees « koosjer » maakt, dus geschikt voor consumptie door Joden. Deze verordening, uitgevaardigd « met het doel onnodig lijden van dieren bij het slachten te voorkomen» heeft een symbolische draagwijdte en betekent het begin van de antiJoodse actie van de bezetter. 21 Waren de Belgische overheden bereid zijn de anti-Joodse verordeningen te doen uitvoeren ? Bij de « Joodse kwestie » geven de Belgische instellingen een zo ruim mogelijke interpretatie aan het oorlogsrecht dat administratieve samenwerking met de bezetter oplegt. In feite komt het Duitse recht zich boven het Belgische stellen. Door mee te werken aan de inschrijving in de Jodenregisters zet het radarwerk van de Belgische administratie een nooit geziene procedure in gang die een flagrante inbreuk vormt op het Verdrag van Den Haag van 1907. Artikel 46 van dat verdrag, dat de betrekkingen tussen bezetter en bezette bevolking regelt, bepaalt dat « De eer en de rechten van het gezin, het leven van de personen en het particuliere eigendom, alsmede de godsdienstige overtuiging en de uitoefening van de erediensten moeten worden geëerbiedigd. Het particulier eigendom kan niet worden verbeurd verklaard». De bezetter aanvaardt nochtans uitdrukkelijk het Verdrag van Den Haag als basis voor de samenwerking en de Belgische ambtenaren zullen zich met succes op dat verdrag beroepen, namelijk in 1942, bij de invoering van verplichte tewerkstelling in Duitsland voor alle Belgen. Maar in 1940 zetten de crisis van de democratische waarden en het vooruitzicht van een Duitse overwinning de Belgische overheden ertoe aan om in eerste instantie een pragmatische houding aan te nemen in de « Joodse kwestie » die de bezetter stelt. Een bezetter die begint met op willekeurige manier te zeggen wie « Jood » is, om dan stap voor stap al wie als dusdanig geïdentificeerd is, uit het openbare, economische, culturele en sociale leven te bannen. 22 Wie wordt door de Duitse bezetter als « Jood » beschouwd? Op 28 oktober 1940 vaardigt von Falkenhausen de eerste twee verordeningen uit die specifiek tegen Joden gericht zijn. De eerste begint met een definitie van Belgische en buitenlandse « Joodse » onderdanen: « Is Jood een ieder, die uit ten minste drie naar ras voljoodse grootouders afstamt. Als Jood wordt aangemerkt, hij die uit twee voljoodse grootouders stamt, indien hij tot de Joodse godsdienstgemeenschap behoort of naderhand daarin wordt opgenomen, indien hij met een Jood is gehuwd of nadien met een Jood in het huwelijk treedt. In geval van twijfel wordt als Jood beschouwd ieder die tot de Joodse godsdienstgemeenschap behoort of heeft behoord. Een grootouder wordt onvoorwaardelijk en zonder voorbehoud als Jood beschouwd wanneer hij tot de Joodse godsdienstgemeenschap heeft behoord» Deze verordening verplicht ook de aldus gedefinieerde Joden om zich in te schrijven in een speciaal register, eigenlijk een alfabetisch kaartsysteem dat wordt bijgehouden door het gemeentebestuur van hun woonplaats : « De gemeentelijke overheid(…) houdt (…) een register bij van alle Joden ouder dan 15. Moeten in het register worden vermeld: naam, voornamen, geboorteplaats- en datum, adres, beroep, nationaliteit en godsdienst van de Joden, evenals de naam, geboorteplaats en -datum van de vrouw, de kinderen, de ouders en de grootouders» In deze fase werken de Duitsers via de Belgische gemeentelijke overheden om geen argwaan te wekken bij de Joden. En de tactiek loont: de Joden komen massaal naar hun gemeentehuis om zich in het Jodenregister in te schrijven. Op 6 december 1940 geeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken via een rondzendbrief de gemeentebesturen de nodige instructies voor de uitvoering van die twee verordeningen van 28 oktober 1940, aangaande respectievelijk 23 de algemene maatregelen tegen de Joden en de stopzetting van de door hen uitgeoefende functies en activiteiten . Voerden alle gemeentebesturen de verordening in verband met het Jodenregister uit ? De houding van de gemeentelijke overheden en hun ambtenaren die de anti-Joodse verordeningen moeten uitvoeren, loopt sterk uiteen, van weigering over passieve collaboratie tot overijverige inzet. Maar heel wat Belgische ambtenaren dragen, al dan niet gewild, een deel verantwoordelijkheid bij de inventarisering van de Joden. In Brussel sloven de ambtenaren, die belast zijn met de Jodentelling, zich zelfs in die mate uit dat zij een model van typefiche ontwerpen, een prototype dat de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken overneemt en dat voor het hele land als voorbeeld zal dienen. De Conferentie van Brusselse burgemeesters, die zich door haar administratie gepasseerd weet, reageert met de mededeling dat dit initiatief zonder haar toestemming werd genomen. In december 1940 voeren de Brusselse burgemeesters de Duitse maatregelen in verband met het Jodenregister uit. Sommige gemeentebesturen leveren op eenvoudig verzoek van de bezetter niet alleen een lijst van buitenlandse Joden af, maar ook lijsten van Franse of Britse « vijandelijke onderdanen ». In Luik verstrekt Joseph Bologne aan de bezetter, alvorens het Jodenregister in te dienen, ook een lijst van buitenlanders die in zijn stad verblijven en van 180 communistische militanten. In Antwerpen neemt de gemeentelijke administratie zelfs het initiatief om nog Joden in te schrijven nadat de termijn die de bezetter heeft opgelegd, is verstreken. Ongeveer 40.000 personen ouder dan 15 vallen onder de verplichte inschrijving van Joden. Meer dan 90% is van buitenlandse nationaliteit. 24 De Belgische administratie heeft ingestemd om de Jodenregisters te beheren. Zo werkt zij, op actieve of passieve wijze, mee aan een discriminerende procedure die in strijd is met de Grondwet. De Duitsers hebben hun slag thuisgehaald: zij zijn erin geslaagd het Comité der Secretarissen-generaal te doen meewerken in een telling waarvan het de draagwijdte niet kon inschatten. Dit beleid zal hoe dan ook rampzalig blijken voor de Joodse bevolking. Op die manier is de Belgische overheid een weg ingeslagen die veel verder gaat dan haar politiek « van het minste kwaad». De secretarissen-generaal moeten uiteindelijk gehoorzamen, maar hun gezicht is gered : die maatregelen in strijd met het Belgische recht komen niet van hen; zij voeren alleen de bevelen van de overwinnaar uit. Om zich te verzekeren van de volgzaamheid van het Belgische staatsapparaat plaatst het Duitse militaire bestuur mannen uit de collaboratie op strategische posten. Zo komt in april 1941 Gérard Romsée, een figuur uit de extreem rechtse Vlaams nationalistische partij, het VNV, aan het hoofd van het secretariaatgeneraal voor Binnenlandse Zaken, waar hij de plaats inneemt van Jean Vossen, die door de bezetter is afgezet. In juli 1941 beslissen de Duitsers over te gaan tot een tweede telling van Joden. De door de bezetter naar voor geschoven secretarisgeneraal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Gérard Romsée, biedt de diensten van de Belgische administratie aan om die te organiseren. Opnieuw roepen de gemeentebesturen de Joden op. De bezetter eist dat de gemeenten de vermelding « Jood-Juif » in rode inkt stempelen op de identiteitskaart van alle Joden die zich aanbieden, wat meteen toelaat na te gaan wie de eerste telling heeft ontdoken. 25 Hoe maakten de Duitsers gebruik van het Jodenregister ? Alle door de gemeentebesturen ingezamelde gegevens worden gecentraliseerd door de politieke politie van de SS, de Sipo-SD, gevestigd in een gebouw aan de Louizalaan in Brussel. De Sipo-SD maakt deel uit van het beperkte politieapparaat waarover het Duitse militaire bestuur beschikt om de orde te handhaven. Aan het hoofd van de Sipo-SD staat Ernst Ehlers. SS-luitenant Kurt Asche heeft de leiding over de Joodse afdeling. Asche wordt de grote organisator van de deportatie van de Joden uit België. De lijsten van Joden worden met instemming van de Sipo-SD ook gebruikt door de landelijke anti-Joodse centrale: een bureau onder bestuur van de Volksverwering, Actie voor Beveiliging van Ras en Bodem en dat er zich erop toelegt om het inventariseringswerk van de gemeenteadministraties te vervolledigen. Werkten alle extreem rechtse partijen mee aan de anti-Joodse maatregelen ? De twee belangrijkste collaboratiebewegingen, Rex in het zuiden van het land en het VNV in Vlaanderen, laten zich niet meeslepen in het rassengeweld van de antisemitische splinterbewegingen. Maar dat neemt niet weg dat zij hun antisemitische discours van voor de oorlog blijven voeren in hun respectieve persorganen. Zij verhinderen evenmin dat sommige van hun aanhangers hun steentje bijdragen in het door de politieke politie van de SS georkestreerde antisemitische geweld, zowel in Brussel als in Antwerpen. Uit de antisemitische inzet van Rex of van het VNV blijkt hoe zij zich geleidelijk aansluiten bij de ideologie en de doelstellingen van de bezetter, in een poging om, waar zij maar kunnen, een deeltje van de macht in bezet België naar zich toe te trekken. Ook de door de bezetter gecontroleerde Belgische pers – de enige die mag verschijnen – start met intensieve campagnes over dit thema : het zijn de Joden die verantwoordelijk zijn voor de oorlog en alle 26 ellende die de bevolking te verduren krijgt. Zo duiken in het vervolg op de avonturen van Kuifje, « De geheimzinnige ster », dat vanaf oktober 1941 verschijnt in Le Soir, antisemitische karikaturen op. Binnen die « verduitste » pers onderscheiden zich enkele virulent antisemitische organen, zoals L’Ami du Peuple, met oproepen tot de lezers om elk contact met Joden te vermijden. Hoe reageerde de bevolking op deze antisemitische propaganda ? In een land waar nog volop ontreddering heerst na de militaire nederlaag vinden de boodschappen van de nazipropaganda gemakkelijk weerklank. De leidende elite, vooral in rechtse katholieke en nationalistische kringen, luistert vaak welwillend naar deze uitspraken die aansluiten bij haar xenofobie en haar anti-Joodse instelling. Zelfs koning Leopold III vertrouwt op zeker moment aan zijn secretaris toe: « De Joden zijn de eerste verantwoordelijken voor onze problemen». Dit heersende antisemitisme begint op de Joodse bevolking te wegen. Maar de meerderheid van de bevolking reageert onverschillig op de anti-Joodse maatregelen. Sinds de bezetting begonnen is, zijn de Belgen vooral bezig met hun eigen overleven. Ook in de bioscopen wordt grove antisemitische propaganda gevoerd : « De Jood Süss » staat zelfs bovenaan de lijst van meest bekeken films tijdens de bezetting en laat alle andere fictiefilms ver achter zich. Op 14 april 1941, paasmaandag, wonen in Antwerpen 1.500 personen de voorstelling bij van een andere antisemitische film, « De eeuwige Jood », die in Polen is opgenomen. Na de filmvoorstelling zakken 200 Vlaamse antisemieten, gewapend met stokken en ijzeren staven, af naar de Joodse buurt van Antwerpen. Onder hen bevinden zich leden van de « Zwarte Brigade » - dat is de militie van het VNV - en militanten van de « Volksverwering » van René Lambrichts. Zij 27 plunderen twee synagogen en steken die in brand. Dan gaan zij etalages van Joodse winkels ingooien en molesteren zij Joodse voorbijgangers. Er zijn agenten van de gemeentepolitie aanwezig, er zijn ook Duitse militairen. Niemand van hen reageert. Eigenlijk worden de Antwerpse antisemieten gemanipuleerd door de politieke SS-politie die dit anti-Joodse geweld opzettelijk heeft uitgelokt. Maar ondanks deze provocatie laat de rest van de bevolking zich niet door de oproerkraaiers op sleeptouw nemen. De Belgen noch het Duitse militaire bestuur willen gewelddadige anti-Joodse provocatie. De Duitse censuur steekt de hele zaak in de doofpot. Hoe stonden de officiële vertegenwoordigers van de vooroorlogse Joodse instellingen tegenover de nazivervolgingen ? Om controle te krijgen over de zowat 53.000 Joden die de Sipo-SD heeft geteld, richt de nazibezetter op 25 november 1941 een verplichte gemeenschap op, een «wettelijk getto». Een administratieve tussenstap die ongewild essentieel en doeltreffend zal blijken in het raderwerk van de vervolging. Het is de Vereniging van de Joden in België, de VJB, die de bestaande religieuze gemeenschappen, hun sociale diensten en hun liefdadigheidswerken probeert te groeperen. De VJB, die is opgericht om « de emigratie van de Joden te bespoedigen », ziet zich verplicht om zich bezig te houden met kwesties op het vlak van liefdadigheidswerk, maar ook van onderwijs. De Vereniging hangt af van de Belgische ministeries van Binnenlands Zaken en Volksgezondheid en haar werking wordt gefinancierd met verplichte bijdragen van haar leden. Alle Joden die hun woonplaats in België hebben, zijn verplicht zich bij de VJB aan te sluiten. Voor de derde keer worden de Joden – of wie door de bezetter als dusdanig wordt beschouwd – geteld, maar ditmaal door hun eigen leiders. De VJB zal ook proberen over de fondsen van bestaande Joodse stichtingen en instellingen te beschikken. Want 28 paradoxaal genoeg blijven de wettelijke Joodse instellingen, zoals het Consistorium of de religieuze gemeenschappen die door de Belgische Staat waren erkend, gewoon voortbestaan. De ganse duur van de bezetting zullen zij de illusie van normaliteit in stand houden, ondanks de strenge beperkingen. Het bestuur van de VJB zetelt in Brussel en overkoepelt de lokale afdelingen van Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, en van lokale kantoren in Gent, Aarlen of Oostende. De bezetter stelt de Opperrabijn van België, Salomon Ullmann, aan om het directiecomité te leiden. Omdat veel prominenten uit de vooroorlogse Joodse kringen vertrokken zijn, zitten in de bestuursorganen van de VJB veel nieuwkomers. Er zijn opportunisten bij, leden van het burgerlijke verzet of ook nog notabelen die kiezen voor de politiek van het « minste kwaad ». Door mee te werken aan de registratie van buitenlandse Joden hopen zij enkele duizenden Joodse landgenoten te redden. Hoe gingen de Duitsers te werk om de Joden die zij hadden geïdentificeerd, te isoleren ? De Duitse verordening van 28 oktober 1940 met algemene maatregelen tegen de Joden beveelt ook dat zogenaamde « Joodse » ondernemingen die openstaan voor het publiek, zoals hotels, restaurants, cafés en slijterijen, zich kenbaar maken door een affiche. Zij moeten die drietalige affiches afhalen bij het gemeentebestuur en in hun uitstalraam hangen. De tweede verordening van 28 oktober heeft tot doel de Joden uit te sluiten uit bepaalde beroepen : « Joden (…) mogen voortaan geen openbare ambten (…) noch het beroep van advocaat meer uitoefenen, geen lid zijn van het onderwijzend personeel (…), geen bestuurder en redacteur zijn bij pers- en radioomroepondernemingen». In de openbare diensten blijken er echter nauwelijks 60 ambtenaren te zijn die uit hun functie moeten worden 29 ontzet. Van de 1.300 universiteitsprofessoren worden er door de bezetter 40 als Jood beschouwd. De Universiteit van Brussel blijft trouw aan haar principes van vrijheid van onderzoek en protesteert openlijk tegen deze maatregelen. Maar de ULB wordt door generaal Reeder tot de orde geroepen en moet uiteindelijk gehoorzamen, hoewel zij het loon van de verboden professoren blijft betalen… met toestemming van de bezetter. Wat de advocaten betreft, zijn er aan de balie van Brussel slechts 14 die hun beroep niet langer mogen uitoefenen. De raad van de Orde van advocaten van Antwerpen, die zich in eerste instantie tegen de verordening had verzet, zal uiteindelijk de Joodse confraters van het tableau van de orde en van de lijst van stagiairs schrappen. In Brussel daarentegen slaagt de raad van de Orde erin om diplomatisch de Duitse bevelen te omzeilen, door het tableau van de orde niet te publiceren. Slechts heel weinig magistraten durven een standpunt in te nemen tegen de antisemitische plannen van de bezetter. Eigenlijk gaan zij hiermee in tegen het Belgische recht, want dat verbiedt elke discriminatie op grond van ras of godsdienst, zowel voor Belgische als voor buitenlandse burgers. Tot slot zijn op 1 juni 1942 de als Jood geregistreerde artsen en beoefenaars van paramedische beroepen aan de beurt en krijgen ook zij het verbod hun praktijk uit te oefenen. Diezelfde dag wordt voor de Joden de avondklok ingevoerd : voortaan moeten zij tussen 8 uur ‘s avonds en 7 uur ‘s morgens binnen blijven. Bovendien blijft hun bewegingsvrijheid beperkt tot Antwerpen, Brussel, Luik en Charleroi. Toch leggen in dit stadium zowel de Joden als de meerderheid van de Belgische bevolking zich neer bij de maatregelen van de bezetter. 30 Werden Joden buiten de grote steden uit hun huis gezet ? Nee, zij mogen zich alleen nog naar die vier steden verplaatsen. Maar op grond van een Duitse verordening van 12 november 1940 moeten alle buitenlandse onderdanen die na 1938 het land zijn binnengekomen, uit de kuststreken worden uitgewezen. Die verordening is voornamelijk gericht tegen Poolse Joden of Joden afkomstig uit het Grote Duitse Reich die in Antwerpen wonen. De bezetter roept veiligheidsredenen in. In de Antwerpse metropool verloopt de operatie in samenwerking met de gemeentepolitie, die voor het eerst openlijk optreedt in het kader van anti-Joodse maatregelen. Zij verspreidt de uitzettingsbevelen en houdt weigeraars aan. Op 25 december 1940 vertrekt een eerste konvooi met 212 mannen en vrouwen, samen met 24 kinderen die hun ouders mogen vergezellen, uit het station van Antwerpen naar de naburige provincie Limburg. Er zullen nog konvooien volgen. Ook in Limburg, waarvan de door de bezetter aangeduide gouverneur op dat ogenblik een zekere Gérard Romsée is, werken de administratieve overheden en de politiediensten mee aan de controle van de uitgewezen Joden uit Antwerpen. In het totaal zullen meer dan 3.000 personen een verblijfplaats toegewezen krijgen in een veertigtal Limburgse gemeenten, tot de bezetter hen vanaf maart 1941 toestemming geeft om terug te keren naar de Antwerpse metropool. De afzonderingsmaatregelen treffen ook de kinderen. Op 1 december 1941 verbiedt een verordening Joodse kinderen de toegang tot nietJoodse scholen. In werkelijkheid gaat het op dat ogenblik om kinderen die niet schoolplichtig zijn, dus kinderen jonger dan zeven en ouder dan zestien. Maar vanaf september 1942 sluiten de scholen hun deuren voor alle Joodse kinderen op leerplichtige leeftijd. Niet dat die maatregel veel effect heeft, gezien de razzia’s die aan het eind van de zomer 1942 plaatsvinden. En via de Belgische administratie blijft het Duitse verbodsbepalingen en beperkingen regenen tegen de Joden, de ene al meer vernederend 31 dan de andere. In de provincie Limburg mogen zij vanaf juli 1942 het theater of de bioscoop niet meer binnen en worden in oktober 1942 hun fietsen in beslag genomen. In de provincie Antwerpen mogen Joden vanaf juli 1942 alleen nog meerijden op het voorbalkon van de eerste wagon van de tram in de stad Antwerpen. Hoe ging de bezetter te werk om de Joden van hun bezittingen te beroven ? Ook op economisch en financieel vlak gaat de bezetter al snel over tot maatregelen tegen al wie hij als Jood beschouwt. Het doel van die maatregelen is hen te « spoliëren », met andere woorden, hen geleidelijk te beroven van al hun bezittingen en dit onder het mom van schijnbare wettelijkheid. De bezetter richt zich eerst tegen de Joden van de bezette landen, daarna tegen die uit Italië en vanaf 1943 ook tegen de onderdanen van neutrale staten. De goederen van Joden afkomstig uit het Reich worden zonder meer in beslag genomen. De eerste verordeningen in dit verband dateren van 28 oktober en 16 november 1940. Zij verplichten de aangifte van Joodse ondernemingen en Joodse onroerende goederen bij de Dienst voor Aangifte van Joodse Vermogens. De Joden moeten ook hun waardepapieren en liquiditeiten neerleggen in deviezenbanken. De meeste Belgische bankinstellingen die hiervoor door de bezetter zijn aangezocht, weigeren echter hun medewerking. Er volgen nog meer verordeningen om de Joden geleidelijk, maar systematisch uit het economische leven uit te sluiten. Niets ontsnapt aan de hebzucht van het Duitse militaire bestuur. De geïdentificeerde onroerende goederen worden goedschiks of kwaadschiks te koop aangeboden of beheerd, waarbij de opbrengst uitsluitend de bezetter ten goede komt. Er worden zowat 7.000 zogenaamd Joodse handels-, ambachtszaken en ondernemingen geregistreerd. De bezetter acht slechts een klein rendabel gedeelte 32 ervan waard om het te «arianiseren», met ander woorden, om het aan niet-Joden toe te vertrouwen. Bij zijn plunderactie voelt de bezetter zich enigszins geremd omdat hij de hoge bestuursoverheden van België niet voor het hoofd wil stoten. Hun medewerking is immers onmisbaar om het land zonder te grote inspanningen economisch te kunnen uitbuiten. Het Duitse militaire bestuur kan dan ook niet anders dan - op zijn minst toch voor de schijn – de Belgische wetgeving na te leven. Daarom wordt in oktober 1940 een naamloze vennootschap naar Belgisch recht opgericht - de « Brüsseler Treuhandgesellschaft » - voor het beheer van «Joodse en vijandelijke » vermogens. Eind 1942 worden alle tegoeden gecentraliseerd bij een Société française de Banque et de Dépôts, een « vijandelijk vermogen » dat onder nauw toezicht staat van een Duitse commissaris. Op grond van datzelfde Belgische recht komt het vastgoed onder het beheer van een orgaan dat door de bezetter in het leven is geroepen, de « Verwaltung des Jüdischen Grundbesistzes in Belgien ». Het Duitse militaire bestuur ondervindt ook tegenwerking vanwege de Belgische juridische macht, maar die lijkt eerder ingegeven door bezorgdheid om het vastgoed van de Joden dan om hun persoon. Zo zal het Belgische gerecht onder meer de homologatie verbieden van gedwongen verkopen die door notarissen zijn afgehandeld. Vanaf januari 1942 begint de bezetter, naar een richtlijn uit Berlijn, met de systematische confiscatie van waardevolle meubelen en kunstbezittingen van gedeporteerde of ondergedoken Joden. Dit is de zogenaamde « Möbelaktion ». Het Duitse militaire bestuur laat ook zijn oog vallen op de Belgische diamantnijverheid. Industrieel diamant is immers een strategische grondstof voor het IIIe Reich en geslepen diamant een niet te verwaarlozen bron van buitenlandse deviezen. De bedoeling van de Duitse bezetter is de controle te veroveren over het Antwerpse 33 diamantcentrum. In deze sector kan het Duitse militaire bestuur zijn uitsluitingsstrategie van de Joden dan ook niet toepassen, zonder de « overname » van de diamanthandel in het gedrang te brengen of bij gebrek aan controle over de kostbare voorraden. Daarom genieten de Joodse diamantairs een bijzonder regime dat hen voorlopig beschermt tegen de uitsluitingsmaatregelen en de deportatie, de tijd die bezetter nodig heeft om de hand te leggen op de door te goedgelovige eigenaars aangegeven voorraden. De diamanten worden echter niet in beslag genomen, maar « gekocht », soms onder dwang, maar altijd voor een spotprijs. Uiteindelijk zullen de Duitse diensten erin slagen de Belgische economie te « ontjoodsen », om een uitdrukking van de bezetter te gebruiken. Maar die plunderoperatie zal – afgezien van de strategische diamantsector – financieel noch economisch veel winst opleveren voor het IIIe Reich. Het grootste deel van de geroofde goederen die in de roofbank naar Belgisch recht zijn bijeengebracht blijft daar buiten het bereik van de bezetter tot aan de Bevrijding. Jammer genoeg was dat niet het lot van hun Joodse eigenaars, die vanaf juni 1942 worden verplicht op hun kleren een Davidster te naaien. Een zespuntige ster van gele stof. Waarom moesten de Joden een gele ster op hun kleren dragen ? Met de verplichting om de Davidster te dragen, komen de antisemitische maatregelen tot een hoogtepunt. In principe geldt de verplichting om de ster te dragen vanaf maart 1942 voor de Joden in alle bezette grondgebieden. Maar in Brussel verzet het Duitse militaire bestuur zich hiertegen. Het vindt het initiatief voorbarig. Uiteindelijk moet het toch zwichten onder druk van de Sipo-SD. Op 27 mei 1942 vaardigen de Duitsers een nieuwe verordening uit waarmee ze een merkteken invoeren voor de Joden : « Het is verboden voor Joden(…) ouder dan 6 jaar om in het openbaar te 34 verschijnen zonder de Joodse ster. ». De Joden moeten zelf hun ster kopen. Het dragen van die ster isoleert hen definitief van de rest van de bevolking. Waren de gemeentebesturen bereid om de verordening over het dragen van de Jodenster uit te voeren ? Over het algemeen wel. Sommige volgen de instructies zelfs met veel toewijding. In Antwerpen bijvoorbeeld, worden de sterren verkocht in de gemeentescholen. En, zonder dat de bezetter erom gevraagd heeft, zet de gemeentelijke overheid zelfs een sterretje op de identiteitskaart om aan te duiden wie zijn ster heeft ontvangen. In Luik neemt de socialistische burgemeester zich voor om zijn administratie de sterren te laten uitdelen. Nochtans zal Bologne zich bij andere gelegenheden - soms met succes - administratief verzetten tegen de Duitse bevelen, door de Grondwet, de Belgische wetgeving of het internationale recht in te roepen. Zijn weigerachtige houding zal er uiteindelijk toe leiden dat hij op 1 augustus 1942 door de bezetter uit zijn functies wordt ontzet. De burgemeesters van de Brusselse agglomeratie weigeren echter hun administraties de sterren te laten verkopen. De Duitsers zwichten: het is de « Kommandantur » van de hoofdstad die de eerste sterren uitreikt. Maar twee dagen nadien verplichten de Duitsers de Vereniging van de Joden in België de taak over te nemen. Het dragen van de ster is de eerste stap in de richting van de « Endlösung», die overigens al wordt toegepast in Polen en achter het oostfront. Binnen de Joodse gemeenschap zijn er maar weinig die dit beseffen. Maar de verbetenheid van de nazi’s tegen de Joden die nu als het ware « gebrandmerkt » zijn, wekt uiteindelijk medelijden bij de bevolking die uit haar onverschilligheid ontwaakt. De ondergrondse pers, een van de vormen van verzet tegen de bezetter, die zich tot nu toe weinig om het lot van de Joden had bekommerd, gaat zijn legers 35 nu ertoe aanzetten om zich tegen dat « vernederende kenteken » zelfs te verzetten. De Churchill Gazette schrijft : « Onze medeburgers zullen alles doen wat in hun macht ligt opdat het anders wordt. De vervolgde Joden moeten uw sympathie voelen ». Waarom gaf de meerderheid van de Joden gevolg aan de verordeningen ? De Joden hebben de ware bedoelingen van de nazi’s niet door. Net zoals de meeste Belgen hopen zij nog meer problemen te kunnen vermijden door de Duitse verordeningen op te volgen. De bezetter dreigt met zware straffen voor al wie de bevelen negeert. Hoewel de meerderheid van de Belgische bevolking niet op de hoogte is van de uitroeiing van Joden in kampen in Polen of bij het Russische front, weet zij wel hoe brutaal de bezetter optreedt tegen buitenlandse Joden en Belgische verzetslui die opgesloten zitten in het voormalige fort van Breendonk, tussen Brussel en Mechelen. Daar begint in september 1940 de lijdensweg van honderden buitenlandse Joden, gedoemd tot deportatie en uitroeiing. Was Breendonk een Duits concentratiekamp op Belgisch grondgebied? Het voormalige fort van Breendonk wordt al snel een Duits «opvangkamp», met andere woorden, een politiekamp onder toezicht van de Sipo-SD. Hier worden zonder onderscheid communisten, zwarthandelaars, en verzetslui gevangen gezet. Daar komen vrij snel een groot aantal Joodse politieke tegenstanders bij die uit Duitsland gevlucht zijn. Tegen het einde van het 1940 vormen de Joden, die in een aparte afdeling van het kamp gegroepeerd zitten, de helft van de 36 gevangenen en in 1941 zijn zij goed voor twee derden van de doden. Naarmate de oorlog voortduurt, gaan de politieke gevangenen de meerderheid vormen. Politieke gevangenen, gevangenen «op grond van ras» of «asociale elementen», gewone misdadigers, allen ondergaan zij de willekeur van de SS-gevangenbewaarders. Het leven in het kamp is een echte «hel», dat is het woord dat generaal von Falkenhausen gebruikt. De gevangenen worden systematisch ondervoed, geslagen, gefolterd en tot zware arbeid gedwongen. Vanaf september 1941 krijgen de Duitse kampbewaarders hulp van Vlaamse SS'ers. In het kamp van Breendonk komen tot september 1944 in het totaal 3.532 gevangenen terecht. 1.733 van hen zullen de oorlog niet overleven. In Breendonk zelf worden ten minste 185 gevangenen geëxecuteerd door fusillering of ophanging. Op zijn minst 98 gevangen worden doodgeslagen, verdronken, uitgehongerd en gemarteld. Andere buitenlandse Joden moeten voor de bezetter dwangarbeid verrichten in België en in Noord-Frankrijk. Vanaf 1941 worden in Overpelt, Tervuren en Antwerpen werkkampen voor « werkloze » Joden ingericht met de hulp van de Belgische administratie . Waarom werden buitenlandse Joden ingezet voor dwangarbeid in België en Noord-Frankrijk ? De Joden die aan het werk worden gezet, zijn door de bezetter uitgekozen onder zogenaamde «asociale elementen», dat zijn buitenlandse Joden zonder werk. Deze beslissing maakt deel uit van de anti-Joodse verordeningen en past ook in het tewerkstellingsbeleid dat de nazi’s vanaf maart 1942 invoeren in bezet België. Voortaan kunnen de Duitsers Joodse en niet-Joodse mannen en vrouwen opvorderen voor werk op het grondgebied dat onder het militaire gezag staat. Sommige Joden moeten in België werken in Belgische ondernemingen waar zij aan echte afzondering worden onderworpen. 37 Vanaf juni 1942 worden Joden uit België ook ingezet voor de bouw van de Atlantikwall door de organisatie Todt. Een Belgische instelling in dienst van de bezetter, de Nationale Dienst voor Tewerkstelling, identificeert ze en de Belgische lokale politie bezorgt ze hun oproepingsbevel. Zo worden in het totaal 2.252 Joodse dwangarbeiders gedeporteerd naar werkkampen in Noord-Frankrijk. In oktober 1942 worden er 1.641 van hen daar op transport gezet naar het uitroeiingscentrum Auschwitz-Birkenau, op bevel van de Sipo-SD in Brussel die in juli 1942 heeft besloten tot een zogenaamde « tewerkstelling in het Oosten » van Joden uit België. B. DE TEWERKSTELLING IN HET « OOSTEN » : RAZZIA’S EN DEPORTATIES NAAR HET VERNIETIGINGSCENTRUM AUSCHWITZ-BIRKENAU Wat was het vernietigingscentrum Auschwitz-Birkenau ? Eigenlijk hebben de Duitsers een verborgen agenda: hun doel is komaf te maken met wat zij « de Joodse kwestie » noemen. In Hitlers ogen zijn de Joden de aanstokers van een wereldcomplot. Na de invasie van de Sovjet-Unie zou het overleven van het Duitse volk afhankelijk zijn van hun « vernietiging ». Met de massamoord door fusillering van Joden, mannen, vrouwen, kinderen, is begonnen achter het Russische front, door mobiele interventie-eenheden, de « Einsatzgruppen ». In januari 1942 beslist de Conferentie van Wannsee, nabij Berlijn, hoe zij de uitvoering van het « bevel » van Hitler gaat organiseren, om alle Joden binnen de actieradius van Duitsland uit te roeien. Reinhardt Heydrich, een hooggeplaatste SS’er, krijgt de leiding over de operatie. In 1941 begint op het grondgebied van het vooroorlogse Polen, ver buiten het zicht van de Duitse bevolking, de bouw van de vernietigingskampen. In deze uitroeiingscentra is de dood het 38 hoofddoel. Joden en zigeuners belanden hier niet voor wat zij gedaan hebben, maar voor wat zij zijn: de meeste gedeporteerde Joden worden onmiddellijk vergast. Vrouwen en kinderen worden niet gespaard. Ook Polen en Russische krijgsgevangenen, « Untermenschen » in de ogen van de nazi’s, worden hier omgebracht. Zes vernietigingskampen zijn eigenlijk niets minder dan eindstations : Chelmno, Belzec, Sobibor, Treblinka en de kampen van Lublin-Majdanek en Auschwitz-Birkenau, die tegelijk dienst doen als concentratie- en vernietigingskamp. De eerste vergassingen van Joden door koolmonoxidevergiftiging in gasvrachtwagens vinden plaats op 8 december 1941 in het kamp van Chelmno. Intussen heeft de firma Degesch in Frankfurt, een dochter van IG Farben, een krachtig insecticide ontwikkeld : Zyklon B. Vanaf de lente van 1942 gebruikt de SS dit insecticide in de gaskamers. De lijken worden vervolgens in massagraven gegooid. Later worden ze verbrand in verbrandingsovens. Op 60 kilometer buiten Krakau wordt in mei 1940 een afgedankte kazerne aan de stadsrand van Oswiecim - in het Duits Auschwitz – omgebouwd tot concentratiekamp, dat nadien uiteindelijk een immens vernietigingscomplex wordt. Het kamp van Oswiecim Auschwitz 1 is het basiskamp of « Stammlager 1 ». In Brzezinka - of Birkenau in het Duits - op 3 km van Oswiecim begint men in 1941 op een oppervlakte van 170 hectare met de bouw van een kamp, Auschwitz II-Birkenau, met als hoofddoel de uitvoering van de « Endlösung». In Monowitz op 7 km van Auschwitz komt Auschwitz III, een enorm industrieel complex waarin een dertigtal Duitse privéfirma’s zich komen vestigen, onder meer IG Farben, Krup, Siemens. Het IIIe Reich komt mankracht te kort om de oorlogsinspanningen vol te houden. Zonder zich veel vragen te stellen gebruiken heel wat ondernemingen honderdduizenden wegens ras of politieke overtuiging gedeporteerden die door de SS worden aangeleverd. De vernietiging gebeurt ook door arbeid. Zo liggen in 39 het totaal ongeveer veertig kampen « Kommandos»en verspreid over een oppervlakte van 40 km². Zij hangen allemaal af van Auschwitz. Van de Joden die per trein vanuit alle uithoeken van bezet Europa aankomen in Auschwitz, wordt 70 tot 75% meteen bij aankomst vergast. Alleen al in de herfst van 1942 zijn 16.622 Joden uit België in Auschwitz beland. Meer dan 12.000 van hen worden meteen na hun aankomst vergast. Voor de kleine minderheid die aan de onmiddellijke dood ontsnapt omdat zij voor de arbeid geselecteerd zijn, begint een wanhopige strijd om te overleven. Wanneer begonnen de Duitsers met de eerste deportaties van Joden uit België ? Op 11 juni 1942 roept het hoofd van de Joodse sectie van de SS, Adolf Eichmann, al zijn agenten in het westen bijeen. Ook de SSluitenant voor België, Kurt Asche, woont de vergadering bij. Eichmann kondigt aan dat het hoofd van de SS, Heinrich Himmler, heeft beslist om een aanvang te maken met de deportatie naar het Oosten van de Joden uit West-Europa. Per land worden quota’s vastgelegd. Voor België zal het gaan om 10.000 mannen, vrouwen en kinderen. Maar eind augustus al stelt Asche voor om de Belgische quota te verdubbelen, daarna belooft hij zelfs om alle Joden uit België te deporteren. Eichmann beveelt de Joden af te voeren naar concentratiekampen in Polen, in de eerste plaats naar Auschwitz. Officieel heeft men het over verplichte tewerkstelling in het « Oosten ». In bezet België heeft Kurt Asche nauwelijks twintig man ter beschikking. In de mening dat zij geen Belgische ordemachten kan inzetten om Joden voor deportatie te verzamelen, geeft de Sipo-SD op 15 juli 1942 de opdracht aan de Vereniging van de Joden in België om de 10.000 « oproepingsbevelen voor tewerkstelling » uit te 40 delen onder de Joden, die zich moeten melden in het « SSSammellager für Juden », het verzamelkamp in de Dossinkazerne in Mechelen. De ligging van het kamp is ideaal voor de nazi’s : halverwege tussen Brussel en Antwerpen, waar de grootste concentraties van Joden in België wonen. Zo wordt de Dossinkazerne, de « wachtkamer voor de dood », de verplichte halte voor alle Joden die uit België naar Auschwitz worden gedeporteerd. De Duitsers beslissen dat, telkens wanneer het aantal geïnterneerden tegen de 1.000 loopt, er een konvooi uit Mechelen moet vertrekken. Krijgen alle buitenlandse Joden een oproepingsbrief voor het verzamelkamp in Mechelen ? Onder het voorwendsel van gezinshereniging roepen de Duitsers ook zuigelingen, bejaarden en zieken op. Aan het hoofd van de Dossinkazerne staat « SS-Sturmbannführer » Philipp Schmitt, die ook al het kamp van Breendonk onder zijn leiding heeft. Hij staat er bekend voor zijn monsterachtig sadisme. Na een beschuldiging van geldverduistering wordt majoor Schmitt in april 1943 uit zijn functie als kampoverste in Mechelen ontzet, maar in Breendonk blijft hij op post. In Mechelen volgt adjudant-majoor Hans Frank hem op. Werden de Joden opgeroepen ? met de Belgische nationaliteit ook Al voor de zomer 1942 beseft de bezetter dat hij, door de schijn op te houden voor de enkele duizenden Joden van Belgische nationaliteit, zijn beleid van deportatie van buitenlandse Joden naar het oosten ongehinderd kan uitvoeren. Deze discriminatie leeft ook bij een groot deel van de Belgische opinie en bij de morele en politieke overheden van het land. Eigenlijk gaat het gewoon om oplichting : tegen 41 Belgische overheden die protesteren, belooft de bezetter dat de Belgische Joden gespaard zullen blijven. Maar de Belgische Grondwet waarborgt gelijke rechten voor iedereen op zijn grondgebied, ongeacht de nationaliteit. Een halve eeuw later zal historicus Maxime Steinberg schrijven: « De Belgische overheid heeft de buitenlandse Joden aan de bezetter overgeleverd. » In werkelijkheid krijgen de Belgische Joden slechts enkele maanden uitstel. Wanneer vertrokken de eerste konvooien uit Mechelen naar Auschwitz ? Op 4 augustus 1942 vordert Kurt Asche passagierwagons van de Belgische spoorwegen op en zendt hij zijn eerste trein naar het vernietigingscentrum Auschwitz met 996 Joodse mannen, vrouwen en kinderen aan boord. Een tweede konvooi met 998 passagiers vertrekt op 11 augustus 1942. Het derde konvooi vertrekt op 15 augustus uit Mechelen met 1.000 gedeporteerden. In het totaal zullen 26 konvooien uit België naar Auschwitz vertrekken. Het laatste konvooi vertrekt op 31 juli 1944 uit Mechelen, terwijl de geallieerden klaarstaan om België binnen te rukken. Werden alle Joden gedeporteerd ? Aan het einde van de zomer 1942 zijn niet alle Joden uit België gedeporteerd. Maar in drie maand tijd zijn wel 16.622 Joden naar Auschwitz afgevoerd. Een aantal mannen die in Kozel in OpperSilezië waren beland, werden naar werkkampen doorgestuurd. Midden augustus 1942 moet Kurt Asche vaststellen dat zijn oproepbrieven niet het verwachte effect hebben. Van de 10.000 opgeroepenen zijn er slechts 3.900 zich spontaan komen melden. De 42 Sipo-SD besluit dan maar om krachtdadig op te treden en ze bij razzia’s thuis op te pakken. Wat is een razzia ? Dit is een onverwachte massale arrestatie door de politie - in dit geval de Sipo-SD. Die beslist in Antwerpen toe te slaan. Omdat de meeste Joden in een wijk in de stationsbuurt geconcentreerd wonen, zijn zij gemakkelijk aan te houden. Ondanks de Belgische wet en op eenvoudig verzoek van de Duitsers, mobiliseert de Antwerpse hoofdcommissaris Josef De Potter voor de gelegenheid 53 politieagenten. De razzia vindt plaats in de nacht van 15 op 16 augustus 1942. Met de hulp van de Sipo-SD en de « Feldgendarmen » omcirkelt de Antwerpse politie de Joodse buurt bij het Centraal Station. Zij verspreiden zich in de straten, om dan systematisch alle huizen uit te kammen en Joden met hun hele gezin op te pakken. Hebben de gemeentelijke overheden geprotesteerd tegen de inzet van de gemeentepolitie bij razzia’s ? De razzia die met de hulp van de Antwerpse politie is georganiseerd, lokt geen enkel protest uit vanwege zijn katholieke burgemeester, Leo Delwaide. De slachtoffers van deze razzia worden op het vierde konvooi gezet dat op 18 augustus 1942 vertrekt. Aan boord, 998 personen. De Duitsers bereiden nog twee razzia’s voor, opnieuw tegen de Belgische wet in en met instemming van de burgemeester. Maar de tweede razzia op 27 augustus mislukt : agenten hebben de Joden gewaarschuwd… In de nacht van 28 op 29 augustus 1942 echter wordt de gemeentepolitie van Antwerpen zonder meer door de bezetter gevorderd. Zij krijgt onder dwang de opdracht om 1.000 43 buitenlandse Joden op te pakken. Aan deze razzia neemt geen enkele Duitser deel. De Antwerpse politie pakt 1.243 Joden op. Op 11 en 12 september vinden opnieuw razzia’s plaats bij klaarlichte dag, maar ditmaal zonder de medewerking van de lokale politie. 1.422 Joden zijn in het net gevangen. Mede dankzij de gedreven medewerking van de Antwerpse gemeenteraad, het lokale bestuur en ook de gerechtelijke instanties belandt 65% van de Joden van de metropool in de doodskampen. Werkten ook andere Belgen mee aan de arrestatie van Joden ? Voor de jacht op de Joden die in de zomer van 1942 is gestart en tot het einde van de bezetting doorgaat, komt naast occasionele medewerking van de Antwerpse politie, ook geregeld hulp van antisemitische splintergroepen, Vlaamse SS’ers, rexisten en Belgische helpers bij de Duitse politiemacht. Bovendien vult het grote aantal aanbrengingen deze lugubere score nog aan. Hebben de Duitsers ook in andere Belgische steden razzia’s georganiseerd ? Ook in Brussel vinden razzia’s plaats. Maar in tegenstelling tot in Antwerpen, en ondanks herhaalde verzoeken vanwege de bezetter, leidt tegenstand van sommige anti-Duitse stadsbestuurders binnen de Conferentie van Burgemeesters ertoe dat zowel deze laatste als de procureur des Konings de lokale politie elke deelname aan door de bezetter georganiseerde razzia’s en arrestaties verbieden. In september 1942 beslissen de Duitsers dan ook een razzia te houden in de hoofdstad omdat zij 378 personen te weinig hebben om hun achtste konvooi te vullen. Zij openen de jacht op de Joden in de buurt 44 van het Zuidstation. In het totaal worden bij de razzia in Brussel 718 buitenlandse Joden aangehouden, die allemaal worden gedeporteerd. In Charleroi, waar slechts een kleine Joodse gemeenschap woont, liggen de zaken helemaal anders. Het lokale comité van de VJB heft zichzelf op en houdt zich afzijdig van het beleid dat in de rest van het land wordt gevoerd. Werden ook de Joden van Belgische nationaliteit gedeporteerd ? In de zomer van 1942 denken de Belgische Joden nog altijd dat zij veilig zijn. Tot in de zomer van 1943 komen een aantal van hen vrij uit Mechelen, op vraag van het Duitse militaire bestuur, dat hiermee een verzoek inwilligt van Belgische prominenten, waaronder Koningin Elisabeth. In de zomer van 1943 vertraagt het ritme van aanhoudingen van buitenlandse Joden. De treinen naar Auschwitz raken te traag gevuld naar de zin van de nazi’s. De militaire commandant, generaal von Falkenhausen, beslist om ook Joden van Belgische nationaliteit te deporteren. De morele en politieke Belgische overheden zijn bedrogen. Tijdens de razzia op Belgische Joden in de nacht van 3 op 4 september 1943 worden opnieuw ongeveer 1.000 slachtoffers uit hun huis gehaald. Ook de Belgische Joden die twee maand eerder waren bevrijd, worden in die razzia’s opgepakt. Tijdens hun transport naar Mechelen, in een hermetisch afgesloten verhuiswagen, komen 9 personen om door verstikking. Op 20 september vertrekken uit Mechelen twee konvooien: een konvooi met buitenlandse Joden en een met Belgische Joden. 45 C. VERZET TEGEN DE VERVOLGINGEN Hebben de Joden zich laten doen bij de razzia’s en deportaties ? Overleven, de bevelen negeren, het zijn op zich al daden van verzet. Duizenden Joden weten aan de razzia’s en deportaties te ontsnappen. Anderen gaan in het verzet en bieden weerstand tegen de vervolgingen vanuit ondergrondse organisaties. Militanten van Joodse organisaties, zoals "Solidarité Juive" of "Secours Mutuel Juif", sluiten zich aan bij mannen en vrouwen uit andere Joodse stromingen. Aan het eind van de zomer van 1942 vormen zij de grootste Joodse burgerlijke verzetsbeweging, het “Joods Verdedigingscomité” of JVC. De aanvoerder van dit Joodse front, Hertz Jospa, zal samen met Chaïm Perelman dit comité vertegenwoordigen bij het Onafhankelijkheidsfront, de grote Belgische linkse verzetsorganisatie. Als reactie van Joodse kant op de Duitse vervolgingen doet het JVC al het mogelijke om aan de ondergedokenen de nodige middelen te bezorgen om te overleven. In de vereniging zijn ook niet-Joden actief, zoals Yvonne FeyerickNevejean, directeur-generaal bij het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn of ook nog, op het terrein, de jonge onderwijzeres Andrée Geulen. Het Onafhankelijkheidsfront overkoepelt onder meer een gewapende verzetsgroep : het Belgische Partizanenleger, waarvan de aanvoerders en bijna de helft van de Belgische en buitenlandse leden communisten zijn. Het Belgische Partizanenleger of de gewapende Partizanen laat zich opmerken met spectaculaire operaties : sabotage, diefstal van rantsoenzegels, ondergronds verzet en gerichte executies van collaborateurs. Een klein deel van zijn Joodse leden gaat zich toeleggen op de strijd tegen de deportaties. Op 25 juli 1942 vallen vier Joodse verzetsstrijders van het Belgische Partizanenleger, aangevoerd door Moszek Rakower, de zetel van de VJB in Brussel aan. Zij slagen erin het kaartregister van de Joden te verbranden. 46 Jammer genoeg gaat het slechts om een kopie, het origineel is al in handen van de Sipo-SD. Moszek Rakower zal op 6 januari 1943 worden gefusilleerd als « terrorist ». Een maand later, op 29 augustus 1942, schrikken de gewapende partizanen er niet voor terug om Robert Holzinger te « liquideren », die bij de VJB verantwoordelijk is voor de zogenaamde « tewerkstelling ». De prijs die het Joodse verzet betaalt, is zwaar. Dat geldt ook voor de gewapende broeders die deel uitmaken van niet-Joodse verzetsbewegingen tegen de bezetter. Verschillende medeoprichters van het Joods Verdedigingscomité worden aangehouden en gedeporteerd. In mei en juni 1943 gebeurt dit ook met leden van de kinderafdeling van het JVC. De organisatie krijgt zware klappen. Zijn er dan Joden in geslaagd om aan de razzia’s te ontkomen ? Na de eerste deportaties beginnen de Joden te reageren. Nu gelooft geen enkele buitenlandse Jood nog in het verhaaltje van gewone « arbeidsprestatie » in het Oosten. Hun wacht de deportatie. Willen zij die vermijden, dan is er maar een mogelijkheid: vluchten, onderduiken. Wat niet eenvoudig is. Er bestaan wel vluchtroutes naar neutrale landen, zoals Zwitserland, Portugal, of niet-bezet Frankrijk. Maar dan hebben zij geld nodig om de reis te betalen en hun gezin te voeden. Een andere oplossing is onderduiken bij de bevolking. Ook niet eenvoudig. Uitstapjes in stad zijn zeldzaam en gevaarlijk. Om te overleven moet men aan valse identiteitspapieren geraken, rantsoenbonnen, onderdak vinden. Ook dat kost allemaal veel geld. Om niet door de Duitsers ontdekt te worden, sluiten de achtergebleven Joden zich thuis op, doodsbang… Om het gespannen klimaat nog wat aan te wakkeren, zetten de door de bezetter gecontroleerde kranten de bevolking ertoe aan om Joden die in de illegaliteit zijn ondergedoken te verklikken. En de verklikkersbrieven stromen binnen… 47 Wat wist men toen over de vernietigingskampen van de nazi’s in het Oosten ? Onder de Joden in België heerst na de zomer 1942 de grootste verwarring. Temeer daar radio Moskou, een officiële zender die vanuit de Sovjet-Unie in het Frans uitzendt, geruchten verspreidt over massamoorden door Duitse commando’s op de Joodse bevolking in de Sovjet-Unie en ook oproepen om hulp uitzendt. In Polen worden de Joden vanaf oktober 1940 opgesloten in getto's, wijken die binnen de steden afgesloten zijn met muren of prikkeldaad. In Warschau verhuizen onder dwang 500.000 Joden om opeengepakt in een wijk te gaan wonen: het getto. De levensomstandigheden zijn er zo erbarmelijk dat zij bij tienduizenden van ondervoeding sterven of aan tyfus bezwijken. Gruwelverhalen sijpelen binnen via brieven die ondanks de censuur toch bij familie in bezet België aankomen. Hoe reageert de Belgische bevolking op de razzia’s en de deportaties van Joden ? De razzia’s en deportaties wekken verontwaardiging bij de nietJoodse bevolking. Hier maken wij voor de tweede keer een ommekeer in de publieke opinie mee, vooral sinds de invoering van het systeem van verplichte tewerkstelling in het Reich op 6 oktober 1942. 190.000 Belgen, mannen en vrouwen, worden door de bezetter onder dwang gerekruteerd en naar Duitsland gestuurd. Tienduizenden werkweigeraars duiken onder. Ditmaal treft de maatregel de ganse Belgische bevolking, waarvan een deel zich voortaan met de opgejaagde Joden identificeert. Er ontstaan spontaan netwerken van solidariteit om hun redding te organiseren. 48 Hebben dan ook niet-Joodse Belgen Joden geholpen ? Sommige Belgen zijn bereid Joodse kinderen onderdak te bieden, er zijn er die geld krijgen om in het onderhoud van de kleine onderduikertjes te voorzien. Maar die opvanggezinnen lopen enorme risico’s. Indien zij verklikt worden, wacht hen arrestatie, zelfs deportatie. De meeste van die mensen doen dit om mensenlevens te redden, ook al zijn er enkele die het uit winstbejag doen. Naast honderden anonieme medewerkers spelen ook heel wat priesters en religieuzen een rol in de hulpnetwerken voor Joden. De hele oorlog lang zal kardinaal Van Roey, primaat van België, geen enkele keer de deportatie van de Joden publiekelijk veroordelen. Maar hij laat zijn clerus wel alle vrijheid van handelen… De bisschop van Luik, Louis Kerkhof, schaart zich als enige expliciet achter de redding van de Joden. Sommige Joden vinden een schuilplaats op heel onverwachte plaatsen. In Beloeil brengen de prins de Ligne en zijn echtgenote in hun kasteel een home onder voor kinderen die door ontbering verzwakt zijn. Vanaf 1941 bieden zij in het geheim onderdak aan tientallen Joodse kinderen. Duizenden Joden kunnen alleen overleven dankzij individuele acties van de bevolking, gebaren van solidariteit en edelmoedigheid, los van elke georganiseerde actie. Heel België lijdt onder voedselschaarste die door de bezetter is georganiseerd. Voor onderduikers is het nog moeilijker om aan voedsel te geraken en zich te verwarmen. Zijn er gedeporteerde Joden ontsnapt uit de konvooien ? Vanaf de herfst 1942 zijn er steeds meer ontsnappingen. Tegen het einde van 1942 beginnen de mensen stilaan weet te krijgen van het 49 lot van de gedeporteerde Joden, niet langer door geruchten, maar door getuigenissen uit de eerste hand. In februari 1943 verkondigt Radio België, die vanuit Londen uitzendt, dat de nazi’s dagelijks gemiddeld 6.000 Joden ombrengen in zogenaamde « concentratiekampen » in Polen. In de lente van 1943 begint ook in Mechelen het verzet zich te organiseren. Heel wat Joden die opgesloten zitten in de Dossinkazerne zijn vastbesloten om te ontsnappen uit de trein die hen naar Auschwitz moet brengen. Maar ontsnappen is een riskante onderneming. Soldaten bewaken de trein. De Joden zitten niet langer in passagierwagons, maar in veewagons waarvan de deuren met een hangslot zijn afgesloten. Bovendien, ‘s nachts uit een rijdende trein springen is niet eenvoudig… Gevangenen die in de kazerne werken, verbergen vijlen of zagen onder het stro in de veewagons. Het Joods Verdedigingscomité, dat op de hoogte is van de datum en het uur van vertrek van het 20e konvooi, wil een massale ontsnappingsactie organiseren. Het Onafhankelijkheidsfront weigert mee te werken aan een dergelijke gewaagde onderneming. Uiteindelijk besluiten een jonge Joodse arts, Georges Livschitz, en twee niet-Joodse studiekameraden van op het Atheneum, Jean Franklemon en Robert Maistriau, het erop te wagen, een unieke daad in de ganse geschiedenis van de oorlog tegen de Joden - op de avond van 19 april 1943. Alleen George Livschitz is gewapend. In principe moet hij de treinconducteur tegenhouden terwijl zijn twee kameraden zoveel mogelijk wagons openmaken. Maar omdat achter de tender een escorte zit, moet hij zijn plan veranderen. Zij kunnen niet anders dan zich snel uit de voeten maken. Toch slagen 17 gevangenen erin om te ontsnappen uit die ene opengebroken wagon. Op zich heeft de aanval slechts een bescheiden resultaat, maar hij is van historisch belang omdat hij zo uitzonderlijk is. Dit was immers in heel bezet Europa de enige poging om een deportatiekonvooi tegen te houden. Eenmaal de trein opnieuw vertrokken, werken de 50 gevangenen verder aan hun ontsnappingsplan: zij zagen de tralies door en houden zich klaar om te springen. Het komt erop aan zeker te springen voor zij het Belgische grondgebied verlaten. Van de 1.631 gedeporteerden op dat XXe konvooi – een bijzonder getal – kunnen er 236 ontsnappen, of één op zeven. Jammer genoeg zijn langs de spoorlijn 23 lijken gevonden. Heel wat ontsnapten zijn achteraf terug opgepakt door de Duitse politie. Een tiental vluchtelingen komen in ziekenhuizen terecht, drie bezwijken er aan hun verwondingen. Vanaf die datum vertrekken de konvooien niet langer ‘s nachts, maar overdag. Er zijn minder ontsnappingen. In de zomer van 1943 zijn in bezet Europa naar schatting al meer dan 4 miljoen Joden omgebracht. Gingen de deportaties door tot aan het einde van de bezetting ? Op 29 november 1942 volgt kapitein Fritz Erdmann Kurt Asche op. Deze laatste blijft wel in dienst als adjunct. Op 15 januari 1943 vertrekken opnieuw transporten naar het Oosten. Ondertussen worden nog steeds opgejaagde Joden en hun beschermers verklikt en opgepakt. Tegen een gemiddelde van 21 per dag komen Joden aan in de Dossinkazerne in Mechelen. Maar hier komen niet alleen Joden terecht. Ook zigeuners zijn het mikpunt van de rassenoorlog. Op 5 november 1943 worden de eerste 14 zigeuners in de kazerne opgesloten. Op 15 januari 1944 vertrekt een speciaal konvooi met 351 zigeuners aan boord, waaronder 175 kinderen. Bij hun aankomst in Auschwitz krijgen de 351 gedeporteerden een registratienummer. Slechts 12 van zijn nog in leven bij de Bevrijding. In februari 1944 volgt « SS-Standartenführer » Constantin Canaris SS-majoor Ernst Ehlers op aan het hoofd van de Sipo-SD in bezet België. De « Judenreferent » Kurt Asche wordt gearresteerd en tot een jaar dwangarbeid veroordeeld wegens diefstal van Joodse bezittingen. Natuurlijk verwijten zijn oversten hem niet dat hij Joden 51 heeft bestolen, wel dat hij voorwerpen die aan de nazistaat toekwamen voor zichzelf heeft gehouden. Voor de Joden verandert dit allemaal niets aan de zaak. Het opjagen en deporteren gaat onverminderd voort tot aan de bevrijding van België door de geallieerde troepen. Leefden alle Joden, die aan de razzia’s en deportaties konden ontkomen, ondergedoken ? Na de razzia’s en deportaties in de zomer van 1942 blijft een gedecimeerde Joodse bevolking in alle legaliteit en openbaarheid in België wonen. Deze verarmde Joodse gemeenschap, die overleeft onder permanente dreiging van de bezetter, is volledig aangewezen op de sociale, culturele en religieuze diensten van de Vereniging van de Joden in België. Tegen het einde van de oorlog zal die VJB bijna duizend reële of fictieve werknemers hebben. Onder de enkele duizenden « legale » Joden zijn er de werknemers van de VJB en hun gezin, Joodse echtgenoten van gemengde huwelijken, onderdanen uit neutrale of met Duitsland bevriende landen, dwangarbeiders of ook nog zij die een legitimatiekaart bezitten. Verder zijn er ook 600 wezen, die in zeven tehuizen zijn geplaatst, bejaarden die zijn ondergebracht in rusthuizen, patiënten van het Joodse ziekenhuis in Elsene en arbeiders die in de werkplaatsen voor Duitsland zijn tewerkgesteld. In augustus 1944 vraagt de Sipo-SD bij de Vereniging van de Joden in België de lijsten op van de Joden die nog in vrijheid zijn. De VJB weigert de gevraagde lijsten af te geven en beslist haar activiteiten stop te zetten. De kinderen en bejaarden worden verspreid en verborgen. De leiders van de VJB duiken onder. 52 V. BELGIE NA DE BEVRIJDING : GEEN REPRESSIE VAN DE ADMINISTRATIEVE COLLABORATIE, GEEN ERKENNING VAN DE JUDEOCIDE Wanneer werd België door de geallieerden bevrijd ? Het grootste deel van het Belgische grondgebied wordt bevrijd in september 1944. Brussel en Mechelen worden op 4 september 1944 bevrijd. Da nacht voordien zijn de SS’ers uit de kazerne Dossin vertrokken, de 527 gevangenen die er nog zijn, blijven achter. De Joden die de oorlog hebben overleefd dankzij individuele initiatieven of bescherming van georganiseerde groepen, komen uit hun schuilplaats. Alleen al het Joods Verdedigingscomité heeft 10.000 volwassenen en meer dan 3.000 kinderen geholpen en gered. Sommige kinderen moeten niet lang wachten. Maar na een scheiding van twee jaar is het weerzien niet altijd gemakkelijk.Voor de overlevenden breekt de tijd van rouwen aan. De maanden daarop toont het bioscoopnieuws regelmatig beelden van de terugkeer van krijgsgevangenen. Maar niemand rept met een woord over de Joden, het bijzondere verhaal van hun vernietiging is niet bekend. Zij zijn dan ook met zoveel minder om terug te keren… Hoeveel Joden die uit België gedeporteerd zijn, hebben de oorlog overleefd ? Bij de 24.906 gedeporteerden van de Dossinkazerne in Mechelen komen nog 5.034 Joden uit België, die in Frankrijk zijn opgepakt en vanuit Drancy zijn gedeporteerd. Daarbij moeten ook de Joden worden geteld die bij de arrestaties zijn geëxecuteerd, die in de Belgische gevangenissen zaten, die als gijzelaars zijn omgebracht of die in het kamp van Breendonk zijn omgekomen. 53 Van die ongeveer 30.000 Joden zullen er maar 1.600 terugkeren, waaronder slechts 55 adolescenten. Bijna 60 % van alle oorlogsslachtoffers in België is Joods. Meer Joden hebben de vervolgingen overleefd dan er zijn omgekomen: met ruim 35.000 zijn zij, maar zij zijn wel alles kwijt : familie, huis en bezittingen. Zijn de Belgen, die met de Duitsers hebben gecollaboreerd bij de Jodenvervolging, gestraft door het Belgische gerecht ? Na de bevrijding oordeelt het Belgische militaire gerecht dat een onderzoek naar collaboratie van de Belgische politie bij de razzia’s tegen de Joden in Antwerpen veel te « gevoelig » ligt. Het vindt ook dat de Belgische Staat, en dus zijn administratie, geen enkele verantwoordelijkheid draagt in de vervolging en deportatie van Joden in bezet België. Wel worden Belgische anti-Joodse collaborateurs zoals René Lambrichts na de bezetting zwaar veroordeeld. Op 12 april 1947 worden twaalf beulen van kamp van Breendonk, die door de militaire rechtbankt in Mechelen ter dood veroordeeld zijn, geëxecuteerd. Maar de grote meerderheid van die collaborateurs zullen al snel vervroegd vrijkomen en later kunnen rekenen op een volledig eerherstel. Na een lange procedure, waarin de Joodse kwestie nooit ter sprake komt, wordt Gérard Romsée op 27 mei 1948 in beroep veroordeeld tot 20 jaar buitengewone hechtenis. Op 7 maart 1951 krijgt Romsée strafvermindering tot 16 jaar gevangenis. In juni 1966 volgt volledig eerherstel. Werden de Duitse verantwoordelijken door de Belgische justitie vervolgd ? Eind 1945 wordt majoor Schmitt, de voormalige commandant van de kampen van Breendonken Mechelen, naar België overgebracht. Op 54 25 november 1949 wordt hij ter dood veroordeeld door de bijzondere Krijgsraad en geëxecuteerd. In de processen die het Belgische militaire gerecht aanspant tegen von Falkenhausen en Reeder wordt de Jodenvervolging in aanmerking genomen als een van de drie hoofdbeschuldigingen. Beide mannen worden aan België uitgeleverd op 24 februari 1947. Na een lang onderzoek start op 25 september 1950 voor de krijgsraad in Brussel het proces tegen de twee hoogste Duitse verantwoordelijken voor de judeocide in België. Op 9 maart 1951 worden von Falkenhausen en Reeder schuldig verklaard aan de deportatie en executie van 240 gijzelaars, aan de deportatie van Joden en aan het sturen van dwangarbeiders naar Duitsland. Beiden worden veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid. Maar op 26 maart 1951 komen von Falkenhausen en Reeder allebei vrij en keren zij terug naar Duitsland. Het lijkt erop dat de internationale politieke situatie in volle koude oorlog in het voordeel heeft gespeeld van hun vervroegde vrijlating. 55 NAWOORD : VAN NAGEDACHTENIS VERGETELHEID Kregen de Belgische Joden schadeloosstelling van België ? na de oorlog NAAR hulp en Tijdens de bezetting had men zich weinig bekommerd om het lot van de Joden. Dat van de overlevenden uit de dodenkampen, die opgingen in de massa gerepatrieerde krijgsgevangenen en dwangarbeiders, maakte de dagen na de bevrijding al evenmin veel emoties los. Dit blijkt uit het verzuim en de weigeringen om aan gedeporteerden wegens ras een statuut of ook maar enige materiële schadeloosstelling toe te kennen. Tot op vandaag is nog altijd niet geweten in hoeverre het gerecht Belgen die Joden hebben verklikt heeft gestraft. Het unieke karakter van de Shoah, het systematische uitmoorden en beroven van de Joden tijdens de oorlog, krijgen pas vanaf de jaren 60 enige aandacht. Na een lange procedure start in november 1980 in Kiel, in de Bondsrepubliek Duitsland, het proces van de verantwoordelijken voor de Endlösung in België. Uiteindelijk wordt alleen Kurt Asche veroordeeld door het hof van assisen van de deelstaat Schleswig-Holstein. Constantin Canaris is ernstig ziek en Ernst Ehlers heeft aan de vooravond van het proces zelfmoord gepleegd. Vanaf de jaren 80 volgen de individuele en officiële eerbetuigingen elkaar op voor hen die risico namen, een risico dat sommigen met hun leven betaalden, om dat van de opgejaagde Joden te redden. Het wordt wachten tot in de jaren 2000 voor België de Joden die de oorlog hebben overleefd eindelijk een statuut en materiële vergoeding aanbiedt. 56 OM ER MEER OVER TE WETEN I. GEPUBLICEERDE STUDIES Syntheses Rudi VAN DOORSLAER, Emmanuel DEBRUYNE, Frank SEBERECHTS en Nico WOUTERS, Gewillig België : Overheid en Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, Brussel, SOMACEGES, Antwerpen, Meulenhoff/Manteau, 2007, 2 vol. Maxime STEINBERG, L’étoile et le fusil, Brussel, Vie Ouvrière, 1983-1986, 3 vol. Maxime STEINBERG, Un pays occupé et ses juifs. Belgique entre France et Pays-Bas, Gerpinnes, Quorum/in samenwerking met het CEESAG, Centre européen d'Études sur la Shoah, l'Antisémitisme et le Génocide, laboratoruim van het Institut d'Études du Judaïsme aan de ULB, 1999. Case-study’s Thierry DELPLANCQ, Des paroles et des actes. L'administration bruxelloise et le registre des Juifs, 1940-1941, in Cahiers d'Histoire du Temps Présent (30/60), Brussel, CEGES, 2003, nr. 12, pp. 139180. Barbara DICKSCHEN, L'école en sursis : La scolarisation des enfants juifs pendant la guerre, Brussel, Didier Devillez, 2006. De curatoren van het getto. De Vereniging van de Joden in België tijdens de nazibezetting, uitgegeven door JeanPhilippe SCHREIBER en Rudi VAN DOORSLAER, Tielt, Lannoo, 2004. Patrick NEFORS, Breendonk, 1940-1945. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004. 57 De Geschiedenis. Thierry ROZENBLUM, Une cité si ardente. L’administration communale de Liège et la persécution des Juifs, 1940-1942 (http://www.dannes-camiers.be/UCSA.pdf). Lieven SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Tielt, Lannoo, 2000. Bernard SUCHECKY, Résistances juives à l’anéantissement, Bruxelles, Éditions Luc Pire, 2007. Annette WIEVORKA, Auschwitz expliqué à ma fille, Parijs, Seuil, 1999. II. WEBSITES Breendonk Memorial : www.breendonk.be Joods Museum van Deportatie en Verzet (Mechelen) : www.cicb.be United States Holocaust Memorial Museum (Washington) : www.ushmm.org Yad Vashem (Jerusalem) : www.yadvashem.org Coordination pédagogique www.enseignement.be/dob Démocratie 58 ou Barbarie :