Opvolging van positieve mammotesten – Jaar 2007 Dr JB Burrion, januari 2010 Context Sinds 2002 organiseert Brumammo asbl het opsporingsprogramma voor borstkanker voor vrouwen van 50 tot 69 jaar in het Brussels Gewest. Elke 2 jaar ontvangt elke vrouw een uitnodiging voor een mammotest. Aan het programma nemen 28 opsporingseenheden deel. Het percentage Brusselse vrouwen tussen 50 en 69 jaar die gebruik maakten van het gratis opsporingsprogramma (Mammotest) bedraagt 10%. Bovendien maakt 45% van de vrouwen uit dezelfde leeftijdscategorie gebruik van de preventieve senologische balans. De positieve mammotesten vertegenwoordigen ongeveer 4,5% van het totaal van de jaarlijks uitgevoerde mammotesten (trefpercentage). Ze worden onderworpen aan een bijkomende foutopsporing die de aanwezigheid van een kanker bevestigt of weerlegt. Deze foutopsporing kan worden gedaan in de Eenheid die het opsporingsonderzoek uitvoerde of in elke andere structuur. DOELSTELLINGEN Dit rapport heeft als doel de prestaties van het programma te evalueren door een set indicatoren te onderzoeken die worden aanbevolen in de « European guidelines for quality assurance in reast cancer screening and diagnosis » Vierde editie. De vragen die in dit rapport aan bod komen zijn: - De graad van deelneming aan de foutopsporing; - het aantal kankers dat wordt opgespoord in de onderzochte populatie, d.w.z. het opsporingspercentage; - Het aantal kankers dat wordt gediagnosticeerd bij de positieve mammotesten, om de voorspellende waarde te evalueren, d.w.z. de waarschijnlijkheid van het diagnosticeren van een kanker bij een positieve mammotest; - de typologie van de letsels: het % invasieve letsels, het % invasieve letsels van ≤ 10 mm, het % invasieve letsels van ≤ 15 mm, de verhouding (-) ganglionaire status (-) bij de invasieve letsels. Methode Elke mammografie-eenheid krijgt de lijst van zijn positieve mammotesten voor het jaar 2007. De Eenheid maakt vervolgens aan Brumammo een kopie over van de protocollen van de foutopsporingen die ter plaatse gedaan werden (beeldvorming en anatomopathologie). Indien niet ter plaatse uitgevoerd, en indien de eenheden over de informatie beschikken, delen ze mee waar de foutopsporing plaatsvond. Nadat het alle antwoorden van alle Eenheden verzameld heeft, neemt Brumammo contact op met de artsen die de vrouwen doorverwezen voor wie geen informatie kon worden verkregen: Een brief wordt gestuurd, gevolgd door twee herinneringsbrieven, vooraleer over te gaan tot direct telefonische contact. Informatie die als geldig wordt beschouwd, is: 1 - - kopieën van klinische protocollen geschreven en ondertekende informatie die per post aan Brumammo wordt bezorgd mondelinge informatie gegeven door de verwijzende artsen aan de coördinerende arts van Brumammo (telefonische contacten). Op deze basis krijgt elke MMT(+) een status: - normale status: geen bevestiging van kwaadaardige tumor; - status kwaadaardige tumor: bevestiging kwaadaardige tumor - ontbrekende informatie: o non-respondent: de verwijzende arts is niet bereikbaar. o uit het oog verloren: de arts weet niet wat er van de patiënte geworden is en kan haar niet contacteren. o foutopsporing niet gebeurd: de arts weet dat de patiënte geen foutopsporing heeft ondergaan. Hyperplasie/dysplasie /metaplasie worden niet opgenomen in de status van kwaadaardige tumor. In situ lobulaire tumoren worden niet beschouwd als kwaadaardige tumoren. Bij gebrek aan informatie over de resultaten van 2007 verleent het bestaan van een negatieve mammotest een normale status. Een BiRADS 3 classificatie met voorstel tot follow-up na 6 maanden verleent een normale status. In geval van gemengd invasieve/in situ tumor wordt de kanker als invasief beschouwd. Een tweede interpretatie van de medische dossiers werd niet uitgevoerd. 2 Resultaten In 2007 werden 4.732 mammotesten uitgevoerd, 224 mammotesten waren (+) en hierbij waren 33 bevestigde kankers. Het trefpercentage bedraagt 4,73 % (224/4.732). In 26 gevallen op 224 (+) mammotesten ontbreekt informatie. In 13 gevallen verkreeg Brumammo geen informatie, dit is een percentage non-respondenten van 5,8 % (13/224). In 10 gevallen werd verklaard dat de patiënte door haar arts uit het oog was verloren, d.i. 4,5 % (10/224). 5 andere vrouwen ondergingen geen foutopsporing, d.i. 2,2 % (5/224). Het aantal foutopsporingen van gedocumenteerde MMT (+) bedraagt dus 196, d.i. een graad van deelneming van 87,5 % (196/224). Met 33 opgespoorde kankers bedraagt het opsporingpercentage 6,97 per duizend (33/4.732) uitgaande van de veronderstelling dat er geen kanker is wanneer de informatie ontbreekt. Door een aanpassing uit te voeren voor de ontbrekende informatie, bedraagt het opsporingspercentage 7,6 per duizend (6,7/0,875). De positief voorspellende waarde – de waarschijnlijkheid van het opsporen van borstkanker wanneer de MMT (+) is, bedraagt 14,7 % (33/224) uitgaande van de veronderstelling dat er geen kanker is wanneer de informatie ontbreekt. Door een aanpassing uit te voeren voor de ontbrekende informatie, bedraagt de PVW 16,8 %. De 33 gediagnosticeerde kankers zijn als volgt verdeelt : Extensie Histo Type Kanaal Lobulair In Situ 6 Invasief 23 1 NB 1 Totaal 30 1 Gemengd 1 1 NB 1 1 Totaal 6 (NB : Niet Bepaald) 26 1 33 De grootte van de tumor en de ganglionnaire status zijn beschikbaar voor 24/26 invasieve tumoren. De verhouding van invasieve tumoren onder de opgespoorde kankers bedraagt 78,8 % (26/33). De EU-norm is: 80-90 %. De verhouding van (-) ganglionnaire status bij de invasieve tumoren bedraagt 80,8 % (21/26). De EU-norm is: > 75 %. Het aantal kankers <= 10 mm bij de invasieve tumoren bedraagt 53,85 % (14/26). De EU-norm is: > 30 % Het aantal kankers < 15 mm bij de invasieve tumoren bedraagt 65,38% (17/26). De EU-norm is: > 50 %. De datum van het eerste aanvullende onderzoek in geval van (+) mammotest is beschikbaar in 165 gevallen op 254. De gemiddelde termijn tussen de tweede interpretatie en het eerste aanvullende onderzoek bedraagt 42 dagen (mediaan: 31. Extremen : 194 en –6). Met 32 uitschieters (> 200 dagen) werd geen rekening gehouden. 3 Conclusies Het Brusselse programma voldeed in 2007 aan de aanbevelingen van de EU. De termijn tussen de medling van een positieve mammotest en de foutopsporing is abnormaal lang. Deze boodschap moet worden gegeven aan de mammografiecentra en de verwijzende artsen. Tabellen Aantal respondenten 94,20% ( 2006 ) ( 92,21% ) Aantal beschikbare resultaten 87,50% ( 83,12% ) Aantal non-respondenten 5,80% ( 7,79% ) Aantal uit het oog verloren 4,46% ( 6,49% ) Aantal vrijwillige non-compliantie 2,23% Aantal TP Aantal FP Verhouding TP/FP Trefpercentage (MMT +) Opsporingspercentage (°/°°) 14,73% - 16,84% 72,77% - 83,16% 20,25% Aanvaardbar Wenselijke e EU-norm* EU-norm* 4,73% < 5% <3% 6,97 ( 2006 ) ( 4,55% ) 1,5 * IR 1,5 * IR (7,79 ) Aantal invasieve tumoren 78,79% 90% 80-90% - Verhouding ggl (-) bij de invasieve tumoren 80,77% 75% > 75 % - Verhouding carcinomen 53,85% >=25% >=30% <= 10 mm bij de invasieve tumoren Verhouding carcinomen 65,38% 50% > 50 % < 15 mm bij de invasieve tumoren Positief voorspellende 14,73% 17,3% waarde van de MMT * Meest ernstige waarden (voor de opsporingsbeurten volgend op de eerste) Termijn tussen L2 en 1ste onderzoek (dagen) Gemiddeld 42 Mediaan 31 Percentiel 25 18 Percentiel 10 11 Bovenste extremiteit 194 Onderste extremiteit -6 4