iv. bezet belgie

advertisement
Willy Perelsztejn stelt voor
MODUS OPERANDI
Pedagogische handleiding
Luis Angel Bernardo y Garcia
Een film van Hugues Lanneau
Scenario van Diane Perelsztejn
1
COLOFON
AUTEUR
Luis Angel Bernardo y Garcia.
BRONNEN
Scenario van de film Modus Operandi geschreven door Diane
Perelsztejn, bijdragen van Luis Angel Bernardo y Garcia, bewerking
door Hugues Lanneau, Ouri Wesoly en Marc Oschinsky.
DANKWOORD
Dit boekje was niet tot stand komen zonder de waardevolle hulp en
raadgevingen van José Gotovitch, voormalig directeur van SOMA,
en van Jean-Philippe Schreiber, professor aan de Université libre de
Bruxelles. Onze oprechte dank hiervoor.
ONDERZOEK BEELDMATERIAAL
ILLUSTRATIES
GRAFISCHE VORMGEVING
DRUK
2
INHOUDSOPGAVE
COLOFON
I. EEN JODENVRIJ DERDE REICH
Waarom wou Hitler Duitsland vrij maken van elke Joodse aanwezigheid?
Hoe ging hij te werk om in zijn opzet te slagen ?
II. BELGIE VOOR DE
BUITENLANDSE JODEN
OORLOG
:
ONGEWENSTE
Hoeveel Joden woonden er voor de oorlog in België ?
Waar kwamen de buitenlandse Joden vandaan ?
Waarom zochten duizenden Joden uit het Grote Duitse Reich hun toevlucht in
België?
Waarom kregen niet alle Joodse vluchtelingen het statuut van politiek vluchteling ?
Waarom was emigratie naar Amerika onzeker ?
Wat is een interneringscentrum ?
Waarom zag de Belgische bevolking de buitenlandse Joden niet graag komen ?
Hoe groot was de aanwezigheid van buitenlandse Joden in Antwerpen ?
III. DE DUITSE INVAL IN BELGIE : VERDACHTE DUITSE,
OOSTENRIJKSE EN TSJECHO-SLOWAAKSE JODEN
Waarom viel Duitsland België binnen ?
Wat gebeurde er met Joden uit het Grote Reich nu zij « vijandelijke onderdanen »
waren ?
3
IV. BEZET BELGIE
A. DE ANTI-JOODSE VERORDENINGEN
Welke Duitse overheid zich in bezet België ?
Welke Belgische overheden moesten met de Duitsers onderhandelen?
Hoe gedroegen de Duitsers zich in bezet België ?
Begon het Duitse militaire bestuur meteen na zijn vestiging in België de Joden te
vervolgen ?
Wanneer vaardigt het Duitse militaire bestuur zijn eerste « anti-Joodse »
verordeningen uit ?
Waren de Belgische overheden bereid zijn de anti-Joodse verordeningen te doen
uitvoeren ?
Wie wordt door de Duitse bezetter als « Jood » beschouwd ?
Voerden alle gemeentebesturen de verordening tot registratie van de Joden uit ?
Hoe maakten de Duitsers gebruik van het Jodenregister ?
Werkten alle extreem rechtse partijen mee aan de anti-Joodse maatregelen ?
Hoe reageerde de bevolking op deze antisemitische propaganda ?
Hoe stonden de officiële vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap
tegenover de nazivervolgingen ?
Hoe gingen de Duitsers te werk om de Joden, die zij hebben geïdentificeerd, te
isoleren ?
Werden Joden buiten de grote steden uit hun huis gezet ?
Hoe ging de bezetter te werk om de Joden van hun bezittingen te beroven?
Waarom moesten de Joden een gele ster op hun kleren dragen ?
4
Waren de gemeentebesturen bereid om de verordening over het dragen van de
Jodenster uit te voeren ?
Waarom gaf de meerderheid van de Joden gevolg aan de anti-Joodse
verordeningen?
Was Breendonk een Duits concentratiekamp op Belgisch grondgebied?
Waarom werden buitenlandse Joden ingezet voor dwangarbeid in België en NoordFrankrijk ?
B. DE TEWERKSTELLING IN HET « OOSTEN » : RAZZIA’S EN
DEPORTATIES
NAAR
HET
VERNIETIGINGSCENTRUM
AUSCHWITZ-BIRKENAU
Wat was het vernietigingscentrum van Auschwitz-Birkenau ?
Kregen alle buitenlandse Joden een oproepingsbrief voor het verzamelkamp in
Mechelen?
Werden ook Joden met de Belgische nationaliteit ook opgeroepen?
Wanneer vertrokken de eerste konvooien uit Mechelen naar Auschwitz?
Werden alle Joden gedeporteerd ?
Wat is een razzia ?
Hebben de gemeentelijke overheden geprotesteerd tegen de inzet van de
gemeentepolitie bij razzia’s?
Werkten ook andere Belgen mee aan de arrestaties van Joden ?
Hebben de Duitsers ook in andere Belgische steden razzia’s georganiseerd?
Werden ook de Joden met de Belgische nationaliteit gedeporteerd ?
C. VERZET TEGEN DE VERVOLGINGEN
Hebben de Joden zich laten doen bij de razzia’s en deportaties ?
5
Zijn er Joden in geslaagd om aan de razzia’s te ontkomen ?
Wat wist men toen over de vernietigingskampen van de nazi’s in het Oosten?
Hoe reageert de Belgische bevolking op de razzia’s en de deportaties van Joden ?
Hebben ook niet-Joodse Belgen Joden geholpen ?
Zijn er gedeporteerde Joden ontsnapt uit de konvooien ?
Gingen de deportaties door tot aan het einde van de bezetting ?
Leefden alle Joden die aan de razzia’s en deportaties zijn ontsnapt, ondergedoken ?
V. BELGIE NA DE BEVRIJDING : GEEN REPRESSIE VOOR
DE
ADMINISTRATIEVE
COLLABORATIE,
GEEN
ERKENNING VAN DE JUDEOCIDE
Wanneer werd België door de geallieerden bevrijd?
Hoeveel uit België gedeporteerde Joden hebben de oorlog overleefd ?
Zijn de Belgen, die met de Duitsers hebben gecollaboreerd bij de Jodenvervolging,
gestraft door de Belgische justitie?
Werden de Duitse verantwoordelijken door de Belgische justitie vervolgd ?
NAWOORD
:
NAGEDACHTENIS
VAN
VERGETELHEID
NAAR
Kregen de Belgische Joden na de oorlog hulp en schadeloosstelling van België?
OM ER MEER OVER TE WETEN
I. GEPUBLICEERD ONDERZOEK
II. WEBSITES
6
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen bijna 6 miljoen Joden in
Europa om bij de systematische uitroeiing door nazi-Duitsland.
Tussen 1942 en 1944 werden vanuit België 24.916 Joden - mannen,
vrouwen en kinderen - naar Auschwitz gedeporteerd. Slechts 1.206
van hen kwamen terug, of minder dan één op twintig. De razzia’s en
deportaties werden georganiseerd en uitgevoerd door de nazi’s met
de - al dan niet bewuste - medewerking van bepaalde Belgische
overheden.
7
I. EEN JODENVRIJ DERDE REICH
Waarom wou Hitler Duitsland volledig vrij maken van elke
Joodse aanwezigheid ?
In 1921 komt Adolf Hitler aan het hoofd van de nationaalsocialistische Duitse arbeiderspartij (NSDAP). Heel snel al schuift
hij de verantwoordelijkheid voor de economische en sociale malaise
die in Duitsland heerst, in de schoenen van de Joden. Zijn nazipartij
staat een “Judenrein” Reich voor – een rijk dus waarin geen enkele
Jood meer woont.
Hoe ging hij te werk om in zijn opzet te slagen ?
In 1933 schopt Adolf Hitler het tot kanselier : hij haalt alle macht
naar zich toe en zet zich in het bijzonder in voor de invoering van
zijn racistische, antisemitische en ultranationalistische doctrine. In
1935 worden op het congres van de nazipartij in Neurenberg de
eerste antisemitische wetten afgekondigd, die het startsein betekenen
van een onverbiddelijk uitsluitingsproces. Met de invoering van een
aantal repressieve maatregelen wil men de Joden tot emigratie
aanzetten. Op systematische wijze worden de Joden uit het politieke,
economische, culturele en sociale leven geweerd. Veel Joden worden
in concentratiekampen geïnterneerd en duizenden Duitse Joden
vertrekken, beroofd van al hun bezittingen, in ballingschap. In 1938
annexeert Hitler Oostenrijk bij het Duitse Rijk: de « Anschluss ». De
Oostenrijkse Joden volgen hun Duitse lotgenoten in ballingschap.
Dan vindt in Duitsland de Kristallnacht plaats, geënsceneerd door de
minister van propaganda Joseph Goebbels. Tijdens de nacht van 9 op
10 november 1938 worden duizenden synagogen, winkels en andere
8
Joodse bezittingen verwoest. Deze pogrom dankt zijn naam aan de
talloze gesneuvelde ruiten. Wie nog kan, gaat nu op de vlucht. In
maart 1939 valt Duitsland Bohemen-Moravië binnen. De Joodse
inwoners trekken weg uit hun steden en dorpen, die nu integraal deel
uitmaken van het Grote Duitse Reich.
9
II. BELGIE VOOR DE OORLOG :
ONGEWENSTE BUITENLANDSE JODEN
Hoeveel Joden woonden er voor de oorlog in België ?
Aan de vooravond van de oorlog leven in België ongeveer 60.000
Joden. Slechts 5% van hen heeft de Belgische nationaliteit. Hun
aanwezigheid gaat ver terug in de geschiedenis, tot in de 19e en zelfs
tot in de 18e eeuw. Een minderheid van de Joden, waaronder die met
de Belgische nationaliteit, is goed geïntegreerd. Zij nemen deel aan
het economische, politieke en sociale leven van het land en hebben
daarnaast een actief gemeenschapsleven, vooral in religieuze
verenigingen, sociale diensten en liefdadigheidswerk. Maar de
Joodse bevolking vormt helemaal geen homogene en gestructureerde
groep. De grootste groep, die van buitenlandse afkomst is, leeft vrij
teruggetrokken. Bovendien worden de Joden in België verdeeld door
politieke, culturele, sociale en religieuze tegenstellingen. De
overgrote meerderheid van die Joodse bevolking concentreert zich in
Brussel en Antwerpen. Er wonen ook enkele kleine gemeenschappen
in Luik, Charleroi, Gent, Oostende en Aarlen. Daarnaast leven nog
heel wat families verspreid over andere Belgische gemeenten.
Waar kwamen de buitenlandse Joden vandaan ?
In de jaren 1920 slaan veel Oost-Europese Joden op de vlucht voor
de economische situatie en het antisemitisme in hun land. Nadat de
Verenigde Staten hun de toegang hebben geweigerd, komen
sommigen van hen zich in België vestigen. Het zijn arme migranten
en sommigen onder hen spreken alleen Jiddisch, de
gemeenschappelijke taal van de Joden uit Centraal en Oost-Europa.
De meeste leven - of overleven - van ambachtswerk of door een
handeltje op te zetten. Bij de 60.000 Belgische en buitenlandse Joden
10
die aan de vooravond van de oorlog in België wonen, komen nu nog
eens zowat 20.000 Joodse vluchtelingen uit het Grote Duitse Reich
die in ons land een onzekere wijkplaats hebben gevonden.
Waarom zochten duizenden Joden uit het Grote Duitse Reich hun
toevlucht in België ?
Duizenden Joden uit het Grote Reich proberen klandestien de
Belgische grens over te steken om aan de Duitse vervolging te
ontkomen. Sommigen worden door de politiediensten van het
koninkrijk zonder pardon terug de grens overgezet. Toch slagen
ongeveer 20.000 Joodse vluchtelingen uit Duitsland, Oostenrijk,
Tsjecho-Slowakije erin om zich in ons land te vestigen. Andere
Joden uit het Grote Duitse Reich vinden een onderkomen in
Nederland, Frankrijk of ook in Groot-Brittannië. In België krijgt
slechts een minderheid van hen het statuut van politiek vluchteling
en een voorlopige verblijfsvergunning. Anderen duiken onder en
verblijven illegaal in ons land.
Waarom kregen niet alle Joodse vluchtelingen het statuut van
politiek vluchteling ?
Net als zijn buurlanden kampt België met een economische crisis en
een toenemende werkloosheid. De overheid wil de interne
arbeidsmarkt beschermen en beslist daarom geen definitieve
verblijfsvergunning toe te kennen aan nieuwe migranten, ook al zijn
die het slachtoffer van de nazivervolging. De meeste vluchtelingen
hebben geen middelen van bestaan, maar om economische redenen
weigert de Belgische Staat lange tijd om hen financieel bij te
springen. Het zijn vooral Joodse steuncomités uit België en het
11
buitenland die de vluchtelingen uit het Grote Duitse Reich te hulp
komen.
Het nazigeweld tijdens de Kristallnacht beroert de Belgische
democratische opinie, zodat de Belgische overheid zich uiteindelijk
verplicht ziet om - officieel dan toch - haar uitzettingsbeleid van
ondergedoken vluchtelingen stop te zetten. Wie als illegaal in het
land wordt aangetroffen, wordt niet langer niet langer het land
uitgezet, maar geïnterneerd in een van de centra onder de
bevoegdheid van het Ministerie van Justitie. In die
interneringskampen
zorgen
Belgische
Joodse
vluchtelingenorganisaties ervoor dat de geïnterneerden een vak
kunnen aanleren, om hun kansen op een eventuele emigratie naar de
overkant van de Oceaan te verhogen.
Waarom was emigratie naar Amerika onzeker ?
Dit is het gevolg van het alles behalve gastvrije asielbeleid van de
Verenigde Staten, die hun deuren vooral openen voor belangrijke
Joodse prominenten. Aan de vooravond van de Tweede
Wereldoorlog blijkt België, in vergelijking met de omringende
staten, een van de meest gastvrije landen te zijn. Zo vangt het in juni
1939 214 van de 937 Duitse Joodse passagiers op die in Hamburg
aan boord waren gegaan van het passagiersschip « Saint-Louis ». De
landen van bestemming, Cuba en de Verenigde Staten, hebben die
vluchtelingen de toegang geweigerd en het schip verplicht om na
twee maand op zee rechtsomkeer te maken naar Europa. Enkele
passagiers die in Antwerpen aan wal gaan en geen enkele verwant
hebben in België, worden doorgestuurd naar het interneringscentrum
van Marneffe.
12
Wat is een interneringscentrum ?
Eind 1939 verblijven in de interneringskampen van Merksplas,
Wortel, Marneffe, Marchin en Eksaarde zowat 1.400 Joodse illegale
vluchtelingen. Het gevangenisregime, hoewel het zichzelf zo niet
noemt, is geïnspireerd op het Zwitserse voorbeeld. Het doel ervan is
eenvoudig en duidelijk: nieuwe kandidaat-immigranten afschrikken.
Tevergeefs. Eind april wordt uiteindelijk de volledige sluiting van de
Belgische grenzen bevolen.
Vooraanstaande figuren binnen de Joodse gemeenschap hebben
begrip voor de vrees die een massale aanwezigheid van werkeloze
vluchtelingen wekt bij een deel van de politieke klasse. Daarom
werken zij mee aan dit beleid van ontrading en sociale controle. Om
de vermeende xenofobe gevoelens bij de bevolking niet aan te
wakkeren, krijgen de Joodse vluchtelingen de raad zich zoveel
mogelijk op de achtergrond te houden. Zij moeten vooral niet te koop
lopen met hun politieke overtuiging, en nog minder met hun
«Duitsheid».
Waarom zag de Belgische bevolking de buitenlandse Joden niet
graag komen ?
In de jaren dertig wordt Europa getroffen door een nooit geziene
economische crisis. Eerst komt het fascistische Italië op, daarna het
nationaal-socialistische Duitsland. In België wakkeren bewegingen
die bij de Nieuwe Orde aanleunen, zoals Rex, het Nationaal Legioen,
Verdinaso en het « Vlaams Nationaal Verbond » een sluimerende
antisemitische stroming aan. Die Nieuwe Orde haalt haar inspiratie
meer bepaald uit ervaringen van totalitaire nazi- en fascistische
staten. Bij het oude anti-judaïsme met christelijke wortels komt nu
nog ordinair racisme, dat nog wordt aangescherpt door de
economische problemen. Eigenlijk heeft het meer weg van
13
xenofobie, eerst tegen de Italiaanse en dan tegen de Poolse
migranten, die vanaf de jaren 20 in de kolenmijnen zijn komen
werken.
In de ogen van de Belgische extreem rechtse partijen heeft het
democratische regime zijn zwakheid bewezen. De angst voor een
wereldwijde communistische ondermijning en het alternatief van een
autoritair bewind zijn erg populaire thema’s in rechtse kringen, en
dan vooral bij de katholieke middenklasse, die in de Joden oneerlijke
economische concurrenten ziet. De afwijzing van die vreemdelingen
en van de Joodse migranten, die vaak als profiteurs en parasieten
worden bestempeld, maakt deel uit van het Antwerpse politieke
leven. Nochtans had Antwerpen, kosmopolitische stad bij uitstek,
zich tot in de jaren 20 tolerant opgesteld tegenover haar belangrijke
bevolkingsgroep van buitenlandse Joden.
Hoe groot was de aanwezigheid van buitenlandse Joden in
Antwerpen ?
Hoewel de Joden in Antwerpen maar 10% van de bevolking
uitmaken, vormen zij er een heel zichtbare groep. Er zijn heel wat
migranten uit Polen bij en ook een aanzienlijke populatie die,
volledig berooid, het Grote Reich was ontvlucht. De Joden wonen
vooral in de buurt rond de Pelikaanstraat dicht bij het station, waar
zij bescheiden ambachten uitoefenen, als arbeider werken of handel
drijven in textiel en lederwaren. Zij houden ook de diamantnijverheid
en -handel draaiende en zijn hierin zo succesvol dat Antwerpen aan
de vooravond van de oorlog is uitgegroeid tot het belangrijkste
diamantcentrum ter wereld.
In Antwerpen richt advocaat René Lambrichts in 1937 de
« Volksverwering, Actie ter Beveiliging van Ras en Bodem » op. Dit
is een door de nazi’s gefinancierde splintergroep met een fanatiek
14
antisemitisme als enige reden van bestaan. Die xenofobe en
antisemitische waanzin wordt bovendien gevoed door de katholieke
rechterzijde, die de socialistische burgemeester Camille Huysmans in
diskrediet probeert te brengen door hem af te schilderen als
beschermer van de Joden in Antwerpen. De Joodse bevolkingsgroep
wordt afgeschilderd als een haard van revolutionaire subversie. In
1939 is een radicalisering van het antisemitisme merkbaar. In mei
sluit de Vlaamse conferentie van de balie van Antwerpen, die
gedomineerd wordt door katholieke en Vlaams-nationalistische
advocaten, haar Joodse leden uit. In augustus barsten in de Joodse
stationswijk verschillende schermutselingen los.
De Joodse vluchtelingen uit Duitsland, Oostenrijk en TsjechoSlowakije, die door nazi-Duitsland van hun staatsburgerschap zijn
beroofd, kunnen dan wel in het neutrale België terecht, maar hun
situatie blijft hoogst onzeker. Meer dan 8000 buitenlandse Joden
geven zich op om dienst te nemen in het Belgische leger, maar hun
aanbod wordt gewoon genegeerd. Op 10 mei 1940, bij de Duitse
inval, worden de vluchtelingen uit het Duitse Rijk, slachtoffers van
de vervolging door de nazi’s in Duitsland, in de ogen van de
Belgische overheid « vijandelijke onderdanen ».
15
III.
DE DUITSE INVAL IN BELGIE :
VERDACHTE
DUITSE,
OOSTENRIJKSE
EN
TSJECHOSLOWAAKSE JODEN
Waarom viel Duitsland België binnen ?
Op 10 mei 1940 valt Duitsland het nochtans neutrale België binnen
met het oog op een verrassingsaanval tegen Frankrijk, bondgenoot
van Groot-Brittannië. In september 1939 hadden immers eerst GrootBrittannië en daarna Frankrijk Duitsland de oorlog verklaard omdat
het hun bondgenoot Polen was binnengevallen. Als
opperbevelhebber van zijn leger wordt Leopold III tot capitulatie
gedwongen op 28 mei 1940. De Belgische regering vlucht eerst naar
Frankrijk, nadien naar Londen. Van daaruit zet zij de oorlog tegen
Duitsland voort aan de zijde van de Britse, Russische en
Amerikaanse bondgenoten.
Wat gebeurde er met de Joden uit het Grote Reich, nu zij
« vijandelijke onderdanen » waren?
Meteen na de inval vaardigt de Belgische regering een arrestatiebevel
uit tegen elke « verdachte en gevaarlijke» Belg of buitenlander die
een bedreiging vormt voor de veiligheid van de militaire operaties.
8.000 verdachte buitenlanders worden door de Belgische overheid
aangehouden en op konvooi gezet naar Zuid-Frankrijk. De
gedeporteerde buitenlanders zijn, behalve enkele echte spionnen,
voor de meerderheid politieke en Joodse vluchtelingen uit het Grote
Reich. Zij worden opgesloten in interneringskampen van de Franse
16
Republiek in Gurs en Saint-Cyprien. Na de Franse nederlaag zal het
Vichybewind ze overleveren aan de Duitse bezetter. In het nietbezette deel van Frankrijk is de Franse Staat gevestigd onder leiding
van maarschalk Pétain, met zetel in Vichy. Dit nationalistische,
corporatistische en antisemitische regime voert een « collaboration
d’État » met het IIIe Reich. Zo brengt de Franse politie een
duizendtal door België aangehouden verdachte Joden naar het
verzamelkamp Drancy bij Parijs, om ze nadien, vanaf 1942, af te
voeren naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau.
17
IV. BEZET BELGIE
A. DE ANTI-JOODSE VERORDENINGEN
Welke Duitse overheid vestigde zich in bezet België ?
Na de capitulatie van het Belgische leger komen België en de Franse
departementen Nord en Pas-de-Calais onder een Duits militair
bestuur, met generaal Alexander von Falkenhausen als militaire
gouverneur, bijgestaan door het hoofd van de militaire administratie
Eggert Reeder. Als voornaamste opdracht moet de bezetter de
Belgische economie terug op gang brengen, maar dan uitsluitend ten
dienste van de oorlogsinspanning van het IIIe Reich en met inzet van
zo weinig mogelijk Duits personeel. Daarom zal het militaire bestuur
– de Militärverwaltung – zich voornamelijk verlaten op het
Belgische staatsapparaat. Alexander von Falkenhausen en zijn
adjunct Eggert Reeder zullen vanuit Brussel regeren door middel van
verordeningen, die het politieke, economische en culturele leven van
het land volledig bepalen.
Al vanaf de zomer 1940 verlenen de gevestigde Belgische overheden
hun medewerking aan de bezetter, in de hoop zo de bevoorrading van
het land veilig te stellen. Bovendien hebben zij lessen getrokken uit
de Duitse bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog : zij willen
deportatie van arbeiders vermijden om het industriële vermogen
vrijwaren. Dit beleid van administratieve en economische
collaboratie moet, volgens de Belgische hoogwaardigheidsbekleders
die het hebben uitgewerkt, worden gevoerd tegen de prijs van zo
weinig mogelijk zware toegevingen.
18
Welke Belgische
onderhandelen ?
overheden
moesten
met
de
Duitsers
Bij hun vertrek naar Frankrijk in mei 1940 hebben de Belgische
ministers het dagelijkse beheer van hun bezette land toevertrouwd
aan de hoogste ambtenaren van elk ministerie, de secretarissengeneraal. Het college van secretarissen-generaal vervangt dus de
afwezige ministers. Die secretarissen-generaal nemen de uitvoerende
en wetgevende macht op zich en laten de Duitse maatregelen
uitvoeren door de verschillende lokale en provinciale administraties.
Op die manier hopen de secretarissen-generaal, die het recht
behouden om maatregelen in strijd met de Grondwet en met de
internationale verdragen te weigeren, een zogenaamde politiek « van
het minste kwaad » te voeren. Van hun kant krijgen de bezetters de
middelen om hun beleid tot uitvoer te brengen, waarbij zij desnoods,
in geval van blokkering, buiten de Belgische ambtenaren om kunnen
handelen en hun beslissingen zelf in de praktijk brengen… Het blijkt
nog te werken ook: met de nodige flexibiliteit van beide kanten
functioneert deze samenwerking, wat heel wat mensen goed uitkomt.
Hoe gedroegen de Duitsers zich in bezet België ?
In de zomer van 1940 legt het Duitse leger een discipline en een
correcte houding aan de dag die alle Belgen verbazen. Zij die de
eerste bezetting hebben meegemaakt herinneren zich nog de
brutaliteit van de legers van de Kaiser. Nu integreert de Duitse
soldaat zich in de Belgische sociaal structuur zonder voorrang op te
eisen. Hij betaalt voor zijn aankopen en voor zijn vermaak. De rust is
teruggekeerd en de economie draait opnieuw, ondanks de schaarste
en de rantsoenering die de hele bevolking treffen. Want de bezetter
trekt de magere middelen van het land naar zich toe.
19
Al snel moeten de Belgen de waarheid onder ogen zien en tot het
einde van de bezetting leven zij in een steeds grotere onzekerheid.
Die wordt gevoed door het trauma van de massale vlucht, de fysieke
aanwezigheid van de bezetter en van de Belgische handlangers die
hem helpen, de identiteitscontroles, de razzia’s, de arrestaties.
Bovenop die dagelijkse problemen van rantsoenering, de
afwezigheid van het gezinshoofd, Waalse krijgsgevangene of
tewerkgestelde in Duitsland, komen bij het naderen van de bevrijding
de levensbedreigende bombardementen door de geallieerden.
De hele oorlog lang beantwoordt het Duitse bezettingsapparaat het
groeiende Belgische verzet met een meedogenloze repressie,
waarvan de bevolking vaak het gelag moet betalen. Intimidatie,
avondklok, hinderlijke maatregelen,
collectieve straffen. Het
repressieve arsenaal wordt elke dag uitgebreider. Notabelen worden
gegijzeld en communistische verzetstrijders worden geëxecuteerd als
vergelding voor aanslagen tegen de bezetter en zijn Belgische
handlangers. De bevolking leeft in angst voor het geweld dat het
Duitse militaire bestuur vanaf het begin van de bezetting gebruikt.
De bezetter moedigt het verklikken aan door hoge beloningen uit te
loven. De methode mist haar doel niet. Oorlogsraden spreken met
een snel tempo straffen uit : gevangenis, dwangarbeid en soms de
doodstraf voor op het eerste gezicht kleine misdrijven zoals zwarte
handel, lichte sabotage of het bezit van ondergrondse pamfletten.
Begon het Duitse militaire bestuur meteen na zijn vestiging in
België de Joden te vervolgen ?
In het begin van de bezetting lijkt de Duitse militaire administratie
zich niet speciaal te interesseren voor de Joden. Bij de aanvang van
dit conflict lijkt nazi-Duitsland nog te aarzelen over wat het wil
aanvangen met de Joden in bezet Europa. In België gaat de bezetter
stapsgewijs te werk, volgens een methode die hij al in het Grote
20
Duitse Reich heeft toegepast, door de Joden te identificeren, te
beroven en geleidelijk van de rest van de bevolking te isoleren. Om
de bevolking niet op stang te jagen wordt de repressie tegen de Joden
trapsgewijs opgevoerd en nauwgezet gepland. Deze strategie,
uitgevoerd met behulp van anti-Joodse verordeningen, zal in een
tijdspanne van 23 maanden leiden tot de deportatie van bijna de helft
van de 60.000 Joden die zich nog in bezet België bevinden.
Wanneer vaardigt het Duitse militaire bestuur zijn eerste « antiJoodse » verordeningen uit ?
Al in oktober 1940 werken de nazi’s hun eerste anti-Joodse
maatregelen uit. Op 10 oktober brengen zij de secretarissen-generaal
op de hoogte van hun plan om de Joden uit alle openbare functies te
weren. De Duitsers vragen de Belgische verantwoordelijken dan ook
een arrest in die zin uit te vaardigen om de Belgische administratie
hun beslissing te doen uitvoeren. De secretarissen-generaal aarzelen:
deze discriminerende maatregelen zijn duidelijk volledig in strijd met
de Grondwet en het oorlogsrecht, met andere woorden, met het
Verdrag van Den Haag, dat zowel België als Duitsland in 1907
hebben ondertekend. Dit verdrag beschermt de burgerbevolking
onder buitenlandse bezetting. De Duitsers reageren met een handig
manœuvre : de Belgen weigeren een anti-Joods besluit te nemen ?
Geen nood, dan geeft de bezetter zijn bevelen aan de Belgische
administratie via verordeningen die uitvoerende kracht hebben op
grond van datzelfde Verdrag van Den Haag.
De eerste verordening van een reeks van 18 komt er op 23 oktober
1940. Zij verbiedt het slachten van warmbloedige dieren, een rituele
praktijk die het vlees « koosjer » maakt, dus geschikt voor
consumptie door Joden. Deze verordening, uitgevaardigd « met het
doel onnodig lijden van dieren bij het slachten te voorkomen» heeft
een symbolische draagwijdte en betekent het begin van de antiJoodse actie van de bezetter.
21
Waren de Belgische overheden bereid zijn de anti-Joodse
verordeningen te doen uitvoeren ?
Bij de « Joodse kwestie » geven de Belgische instellingen een zo
ruim mogelijke interpretatie aan het oorlogsrecht dat administratieve
samenwerking met de bezetter oplegt. In feite komt het Duitse recht
zich boven het Belgische stellen. Door mee te werken aan de
inschrijving in de Jodenregisters zet het radarwerk van de Belgische
administratie een nooit geziene procedure in gang die een flagrante
inbreuk vormt op het Verdrag van Den Haag van 1907. Artikel 46
van dat verdrag, dat de betrekkingen tussen bezetter en bezette
bevolking regelt, bepaalt dat « De eer en de rechten van het gezin,
het leven van de personen en het particuliere eigendom, alsmede de
godsdienstige overtuiging en de uitoefening van de erediensten
moeten worden geëerbiedigd. Het particulier eigendom kan niet
worden verbeurd verklaard».
De bezetter aanvaardt nochtans uitdrukkelijk het Verdrag van Den
Haag als basis voor de samenwerking en de Belgische ambtenaren
zullen zich met succes op dat verdrag beroepen, namelijk in 1942, bij
de invoering van verplichte tewerkstelling in Duitsland voor alle
Belgen. Maar in 1940 zetten de crisis van de democratische waarden
en het vooruitzicht van een Duitse overwinning de Belgische
overheden ertoe aan om in eerste instantie een pragmatische houding
aan te nemen in de « Joodse kwestie » die de bezetter stelt. Een
bezetter die begint met op willekeurige manier te zeggen wie
« Jood » is, om dan stap voor stap al wie als dusdanig geïdentificeerd
is, uit het openbare, economische, culturele en sociale leven te
bannen.
22
Wie wordt door de Duitse bezetter als « Jood » beschouwd?
Op 28 oktober 1940 vaardigt von Falkenhausen de eerste twee
verordeningen uit die specifiek tegen Joden gericht zijn. De eerste
begint met een definitie van Belgische en buitenlandse « Joodse »
onderdanen: « Is Jood een ieder, die uit ten minste drie naar ras
voljoodse grootouders afstamt. Als Jood wordt aangemerkt, hij die
uit twee voljoodse grootouders stamt, indien hij tot de Joodse
godsdienstgemeenschap behoort of naderhand daarin wordt
opgenomen, indien hij met een Jood is gehuwd of nadien met een
Jood in het huwelijk treedt. In geval van twijfel wordt als Jood
beschouwd ieder die tot de Joodse godsdienstgemeenschap behoort
of heeft behoord. Een grootouder wordt onvoorwaardelijk en zonder
voorbehoud als Jood beschouwd wanneer hij tot de Joodse
godsdienstgemeenschap heeft behoord»
Deze verordening verplicht ook de aldus gedefinieerde Joden om
zich in te schrijven in een speciaal register, eigenlijk een alfabetisch
kaartsysteem dat wordt bijgehouden door het gemeentebestuur van
hun woonplaats : « De gemeentelijke overheid(…) houdt (…) een
register bij van alle Joden ouder dan 15. Moeten in het register
worden vermeld: naam, voornamen, geboorteplaats- en datum,
adres, beroep, nationaliteit en godsdienst van de Joden, evenals de
naam, geboorteplaats en -datum van de vrouw, de kinderen, de
ouders en de grootouders»
In deze fase werken de Duitsers via de Belgische gemeentelijke
overheden om geen argwaan te wekken bij de Joden. En de tactiek
loont: de Joden komen massaal naar hun gemeentehuis om zich in
het Jodenregister in te schrijven. Op 6 december 1940 geeft het
Ministerie van Binnenlandse Zaken via een rondzendbrief de
gemeentebesturen de nodige instructies voor de uitvoering van die
twee verordeningen van 28 oktober 1940, aangaande respectievelijk
23
de algemene maatregelen tegen de Joden en de stopzetting van de
door hen uitgeoefende functies en activiteiten .
Voerden alle gemeentebesturen de verordening in verband met
het Jodenregister uit ?
De houding van de gemeentelijke overheden en hun ambtenaren die
de anti-Joodse verordeningen moeten uitvoeren, loopt sterk uiteen,
van weigering over passieve collaboratie tot overijverige inzet. Maar
heel wat Belgische ambtenaren dragen, al dan niet gewild, een deel
verantwoordelijkheid bij de inventarisering van de Joden.
In Brussel sloven de ambtenaren, die belast zijn met de Jodentelling,
zich zelfs in die mate uit dat zij een model van typefiche ontwerpen,
een prototype dat de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken
overneemt en dat voor het hele land als voorbeeld zal dienen. De
Conferentie van Brusselse burgemeesters, die zich door haar
administratie gepasseerd weet, reageert met de mededeling dat dit
initiatief zonder haar toestemming werd genomen. In december 1940
voeren de Brusselse burgemeesters de Duitse maatregelen in verband
met het Jodenregister uit. Sommige gemeentebesturen leveren op
eenvoudig verzoek van de bezetter niet alleen een lijst van
buitenlandse Joden af, maar ook lijsten van Franse of Britse
« vijandelijke onderdanen ».
In Luik verstrekt Joseph Bologne aan de bezetter, alvorens het
Jodenregister in te dienen, ook een lijst van buitenlanders die in zijn
stad verblijven en van 180 communistische militanten. In Antwerpen
neemt de gemeentelijke administratie zelfs het initiatief om nog
Joden in te schrijven nadat de termijn die de bezetter heeft opgelegd,
is verstreken. Ongeveer 40.000 personen ouder dan 15 vallen onder
de verplichte inschrijving van Joden. Meer dan 90% is van
buitenlandse nationaliteit.
24
De Belgische administratie heeft ingestemd om de Jodenregisters te
beheren. Zo werkt zij, op actieve of passieve wijze, mee aan een
discriminerende procedure die in strijd is met de Grondwet. De
Duitsers hebben hun slag thuisgehaald: zij zijn erin geslaagd het
Comité der Secretarissen-generaal te doen meewerken in een telling
waarvan het de draagwijdte niet kon inschatten.
Dit beleid zal hoe dan ook rampzalig blijken voor de Joodse
bevolking. Op die manier is de Belgische overheid een weg
ingeslagen die veel verder gaat dan haar politiek « van het minste
kwaad».
De secretarissen-generaal moeten uiteindelijk gehoorzamen, maar
hun gezicht is gered : die maatregelen in strijd met het Belgische
recht komen niet van hen; zij voeren alleen de bevelen van de
overwinnaar uit. Om zich te verzekeren van de volgzaamheid van het
Belgische staatsapparaat plaatst het Duitse militaire bestuur mannen
uit de collaboratie op strategische posten. Zo komt in april 1941
Gérard Romsée, een figuur uit de extreem rechtse Vlaams
nationalistische partij, het VNV, aan het hoofd van het secretariaatgeneraal voor Binnenlandse Zaken, waar hij de plaats inneemt van
Jean Vossen, die door de bezetter is afgezet.
In juli 1941 beslissen de Duitsers over te gaan tot een tweede telling
van Joden. De door de bezetter naar voor geschoven secretarisgeneraal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Gérard
Romsée, biedt de diensten van de Belgische administratie aan om die
te organiseren. Opnieuw roepen de gemeentebesturen de Joden op.
De bezetter eist dat de gemeenten de vermelding « Jood-Juif » in
rode inkt stempelen op de identiteitskaart van alle Joden die zich
aanbieden, wat meteen toelaat na te gaan wie de eerste telling heeft
ontdoken.
25
Hoe maakten de Duitsers gebruik van het Jodenregister ?
Alle door de gemeentebesturen ingezamelde gegevens worden
gecentraliseerd door de politieke politie van de SS, de Sipo-SD,
gevestigd in een gebouw aan de Louizalaan in Brussel. De Sipo-SD
maakt deel uit van het beperkte politieapparaat waarover het Duitse
militaire bestuur beschikt om de orde te handhaven. Aan het hoofd
van de Sipo-SD staat Ernst Ehlers. SS-luitenant Kurt Asche heeft de
leiding over de Joodse afdeling. Asche wordt de grote organisator
van de deportatie van de Joden uit België. De lijsten van Joden
worden met instemming van de Sipo-SD ook gebruikt door de
landelijke anti-Joodse centrale: een bureau onder bestuur van de
Volksverwering, Actie voor Beveiliging van Ras en Bodem en dat er
zich erop toelegt om het inventariseringswerk van de
gemeenteadministraties te vervolledigen.
Werkten alle extreem rechtse partijen mee aan de anti-Joodse
maatregelen ?
De twee belangrijkste collaboratiebewegingen, Rex in het zuiden van
het land en het VNV in Vlaanderen, laten zich niet meeslepen in het
rassengeweld van de antisemitische splinterbewegingen. Maar dat
neemt niet weg dat zij hun antisemitische discours van voor de
oorlog blijven voeren in hun respectieve persorganen. Zij
verhinderen evenmin dat sommige van hun aanhangers hun steentje
bijdragen in het door de politieke politie van de SS georkestreerde
antisemitische geweld, zowel in Brussel als in Antwerpen. Uit de
antisemitische inzet van Rex of van het VNV blijkt hoe zij zich
geleidelijk aansluiten bij de ideologie en de doelstellingen van de
bezetter, in een poging om, waar zij maar kunnen, een deeltje van de
macht in bezet België naar zich toe te trekken.
Ook de door de bezetter gecontroleerde Belgische pers – de enige die
mag verschijnen – start met intensieve campagnes over dit thema :
het zijn de Joden die verantwoordelijk zijn voor de oorlog en alle
26
ellende die de bevolking te verduren krijgt. Zo duiken in het vervolg
op de avonturen van Kuifje, « De geheimzinnige ster », dat vanaf
oktober 1941 verschijnt in Le Soir, antisemitische karikaturen op.
Binnen die « verduitste » pers onderscheiden zich enkele virulent
antisemitische organen, zoals L’Ami du Peuple, met oproepen tot de
lezers om elk contact met Joden te vermijden.
Hoe reageerde de bevolking op deze antisemitische propaganda ?
In een land waar nog volop ontreddering heerst na de militaire
nederlaag vinden de boodschappen van de nazipropaganda
gemakkelijk weerklank. De leidende elite, vooral in rechtse
katholieke en nationalistische kringen, luistert vaak welwillend naar
deze uitspraken die aansluiten bij haar xenofobie en haar anti-Joodse
instelling. Zelfs koning Leopold III vertrouwt op zeker moment aan
zijn secretaris toe: « De Joden zijn de eerste verantwoordelijken voor
onze problemen». Dit heersende antisemitisme begint op de Joodse
bevolking te wegen. Maar de meerderheid van de bevolking reageert
onverschillig op de anti-Joodse maatregelen. Sinds de bezetting
begonnen is, zijn de Belgen vooral bezig met hun eigen overleven.
Ook in de bioscopen wordt grove antisemitische propaganda
gevoerd : « De Jood Süss » staat zelfs bovenaan de lijst van meest
bekeken films tijdens de bezetting en laat alle andere fictiefilms ver
achter zich.
Op 14 april 1941, paasmaandag, wonen in Antwerpen 1.500
personen de voorstelling bij van een andere antisemitische film, « De
eeuwige Jood », die in Polen is opgenomen. Na de filmvoorstelling
zakken 200 Vlaamse antisemieten, gewapend met stokken en ijzeren
staven, af naar de Joodse buurt van Antwerpen. Onder hen bevinden
zich leden van de « Zwarte Brigade » - dat is de militie van het VNV
- en militanten van de « Volksverwering » van René Lambrichts. Zij
27
plunderen twee synagogen en steken die in brand. Dan gaan zij
etalages van Joodse winkels ingooien en molesteren zij Joodse
voorbijgangers. Er zijn agenten van de gemeentepolitie aanwezig, er
zijn ook Duitse militairen. Niemand van hen reageert. Eigenlijk
worden de Antwerpse antisemieten gemanipuleerd door de politieke
SS-politie die dit anti-Joodse geweld opzettelijk heeft uitgelokt. Maar
ondanks deze provocatie laat de rest van de bevolking zich niet door
de oproerkraaiers op sleeptouw nemen. De Belgen noch het Duitse
militaire bestuur willen gewelddadige anti-Joodse provocatie. De
Duitse censuur steekt de hele zaak in de doofpot.
Hoe stonden de officiële vertegenwoordigers van de vooroorlogse
Joodse instellingen tegenover de nazivervolgingen ?
Om controle te krijgen over de zowat 53.000 Joden die de Sipo-SD
heeft geteld, richt de nazibezetter op 25 november 1941 een
verplichte gemeenschap op, een «wettelijk getto». Een
administratieve tussenstap die ongewild essentieel en doeltreffend zal
blijken in het raderwerk van de vervolging. Het is de Vereniging van
de Joden in België, de VJB, die de bestaande religieuze
gemeenschappen, hun sociale diensten en hun liefdadigheidswerken
probeert te groeperen. De VJB, die is opgericht om « de emigratie
van de Joden te bespoedigen », ziet zich verplicht om zich bezig te
houden met kwesties op het vlak van liefdadigheidswerk, maar ook
van onderwijs. De Vereniging hangt af van de Belgische ministeries
van Binnenlands Zaken en Volksgezondheid en haar werking wordt
gefinancierd met verplichte bijdragen van haar leden. Alle Joden die
hun woonplaats in België hebben, zijn verplicht zich bij de VJB aan
te sluiten. Voor de derde keer worden de Joden – of wie door de
bezetter als dusdanig wordt beschouwd – geteld, maar ditmaal door
hun eigen leiders. De VJB zal ook proberen over de fondsen van
bestaande Joodse stichtingen en instellingen te beschikken. Want
28
paradoxaal genoeg blijven de wettelijke Joodse instellingen, zoals het
Consistorium of de religieuze gemeenschappen die door de
Belgische Staat waren erkend, gewoon voortbestaan. De ganse duur
van de bezetting zullen zij de illusie van normaliteit in stand houden,
ondanks de strenge beperkingen.
Het bestuur van de VJB zetelt in Brussel en overkoepelt de lokale
afdelingen van Brussel, Antwerpen, Luik, Charleroi, en van lokale
kantoren in Gent, Aarlen of Oostende. De bezetter stelt de
Opperrabijn van België, Salomon Ullmann, aan om het
directiecomité te leiden. Omdat veel prominenten uit de vooroorlogse
Joodse kringen vertrokken zijn, zitten in de bestuursorganen van de
VJB veel nieuwkomers. Er zijn opportunisten bij, leden van het
burgerlijke verzet of ook nog notabelen die kiezen voor de politiek
van het « minste kwaad ». Door mee te werken aan de registratie van
buitenlandse Joden hopen zij enkele duizenden Joodse landgenoten
te redden.
Hoe gingen de Duitsers te werk om de Joden die zij hadden
geïdentificeerd, te isoleren ?
De Duitse verordening van 28 oktober 1940 met algemene
maatregelen tegen de Joden beveelt ook dat zogenaamde « Joodse »
ondernemingen die openstaan voor het publiek, zoals hotels,
restaurants, cafés en slijterijen, zich kenbaar maken door een affiche.
Zij moeten die drietalige affiches afhalen bij het gemeentebestuur en
in hun uitstalraam hangen. De tweede verordening van 28 oktober
heeft tot doel de Joden uit te sluiten uit bepaalde beroepen : « Joden
(…) mogen voortaan geen openbare ambten (…) noch het beroep
van advocaat meer uitoefenen, geen lid zijn van het onderwijzend
personeel (…), geen bestuurder en redacteur zijn bij pers- en radioomroepondernemingen». In de openbare diensten blijken er echter
nauwelijks 60 ambtenaren te zijn die uit hun functie moeten worden
29
ontzet. Van de 1.300 universiteitsprofessoren worden er door de
bezetter 40 als Jood beschouwd. De Universiteit van Brussel blijft
trouw aan haar principes van vrijheid van onderzoek en protesteert
openlijk tegen deze maatregelen. Maar de ULB wordt door generaal
Reeder tot de orde geroepen en moet uiteindelijk gehoorzamen,
hoewel zij het loon van de verboden professoren blijft betalen… met
toestemming van de bezetter. Wat de advocaten betreft, zijn er aan
de balie van Brussel slechts 14 die hun beroep niet langer mogen
uitoefenen. De raad van de Orde van advocaten van Antwerpen, die
zich in eerste instantie tegen de verordening had verzet, zal
uiteindelijk de Joodse confraters van het tableau van de orde en van
de lijst van stagiairs schrappen. In Brussel daarentegen slaagt de raad
van de Orde erin om diplomatisch de Duitse bevelen te omzeilen,
door het tableau van de orde niet te publiceren. Slechts heel weinig
magistraten durven een standpunt in te nemen tegen de
antisemitische plannen van de bezetter. Eigenlijk gaan zij hiermee in
tegen het Belgische recht, want dat verbiedt elke discriminatie op
grond van ras of godsdienst, zowel voor Belgische als voor
buitenlandse burgers.
Tot slot zijn op 1 juni 1942 de als Jood geregistreerde artsen en
beoefenaars van paramedische beroepen aan de beurt en krijgen ook
zij het verbod hun praktijk uit te oefenen. Diezelfde dag wordt voor
de Joden de avondklok ingevoerd : voortaan moeten zij tussen 8 uur
‘s avonds en 7 uur ‘s morgens binnen blijven. Bovendien blijft hun
bewegingsvrijheid beperkt tot Antwerpen, Brussel, Luik en
Charleroi. Toch leggen in dit stadium zowel de Joden als de
meerderheid van de Belgische bevolking zich neer bij de maatregelen
van de bezetter.
30
Werden Joden buiten de grote steden uit hun huis gezet ?
Nee, zij mogen zich alleen nog naar die vier steden verplaatsen. Maar
op grond van een Duitse verordening van 12 november 1940 moeten
alle buitenlandse onderdanen die na 1938 het land zijn
binnengekomen, uit de kuststreken worden uitgewezen. Die
verordening is voornamelijk gericht tegen Poolse Joden of Joden
afkomstig uit het Grote Duitse Reich die in Antwerpen wonen. De
bezetter roept veiligheidsredenen in. In de Antwerpse metropool
verloopt de operatie in samenwerking met de gemeentepolitie, die
voor het eerst openlijk optreedt in het kader van anti-Joodse
maatregelen. Zij verspreidt de uitzettingsbevelen en houdt weigeraars
aan. Op 25 december 1940 vertrekt een eerste konvooi met 212
mannen en vrouwen, samen met 24 kinderen die hun ouders mogen
vergezellen, uit het station van Antwerpen naar de naburige
provincie Limburg. Er zullen nog konvooien volgen. Ook in
Limburg, waarvan de door de bezetter aangeduide gouverneur op dat
ogenblik een zekere Gérard Romsée is, werken de administratieve
overheden en de politiediensten mee aan de controle van de
uitgewezen Joden uit Antwerpen. In het totaal zullen meer dan 3.000
personen een verblijfplaats toegewezen krijgen in een veertigtal
Limburgse gemeenten, tot de bezetter hen vanaf maart 1941
toestemming geeft om terug te keren naar de Antwerpse metropool.
De afzonderingsmaatregelen treffen ook de kinderen. Op 1 december
1941 verbiedt een verordening Joodse kinderen de toegang tot nietJoodse scholen. In werkelijkheid gaat het op dat ogenblik om
kinderen die niet schoolplichtig zijn, dus kinderen jonger dan zeven
en ouder dan zestien. Maar vanaf september 1942 sluiten de scholen
hun deuren voor alle Joodse kinderen op leerplichtige leeftijd. Niet
dat die maatregel veel effect heeft, gezien de razzia’s die aan het eind
van de zomer 1942 plaatsvinden.
En via de Belgische administratie blijft het Duitse verbodsbepalingen
en beperkingen regenen tegen de Joden, de ene al meer vernederend
31
dan de andere. In de provincie Limburg mogen zij vanaf juli 1942 het
theater of de bioscoop niet meer binnen en worden in oktober 1942
hun fietsen in beslag genomen. In de provincie Antwerpen mogen
Joden vanaf juli 1942 alleen nog meerijden op het voorbalkon van de
eerste wagon van de tram in de stad Antwerpen.
Hoe ging de bezetter te werk om de Joden van hun bezittingen te
beroven ?
Ook op economisch en financieel vlak gaat de bezetter al snel over
tot maatregelen tegen al wie hij als Jood beschouwt. Het doel van die
maatregelen is hen te « spoliëren », met andere woorden, hen
geleidelijk te beroven van al hun bezittingen en dit onder het mom
van schijnbare wettelijkheid. De bezetter richt zich eerst tegen de
Joden van de bezette landen, daarna tegen die uit Italië en vanaf 1943
ook tegen de onderdanen van neutrale staten. De goederen van Joden
afkomstig uit het Reich worden zonder meer in beslag genomen.
De eerste verordeningen in dit verband dateren van 28 oktober en 16
november 1940. Zij verplichten de aangifte van Joodse
ondernemingen en Joodse onroerende goederen bij de Dienst voor
Aangifte van Joodse Vermogens. De Joden moeten ook hun
waardepapieren en liquiditeiten neerleggen in deviezenbanken. De
meeste Belgische bankinstellingen die hiervoor door de bezetter zijn
aangezocht, weigeren echter hun medewerking. Er volgen nog meer
verordeningen om de Joden geleidelijk, maar systematisch uit het
economische leven uit te sluiten. Niets ontsnapt aan de hebzucht van
het Duitse militaire bestuur.
De geïdentificeerde onroerende goederen worden goedschiks of
kwaadschiks te koop aangeboden of beheerd, waarbij de opbrengst
uitsluitend de bezetter ten goede komt. Er worden zowat 7.000
zogenaamd Joodse handels-, ambachtszaken en ondernemingen
geregistreerd. De bezetter acht slechts een klein rendabel gedeelte
32
ervan waard om het te «arianiseren», met ander woorden, om het aan
niet-Joden toe te vertrouwen.
Bij zijn plunderactie voelt de bezetter zich enigszins geremd omdat
hij de hoge bestuursoverheden van België niet voor het hoofd wil
stoten. Hun medewerking is immers onmisbaar om het land zonder te
grote inspanningen economisch te kunnen uitbuiten. Het Duitse
militaire bestuur kan dan ook niet anders dan - op zijn minst toch
voor de schijn – de Belgische wetgeving na te leven. Daarom wordt
in oktober 1940 een naamloze vennootschap naar Belgisch recht
opgericht - de « Brüsseler Treuhandgesellschaft » - voor het beheer
van «Joodse en vijandelijke » vermogens. Eind 1942 worden alle
tegoeden gecentraliseerd bij een Société française de Banque et de
Dépôts, een « vijandelijk vermogen » dat onder nauw toezicht staat
van een Duitse commissaris. Op grond van datzelfde Belgische recht
komt het vastgoed onder het beheer van een orgaan dat door de
bezetter in het leven is geroepen, de « Verwaltung des Jüdischen
Grundbesistzes in Belgien ».
Het Duitse militaire bestuur ondervindt ook tegenwerking vanwege
de Belgische juridische macht, maar die lijkt eerder ingegeven door
bezorgdheid om het vastgoed van de Joden dan om hun persoon. Zo
zal het Belgische gerecht onder meer de homologatie verbieden van
gedwongen verkopen die door notarissen zijn afgehandeld. Vanaf
januari 1942 begint de bezetter, naar een richtlijn uit Berlijn, met de
systematische confiscatie van waardevolle meubelen en
kunstbezittingen van gedeporteerde of ondergedoken Joden. Dit is de
zogenaamde « Möbelaktion ».
Het Duitse militaire bestuur laat ook zijn oog vallen op de Belgische
diamantnijverheid. Industrieel diamant is immers een strategische
grondstof voor het IIIe Reich en geslepen diamant een niet te
verwaarlozen bron van buitenlandse deviezen. De bedoeling van de
Duitse bezetter is de controle te veroveren over het Antwerpse
33
diamantcentrum. In deze sector kan het Duitse militaire bestuur zijn
uitsluitingsstrategie van de Joden dan ook niet toepassen, zonder de
« overname » van de diamanthandel in het gedrang te brengen of bij
gebrek aan controle over de kostbare voorraden. Daarom genieten de
Joodse diamantairs een bijzonder regime dat hen voorlopig
beschermt tegen de uitsluitingsmaatregelen en de deportatie, de tijd
die bezetter nodig heeft om de hand te leggen op de door te
goedgelovige eigenaars aangegeven voorraden. De diamanten
worden echter niet in beslag genomen, maar « gekocht », soms onder
dwang, maar altijd voor een spotprijs.
Uiteindelijk zullen de Duitse diensten erin slagen de Belgische
economie te « ontjoodsen », om een uitdrukking van de bezetter te
gebruiken. Maar die plunderoperatie zal – afgezien van de
strategische diamantsector – financieel noch economisch veel winst
opleveren voor het IIIe Reich. Het grootste deel van de geroofde
goederen die in de roofbank naar Belgisch recht zijn bijeengebracht
blijft daar buiten het bereik van de bezetter tot aan de Bevrijding.
Jammer genoeg was dat niet het lot van hun Joodse eigenaars, die
vanaf juni 1942 worden verplicht op hun kleren een Davidster te
naaien. Een zespuntige ster van gele stof.
Waarom moesten de Joden een gele ster op hun kleren dragen ?
Met de verplichting om de Davidster te dragen, komen de
antisemitische maatregelen tot een hoogtepunt. In principe geldt de
verplichting om de ster te dragen vanaf maart 1942 voor de Joden in
alle bezette grondgebieden. Maar in Brussel verzet het Duitse
militaire bestuur zich hiertegen. Het vindt het initiatief voorbarig.
Uiteindelijk moet het toch zwichten onder druk van de Sipo-SD. Op
27 mei 1942 vaardigen de Duitsers een nieuwe verordening uit
waarmee ze een merkteken invoeren voor de Joden : « Het is
verboden voor Joden(…) ouder dan 6 jaar om in het openbaar te
34
verschijnen zonder de Joodse ster. ». De Joden moeten zelf hun ster
kopen. Het dragen van die ster isoleert hen definitief van de rest van
de bevolking.
Waren de gemeentebesturen bereid om de verordening over het
dragen van de Jodenster uit te voeren ?
Over het algemeen wel. Sommige volgen de instructies zelfs met
veel toewijding. In Antwerpen bijvoorbeeld, worden de sterren
verkocht in de gemeentescholen. En, zonder dat de bezetter erom
gevraagd heeft, zet de gemeentelijke overheid zelfs een sterretje op
de identiteitskaart om aan te duiden wie zijn ster heeft ontvangen. In
Luik neemt de socialistische burgemeester zich voor om zijn
administratie de sterren te laten uitdelen. Nochtans zal Bologne zich
bij andere gelegenheden - soms met succes - administratief verzetten
tegen de Duitse bevelen, door de Grondwet, de Belgische wetgeving
of het internationale recht in te roepen. Zijn weigerachtige houding
zal er uiteindelijk toe leiden dat hij op 1 augustus 1942 door de
bezetter uit zijn functies wordt ontzet. De burgemeesters van de
Brusselse agglomeratie weigeren echter hun administraties de sterren
te laten verkopen. De Duitsers zwichten: het is de
« Kommandantur » van de hoofdstad die de eerste sterren uitreikt.
Maar twee dagen nadien verplichten de Duitsers de Vereniging van
de Joden in België de taak over te nemen. Het dragen van de ster is
de eerste stap in de richting van de « Endlösung», die overigens al
wordt toegepast in Polen en achter het oostfront. Binnen de Joodse
gemeenschap zijn er maar weinig die dit beseffen.
Maar de verbetenheid van de nazi’s tegen de Joden die nu als het
ware « gebrandmerkt » zijn, wekt uiteindelijk medelijden bij de
bevolking die uit haar onverschilligheid ontwaakt. De ondergrondse
pers, een van de vormen van verzet tegen de bezetter, die zich tot nu
toe weinig om het lot van de Joden had bekommerd, gaat zijn legers
35
nu ertoe aanzetten om zich tegen dat « vernederende kenteken » zelfs
te verzetten. De Churchill Gazette schrijft : « Onze medeburgers
zullen alles doen wat in hun macht ligt opdat het anders wordt. De
vervolgde Joden moeten uw sympathie voelen ».
Waarom gaf de meerderheid van de Joden gevolg aan de
verordeningen ?
De Joden hebben de ware bedoelingen van de nazi’s niet door. Net
zoals de meeste Belgen hopen zij nog meer problemen te kunnen
vermijden door de Duitse verordeningen op te volgen. De bezetter
dreigt met zware straffen voor al wie de bevelen negeert.
Hoewel de meerderheid van de Belgische bevolking niet op de
hoogte is van de uitroeiing van Joden in kampen in Polen of bij het
Russische front, weet zij wel hoe brutaal de bezetter optreedt tegen
buitenlandse Joden en Belgische verzetslui die opgesloten zitten in
het voormalige fort van Breendonk, tussen Brussel en Mechelen.
Daar begint in september 1940 de lijdensweg van honderden
buitenlandse Joden, gedoemd tot deportatie en uitroeiing.
Was Breendonk een Duits concentratiekamp op Belgisch
grondgebied?
Het voormalige fort van Breendonk wordt al snel een Duits
«opvangkamp», met andere woorden, een politiekamp onder toezicht
van de Sipo-SD. Hier worden zonder onderscheid communisten,
zwarthandelaars, en verzetslui gevangen gezet. Daar komen vrij snel
een groot aantal Joodse politieke tegenstanders bij die uit Duitsland
gevlucht zijn. Tegen het einde van het 1940 vormen de Joden, die in
een aparte afdeling van het kamp gegroepeerd zitten, de helft van de
36
gevangenen en in 1941 zijn zij goed voor twee derden van de doden.
Naarmate de oorlog voortduurt, gaan de politieke gevangenen de
meerderheid vormen. Politieke gevangenen, gevangenen «op grond
van ras» of «asociale elementen», gewone misdadigers, allen
ondergaan zij de willekeur van de SS-gevangenbewaarders. Het
leven in het kamp is een echte «hel», dat is het woord dat generaal
von Falkenhausen gebruikt. De gevangenen worden systematisch
ondervoed, geslagen, gefolterd en tot zware arbeid gedwongen.
Vanaf september 1941 krijgen de Duitse kampbewaarders hulp van
Vlaamse SS'ers. In het kamp van Breendonk komen tot september
1944 in het totaal 3.532 gevangenen terecht. 1.733 van hen zullen de
oorlog niet overleven. In Breendonk zelf worden ten minste 185
gevangenen geëxecuteerd door fusillering of ophanging. Op zijn
minst 98 gevangen worden doodgeslagen, verdronken, uitgehongerd
en gemarteld.
Andere buitenlandse Joden moeten voor de bezetter dwangarbeid
verrichten in België en in Noord-Frankrijk. Vanaf 1941 worden in
Overpelt, Tervuren en Antwerpen werkkampen voor « werkloze »
Joden ingericht met de hulp van de Belgische administratie .
Waarom werden buitenlandse Joden ingezet voor dwangarbeid
in België en Noord-Frankrijk ?
De Joden die aan het werk worden gezet, zijn door de bezetter
uitgekozen onder zogenaamde «asociale elementen», dat zijn
buitenlandse Joden zonder werk. Deze beslissing maakt deel uit van
de anti-Joodse verordeningen en past ook in het tewerkstellingsbeleid
dat de nazi’s vanaf maart 1942 invoeren in bezet België. Voortaan
kunnen de Duitsers Joodse en niet-Joodse mannen en vrouwen
opvorderen voor werk op het grondgebied dat onder het militaire
gezag staat. Sommige Joden moeten in België werken in Belgische
ondernemingen waar zij aan echte afzondering worden onderworpen.
37
Vanaf juni 1942 worden Joden uit België ook ingezet voor de bouw
van de Atlantikwall door de organisatie Todt. Een Belgische
instelling in dienst van de bezetter, de Nationale Dienst voor
Tewerkstelling, identificeert ze en de Belgische lokale politie bezorgt
ze hun oproepingsbevel. Zo worden in het totaal 2.252 Joodse
dwangarbeiders gedeporteerd naar werkkampen in Noord-Frankrijk.
In oktober 1942 worden er 1.641 van hen daar op transport gezet
naar het uitroeiingscentrum Auschwitz-Birkenau, op bevel van de
Sipo-SD in Brussel die in juli 1942 heeft besloten tot een
zogenaamde « tewerkstelling in het Oosten » van Joden uit België.
B. DE TEWERKSTELLING IN HET « OOSTEN » : RAZZIA’S
EN
DEPORTATIES
NAAR
HET
VERNIETIGINGSCENTRUM AUSCHWITZ-BIRKENAU
Wat was het vernietigingscentrum Auschwitz-Birkenau ?
Eigenlijk hebben de Duitsers een verborgen agenda: hun doel is
komaf te maken met wat zij « de Joodse kwestie » noemen. In Hitlers
ogen zijn de Joden de aanstokers van een wereldcomplot. Na de
invasie van de Sovjet-Unie zou het overleven van het Duitse volk
afhankelijk zijn van hun « vernietiging ». Met de massamoord door
fusillering van Joden, mannen, vrouwen, kinderen, is begonnen
achter het Russische front, door mobiele interventie-eenheden, de
« Einsatzgruppen ». In januari 1942 beslist de Conferentie van
Wannsee, nabij Berlijn, hoe zij de uitvoering van het « bevel » van
Hitler gaat organiseren, om alle Joden binnen de actieradius van
Duitsland uit te roeien. Reinhardt Heydrich, een hooggeplaatste
SS’er, krijgt de leiding over de operatie.
In 1941 begint op het grondgebied van het vooroorlogse Polen, ver
buiten het zicht van de Duitse bevolking, de bouw van de
vernietigingskampen. In deze uitroeiingscentra is de dood het
38
hoofddoel. Joden en zigeuners belanden hier niet voor wat zij gedaan
hebben, maar voor wat zij zijn: de meeste gedeporteerde Joden
worden onmiddellijk vergast. Vrouwen en kinderen worden niet
gespaard.
Ook
Polen
en
Russische
krijgsgevangenen,
« Untermenschen » in de ogen van de nazi’s, worden hier
omgebracht. Zes vernietigingskampen zijn eigenlijk niets minder dan
eindstations : Chelmno, Belzec, Sobibor, Treblinka en de kampen
van Lublin-Majdanek en Auschwitz-Birkenau, die tegelijk dienst
doen als concentratie- en vernietigingskamp. De eerste vergassingen
van Joden door koolmonoxidevergiftiging in gasvrachtwagens
vinden plaats op 8 december 1941 in het kamp van Chelmno.
Intussen heeft de firma Degesch in Frankfurt, een dochter van IG
Farben, een krachtig insecticide ontwikkeld : Zyklon B. Vanaf de
lente van 1942 gebruikt de SS dit insecticide in de gaskamers. De
lijken worden vervolgens in massagraven gegooid. Later worden ze
verbrand in verbrandingsovens.
Op 60 kilometer buiten Krakau wordt in mei 1940 een afgedankte
kazerne aan de stadsrand van Oswiecim - in het Duits Auschwitz –
omgebouwd tot concentratiekamp, dat nadien uiteindelijk een
immens vernietigingscomplex wordt. Het kamp van Oswiecim Auschwitz 1 is het basiskamp of « Stammlager 1 ». In Brzezinka - of
Birkenau in het Duits - op 3 km van Oswiecim begint men in 1941
op een oppervlakte van 170 hectare met de bouw van een kamp,
Auschwitz II-Birkenau, met als hoofddoel de uitvoering van de
« Endlösung». In Monowitz op 7 km van Auschwitz komt Auschwitz
III, een enorm industrieel complex waarin een dertigtal Duitse
privéfirma’s zich komen vestigen, onder meer IG Farben, Krup,
Siemens. Het IIIe Reich komt mankracht te kort om de
oorlogsinspanningen vol te houden. Zonder zich veel vragen te
stellen gebruiken heel wat ondernemingen honderdduizenden wegens
ras of politieke overtuiging gedeporteerden die door de SS worden
aangeleverd. De vernietiging gebeurt ook door arbeid. Zo liggen in
39
het totaal ongeveer veertig kampen « Kommandos»en verspreid over
een oppervlakte van 40 km². Zij hangen allemaal af van Auschwitz.
Van de Joden die per trein vanuit alle uithoeken van bezet Europa
aankomen in Auschwitz, wordt 70 tot 75% meteen bij aankomst
vergast. Alleen al in de herfst van 1942 zijn 16.622 Joden uit België
in Auschwitz beland. Meer dan 12.000 van hen worden meteen na
hun aankomst vergast. Voor de kleine minderheid die aan de
onmiddellijke dood ontsnapt omdat zij voor de arbeid geselecteerd
zijn, begint een wanhopige strijd om te overleven.
Wanneer begonnen de Duitsers met de eerste deportaties van
Joden uit België ?
Op 11 juni 1942 roept het hoofd van de Joodse sectie van de SS,
Adolf Eichmann, al zijn agenten in het westen bijeen. Ook de SSluitenant voor België, Kurt Asche, woont de vergadering bij.
Eichmann kondigt aan dat het hoofd van de SS, Heinrich Himmler,
heeft beslist om een aanvang te maken met de deportatie naar het
Oosten van de Joden uit West-Europa. Per land worden quota’s
vastgelegd. Voor België zal het gaan om 10.000 mannen, vrouwen en
kinderen. Maar eind augustus al stelt Asche voor om de Belgische
quota te verdubbelen, daarna belooft hij zelfs om alle Joden uit
België te deporteren. Eichmann beveelt de Joden af te voeren naar
concentratiekampen in Polen, in de eerste plaats naar Auschwitz.
Officieel heeft men het over verplichte tewerkstelling in het
« Oosten ».
In bezet België heeft Kurt Asche nauwelijks twintig man ter
beschikking. In de mening dat zij geen Belgische ordemachten kan
inzetten om Joden voor deportatie te verzamelen, geeft de Sipo-SD
op 15 juli 1942 de opdracht aan de Vereniging van de Joden in
België om de 10.000 « oproepingsbevelen voor tewerkstelling » uit te
40
delen onder de Joden, die zich moeten melden in het « SSSammellager für Juden », het verzamelkamp in de Dossinkazerne in
Mechelen. De ligging van het kamp is ideaal voor de nazi’s :
halverwege tussen Brussel en Antwerpen, waar de grootste
concentraties van Joden in België wonen. Zo wordt de
Dossinkazerne, de « wachtkamer voor de dood », de verplichte halte
voor alle Joden die uit België naar Auschwitz worden gedeporteerd.
De Duitsers beslissen dat, telkens wanneer het aantal geïnterneerden
tegen de 1.000 loopt, er een konvooi uit Mechelen moet vertrekken.
Krijgen alle buitenlandse Joden een oproepingsbrief voor het
verzamelkamp in Mechelen ?
Onder het voorwendsel van gezinshereniging roepen de Duitsers ook
zuigelingen, bejaarden en zieken op. Aan het hoofd van de
Dossinkazerne staat « SS-Sturmbannführer » Philipp Schmitt, die
ook al het kamp van Breendonk onder zijn leiding heeft. Hij staat er
bekend voor zijn monsterachtig sadisme. Na een beschuldiging van
geldverduistering wordt majoor Schmitt in april 1943 uit zijn functie
als kampoverste in Mechelen ontzet, maar in Breendonk blijft hij op
post. In Mechelen volgt adjudant-majoor Hans Frank hem op.
Werden de Joden
opgeroepen ?
met
de
Belgische
nationaliteit
ook
Al voor de zomer 1942 beseft de bezetter dat hij, door de schijn op te
houden voor de enkele duizenden Joden van Belgische nationaliteit,
zijn beleid van deportatie van buitenlandse Joden naar het oosten
ongehinderd kan uitvoeren. Deze discriminatie leeft ook bij een groot
deel van de Belgische opinie en bij de morele en politieke overheden
van het land. Eigenlijk gaat het gewoon om oplichting : tegen
41
Belgische overheden die protesteren, belooft de bezetter dat de
Belgische Joden gespaard zullen blijven. Maar de Belgische
Grondwet waarborgt gelijke rechten voor iedereen op zijn
grondgebied, ongeacht de nationaliteit. Een halve eeuw later zal
historicus Maxime Steinberg schrijven: « De Belgische overheid
heeft de buitenlandse Joden aan de bezetter overgeleverd. » In
werkelijkheid krijgen de Belgische Joden slechts enkele maanden
uitstel.
Wanneer vertrokken de eerste konvooien uit Mechelen naar
Auschwitz ?
Op 4 augustus 1942 vordert Kurt Asche passagierwagons van de
Belgische spoorwegen op en zendt hij zijn eerste trein naar het
vernietigingscentrum Auschwitz met 996 Joodse mannen, vrouwen
en kinderen aan boord. Een tweede konvooi met 998 passagiers
vertrekt op 11 augustus 1942. Het derde konvooi vertrekt op 15
augustus uit Mechelen met 1.000 gedeporteerden. In het totaal zullen
26 konvooien uit België naar Auschwitz vertrekken. Het laatste
konvooi vertrekt op 31 juli 1944 uit Mechelen, terwijl de
geallieerden klaarstaan om België binnen te rukken.
Werden alle Joden gedeporteerd ?
Aan het einde van de zomer 1942 zijn niet alle Joden uit België
gedeporteerd. Maar in drie maand tijd zijn wel 16.622 Joden naar
Auschwitz afgevoerd. Een aantal mannen die in Kozel in OpperSilezië waren beland, werden naar werkkampen doorgestuurd.
Midden augustus 1942 moet Kurt Asche vaststellen dat zijn
oproepbrieven niet het verwachte effect hebben. Van de 10.000
opgeroepenen zijn er slechts 3.900 zich spontaan komen melden. De
42
Sipo-SD besluit dan maar om krachtdadig op te treden en ze bij
razzia’s thuis op te pakken.
Wat is een razzia ?
Dit is een onverwachte massale arrestatie door de politie - in dit
geval de Sipo-SD. Die beslist in Antwerpen toe te slaan. Omdat de
meeste Joden in een wijk in de stationsbuurt geconcentreerd wonen,
zijn zij gemakkelijk aan te houden. Ondanks de Belgische wet en op
eenvoudig verzoek van de Duitsers, mobiliseert de Antwerpse
hoofdcommissaris Josef De Potter voor de gelegenheid 53
politieagenten. De razzia vindt plaats in de nacht van 15 op 16
augustus 1942. Met de hulp van de Sipo-SD en de
« Feldgendarmen » omcirkelt de Antwerpse politie de Joodse buurt
bij het Centraal Station. Zij verspreiden zich in de straten, om dan
systematisch alle huizen uit te kammen en Joden met hun hele gezin
op te pakken.
Hebben de gemeentelijke overheden geprotesteerd tegen de inzet
van de gemeentepolitie bij razzia’s ?
De razzia die met de hulp van de Antwerpse politie is georganiseerd,
lokt geen enkel protest uit vanwege zijn katholieke burgemeester,
Leo Delwaide. De slachtoffers van deze razzia worden op het vierde
konvooi gezet dat op 18 augustus 1942 vertrekt. Aan boord, 998
personen. De Duitsers bereiden nog twee razzia’s voor, opnieuw
tegen de Belgische wet in en met instemming van de burgemeester.
Maar de tweede razzia op 27 augustus mislukt : agenten hebben de
Joden gewaarschuwd… In de nacht van 28 op 29 augustus 1942
echter wordt de gemeentepolitie van Antwerpen zonder meer door de
bezetter gevorderd. Zij krijgt onder dwang de opdracht om 1.000
43
buitenlandse Joden op te pakken. Aan deze razzia neemt geen enkele
Duitser deel. De Antwerpse politie pakt 1.243 Joden op. Op 11 en 12
september vinden opnieuw razzia’s plaats bij klaarlichte dag, maar
ditmaal zonder de medewerking van de lokale politie. 1.422 Joden
zijn in het net gevangen.
Mede dankzij de gedreven medewerking van de Antwerpse
gemeenteraad, het lokale bestuur en ook de gerechtelijke instanties
belandt 65% van de Joden van de metropool in de doodskampen.
Werkten ook andere Belgen mee aan de arrestatie van Joden ?
Voor de jacht op de Joden die in de zomer van 1942 is gestart en tot
het einde van de bezetting doorgaat, komt naast occasionele
medewerking van de Antwerpse politie, ook geregeld hulp van
antisemitische splintergroepen, Vlaamse SS’ers, rexisten en
Belgische helpers bij de Duitse politiemacht. Bovendien vult het
grote aantal aanbrengingen deze lugubere score nog aan.
Hebben de Duitsers ook in andere Belgische steden razzia’s
georganiseerd ?
Ook in Brussel vinden razzia’s plaats. Maar in tegenstelling tot in
Antwerpen, en ondanks herhaalde verzoeken vanwege de bezetter,
leidt tegenstand van sommige anti-Duitse stadsbestuurders binnen de
Conferentie van Burgemeesters ertoe dat zowel deze laatste als de
procureur des Konings de lokale politie elke deelname aan door de
bezetter georganiseerde razzia’s en arrestaties verbieden. In
september 1942 beslissen de Duitsers dan ook een razzia te houden
in de hoofdstad omdat zij 378 personen te weinig hebben om hun
achtste konvooi te vullen. Zij openen de jacht op de Joden in de buurt
44
van het Zuidstation. In het totaal worden bij de razzia in Brussel 718
buitenlandse Joden aangehouden, die allemaal worden gedeporteerd.
In Charleroi, waar slechts een kleine Joodse gemeenschap woont,
liggen de zaken helemaal anders. Het lokale comité van de VJB heft
zichzelf op en houdt zich afzijdig van het beleid dat in de rest van het
land wordt gevoerd.
Werden ook de Joden van Belgische nationaliteit gedeporteerd ?
In de zomer van 1942 denken de Belgische Joden nog altijd dat zij
veilig zijn. Tot in de zomer van 1943 komen een aantal van hen vrij
uit Mechelen, op vraag van het Duitse militaire bestuur, dat hiermee
een verzoek inwilligt van Belgische prominenten, waaronder
Koningin Elisabeth.
In de zomer van 1943 vertraagt het ritme van aanhoudingen van
buitenlandse Joden. De treinen naar Auschwitz raken te traag gevuld
naar de zin van de nazi’s. De militaire commandant, generaal von
Falkenhausen, beslist om ook Joden van Belgische nationaliteit te
deporteren. De morele en politieke Belgische overheden zijn
bedrogen. Tijdens de razzia op Belgische Joden in de nacht van 3 op
4 september 1943 worden opnieuw ongeveer 1.000 slachtoffers uit
hun huis gehaald. Ook de Belgische Joden die twee maand eerder
waren bevrijd, worden in die razzia’s opgepakt. Tijdens hun transport
naar Mechelen, in een hermetisch afgesloten verhuiswagen, komen 9
personen om door verstikking. Op 20 september vertrekken uit
Mechelen twee konvooien: een konvooi met buitenlandse Joden en
een met Belgische Joden.
45
C. VERZET TEGEN DE VERVOLGINGEN
Hebben de Joden zich laten doen bij de razzia’s en deportaties ?
Overleven, de bevelen negeren, het zijn op zich al daden van verzet.
Duizenden Joden weten aan de razzia’s en deportaties te ontsnappen.
Anderen gaan in het verzet en bieden weerstand tegen de
vervolgingen vanuit ondergrondse organisaties.
Militanten van Joodse organisaties, zoals "Solidarité Juive" of
"Secours Mutuel Juif", sluiten zich aan bij mannen en vrouwen uit
andere Joodse stromingen. Aan het eind van de zomer van 1942
vormen zij de grootste Joodse burgerlijke verzetsbeweging, het
“Joods Verdedigingscomité” of JVC. De aanvoerder van dit Joodse
front, Hertz Jospa, zal samen met Chaïm Perelman dit comité
vertegenwoordigen bij het Onafhankelijkheidsfront, de grote
Belgische linkse verzetsorganisatie. Als reactie van Joodse kant op
de Duitse vervolgingen doet het JVC al het mogelijke om aan de
ondergedokenen de nodige middelen te bezorgen om te overleven. In
de vereniging zijn ook niet-Joden actief, zoals Yvonne FeyerickNevejean, directeur-generaal bij het Nationaal Werk voor
Kinderwelzijn of ook nog, op het terrein, de jonge onderwijzeres
Andrée Geulen.
Het Onafhankelijkheidsfront overkoepelt onder meer een gewapende
verzetsgroep : het Belgische Partizanenleger, waarvan de
aanvoerders en bijna de helft van de Belgische en buitenlandse leden
communisten zijn. Het Belgische Partizanenleger of de gewapende
Partizanen laat zich opmerken met spectaculaire operaties : sabotage,
diefstal van rantsoenzegels, ondergronds verzet en gerichte executies
van collaborateurs. Een klein deel van zijn Joodse leden gaat zich
toeleggen op de strijd tegen de deportaties. Op 25 juli 1942 vallen
vier Joodse verzetsstrijders van het Belgische Partizanenleger,
aangevoerd door Moszek Rakower, de zetel van de VJB in Brussel
aan. Zij slagen erin het kaartregister van de Joden te verbranden.
46
Jammer genoeg gaat het slechts om een kopie, het origineel is al in
handen van de Sipo-SD. Moszek Rakower zal op 6 januari 1943
worden gefusilleerd als « terrorist ». Een maand later, op 29
augustus 1942, schrikken de gewapende partizanen er niet voor terug
om Robert Holzinger te « liquideren », die bij de VJB
verantwoordelijk is voor de zogenaamde « tewerkstelling ».
De prijs die het Joodse verzet betaalt, is zwaar. Dat geldt ook voor de
gewapende broeders die deel uitmaken van niet-Joodse
verzetsbewegingen tegen de bezetter. Verschillende medeoprichters
van het Joods Verdedigingscomité worden aangehouden en
gedeporteerd. In mei en juni 1943 gebeurt dit ook met leden van de
kinderafdeling van het JVC. De organisatie krijgt zware klappen.
Zijn er dan Joden in geslaagd om aan de razzia’s te ontkomen ?
Na de eerste deportaties beginnen de Joden te reageren. Nu gelooft
geen enkele buitenlandse Jood nog in het verhaaltje van gewone
« arbeidsprestatie » in het Oosten. Hun wacht de deportatie. Willen
zij die vermijden, dan is er maar een mogelijkheid: vluchten,
onderduiken. Wat niet eenvoudig is. Er bestaan wel vluchtroutes naar
neutrale landen, zoals Zwitserland, Portugal, of niet-bezet Frankrijk.
Maar dan hebben zij geld nodig om de reis te betalen en hun gezin te
voeden. Een andere oplossing is onderduiken bij de bevolking. Ook
niet eenvoudig. Uitstapjes in stad zijn zeldzaam en gevaarlijk. Om te
overleven moet men aan valse identiteitspapieren geraken,
rantsoenbonnen, onderdak vinden. Ook dat kost allemaal veel geld.
Om niet door de Duitsers ontdekt te worden, sluiten de
achtergebleven Joden zich thuis op, doodsbang… Om het gespannen
klimaat nog wat aan te wakkeren, zetten de door de bezetter
gecontroleerde kranten de bevolking ertoe aan om Joden die in de
illegaliteit zijn ondergedoken te verklikken. En de verklikkersbrieven
stromen binnen…
47
Wat wist men toen over de vernietigingskampen van de nazi’s in
het Oosten ?
Onder de Joden in België heerst na de zomer 1942 de grootste
verwarring. Temeer daar radio Moskou, een officiële zender die
vanuit de Sovjet-Unie in het Frans uitzendt, geruchten verspreidt
over massamoorden door Duitse commando’s op de Joodse
bevolking in de Sovjet-Unie en ook oproepen om hulp uitzendt. In
Polen worden de Joden vanaf oktober 1940 opgesloten in getto's,
wijken die binnen de steden afgesloten zijn met muren of
prikkeldaad. In Warschau verhuizen onder dwang 500.000 Joden om
opeengepakt in een wijk te gaan wonen: het getto. De
levensomstandigheden zijn er zo erbarmelijk dat zij bij tienduizenden
van ondervoeding sterven of aan tyfus bezwijken. Gruwelverhalen
sijpelen binnen via brieven die ondanks de censuur toch bij familie in
bezet België aankomen.
Hoe reageert de Belgische bevolking op de razzia’s en de
deportaties van Joden ?
De razzia’s en deportaties wekken verontwaardiging bij de nietJoodse bevolking. Hier maken wij voor de tweede keer een
ommekeer in de publieke opinie mee, vooral sinds de invoering van
het systeem van verplichte tewerkstelling in het Reich op 6 oktober
1942. 190.000 Belgen, mannen en vrouwen, worden door de bezetter
onder dwang gerekruteerd en naar Duitsland gestuurd.
Tienduizenden werkweigeraars duiken onder. Ditmaal treft de
maatregel de ganse Belgische bevolking, waarvan een deel zich
voortaan met de opgejaagde Joden identificeert. Er ontstaan spontaan
netwerken van solidariteit om hun redding te organiseren.
48
Hebben dan ook niet-Joodse Belgen Joden geholpen ?
Sommige Belgen zijn bereid Joodse kinderen onderdak te bieden, er
zijn er die geld krijgen om in het onderhoud van de kleine
onderduikertjes te voorzien. Maar die opvanggezinnen lopen enorme
risico’s. Indien zij verklikt worden, wacht hen arrestatie, zelfs
deportatie. De meeste van die mensen doen dit om mensenlevens te
redden, ook al zijn er enkele die het uit winstbejag doen. Naast
honderden anonieme medewerkers spelen ook heel wat priesters en
religieuzen een rol in de hulpnetwerken voor Joden. De hele oorlog
lang zal kardinaal Van Roey, primaat van België, geen enkele keer
de deportatie van de Joden publiekelijk veroordelen. Maar hij laat
zijn clerus wel alle vrijheid van handelen… De bisschop van Luik,
Louis Kerkhof, schaart zich als enige expliciet achter de redding van
de Joden.
Sommige Joden vinden een schuilplaats op heel onverwachte
plaatsen. In Beloeil brengen de prins de Ligne en zijn echtgenote in
hun kasteel een home onder voor kinderen die door ontbering
verzwakt zijn. Vanaf 1941 bieden zij in het geheim onderdak aan
tientallen Joodse kinderen. Duizenden Joden kunnen alleen
overleven dankzij individuele acties van de bevolking, gebaren van
solidariteit en edelmoedigheid, los van elke georganiseerde actie.
Heel België lijdt onder voedselschaarste die door de bezetter is
georganiseerd. Voor onderduikers is het nog moeilijker om aan
voedsel te geraken en zich te verwarmen.
Zijn er gedeporteerde Joden ontsnapt uit de konvooien ?
Vanaf de herfst 1942 zijn er steeds meer ontsnappingen. Tegen het
einde van 1942 beginnen de mensen stilaan weet te krijgen van het
49
lot van de gedeporteerde Joden, niet langer door geruchten, maar
door getuigenissen uit de eerste hand. In februari 1943 verkondigt
Radio België, die vanuit Londen uitzendt, dat de nazi’s dagelijks
gemiddeld
6.000
Joden
ombrengen
in
zogenaamde
« concentratiekampen » in Polen. In de lente van 1943 begint ook in
Mechelen het verzet zich te organiseren. Heel wat Joden die
opgesloten zitten in de Dossinkazerne zijn vastbesloten om te
ontsnappen uit de trein die hen naar Auschwitz moet brengen. Maar
ontsnappen is een riskante onderneming. Soldaten bewaken de trein.
De Joden zitten niet langer in passagierwagons, maar in veewagons
waarvan de deuren met een hangslot zijn afgesloten. Bovendien, ‘s
nachts uit een rijdende trein springen is niet eenvoudig…
Gevangenen die in de kazerne werken, verbergen vijlen of zagen
onder het stro in de veewagons.
Het Joods Verdedigingscomité, dat op de hoogte is van de datum en
het uur van vertrek van het 20e konvooi, wil een massale
ontsnappingsactie organiseren. Het Onafhankelijkheidsfront weigert
mee te werken aan een dergelijke gewaagde onderneming.
Uiteindelijk besluiten een jonge Joodse arts, Georges Livschitz, en
twee niet-Joodse studiekameraden van op het Atheneum, Jean
Franklemon en Robert Maistriau, het erop te wagen, een unieke daad
in de ganse geschiedenis van de oorlog tegen de Joden - op de avond
van 19 april 1943. Alleen George Livschitz is gewapend. In principe
moet hij de treinconducteur tegenhouden terwijl zijn twee kameraden
zoveel mogelijk wagons openmaken. Maar omdat achter de tender
een escorte zit, moet hij zijn plan veranderen. Zij kunnen niet anders
dan zich snel uit de voeten maken. Toch slagen 17 gevangenen erin
om te ontsnappen uit die ene opengebroken wagon.
Op zich heeft de aanval slechts een bescheiden resultaat, maar hij is
van historisch belang omdat hij zo uitzonderlijk is. Dit was immers
in heel bezet Europa de enige poging om een deportatiekonvooi
tegen te houden. Eenmaal de trein opnieuw vertrokken, werken de
50
gevangenen verder aan hun ontsnappingsplan: zij zagen de tralies
door en houden zich klaar om te springen. Het komt erop aan zeker
te springen voor zij het Belgische grondgebied verlaten. Van de
1.631 gedeporteerden op dat XXe konvooi – een bijzonder getal –
kunnen er 236 ontsnappen, of één op zeven. Jammer genoeg zijn
langs de spoorlijn 23 lijken gevonden. Heel wat ontsnapten zijn
achteraf terug opgepakt door de Duitse politie. Een tiental
vluchtelingen komen in ziekenhuizen terecht, drie bezwijken er aan
hun verwondingen. Vanaf die datum vertrekken de konvooien niet
langer ‘s nachts, maar overdag. Er zijn minder ontsnappingen. In de
zomer van 1943 zijn in bezet Europa naar schatting al meer dan 4
miljoen Joden omgebracht.
Gingen de deportaties door tot aan het einde van de bezetting ?
Op 29 november 1942 volgt kapitein Fritz Erdmann Kurt Asche op.
Deze laatste blijft wel in dienst als adjunct. Op 15 januari 1943
vertrekken opnieuw transporten naar het Oosten. Ondertussen
worden nog steeds opgejaagde Joden en hun beschermers verklikt en
opgepakt. Tegen een gemiddelde van 21 per dag komen Joden aan in
de Dossinkazerne in Mechelen. Maar hier komen niet alleen Joden
terecht. Ook zigeuners zijn het mikpunt van de rassenoorlog. Op 5
november 1943 worden de eerste 14 zigeuners in de kazerne
opgesloten. Op 15 januari 1944 vertrekt een speciaal konvooi met
351 zigeuners aan boord, waaronder 175 kinderen. Bij hun aankomst
in Auschwitz krijgen de 351 gedeporteerden een registratienummer.
Slechts 12 van zijn nog in leven bij de Bevrijding.
In februari 1944 volgt « SS-Standartenführer » Constantin Canaris
SS-majoor Ernst Ehlers op aan het hoofd van de Sipo-SD in bezet
België. De « Judenreferent » Kurt Asche wordt gearresteerd en tot
een jaar dwangarbeid veroordeeld wegens diefstal van Joodse
bezittingen. Natuurlijk verwijten zijn oversten hem niet dat hij Joden
51
heeft bestolen, wel dat hij voorwerpen die aan de nazistaat
toekwamen voor zichzelf heeft gehouden. Voor de Joden verandert
dit allemaal niets aan de zaak. Het opjagen en deporteren gaat
onverminderd voort tot aan de bevrijding van België door de
geallieerde troepen.
Leefden alle Joden, die aan de razzia’s en deportaties konden
ontkomen, ondergedoken ?
Na de razzia’s en deportaties in de zomer van 1942 blijft een
gedecimeerde Joodse bevolking in alle legaliteit en openbaarheid in
België wonen. Deze verarmde Joodse gemeenschap, die overleeft
onder permanente dreiging van de bezetter, is volledig aangewezen
op de sociale, culturele en religieuze diensten van de Vereniging van
de Joden in België. Tegen het einde van de oorlog zal die VJB bijna
duizend reële of fictieve werknemers hebben. Onder de enkele
duizenden « legale » Joden zijn er de werknemers van de VJB en hun
gezin, Joodse echtgenoten van gemengde huwelijken, onderdanen uit
neutrale of met Duitsland bevriende landen, dwangarbeiders of ook
nog zij die een legitimatiekaart bezitten. Verder zijn er ook 600
wezen, die in zeven tehuizen zijn geplaatst, bejaarden die zijn
ondergebracht in rusthuizen, patiënten van het Joodse ziekenhuis in
Elsene en arbeiders die in de werkplaatsen voor Duitsland zijn
tewerkgesteld. In augustus 1944 vraagt de Sipo-SD bij de Vereniging
van de Joden in België de lijsten op van de Joden die nog in vrijheid
zijn. De VJB weigert de gevraagde lijsten af te geven en beslist haar
activiteiten stop te zetten. De kinderen en bejaarden worden
verspreid en verborgen. De leiders van de VJB duiken onder.
52
V. BELGIE NA DE BEVRIJDING : GEEN REPRESSIE VAN
DE
ADMINISTRATIEVE
COLLABORATIE,
GEEN
ERKENNING VAN DE JUDEOCIDE
Wanneer werd België door de geallieerden bevrijd ?
Het grootste deel van het Belgische grondgebied wordt bevrijd in
september 1944. Brussel en Mechelen worden op 4 september 1944
bevrijd. Da nacht voordien zijn de SS’ers uit de kazerne Dossin
vertrokken, de 527 gevangenen die er nog zijn, blijven achter. De
Joden die de oorlog hebben overleefd dankzij individuele initiatieven
of bescherming van georganiseerde groepen, komen uit hun
schuilplaats. Alleen al het Joods Verdedigingscomité heeft 10.000
volwassenen en meer dan 3.000 kinderen geholpen en gered.
Sommige kinderen moeten niet lang wachten. Maar na een scheiding
van twee jaar is het weerzien niet altijd gemakkelijk.Voor de
overlevenden breekt de tijd van rouwen aan. De maanden daarop
toont het bioscoopnieuws regelmatig beelden van de terugkeer van
krijgsgevangenen. Maar niemand rept met een woord over de Joden,
het bijzondere verhaal van hun vernietiging is niet bekend. Zij zijn
dan ook met zoveel minder om terug te keren…
Hoeveel Joden die uit België gedeporteerd zijn, hebben de oorlog
overleefd ?
Bij de 24.906 gedeporteerden van de Dossinkazerne in Mechelen
komen nog 5.034 Joden uit België, die in Frankrijk zijn opgepakt en
vanuit Drancy zijn gedeporteerd. Daarbij moeten ook de Joden
worden geteld die bij de arrestaties zijn geëxecuteerd, die in de
Belgische gevangenissen zaten, die als gijzelaars zijn omgebracht of
die in het kamp van Breendonk zijn omgekomen.
53
Van die ongeveer 30.000 Joden zullen er maar 1.600 terugkeren,
waaronder slechts 55 adolescenten. Bijna 60 % van alle
oorlogsslachtoffers in België is Joods. Meer Joden hebben de
vervolgingen overleefd dan er zijn omgekomen: met ruim 35.000
zijn zij, maar zij zijn wel alles kwijt : familie, huis en bezittingen.
Zijn de Belgen, die met de Duitsers hebben gecollaboreerd bij de
Jodenvervolging, gestraft door het Belgische gerecht ?
Na de bevrijding oordeelt het Belgische militaire gerecht dat een
onderzoek naar collaboratie van de Belgische politie bij de razzia’s
tegen de Joden in Antwerpen veel te « gevoelig » ligt. Het vindt ook
dat de Belgische Staat, en dus zijn administratie, geen enkele
verantwoordelijkheid draagt in de vervolging en deportatie van Joden
in bezet België. Wel worden Belgische anti-Joodse collaborateurs
zoals René Lambrichts na de bezetting zwaar veroordeeld. Op 12
april 1947 worden twaalf beulen van kamp van Breendonk, die door
de militaire rechtbankt in Mechelen ter dood veroordeeld zijn,
geëxecuteerd. Maar de grote meerderheid van die collaborateurs
zullen al snel vervroegd vrijkomen en later kunnen rekenen op een
volledig eerherstel. Na een lange procedure, waarin de Joodse
kwestie nooit ter sprake komt, wordt Gérard Romsée op 27 mei 1948
in beroep veroordeeld tot 20 jaar buitengewone hechtenis. Op 7
maart 1951 krijgt Romsée strafvermindering tot 16 jaar gevangenis.
In juni 1966 volgt volledig eerherstel.
Werden de Duitse verantwoordelijken door de Belgische justitie
vervolgd ?
Eind 1945 wordt majoor Schmitt, de voormalige commandant van de
kampen van Breendonken Mechelen, naar België overgebracht. Op
54
25 november 1949 wordt hij ter dood veroordeeld door de bijzondere
Krijgsraad en geëxecuteerd.
In de processen die het Belgische militaire gerecht aanspant tegen
von Falkenhausen en Reeder wordt de Jodenvervolging in
aanmerking genomen als een van de drie hoofdbeschuldigingen.
Beide mannen worden aan België uitgeleverd op 24 februari 1947.
Na een lang onderzoek start op 25 september 1950 voor de krijgsraad
in Brussel het proces tegen de twee hoogste Duitse
verantwoordelijken voor de judeocide in België. Op 9 maart 1951
worden von Falkenhausen en Reeder schuldig verklaard aan de
deportatie en executie van 240 gijzelaars, aan de deportatie van
Joden en aan het sturen van dwangarbeiders naar Duitsland. Beiden
worden veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid. Maar op 26 maart
1951 komen von Falkenhausen en Reeder allebei vrij en keren zij
terug naar Duitsland. Het lijkt erop dat de internationale politieke
situatie in volle koude oorlog in het voordeel heeft gespeeld van hun
vervroegde vrijlating.
55
NAWOORD :
VAN
NAGEDACHTENIS
VERGETELHEID
Kregen de Belgische Joden
schadeloosstelling van België ?
na
de
oorlog
NAAR
hulp
en
Tijdens de bezetting had men zich weinig bekommerd om het lot van
de Joden. Dat van de overlevenden uit de dodenkampen, die
opgingen in de massa gerepatrieerde krijgsgevangenen en
dwangarbeiders, maakte de dagen na de bevrijding al evenmin veel
emoties los. Dit blijkt uit het verzuim en de weigeringen om aan
gedeporteerden wegens ras een statuut of ook maar enige materiële
schadeloosstelling toe te kennen. Tot op vandaag is nog altijd niet
geweten in hoeverre het gerecht Belgen die Joden hebben verklikt
heeft gestraft. Het unieke karakter van de Shoah, het systematische
uitmoorden en beroven van de Joden tijdens de oorlog, krijgen pas
vanaf de jaren 60 enige aandacht. Na een lange procedure start in
november 1980 in Kiel, in de Bondsrepubliek Duitsland, het proces
van de verantwoordelijken voor de Endlösung in België. Uiteindelijk
wordt alleen Kurt Asche veroordeeld door het hof van assisen van de
deelstaat Schleswig-Holstein. Constantin Canaris is ernstig ziek en
Ernst Ehlers heeft aan de vooravond van het proces zelfmoord
gepleegd.
Vanaf de jaren 80 volgen de individuele en officiële eerbetuigingen
elkaar op voor hen die risico namen, een risico dat sommigen met
hun leven betaalden, om dat van de opgejaagde Joden te redden. Het
wordt wachten tot in de jaren 2000 voor België de Joden die de
oorlog hebben overleefd eindelijk een statuut en materiële
vergoeding aanbiedt.
56
OM ER MEER OVER TE WETEN
I. GEPUBLICEERDE STUDIES
Syntheses
Rudi VAN DOORSLAER, Emmanuel DEBRUYNE, Frank
SEBERECHTS en Nico WOUTERS, Gewillig België : Overheid en
Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog, Brussel, SOMACEGES, Antwerpen, Meulenhoff/Manteau, 2007, 2 vol.
Maxime STEINBERG, L’étoile et le fusil, Brussel, Vie Ouvrière,
1983-1986, 3 vol.
Maxime STEINBERG, Un pays occupé et ses juifs. Belgique entre
France et Pays-Bas, Gerpinnes, Quorum/in samenwerking met het
CEESAG, Centre européen d'Études sur la Shoah, l'Antisémitisme et
le Génocide, laboratoruim van het Institut d'Études du Judaïsme aan
de ULB, 1999.
Case-study’s
Thierry DELPLANCQ, Des paroles et des actes. L'administration
bruxelloise et le registre des Juifs, 1940-1941, in Cahiers d'Histoire
du Temps Présent (30/60), Brussel, CEGES, 2003, nr. 12, pp. 139180.
Barbara DICKSCHEN, L'école en sursis : La scolarisation des
enfants juifs pendant la guerre, Brussel, Didier Devillez, 2006.
De curatoren van het getto. De Vereniging van de Joden in België
tijdens
de
nazibezetting,
uitgegeven
door
JeanPhilippe SCHREIBER en Rudi VAN DOORSLAER, Tielt, Lannoo,
2004.
Patrick NEFORS, Breendonk, 1940-1945.
Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004.
57
De
Geschiedenis.
Thierry ROZENBLUM, Une cité si ardente. L’administration
communale de Liège et la persécution des Juifs, 1940-1942
(http://www.dannes-camiers.be/UCSA.pdf).
Lieven SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad. Een
geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944),
Tielt, Lannoo, 2000.
Bernard SUCHECKY, Résistances juives à l’anéantissement,
Bruxelles, Éditions Luc Pire, 2007.
Annette WIEVORKA, Auschwitz expliqué à ma fille, Parijs, Seuil,
1999.
II. WEBSITES
Breendonk Memorial : www.breendonk.be
Joods Museum van Deportatie en Verzet (Mechelen) : www.cicb.be
United States Holocaust Memorial Museum (Washington) :
www.ushmm.org
Yad Vashem (Jerusalem) : www.yadvashem.org
Coordination
pédagogique
www.enseignement.be/dob
Démocratie
58
ou
Barbarie :
Download