IS HET BEGRIP ‘ERNSTIGE FISCALE FRAUDE’ ONGRONDWETTELIJK? Onlangs werden bij het Grondwettelijk Hof drie annulatieberoepen ingediend met betrekking tot het begrip ‘ernstige fiscale fraude, al dan georganiseerd’. Sinds de invoering van dit begrip in ondermeer de fiscale wetboeken en het strafwetboek in de zomer van 2013, zorgt dit voor beroering bij de financiële sector en de cijferberoepen. Deze aan de preventieve witwaswetgeving onderworpen entiteiten, wijzen er terecht op dat de draagwijdte en het toepassingsgebied van de notie “ernstige fiscale fraude” eerder vaag is en aanleiding geeft tot diverse interpretatieproblemen wat de praktische toepassing ervan betreft. Inwerkingtreding Het begrip ‘ernstige fiscale fraude, al dan georganiseerd’, werd in de fiscale wetboeken ingevoerd door de wet van 17 juni 2013 (inwerkingtreding 8 juli 2013) en door de wet van 15 juli 2013 (inwerkingtreding 29 juli 2013) in het Strafwetboek, in het Wetboek van Vennootschappen en in de Preventieve witwaswetgeving. Het nieuwe begrip vervangt de vroegere terminologie ‘ernstige én georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend’’. Het georganiseerde karakter van fiscale fraude is nu dus slechts nog een verzwarende omstandigheid die kan wijzen op de ernst van de fiscale fraude. Geen wettelijke definiëring Het nieuwe begrip ‘ernstige fiscale fraude, al dan georganiseerd’ werd niet wettelijk gedefinieerd. Dit zorgt voor onduidelijkheid en interpretatieproblemen bij belastingplichtigen en bij de aan de preventieve witwaswetgeving onderworpen entiteiten. Zij zullen zelf een invulling aan het begrip moeten geven in concrete dossiers. Hiervoor kan inspiratie worden gevonden bij de (vage) voorbereidende werken, volgens dewelke volgende elementen kunnen wijzen op het bestaan van ernstige fiscale fraude: (a) de opmaak en/of het gebruik van valse stukken, (b) het omvangrijke bedrag van de verrichting en (c) het abnormale karakter van dit bedrag gelet op de activiteiten en het vermogen van de belastingplichtige. Problematiek preventieve witwaswetgeving Meldingsplichtigen beroepsbeoefenaars in het kader van de preventieve witwaswetgeving (zoals notarissen, bedrijfsrevisoren, boekhouders, belastingconsulenten, advocaten, financiële instellingen, enz.) zullen voortaan nog meer omzichtigheid aan de dag moeten leggen. Verwacht kan worden dat zij sneller tot een effectieve melding bij de witwascel (CFI) zullen moeten overgaan dan onder de oude notie. Zij lopen daarbij het risico onder bepaalde omstandigheden zelf een (vermeend) witwasmisdrijf te plegen onder art. 505 Sw, zelfs indien zij een verdachte verrichting bij de CFI zouden gemeld hebben. Wetgever wijzigt wet niet Mede naar aanleiding van verzuchtingen uit de banksector, beantwoordde de Staatsecretaris voor bestrijding van de sociale en fiscale fraude John Crombez, reeds een parlementaire vraag in verband met de toepassing van het nieuwe begrip (PV nr. P2229). Volgens de Staatsecretaris is een melding niet verplicht bij ‘kleinere bedragen’. Inmiddels heeft ook de CFI een beslissing gepubliceerd waarin zij er op wijst dat “het doel van de wetgever steeds is geweest om de Cel voor Financiële Informatieverwerking en vervolgens de strafrechtelijke instanties niet te overbelasten en hen niet te overstelpen met zaken die onvoldoende ernstig zijn om strafrechtelijke vervolging te rechtvaardigen en die beter de administratieve weg volgen”. Wat daarvan te denken echter. Wat is immers een “kleiner bedrag” ? Tot op heden heeft de wetgever het nieuwe begrip ‘ernstige fiscale fraude’ niet nader verduidelijkt, en werd er geen minimumdrempel ingesteld waaronder geen sprake zou zijn van ernstige fiscale fraude, naar analogie met enkele andere lidstaten in de Europese Unie. Annulatieberoepen De blijvende onduidelijkheid bracht de betrokken partijen er recent toe om een verzoek tot vernietiging van de nieuwe notie “ernstige fiscale fraude” in te dienen bij het Grondwettelijk Hof. Een eerste beroep werd ingesteld met het oog op de nietigverklaring van het delict ‘ernstige fiscale fraude’ in de fiscale wetboeken. Hierop volgde een beroep van van de ‘Orde van de Vlaamse balies’ en van ‘Febelfin’ tegen het begrip ‘ernstige fiscale fraude’ in de antiwitwaswetgeving en de repressieve witwaswetgeving (artikel 505 van het strafwetboek). Een uitspraak van het Grondwettelijk Hof volgt naar verluid binnen het jaar. In het verleden liet het Hof alvast niet na bepalingen nietig te verklaringen wegens vaagheid van de in een strafwet gehanteerde begrippen (zie GWH, 14 mei 2003, Arrest nr. 69/2003). De strenge sancties in de preventieve witwaswetgeving voor nalatige beroepsbeoefenaars rechtvaardigen o.i. eenzelfde gestrengheid bij de beoordeling van de voorzienbaarheid van de erin gehanteerde begrippen. In tussentijd… In afwachting van een arrest van het Grondwettelijk Hof zullen belastingplichtigen en meldingsplichtigen uiterst omzichtig te werk moeten gaan en hun interne procedures en aanvaardingsbeleid herbeoordelen.