DENKEN EN GELOVEN VOORAF Opzet van deze module is de verhouding tussen denken en geloven uit te diepen. Daarbij vertrekt deze module van de vandaag vaak gehoorde idee dat denken en geloven elkaar wederzijds uitsluiten. Deze idee zal op verschillende gronden in vraag gesteld worden. Ten eerste wordt getoond hoe in denken ook vooroordelen in het spel zijn, terwijl geloof geenszins kritische reflectie uitsluit. Ten tweede wordt er aandacht besteed aan de visie op de verhouding tussen denken en geloven doorheen de geschiedenis. Het zal duidelijk worden dat de idee dat denken en geloven elkaar uitsluiten een vrij recente idee is en dus minder vanzelfsprekend als vaak wordt verondersteld. Vervolgens wordt verder aandacht besteed aan de parallellen tussen denken en geloven vanuit de academische disciplines die met beide activiteiten verbonden zijn: filosofie en theologie. De stijlen die we terugvinden in de filosofie vinden we ook terug in de theologie, wat er opnieuw op wijst dat het water tussen denken en geloven minder diep is dan vaak wordt verondersteld. Ook wordt aandacht besteed aan de overeenkomsten in de bronnen die filosofie en theologie hanteren. In een vierde onderdeel wordt de verhouding tussen filosofie en theologie dan verder gethematiseerd. Er worden verschillende modellen gepresenteerd en beoordeeld om de verhouding tussen beide academische disciplines te omschrijven. Met deze module wordt getracht aan te tonen dat geloof niet volgt uit een gebrek weg voor een kritisch-rationele benadering van „religie, zingeving levensbeschouwing‟. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ en Thematische modules: Denken & Geloven aan kritisch bewustzijn, maar een even rationele optie is als niet geloven. Dit opent de 1 INHOUD A. DENKEN VS. GELOVEN? I. Denken en geloven: twee uitersten? II. Een voorlopige typologie van „denken‟ en „geloven‟ 2.1 Denken 2.1.1 Omschrijving 2.1.2 Vooroordelen in het denken 2.1.3 Structurele vooroordelen 2.2 Geloven 2.2.1 Omschrijving 2.2 Eerste naïviteit 2.3 Kritiek 2.4 Tweede naïviteit Besluit Denken en geloven: kritisch ten overstaan van vooroordelen B. EEN VOOROORDEEL VAN ONZE TIJD? DE VERHOUDING DENKEN-GELOVEN IN HISTORISCH PERSPECTIEF Oudheid Middeleeuwen Nieuwe tijd Nieuwste tijd C. PARALLELLEN TUSSEN DENKEN EN GELOVEN, FILOSOFIE EN THEOLOGIE I. Filosofie en theologie: de woordvoerders van „denken‟ en „geloven‟ II. Stijlen van filosofie en theologie 2.1 Conservatief en progressief 2.2 Analytisch en synthetisch 2.3 Praktisch en theoretisch 2.4 Concreet en abstract 2.5 Kritisch en irenisch III. Vindplaatsen van denken en geloven 3.1 Gemeenschap 3.2 Traditie 3.3 Geschriften 3.4 Grote namen 3.5 De ervaring D. MODELLEN VAN INTERACTIE TUSSEN FILOSOFIE EN THEOLOGIE 1 Subordinatie Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven I. II. III. IV. 2 2 3 4 5 6 Assimilatie Polemiek Coëxistentie Concurrentie Vriendschap DENKEND GELOVEN EN GELOVEND DENKEN Thematische modules: Denken & Geloven ALGEMEEN BESLUIT Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ 3 A. DENKEN VS. GELOVEN? Doelstellingen van dit onderdeel • • • • • kunnen verklaren hoe zowel denken als geloven kunnen leiden tot fundamentalisme er zich van bewust zijn dat ook in de hedendaagse samenleving vooroordelen een belangrijke rol spelen de plaats van vooroordelen binnen het denken kunnen expliciteren het concept „tweede naïviteit‟ kunnen toelichten het belang van „denken‟ voor geloven kunnen verwoorden I. DENKEN EN GELOVEN: TWEE UITERSTEN? In de hedendaagse samenleving lijkt men – bewust of onbewust – uit te gaan van een scherpe tegenstelling tussen denken en geloof, waarbij het pleit steevast in het voordeel van het denken wordt beslecht. Terwijl het denken verwijst naar al wat modern, wetenschappelijk, nuchter, kritisch en intelligent is, heeft het geloof de bijklank van oubollig, achterhaald, naïef, dom, absurd, irrationeel, obsoleet, soms zelfs van gevaarlijk, bedreigend en potentieel gewelddadig. Hier is een zeker complex van vooroordelen in het spel. Het is nog maar de vraag of deze voorstelling van zaken klopt. Is het wel zo dat het denken jong, fris, dynamisch, kritisch, toekomstgericht en flexibel is, terwijl het geloof verouderd, irrelevant, nutteloos, nukkig, behoudsgezind en dwaas is? zowel wat betreft de stijlen die onderscheiden kunnen worden als wat betreft de verschillende inspiratiebronnen. Bovendien kan de hedendaagse vanzelfsprekendheid van het radicaal onderscheid tussen denken en geloven in vraag gesteld worden door de geschiedenis. In het verleden werd de verhouding tussen denken en geloven, filosofie en theologie, op verschillende manieren gedacht, maar nooit als een onoverbrugbare kloof. In elk geval kan het benadrukken van het radicale onderscheid tussen denken en geloven er toe leiden dat men in radicalisme vervalt. Zoals er in het geloof een radicalisme bestaat dat bekend is onder de naam „fundamentalisme‟, bestaat er in het denken iets dergelijks, Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Zo bestaan er belangrijke en veelzeggende parallellieën tussen denken en geloven, 4 namelijk een bepaalde vorm van „rationalisme‟, „sciëntisme‟ genaamd, waarvoor niets anders geldt dan de wetenschappelijke ratio. Volgens het sciëntisme kan er niets zinvols over de werkelijkheid gezegd worden zonder aantoonbaar wetenschappelijke evidentie. Uitspraken die niet gebaseerd zijn op wetenschappelijke gronden zijn louter meningen en kunnen niet kritisch beoordeeld worden. II. EEN VOORLOPIGE TYPOLOGIE VAN ‘DENKEN’ EN ‘GELOVEN’ Om de bestaande vooroordelen ten aanzien van „denken‟ en „geloven‟ beter te kunnen beoordelen is het noodzakelijk deze begrippen preciezer te definiëren. Wanneer we bovendien verder ingaan op deze activiteiten, en hun verschillende vormen, blijkt het moeilijk vast te houden aan het radicale onderscheid tussen beide: wat men onder „denken‟ verstaat, steunt ook op bepaalde vooroordelen, terwijl „geloven‟ niet zomaar alle kritiek naast zich neer legt. 2.1 Denken 2.1.1 Omschrijving In verband met „denken‟ is het nuttig een onderscheid te maken tussen „rede‟ en „verstand‟. „Verstand‟ staat voor het vermogen van de mens om iets op een geldige wijze uit iets anders af te leiden, om op basis van premissen (uitgangspunten) juiste conclusies bijvoorbeeld weet dat de straat nat wordt wanneer het regent, kan het verstand uit het feit dat het regent, afleiden dat de straat nat wordt. Wanneer de straat nat is, kan het verstand hier echter niet geldig uit afleiden dat het regent (er kunnen immers nog andere oorzaken van een natte straat zijn). „Rede‟ daarentegen is moeilijker te omschrijven. Het gaat hierbij om het komen tot een inzicht door het integreren van complexere gegevens. Zo kan het redelijk zijn om van de invoering van een maatregel af te zien omdat een deel van de bevolking eronder zal lijden. In tegenstelling tot het zuivere verstand, is het redeneerproces echter niet altijd Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven te trekken. Het verstand is met andere woorden het logische redeneervermogen. Als men 5 klaar en duidelijk te traceren omdat het om bredere ideeën gaat. Een voorbeeld hiervan is de idee van de gelijkwaardigheid van man en vrouw: terwijl het vroeger vaak een vanzelfsprekendheid is, wordt het vandaag als onredelijk beschouwd man en vrouw niet gelijk te behandelen. Klassiek heeft men het onderscheid tussen „verstand‟ en „rede‟ aangeduid door te stellen dat „ratio‟ (denken) niet alleen „ratiocinatio‟ (berekening, redeneertalent, „verstand‟) is, maar ook „intellectus‟ (onmiddellijk inzicht, doorzicht, „rede‟). 2.1.2 Vooroordelen in het denken Het denken heeft de reputatie kritisch en onbevooroordeeld te zijn. Toch oordelen mensen nooit zonder vooroordelen; ze beroepen zich steeds op patronen, concepten en indrukken die niet altijd even duidelijk af te bakenen zijn. Dit is zo op het niveau van het verstand: een conclusie van een redenering is immers maar waar wanneer de redenering geldig is én de premissen waar zijn. Als deze premissen echter zelf geen conclusie van een geldige redenering zijn, zijn het vooroordelen. Als we uit het feit dat de straat droog is afleiden dat het niet regent, gaan we ervan uit dat telkens wanneer het regent, de straat nat wordt. Ook in de wiskunde vinden we dergelijke uitgangspunten terug. Het is immers maar door enkele axiomata dat mathematische bewijzen mogelijk gemaakt worden. En hoewel deze kunnen geëxpliciteerd worden in stellingen, zijn deze axiomata op zich onbewijsbaar. Op het niveau van de rede is het van het grootste belang in te zien dat mensen Mensen hebben schrik om tegen bepaalde trends in te gaan. Hoe individualistisch de maatschappij ook mag geworden zijn, gemeenschappen en tradities blijven hun stempel drukken op de identiteitsvorming én de ideeënvorming van individuen. Sommige van deze vooroordelen worden op een gegeven moment voorwerp van discussie en kritiek. Hierdoor kunnen ze ophouden ons denken te bepalen, ofwel ons dwingen er op een bewustere manier mee om te gaan. De ongelijkwaardigheid van mannen en vrouwen is hier een voorbeeld van. Eeuwenlang ging men uit van het vooroordeel dat man en vrouw in de eerste plaats bepaald worden door hun verschil. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven sociale wezens zijn die zich in hoge mate laten beïnvloeden door wat „men‟ vindt. 6 Wanneer er een omslag komt in dit vooroordeel, en men beseft dat mannen en vrouwen in de eerste plaats mensen zijn, en dus gelijk, verandert de hele kijk op de man/vrouwrelaties. Ook slavernij kan op dergelijke wijze begrepen worden: eeuwenlang werd deze praktijk zonder veel protest aanvaard en gelegitimeerd. Aan de basis hiervan lag niet het feit dat het geweten onderontwikkeld zou zijn bij verdedigers van de slavernij, wel het vooroordeel dat slaven niet dezelfde waarde hadden als het eigen volk. De slavernij kon pas afgeschaft worden, niet op het moment dat men bepaalde universele „mensenrechten‟ propageerde, wel op het moment dat men de groep waarop deze rechten van toepassing waren uitbreidde. Het vooroordeel „wat is een mens?‟ moest eerst bijgesteld worden vooraleer men slaven als evenwaardige mensen kon bekijken en aldus de slavernij afschaffen. Voorwaarde dat deze vooroordelen ophouden ons denken te bepalen is dat ze geëxpliciteerd én weerlegd kunnen worden. In deze cursus gaan we ervan uit dat de idee van een oppositie tussen denken en geloven een vooroordeel van deze orde is. 2.1.3 Structurele vooroordelen Er zijn echter ook vooroordelen die een zo diepe invloed op ons denken hebben dat de weerlegging ervan niet mogelijk is. Dit zijn vooronderstellingen die het denken zelf mogelijk maken. Een voorbeeld van een dergelijke vooraf bestaande structuur die het denken bepaalt is de taal. Taal is niet alleen de mogelijkheidsvoorwaarde voor elk denken, ze heeft ook een invloed op de inhoud zelf van dit denken. Denken we maar aan voor wat wij telkens met „sneeuw‟ aanduiden: het feit dat zij verschillende woorden hebben zorgt ervoor dat er in verschillende categorieën over „sneeuw‟ gedacht kan worden, categorieën die in ons denken niet aanwezig zijn. De taalfilosofie kan de invloed van de taal op het denken wel bereflecteren, maar zij kan nooit de noodzaak van een particuliere taal voor het denken teniet doen. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven het voorbeeld uit de culturele antropologie van de Inuït die verschillende woorden hebben 7 Het is dan ook een illusie om als het ware „voraussetzungslos‟ (zonder vooronderstellingen) te willen (beginnen) denken1. Een denken dat claimt niet uit te gaan van bepaalde prefiguraties die dat denken bepalen, moet gewantrouwd worden. Niets is zomaar zuiver voor de geest te halen. Steeds vertrekt het denken van gegevenheden die onlosmakelijk met dit denken verbonden zijn. Hoewel een reflectie op deze gegevenheden mogelijk is, is een denken zonder dergelijke vooraf gegeven structuren en concepten onmogelijk. „Vooroordelen‟ of „prefiguraties van het denken‟ zijn steeds te wijten aan complexen van factoren, die nooit volledig in kaart te brengen zijn. Ze hangen onder andere samen met de tijd waarin men leeft, met de omringende cultuur, met de leeftijd en met de socio-economische situatie waarin men zich bevindt. Er is een haast ontelbaar aantal van factoren die mensen in hun denken en hun oordelen beïnvloeden. Die perfect in kaart brengen is een illusie. Anderzijds is het belangrijk om er een grondig zicht op trachten te verwerven, want hun werking is vandaag niet minder belangrijk dan in het verleden. Het is immers een onontkoombare paradox dat de souplesse van het denken enerzijds in schril contrast staat tot de traagheid van niet-bereflecteerde vooroordelen, maar dit denken zich anderzijds nooit kan ontplooien zonder deze vooroordelen. 2.2 Geloven 2.2.1 Omschrijving “erop vertrouwen dat datgene wat je verhoopt waar is”. „Geloven‟ is echter een overgankelijk werkwoord, dat op zichzelf weinig betekenisvol is. Net zoals de zinnen „Marie houdt van‟ en „Moeder krijgt‟ in feite geen informatie geven over wat Marie of moeder doet of ondergaat, zo heeft ook de zin „Ik geloof‟ weinig betekenis. Geloven is immers nooit iets wat in het abstracte gebeurt, maar steeds betrekking heeft op een inhoud. Je gelooft steeds (in) iets. Klassiek werd dit uitgedrukt door een onderscheid te makken tussen de „fides qua‟ („het geloof waarmee‟, hoe men gelooft, de act van het 1 Deze term is ontleend aan de filosofie van G.W.F. Hegel (1770-1831). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven De Nederlandse cabaretier Fons Jansen heeft geloven ooit treffend omschreven als 8 geloven) en de „fides quae‟ („het geloof dat‟, wat men gelooft, de inhoud van het geloof). De act van het geloven en de inhoud van het geloof zijn wel twee onderscheiden zaken, maar hebben tegelijkertijd een grote invloed op elkaar en impliceren elkaar wederzijds. In verband met „geloven‟ zijn diverse typologieën mogelijk zoals monotheïstisch versus polytheïstisch2, Semitisch versus Oost-Aziatisch3, geopenbaard versus nietgeopenbaard, primitief versus postaxiaal4. Al deze categoriseringen maken echter gebruik van een macroniveau, ze beschrijven religies in hun geheel, en verwijzen op de eerste plaats naar de inhoud van het geloof, de fides quae. Het is echter eveneens belangrijk en interessant om gebruik te maken van een terminologie op microniveau, die toegepast wordt op de religieuze persoon en verwijst naar de act van het geloven, de fides qua. Een cruciaal concept hier is de zogeheten „tweede naïviteit‟. 2.2.2 Eerste naïviteit Om te weten waar dit voor staat, moet men uiteraard weten wat de eerste naïviteit betekent. Dat is het stadium dat men voornamelijk bij jonge kinderen terugvindt, zoals ook het geloven in Sinterklaas. Het gaat om een letterlijke voorstelling van verhaalelementen, waarin men geen diepere, metaforische, niet-letterlijke betekenis onderscheidt. De eerste naïviteit is vandaag onder andere alomtegenwoordig in het creationisme. Monotheïstische godsdiensten, zoals bijvoorbeeld het zoroastrisme en het jodendom, houden vast aan het geloof in één god. Bij polytheïstische godsdiensten, zoals in de Griekse en Romeinse oudheid, zijn er meerdere goden in het spel. 3 Met deze termen wordt verwezen naar de culturele en geografische oorsprongsgrond van de godsdiensten. Onder de Semitische godsdiensten rekent men jodendom, christendom en islam. Tot de Oost-Aziatische godsdiensten behoren onder andere hindoeïsme en boeddhisme. 4 Deze laatste twee termen zijn schatplichtig aan het denken van Karl Jaspers (1883-1969). In zijn beschouwingen over de wereldgeschiedenis, beschavingen en culturen was het hem opgevallen dat er in grofweg dezelfde periode, ca. 800-200 v. Chr., een opvallende, gelijkaardige ontwikkeling plaatsvond in verschillende religies. Deze periode noemde hij de Achsenzeit („spiltijd‟), een tijd van een ingrijpende omwenteling. Van een kosmische gerichtheid kwam de aandacht van religies meer en meer te liggen op een ethisch bewustzijn. In de religies nam men meer en meer afstand van de natuur (bv. in de vorm van dierenoffers) en werd de aandacht verschoven naar de rede, spiritualiteit en ethiek. Mededogen kwam centraal te staan; alle religies ontwikkelden een versie van de „Gulden Regel‟ (doe niet aan anderen wat je niet wil dat zij aan jezelf doen). Jaspers observeerde die ontwikkeling in het confucianisme (China), in het ontstaan van het boeddhisme uit het hindoeïsme en in de zgn. Upanishaden (India), bij de profeten uit het Oude Israël en in het verschil tussen de presocratische en „post-socratische‟ wijsbegeerte (Griekenland). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven 2 9 Dit naïeve denken is echter niet beperkt tot bepaalde protestantse strekkingen uit de Verenigde Staten of kinderen uit de kleuterschool. Ook in vele kleine handelingen van gelovigen – maar soms ook van niet-gelovigen – komt dit letterlijk geloof vaak tot uiting. Denk bijvoorbeeld maar aan het branden van kaarsjes in de hoop dat dit tot een beter examen leidt, het ophangen van een afbeelding van Sint-Christoffel in de auto om ongelukken te voorkomen, het zegenen van een huis met wijwater. Soms geeft men te kennen hier niet op een letterlijk-gelovige manier mee om te gaan door te zeggen dat men beseft dat deze handelingen geen garantie geven op bepaalde „successen‟. Deze manier van handelen blijkt dan vaak toch nog onderhuids aanwezig in de angst de handeling dan maar volledig los te laten (vgl. de paniek voor een examen wanneer men beseft een bepaald vast examenritueel te hebben vergeten). In magie tracht men de materiële werkelijkheid te beïnvloeden via menselijke handelingen of uitspraken. Hierbij worden bepaalde onzichtbare krachten (bv. god(en)) verondersteld die op basis van de handelingen de werkelijkheid gaan beïnvloeden. Zo zou een rituele formule een ziekte kunnen verdrijven, het drinken van een bepaalde drank een goede huwelijkspartner garanderen of dansen een invloed hebben op het weer. Hoewel magie vaak een religieuze context heeft, bijvoorbeeld in animistische religies, is magie allesbehalve een vast onderdeel van religie. Zeker in de grote wereldgodsdiensten (hindoeïsme, boeddhisme, jodendom, christendom en islam) komt magie nauwelijks voor, tenzij als een plaatselijk gebruik. Toch spelen ook in deze religies rituele handelingen of bewoordingen een cruciale rol. Deze hebben echter geen magische functie. Terwijl magie er op gericht is de wereld te beheersen zijn religieuze rituele handeling er op gericht met het onbeheersbare om te gaan. Rituelen (bv. bij een begrafenis) geven structuur op momenten waarop mensen zelf niet weten hoe te handelen. En hoewel rituelen uitdrukking geven aan de hoop en het vertrouwen op gebeurtenissen in de werkelijkheid – en in die zin is er een groot verschil tussen het wel en het niet uitvoeren van rituelen –, toch is het nooit het ritueel zelf dat een dergelijke verandering bewerkstelligt. 2.2.3 Kritiek Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Uitbreiding: Magie en religie 10 De eerste naïviteit is echter heel vatbaar voor rationele en wetenschappelijke kritiek. Veel mensen die hun letterlijke denkbeelden durven onderwerpen aan de kritische rede, verwerpen dan ook dit naïeve geloof. Tegelijk is veel van de hedendaagse religiekritiek gericht op dit letterlijke geloven. Men redeneert dat omdat dit letterlijke geloven niet te rijmen valt met het denken, elk geloven in oppositie staat met denken. Deze kritiek stelt „geloven‟ dus gelijk met „letterlijk geloven‟. Een andere manier van geloven, die niet letterlijk is, kent men niet. De kritiek die sommige personen zo uiten op „geloven‟ geldt in feite dus enkel voor letterlijk geloven. 2.4 Tweede naïviteit Er is echter ook een wijze van geloven mogelijk die de kritiek op het letterlijk geloven in rekenschap neemt, zonder die kritiek te verabsoluteren. Men verwerpt een letterlijke interpretatie van geloofsuitspraken, maar niet het geloof. Een dergelijk geloof geeft er zich rekenschap van dat geloven zonder verhalen en symbolen evenmin mogelijk is als een geloof zonder de kritische reflectie daarover. Via symbolen en metaforische taal kan een diepere waarheid uitgedrukt worden. De historische ontstaanscontext van deze verhalen en symbolen wordt niet genegeerd, maar moet juist gekend zijn om de fundamentele boodschap, die ook voor ons vandaag nog zinvol is, op het spoor te kunnen komen. Met een woord ontleend aan de Franse filosoof Paul Ricoeur (1913-2005) heeft men dit “une seconde naiveté” genoemd. Hoewel men de kinderlijke naïviteit van het letterlijke geloof in mythen en verhalen achter zich heeft gelaten, is men toch (opnieuw) wat beschrijvende taal niet altijd kan. Men laat zich raken en verwonderen maar tegelijk integreert men de kritische inzichten in een mature geloofsact. De gosdienstpsycholoog Hutsebaut omschrijft de geloofsstijl van een tweede naïviteit als volgt: “Voor mij is de bijbel niet zozeer een historisch verslag dan wel een hulpmiddel in mijn zoektocht naar God. Ondanks het feit dat de bijbel in een geheel andere historische context Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven ontvankelijk voor de kracht van mythen, verhalen en symbolen, die kunnen uitdrukken 11 geschreven is, verbergen deze teksten een diepere waarheid die ik door mijn zoeken zelf moet onthullen. Voor mij is geloven in God niet zozeer nodig of nuttig, dan wel zinvol.”5 Wanneer men vanuit de houding van de tweede naïviteit bijvoorbeeld het eerste scheppingsverhaal (Gn 1-2,4a) leest, kan de kennis van de ontstaanscontext, de Babylonische ballingschap (587-537 v. Chr.) mee de betekenis van het gedicht helpen duidelijk maken. Terwijl Israël en haar God de strijd lijken te hebben verloren, schuift het eerste hoofdstuk van het boek Genesis God naar voren als de schepper van het gehele universum. Ook de zon en de maan, die in Israëls omringende culturen als goden worden vereerd, worden voorgesteld als schepsels van God. Na de verwoesting van de tempel te Jeruzalem wilden de Israëlieten hun religie veilig stellen door de sabbat als houvast te benadrukken. Deze wordt in het scheppingsgedicht gelegitimeerd (“God zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte hij van al het werk…”). Daarnaast kan de steeds terugkerende aankondiging van wat geschapen zal worden (“En God zei er moet … zijn.”), gevolgd door de eigenlijke schepping (“En er was …”) gezien worden als een getuigenis van Gods betrouwbaarheid. Voorts maken verschillende elementen uit het verhaal (andere structuur van de tekst, andere woordkeuze, het “beeld van God”, …) duidelijk dat voor de Israëlieten de mens het hoogtepunt van de schepping is. Door, in tegenstelling tot bij de schepping van planten en dieren, geen onderscheid te maken tussen verschillende soorten, wil de auteur wellicht de gelijkwaardigheid van alle mensen benadrukken. Deze gelijkwaardigheid is eerder een ideaal dan een realiteit. Gen 1-2,4a schetst dan ook geen werkelijke situatie, maar een na te streven, harmonieuze, 5 D. HUTSEBAUT, Als volwassene omgaan met geloof. Een keuzeproces en geen vanzelfsprekendheid meer, in Collationes 28 (1998) 407-424, p. 415. 6 H. AUSLOOS & B. LEMMELIJN, De Bijbel. Een (g)oude(n) gids? Bijbelse antwoorden op menselijke vragen, Leuven, Acco, 2005, p. 109-114. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven wereld6. 12 BESLUIT. DENKEN EN GELOVEN: KRITISCH STAAN TEN OVERSTAAN VAN VOOROORDELEN Op basis van wat gezegd werd over de noodzaak aan structurerende vooroordelen binnen het denken én de mogelijkheid van een geloven dat het kritische denken in rekenschap brengt, kunnen we reeds besluiten dat „denken‟ en „geloven‟ beide niet „puur‟ zijn wat men hen op het eerste gezicht toezegt te zijn. Denken is niet alleen kritiek en geloven is niet zomaar kritiekloos. Zowel denken als geloven gaan uit van „vooroordelen‟, gegevenheden die aangereikt worden vanuit bepaalde vindplaatsen (gemeenschap, traditie, geschriften, grote cultuur, geschriften, ervaring) waarop, in tweede instantie, een kritische reflectie kan plaatsvinden. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat bepaalde stijlen (conservatief en progressief; analytisch en synthetisch, praktisch en theoretisch, concreet en abstract, kritisch en irenisch) zowel bij „denken‟ als Thematische modules: Denken & Geloven bij „geloven‟ terug gevonden worden. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ 13 B. EEN VOOROORDEEL VAN ONZE TIJD? DE VERHOUDING DENKENGELOVEN IN HISTORISCH PERSPECTIEF De vanzelfsprekendheid waarmee vandaag wordt aangenomen dat er tussen denken en geloven een radicaal, kwalitatief onderscheid bestaat, lijkt soms te suggereren dat een andere verhouding compleet ondenkbaar is. Nochtans is in de loop van de geschiedenis de verhouding tussen geloof en rede, en tussen hun woordvoerders filosofie en theologie (cf. infra) vaak heel anders opgevat. Een kort overzicht van de verhouding tussen denken en geloven in de grote periodes van de geschiedschrijving van de westerse beschaving7 wijst niet alleen op de contextuele bepaaldheid van de hedendaagse common sense. Daarnaast kan ze ook een inzicht bieden in andere mogelijkheden om over de verhouding tussen denken en geloven te reflecteren, mogelijkheden die voor ons bijna ondenkbaar zijn geworden8. I. OUDHEID In de klassieke oudheid heeft het christendom zich vrij snel gepropageerd als de „ware filosofie‟ (vera philosophia christiana). Dat is op zich opmerkelijk, vermits men vanuit een hedendaags standpunt niet zou verwachten dat het geloof zich als „filosofie‟ profileert. Tenslotte bestonden er voor „geloof‟ in het Grieks („pistis‟) en in het Latijn („fides‟) wel degelijk aparte begrippen. Waarom heeft men niet eerder voor deze wat wordt bedoeld met de kwalificatie „waar‟? 7 We sluiten ons hierbij aan bij de traditionele periodisering van oudheid (tot aan de val van het WestRomeinse Rijk in 476), middeleeuwen (tot aan de ontdekking van Amerika in 1492), nieuwe tijd (tot aan de Franse Revolutie in 1789), nieuwste tijd (tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945) en hedendaagse tijd. Vanuit de meer paradigmatische karakterisering van de nieuwe tijd als „moderniteit‟ zullen we in dit onderdeel echter niet apart ingaan op de nieuwste tijd. De moderniteit ontwikkelt zich dan immers verder. 8 Omwille van de enorme invloed van het christelijk geloof op het ontstaan van de huidige Belgische context wordt hier met „geloven‟ enkel naar „christelijk geloven‟ verwezen. Het kan echter niet ontkend worden dat in de geschiedenis van de westerse beschaving ook andere godsdiensten (bv. de islam) een niet te veronachtzamen rol gespeeld hebben. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven concepten geopteerd, die een betekeniswereld oproepen van overgave en vroomheid? En 14 In dit verband is het nuttig om naar de historische context te kijken. Er deden toen namelijk zeer vele godsdiensten en levensvisies de ronde. De bekendste zijn de stoa (met zijn ideaal van gelatenheid), het epicurisme (als een ethiek van het genieten), de keizeraanbidding, de alles omvattende mythologie met Griekse goden die Romeinse goden werden of al lang geworden waren (bv. Poseidon/Neptunus, Zeus/Jupiter, Artemis/Diana, Dionysos/Bacchus, enz.), de Mithrascultus, de gnosis, mysteriegodsdiensten, joden in de diaspora, allerhande strekkingen uit het Oosten,… Het christendom heeft zich altijd behoorlijk zelfbewust ten aanzien van deze veelheid gepositioneerd. Wel dient te worden opgemerkt dat in het christendom veel „heidense‟ filosofie is binnengeslopen, vooral dan van het stoïcisme en het neoplatonisme. De sporen daarvan zijn tot diep in de traditie van het christendom te bespeuren9. Het blijft in elk geval opmerkelijk dat een godsdienst de term „filosofie‟ gebruikt om naar zichzelf te verwijzen. „Filosofie‟ betekende toen echter niet een theoretisch systeem, maar een wijsheid die een manier van leven omvat, gebaseerd op ervaringsgerichte inzichten. Als typevoorbeeld van zo‟n filosofische levenswijze geldt en gold de figuur van Socrates (5de eeuw v. Chr.). Socrates leefde al rondtrekkend en discussiërend. Door vragen te stellen trachtte hij zijn gesprekspartners tot inzicht te brengen, zonder dat hij zelf een welbepaalde „filosofie‟ – in de hedendaagse betekenis van het woord – propageerde10. De systematisering van zijn denken vond pas later, onder andere bij Plato en Aristoteles, plaats. Typische thema‟s waarover de filosofie zich boog, waren de raadselachtigheid van de kosmos, de passies van de mens, de best mogelijke vorm van staatsbestuur, de „ethiek‟ werd niet in de eerste plaats een geheel van regels verstaan. Het ging niet om een quasi-juridisch systeem van principes, maar om de integratie van de wijsheid in het handelen. Filosofie was niet iets wat men terzijde bedreef, maar bepaalde het hele doen en denken van mensen. Het filosofische zoeken in de oudheid was dus geen louter 9 Een frappant voorbeeld hiervan is het gebruik van de jezuïeten op missie in China in de 16 e en de 17e eeuw. In hun contacten, onder andere aan het keizerlijke hof, maakten zij eerder dan van de Bijbel gebruik van Epictetus‟ Encheiridion om uit te leggen waar precies het christendom over gaat. (Epictetus was een stoïcijnse filosoof uit de eerste eeuw van onze jaartelling; „Encheiridion‟ betekent zoveel als „handboekje‟.) 10 Deze socratische methode is ook vandaag nog erg populair, in bv. gespreksgroepen of filosoferen met kinderen. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven (voorwaarden voor geldige) kennis en een ethisch verantwoorde levenswijze. Ook onder 15 intellectuele aangelegenheid, maar een streven naar een wijsheid die leidt tot een waarachtig en gelukkig leven. Volgens christenen kan deze wijsheid in haar hoogste vorm enkel in het christelijk geloof gevonden worden. In zijn Confessiones („Belijdenissen‟), waarin hij terugblikt op zijn leven en zoektocht naar wijsheid, omschrijft de Noord-Afrikaanse bisschop Augustinus van Hippo (354-430) zijn kennismaking met de filosofie dan ook als het begin van zijn bekering tot het christendom: In de gangbare volgorde van de studie was ik toen gekomen aan een boek van een zekere Cicero […]. Dat boek bevat een aansporing om de filosofie te beoefenen […]. Dat boek bracht een ommekeer in mijn gevoelens teweeg; het richtte mijn gebeden op Uzelf, Heer, en deed mijn wensen en begeerten veranderen. Waardeloos werd mij eensklaps alle ijdele hoop en met een ongelooflijke hartegloed ging ik naar de onsterfelijkheid van de wijsheid verlangen. En daarmee was ik begonnen op te staan om naar U terug te keren. […] Want de wijsheid is bij U en de liefde tot de wijsheid draagt in het Grieks de naam philosophia en daartoe vuurde dat boek mij aan.11 Enkel Gods openbaring garandeert de volmaakte waarheid volgens Augustinus. Dit betekent echter niet dat de gelovige intellectueel zo maar blijft stilstaan bij de openbaring. Geloof is dan wel een essentiële stap om tot de waarheid te komen, maar het is maar door het denken, waarbij men gebruik maak van de terminologie en concepten van de heidense filosofieën, dat men deze waarheid ten volle kan begrijpen. In zekere zin waren „denken‟ en „geloven‟ in de oudheid dus harmonisch met elkaar vervlochten. Niemand keek ervan op dat het christendom voor zijn zelfverstaan het woord „filosofie‟ in de mond nam, en dat het van geijkte intellectuele denkpatronen In deze context is het tevens relevant om te verwijzen naar Paulus, die van onmiskenbaar groot belang geweest is voor de verspreiding van het christendom. In het Nieuwe Testament wordt verhaald hoe hij arriveerde te Athene en daar een redevoering hield op de Areopaag (Hnd 17, 16-34). Daarin legde hij uit dat de „onbekende God‟ waarnaar de Griekse filosofie op zoek was, in feite bekend was: het is de God van de Bijbel. 11 A. AUGUSTINUS, Belijdenissen III, 7-8 (vertaling G. Wijdeveld). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven gebruik maakte om zijn inhoud bekend te maken en te verspreiden. 16 II. MIDDELEEUWEN In de middeleeuwen groeide er (voornamelijk, maar zeker niet exclusief) in het Westen een quasi natuurlijke symbiose tussen denken en geloven, filosofie en theologie. Het christendom had zich ontwikkeld tot de overheersende godsdienst en de antieke bronnen droogden op. Deze laatste voorstelling van zaken moet evenwel onmiddellijk genuanceerd worden. Want het is allerminst het geval dat er tussen de oudheid en de middeleeuwen geen continuïteit geweest zou zijn. De grootste filosofen die de middeleeuwen hebben voortgebracht, waren tevens theologen, en omgekeerd. De meest vooraanstaande theologen waren zeer beslagen in de filosofie. De studie van de theologie volgde immers maar ná de studie van de „zeven vrije kunsten12‟. Vooraleer men kon en mocht doorstoten tot het onderzoek naar en het overdenken van de geloofsmysteries, moest men capabel bevonden zijn om überhaupt na te denken (dialectiek). In deze context waarin het christelijk geloof allesoverheersend was, noemde de theologie zichzelf de „koningin van de wetenschappen‟ (regina scientiarum). Zij stond aan de top van de kennispiramide en beschouwde de filosofie als een „dienstmaagd‟ (philosophia ancilla theologiae). Het denken zoals het tot uiting kwam in de filosofie was dus wel belangrijk, maar enkel voor zover het van dienst kon zijn als verheldering binnen de theologie. Filosofie kon dus niet om zichzelf gebeuren, maar omwille van de bijdrage die ze zou kunnen leveren aan de verheldering van het geloof in de theologie. grondslag. Het is dan ook principieel onmogelijk dat wat de mens met zijn eigen rede of door studie van de schepselen („het boek van de Natuur‟) op het spoor komt, in tegenspraak zou zijn met wat God direct over zichzelf geopenbaard heeft, in het „boek van de Bijbel‟ (de „tweeboekenleer‟). In de theologie, die het geloof op een systematische wijze wil verwoorden, kan de wijsbegeerte dan ook goed van dienst zijn. Bovendien hanteren theologie en filosofie dezelfde methode: met het verstand waarheden afleiden 12 Traditioneel zijn de „zeven vrije kunsten‟ geometrica (meetkunde), musica (muziek), arithmetica (getalkunde), astronomia (sterrenkunde), grammatica (spraakkunst), rhetorica (welsprekendheid), dialectica/logica (redeneerkunst). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Voor de middeleeuwers ligt één en dezelfde God aan de gehele werkelijkheid ten 17 van vaststaande principes. Thomas van Aquino (1225-1274), standaardvoorbeeld van de middeleeuwse denker die evenveel theoloog als filosoof was, benadrukt dan ook de parallellie tussen theologie en andere wetenschappen: Zoals andere wetenschappen niet argumenteren om hun principes te bewijzen, maar om uitgaande van hun principes andere waarheden van deze wetenschappen aan te tonen, zo argumenteert deze [heilige] doctrine [= de theologie] niet om haar principes, die geloofsartikelen zijn, te bewijzen, maar om iets anders aan te tonen.13 De theologie veruiterlijkte in de wetenschappen wat zich op het maatschappelijke vlak voltrok. Het christelijke geloof was tot in de diepste vezels van het leven van de mensen doorgedrongen. Alles wat er niet onmiddellijk toe behoorde, maar er blijkens de ervaring niet mee in flagrante tegenspraak was, werd op een of andere manier opgenomen of gefunctionaliseerd in de geloofssynthese. Dit verklaart bijvoorbeeld de assimilatie van talrijke plaatselijke gebruiken in de christelijke geloofscultuur. Zeker in de volksvroomheid en met betrekking tot devotionele praktijken is er een grote opname geweest van elementen van niet-christelijke oorsprong. Het gehele leven kaderde dus in een diepe, praktische en levensomvattende spiritualiteitsbeleving. De mensen die konden lezen, schrijven en denken – hoofdzakelijk geestelijken – waren opgevoed tot een zeer intens geloofsleven. Geloof en denken waren dan ook één geïntegreerd geheel en konden niet los van elkaar beschouwd worden; al kon men ze wel onderscheiden. Eén van de schoolvoorbeelden van de symbiose tussen geloof en rede is Anselmus van Canterbury (ca. 1033-1109), zoals ook blijkt uit zijn beroemde is inzicht volgens Anselmus onmogelijk als er geen geloof mee gepaard gaat. Tegelijk echter tracht hij dit geloof rationeel te begrijpen. Geloof en inzicht in dit geloof verhelderen elkaar wederzijds. Naar het einde toe van de middeleeuwen kwam deze constellatie steeds meer onder druk te staan. De filosofie ontwikkelde zich langzaamaan tot een (min of meer) zelfstandige discipline uit de artes liberales (de „vrije kunsten‟). De theologie van haar kant verhardde in zekere zin haar insisteren op het geloof: vanuit de idee van de 13 THOMAS V. AQUINO, Summa Theologica I, q. 1, art. 8. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven uitspraak “credo ut intelligam” (“ik geloof opdat ik zou begrijpen”). Zoals bij Augustinus 18 transcendentie van God benadrukte men dat de inhoud van het geloof niet volledig door de menselijke rede gevat kon worden. De mens is dan wel geschapen naar Gods „beeld en gelijkenis‟, maar dat betekent niet dat er geen onderscheid is tussen God en mens. De mens kan God maar kennen omdat Hij zichzelf geopenbaard heeft; een openbaring die de mens slechts in geloof kan aanvaarden. III. NIEUWE TIJD In de nieuwe tijd14 zet de verzelfstandigingsbeweging van theologie en filosofie die zich reeds aan het einde van de middeleeuwen liet opmerken, zich langzamerhand maar radicaal door. Ze ontwikkelen zich tot twee verschillende, tot een bepaalde hoogte onafhankelijke, disciplines. Maar dé grote verandering in de verhoudingen tussen denken en geloven was natuurlijk te wijten aan de opkomst van de nieuwe wetenschappen in de 16de en 17de eeuw en, nauw daarmee gepaard gaande, de nieuwe positie van het menselijke subject. Karakteristiek voor deze nieuwe wetenschappen was de combinatie van waarneming met een strikte methodologie. Op basis hiervan kwam men tot theorievorming, die tot hypothesen leidde die men dan weer empirisch ging testen. Men bestudeerde de natuur dus niet zomaar passief, maar ontwikkelde ook experimenten waarbij men op basis van een theoretisch model in de natuur ingreep. Bovendien ging men, zoals Francis Bacon (1561-1626)15 het uitdrukte, kennis als macht beschouwen: door de natuur te leren kennen, kon men macht over haar uitoefenen. Als men de natuur van de mensheid (het ontstaan van de modern techniek, zie de enorme vloed aan uitvindingen sinds de moderne tijd: het kompas, de boekdrukkunst, de microscoop, 14 In de filosofie en de theologie spreekt men eerder over „moderniteit‟ dan over „nieuwe tijd‟ – waarbij „moderniteit‟ eerder een „paradigmatische‟ term is en „nieuwe tijd‟ eerder een historische. Daarmee wordt bedoeld dat de moderniteit niet samenvalt met een bepaalde periode uit de beschavingsgeschiedenis, die nu afgelopen zou zijn. Ideeënhistorisch gezien kan de moderniteit beschouwd worden als de vrucht van ontwikkelingen die in de late middeleeuwen hebben plaatsgevonden. „Moderniteit‟ verwijst dan ook naar een bepaalde manier van denken over en handelen in de werkelijkheid die bleven doorwerken in de nieuwste tijd en ook in de hedendaagse tijd nog aanwezig is. 15 Francis Bacon was een Engelse politicus en filosoof. In zijn Novum Organum („nieuw‟ ten opzichte van de traditionele aristotelische methode) verdedigt hij de inductieve methode als de te volgen weg voor de wetenschappen. Hij wordt daardoor als één van de grondleggers van de moderne wetenschap beschouwd. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven kon voorspellen en zich schikte naar haar wetten, kon men in haar ingrijpen, ten dienste 19 verbeterde zeilschepen, de thermometer,… ). Zo werd een specifieke manier van „denken‟ ontwikkeld die het empirische model en de wetenschappelijke rationaliteit zoals die vandaag nog steeds in voege is, hebben bepaald.16 Door het succes van deze wetenschappen ging men de wereld veel minder beschouwen als een werkelijkheid die doortrokken was van onbegrijpelijke en onvatbare magische krachten. De vooruitgang en de mogelijkheden van de wetenschappen leidden er toe dat men de wereld meer en meer ging beschouwen als een geheel van objectieve feiten die waargenomen konden worden en beschreven konden worden aan de hand van mathematische wetten en modellen. Men moest dus niet meer terugvallen op God of religie om de werkelijkheid te kunnen verklaren; de werkelijkheid is uit zichzelf verklaarbaar. Vandaar dat de socioloog Max Weber (1864-1920) deze evolutie omschrijft als de „onttovering‟ van de werkelijkheid. Deze ontwikkeling van de wetenschappen interageerde permanent met de ontwikkeling van een nieuw mensbeeld. Enerzijds verloor de mens zijn centrale positie in de wereld: de aarde bleek zich niet in het midden van het universum te bevinden (de “Copernicaanse revolutie”), en op die aarde was de mens nauwer verwant met de dieren dan aanvankelijk gedacht. De wetenschappelijke objectiviteit voorkwam daarnaast dat men de wereld interpreteerde als overeenstemmend met de menselijke zingeving. Kosmische verschijnselen, bliksem en donder bijvoorbeeld, kon men verklaren aan de hand van de gekende natuurwetten, waardoor men deze niet meer zag als een reactie (straf) op het menselijk handelen. Tegelijk echter leidden de wetenschappen tot een ontvoogding uit het overheersende christelijke systeem: de mens was niet meer louter hij zijn leefwereld meer een meer naar de eigen behoeften ontwerpen. Zo werden huizen en steden minder afhankelijk van de natuur en beter bestand tegen duisternis, koude, storm, overstroming, ... De mens werd autonoom en zelfbewust17. 16 Cf. C. STEEL, Historische inleiding tot de wijsbegeerte (Wijsgerige verkenningen, 7), Leuven, Universitaire Pers, 1989, p. 69-79. 17 In de kunst komt dit zeer uitdrukkelijk tot uiting: kunstenaars die in middeleeuwen in opdracht werkten en zelf anoniem bleven, gaan plots hun naam plaatsen op schilderijen. Een zeer opmerkelijke uitdrukking van dit zelfbewustzijn vinden we bij Albrecht Dürer (1471-1528). Op 28-jarige leeftijd maakt hij een zelfportret – op zich al getuige van een sterk zelfbewustzijn – waarbij hij zichzelf frontaal portretteert, in een houding die duidelijk refereert naar de traditionele afbeeldingen van het gelaat van Christus. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven schepsel, maar in zekere zin zelf ook schepper. Gebruik makend van de wetenschap ging 20 Ten gevolge van het nieuwe wetenschappelijke model waren er voortaan niet langer twee maar drie spelers op het veld van de werkelijkheidsbenadering: een filosofische, een gelovige/religieuze en een wetenschappelijke18. Naast (en soms tegenover) de synthese van de tweeboekenleer kwam plots de interpretatie van de wereld volgens de nieuwe wetenschappen naast te staan. Op maatschappelijk vlak leidde dit mede tot het uit elkaar gaan van verschillende levenssferen19. Het christelijk geloof, dat in de middeleeuwen het gehele leven beheerste, moest zich terugtrekken tot het domein van het kerkelijke leven. Door het wegvallen van dit overkoepelend zingevingssysteem kwamen religie, wetenschap, politiek, kunst, economie, enz. los van elkaar te staan. Ze konden zich hierdoor zelfstandig verder ontplooien en hun eigen discours en methode ontwikkelen20. Zoals het filosofische en het religieuze echter niet radicaal onderscheiden zijn, zo is het evenwel ook niet mogelijk een strikte scheiding te hanteren tussen deze drie werkelijkheidsbenaderingen. Ondanks de prioriteit van de empirie, zijn de natuurwetenschappen immers niet verstoken van denken: kennis ontstaat maar door de uit de waarneming verkregen feiten met behulp van het verstand te combineren. Anderzijds trekken gelovigen zich nooit volledig terug van de wereld en staat elk geloof steeds in interactie met de zintuiglijke waarneming. Dit had tot gevolg dat, naarmate het wetenschappelijke model aan invloed won, filosofie en theologie, ook op hun eigen domein, enigszins onder druk kwamen te staan. Indien ze nog ernstig wensten te worden genomen, dienden ze zich hoe dan ook enigszins te herprofileren. De wetenschap was dus niet zomaar een „partner‟ die er bij kwam; deze plooiden. In vele gevallen heeft men het positieve van de wetenschappelijke rationaliteit trachten over te nemen in de eigen kaders en doelstellingen van wijsgerige en theologische reflecties. 18 Dit betekent niet dat er daarvoor nog geen wetenschap bestond. Deze wetenschap maakte echter deel uit van de (aristotelische) wijsbegeerte. 19 Voor een meer uitgebreide bespreking van deze evolutie, zie L. B OEVE, Onderbroken traditie. Heeft het christelijk verhaal nog toekomst?, Kapellen, Pelckmans, 1999, p. 36-38. 20 Naast naar de kunst kan verwezen worden naar het politieke bedrijf, waarin zich – overigens net zoals in de wetenschappen – in een toenemende mate specialisaties ontwikkelen die niet noodzakelijk nog een zicht op het algemene behouden. Specifiek met betrekking tot de religie moet natuurlijk verwezen worden naar het moeilijke proces van de scheiding tussen Kerk en staat, waarvoor de Franse Revolutie symbool staat. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven „partner‟ stelde meteen eisen, waarvoor de andere partners – minstens gedeeltelijk – 21 Zo was de belangrijkste filosofische stroming van de 17de en 18de eeuw die van de Verlichting. Men benadrukte hoe enkel door het „licht‟ van de kritische rede tot kennis kon komen. In het bijzonder richtte men zich daarbij op het kritiekloos aanvaarden van religieuze dogma‟s zoals de wonderen en de lichamelijke verrijzenis. Bovendien werd sterk benadrukt dat elke individuele mens voor zichzelf moest denken. Immanuel Kant (1724-1804), de belangrijkste Verlichte filosoof, omschreef deze stroming in zijn essay “Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?” als volgt: Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van een ander. Men heeft deze onmondigheid aan zichzelf te wijten, wanneer de oorzaak ervan niet in een gebrek aan verstand, maar in een gebrek aan vastberadenheid en aan moed ligt, zich van zijn verstand zonder leiding door een ander te bedienen. Sapere aude [durf te denken]! heb de moed, je van je eigen verstand te bedienen! is derhalve de zinspreuk van de Verlichting.21 Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat Kant er een andere mening op nahield over de verhouding tussen denken en geloven dan de middeleeuwse idee die de filosofie volledig ondergeschikt maakte aan de theologie. In het licht van zijn reflecties herinterpreteerde hij het gezegde philosophia ancilla theologiae op een fijnzinnige en radicale manier. In zijn ogen gaat het niet om een dienstmaagd die achterop loopt om de sluier van haar meesteres te dragen, maar om een dienstmaagd die voorop loopt met de lamp om te zien waar ze kan lopen. Het is dus de filosofie die de theologie de weg wijst, en niet omgekeerd. kwam in de 18de-19de eeuw de historisch-kritische exegese tot ontwikkeling. Deze bestudeerde de Bijbel aan de hand van de wetenschappelijke methode. Belangrijk hierbij was de studie van de geschiedenis van de Bijbeltekst. Men ging meer en meer inzien dat de tekst van de Bijbel het resultaat is van een historisch proces waarbij niet alleen de context van de brontekstschrijvers een grote invloed heeft had op hun werk, maar waarbij in de loop van het doorgeven en overschrijven van de teksten veel wijzigingen waren 21 I. KANT, Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?, 1784 (Nederlandse vertaling: I. KANT, Beantwoording van de vraag: Wat is Verlichting? [1784], ingeleid, vertaald en geannoteerd door B. DELFGAAUW, Kampen, Kok Agora, 1988). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Ook de theologie voelde de sterke druk van het wetenschappelijke denken. Zo 22 aangebracht. De resultaten van dit onderzoek, hoewel aanvankelijk vergruisd door de Katholieke Kerk, vonden langzaamaan ook hun weg in de theologische reflecties. Dit opende verder de weg naar het afstappen van een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Onvermijdelijk ging er met de expansie van het wetenschappelijke denken een zeker „zinverlies‟ gepaard. Want doordat het zelfbewuste, autonome subject zichzelf strikte voorwaarden had opgelegd om zo objectief mogelijk en enkel op methodologisch verantwoorde wijze om te gaan met de werkelijkheid, kregen andere toegangen tot de werkelijkheid die niet aan dit ideaal van theorie konden voldoen, minder ontplooiingskansen. Traditioneel waren het deze toegangen echter die de belangrijkste waren voor zingeving en religie. IV. HEDENDAAGSE TIJD Op onze dagen merken we au fond twee tendensen. Enerzijds heeft er een omslag plaatsgevonden ten opzichte van de moderniteit. Anderzijds heeft de moderniteit zich verder geradicaliseerd. De term „postmoderniteit‟, zoals men in de filosofie en theologie de nieuwste tijd karakteriseert, verwijst naar de breuk ten opzichte van moderniteit. Deze omslag zit in „het einde van de grote verhalen‟, naar de woorden van de Franse filosoof Jean-François Lyotard (1924-1998). Hoewel het alomvattende christelijke zingevingssysteem afbrokkelde in de nieuwe tijd, ontstonden er allerlei andere „grote verhalen‟. Deze verhalen waren omvattende ideologieën en paradigma‟s van waaruit men dacht de overkoepelende „verhalen‟ waren het marxisme, geloof in vooruitgang, emancipatie, nationaal-socialisme22. Niet in het minst ten gevolge van de bloedige gebeurtenissen van de 20ste eeuw hebben mensen vandaag, in de nieuwste tijd, geen vertrouwen meer in de meer in de grote dromen van de ideologieën of godsdiensten. Het denken heeft zich dienovereenkomstig in de laatste decennia bovenal geprofileerd als een kritisch denken, dat nergens meer in gelooft, omdat het ziet hoe 22 In Vlaanderen kwam dit op bijzondere wijze tot uiting in de ontwikkeling van een katholieke, een liberale en een socialistische zuil: een netwerk van organisaties die alle facetten van het leven bestreken en uitdrukkelijk verbonden waren met een bepaalde ideologie. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven werkelijkheid te kunnen beschrijven en veranderen. Enkele voorbeelden van deze 23 gevaarlijk ideologieën kunnen zijn. Ook ten opzichte van het geloof neemt men een dergelijke kritische houding aan. Steevast voert men hierbij dezelfde historische voorbeelden als argumentatie aan. Geloof wordt steeds meer als dogmatisch23 en steeds minder als relevant beschouwd. Zo probeerden verschillende organisaties die tot de katholieke zuil behoorden de voorbije decennia dit „juk‟ van het geloof van zich af te schudden. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan de naamsverandering van Nationaal Christelijk Middenstandsverbond tot Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), of van Vereniging van Katholieke Scouts en Meisjesgidsen (VVKSM) tot Scouts en Gidsen Vlaanderen. Tegelijk echter is de nieuwste tijd een radicalisering van de moderniteit. Niet alleen breidt de kritische rede haar terrein uit, ook de scheiding van de levenssferen wordt verder gezet. Tijdens de moderniteit bleef het christelijk geloof immers nog op allerlei vlakken doorwerken (bv. de kerkelijke sacramenten die een mensenleven bleven structureren) of werd eenheid gebracht in de verschillende levenssferen door de nieuwe „grote verhalen‟. In de postmoderniteit verdwijnen dan al deze overkoepelingen. Hierdoor wordt ook de individualiserende trend van de moderne samenleving geradicaliseerd. Omdat er geen grote ideologieën of een dominante religie meer zijn die het leven structureren, valt ieder op zichzelf terug om zijn of haar leven zin te geven. Op het vlak van geloven betekent dit dat men nog wel kan geloven, maar dat dit een uitdrukkelijke persoonlijke keuze is, die niet meer wordt aangereikt vanuit de samenleving. Het seculariseringsproces, dat zijn aanzet vond in de moderniteit, schrijdt dan ook nog steeds verder vandaag (de kerkelijke sacramenten spelen bv. steeds minder pluralisering. Dat ieder zijn of haar eigen keuzes kan maken, betekent immers dat er een verscheidenheid aan keuzes mogelijk is, bijvoorbeeld op het vlak van levensbeschouwing. Mensen kiezen niet alleen „voor‟ of „tegen‟ het christelijk geloof, maar kijken ook naar islam, boeddhisme, new age, … en maken er zelfs hun eigen „bricolage‟ van waarbij ze verschillende elementen van verschillende godsdiensten combineren tot een geheel dat bij hun wensen en verlangens aansluit. Alleszins speelt 23 „Dogmatisch‟ wordt hier gebruikt zoals in de volksmond: verwijzend naar dogma‟s: religieuze leerstellingen die op gezag aanvaard moeten worden. Binnen de theologie verwijst „dogmatisch‟ echter doorgaans naar dogmatische theologie: de kritische reflectie op de christelijke geloofsleer. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven een rol voor veel mensen). Tegelijk leidt deze individualisering tot een toenemende 24 „geloof‟ sowieso een veel minder grote rol. Het debat omtrent dienstmaagd of geen dienstmaagd, voorop lopen of achterop hinken, is dan ook geluwd. Desalniettemin is de Thematische modules: Denken & Geloven tijd misschien rijp voor een nieuwe verhoudsbepaling tussen filosofie en theologie. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ 25 C. PARALLELLEN TUSSEN DENKEN EN GELOVEN, FILOSOFIE EN THEOLOGIE In dit onderdeel wordt de gedachte dat er een zekere parallellie tussen denken en geloven is, verder uit de doeken gedaan. Meerbepaald wordt aangetoond dat de scherpe tegenstelling tussen het paradigma van het denken en het paradigma van het geloven niet opgaat. In filosofie en theologie, waarvan respectievelijk denken en geloven de traditionele woordvoerders zijn, maken dezelfde, of minstens toch vergelijkbare stromingen, opgeld. Dikwijls kunnen in filosofie en theologie zelfs dezelfde inspiratiebronnen („vindplaatsen‟) gedetecteerd worden. I. FILOSOFIE EN THEOLOGIE: WOORDVOERDERS VAN ‘DENKEN’ EN ‘GELOVEN’ Traditioneel wordt de filosofie beschouwd als de woordvoerster van het denken. „Filosofie‟ staat garant voor redelijk denken, voor een verstandelijke controle, voor een denken dat niet zweverig, poëtisch, mythologisch, esoterisch of ideologisch is. Denken moet ten eerste steeds inzichtelijk en transparant en ten tweede publiek toegankelijk zijn. Denken kan en mag niets te verbergen hebben. Even traditioneel wordt de theologie beschouwd als de passende woordvoerster van het geloven. „Theologie‟, als academische discipline24, formuleert op een systematische wijze de inhoud van het geloof en tracht de zinvolheid van dat geloof aan te tonen. Bovendien wordt van dat geloof evenzeer aangenomen (of verondersteld) dat het niet zweverig, poëtisch, mythologisch, esoterisch of ideologisch is. Nu zijn er in het Nederlands twee equivalenten voor „filosofie‟ en „theologie‟, die nauwelijks in een andere taal bekend zijn, met name „wijsbegeerte‟ en „godgeleerdheid‟. De etymologie van het woord filosofie is de combinatie van het Griekse werkwoord voor „houden van‟ (filein) met het substantief „wijsheid‟ (sophia). 24 Deze beide De term „theologie‟ wordt ook gebruikt om de systematisch uiteengezette inhoud van een specifieke religie of denominatie aan te duiden. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Hierbij bevraagt de theologie zichzelf steeds kritisch vanuit haar eigen uitgangspunten. 26 betekenisdragende componenten zijn in het Nederlands omgezet door de samenstelling in „wijs-begeerte‟ van „het begeren om wijs te zijn‟ of „ernaar verlangen om wijsheid te bezitten‟. De etymologie van het woord theologie is eveneens een combinatie van een Grieks werkwoord (of het daarvan afgeleide substantief) met een (ander) substantief: „God‟ (theos) plus „spreken over, weten, rekenschap afleggen e.d.‟ (legein, logos). Dit woordpaar werd eveneens schitterend omgezet in het Nederlands door „god-geleerdheid‟. In deze keuze voor „geleerdheid‟ en „begeerte‟ schuilt nu een zekere paradox. Men zou het element van de liefde, het houden van, de affectiviteit, de begeerte misschien eerder reserveren voor „geloven‟ en „denken‟ associëren met het element van de kennis, het weten, de geleerdheid. Welnu, zowel het klassieke Grieks als het moderne Nederlands hebben er blijkbaar voor geopteerd om dat net niet te doen aangaande de disciplines die met „denken‟ en „geloven‟ verbonden zijn, en dat is een les van de taal die we ernstig dienen te nemen. Over God valt wel degelijk met een zekere geleerdheid te spreken, en indien de geleerde filosofen niet in zekere mate verlangen naar wijsheid en inzicht, dreigt hun zoeken doel- en zinloos te worden. Men kan met deze korte etymologische reflectie nog twee andere klassieke termen verbinden, die zowel in filosofie als theologie samengaan: „scientia‟ en „sapientia‟. Deze staan respectievelijk voor een paradigma van stringente wetenschappelijkheid en levensvervullende wijsheid. Beide mogen echter nooit strikt gescheiden worden gehouden, op het gevaar af nietszeggend te worden en vervreemdend te beginnen werken. Het inzicht dat denken en geloven iets reëels moeten bijdragen aan het leven van mensen, en dus nooit wetenschap zonder wijsheid kunnen zijn, of wijsheid zonder Ter illustratie van deze laatste gedachte is het betekenisvol om nogmaals terug te grijpen naar twee elkaar aanvullende klassieke middeleeuwse Latijnse adagia: „credo ut intelligam‟ en „intelligo ut credam‟. Letterlijk vertaald betekenen deze respectievelijk: „ik geloof opdat ik zou begrijpen‟ en „ik begrijp opdat ik zou geloven‟. Zo wordt uitgedrukt dat geloof en inzicht elkaar wederzijds veronderstellen en bewerkstelligen. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven wetenschap(pelijkheid), loopt als een rode draad door deze module. 27 II. STIJLEN BINNEN FILOSOFIE EN THEOLOGIE Aan de hand van een vijftal polaire begripstegenstellingen wordt de idee verder uitgewerkt dat er binnen filosofie/denken en theologie/geloven gelijkaardige raamwerken te vinden zijn. De bedoeling hiervan is niet te stellen dat elke filosoof of theoloog, elke denker of gelovige telkens in één van de twee „kampen‟ kan worden geplaatst; wel te laten zien hoe in zowel in filosofie als theologie dezelfde tendensen terugkomen. 2.1 Conservatisme en progressivisme Zowel onder de filosofen als onder de theologen zijn er conservatieven en progressieven. De eerste willen zekerheden bewaren (cf. het Latijnse werkwoord conservare) en zijn niet geneigd om mee te gaan in elke trend die zich als radicaal nieuw aankondigt. De tweede hebben als het ware een neus voor het nieuwe en zijn uit op verandering van bestaande ideeën of toestanden. Een voorbeeld van een conservatieve filosoof is Roger Scruton. Hij houdt in de hedendaagse context een pleidooi voor een „hoge‟ cultuur, die in staat is om stabiliteit te garanderen over verschillende generaties heen.25 Scruton staat zeer kritisch ten aanzien van de culturele output van de volkscultuur, zoals popmuziek (“Popmuziek zal altijd een steriele kracht blijven, waar niets dan een verstrooiende impuls van uitgaat.”26), en de multimedia (“Internet heeft het slechtste in de mens naar boven gehaald.”27) – een visie die ook concrete implicaties zou hebben op politiek niveau. Daarnaast verdedigt Scruton op het vlak 25 Cf. o.a. R. SCRUTON, Culture Counts. Faith and Feeling in a World Besieged, New York, NY, Encounter Books, 2007 (vertaald door J. VEENBAAS als Waarom cultuur belangrijk is, Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2008. In Waarom cultuur belangrijk is, neemt ook Scrutons opvatting over onderwijs een belangrijke plaats in. Hij verdedigt dat het onderwijs geen kennis moet overbrengen om de leerlingen ten dienste te zijn, maar dat onderwijs ten dienste van de kennis moet staan, waarbij het overbrengen een manier is om deze kennis in stand te houden. Leerkrachten moeten zich in de eerste plaats dan ook richten op de leerlingen met het meeste talent; de andere leerlingen komen op de tweede plaats. 26 R. SCRUTON, Waarom cultuur belangrijk is, p. 116. 27 M. SOMERS, Aartstraditionalist Roger Scruton over de‟ safe haven‟ van de hoge cultuur. “De wereld kan niet zonder snobs”, Website NRC Boeken, 23 mei 2008; http://www.nrcboeken.nl/interview/ aartstraditionalist-roger-scruton-over-de-%E2%80%98safe-haven%E2%80%99-van-de-hoge-cultuur (toegang 24.12.2009). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven van seksuele moraal eerder conservatieve standpunten met een pleidooi voor seksuele 28 trouw en respect voor het eigen lichaam.28 Daarbij baseert hij zich op de aristotelische filosofie. Als voorbeeld van conservatisme in het geloof kunnen we verwijzen naar de Priesterbroederschap van Sint Pius X, dat vasthoudt aan de Tridentijnse ritus tijdens de eucharistie (waarbij men onder andere vasthoudt aan het Latijn en de priester zich opstelt met rug naar de gelovigen), ondanks de liturgische hervormingen van Vaticanum II. In de filosofie vinden we progressief denken onder andere in het emancipatiediscours dat in de lijn van neomarxisten wordt ontwikkeld. Het gaat om het (in eerste instantie intellectuele) gevecht tegen allerlei onvermoede mechanismen van verdrukking. Als voorbeeld kunnen de analyses van de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) over het gevangeniswezen aangehaald worden. Zijn analyses zijn mutatis mutandis op talloze domeinen toepasbaar: opvoeding, politiek, sociaal beleid, gezin, man-vrouwrelaties enz. Een voorbeeld van een progressieve theologie zijn de zogenaamde bevrijdingstheologieën. In de bevrijdingstheologie die in de jaren ‟60 in Latijns-Amerika ontstond, wordt de samenleving vanuit marxistisch oogpunt geanalyseerd. Deze analyse wordt dan verbonden met een lezing van de Bijbel waarbij het criterium van de „voorkeursoptie van de armen‟ gehanteerd wordt. Het punt is dat voor beide stijlen eigenlijk iets te zeggen valt. Het heeft geen zin om óf progressief óf conservatief te willen zijn, laat staan om filosofen of theologen in het algemeen volgens één categorie te karakteriseren. Immers, men kan maar vernieuwen als er „iets‟ is om te vernieuwen, en dat „iets‟ wordt ons aangereikt vanuit het verleden. Latijnse progredi: verder gaan) kan worden in de toekomst. Veeleer dan hun voorkomen moet dan ook gelet worden op de argumenten en de wijze waarop conservatieven en progressieven analyses maken van de tijd waarin wij leven. 28 R. SCRUTON, Sexual Desire. A Moral Philosophy of the Erotic, Londen, Free Press, 1986. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Tegelijk wil men er zeker van zijn dat dat „iets‟, als het waardevol is, verder gezet (cf. het 29 2.2 Analytisch en synthetisch Dit begrippenpaar is eerder technisch van aard. Analyse betekent het uiteenleggen van een object of een fenomeen om zijn constituerende elementen op het spoor te komen (zoals men bijvoorbeeld in de scheikunde op zoek gaat naar de samenstellende elementen van stoffen). Synthese is het omgekeerde: het is het bijeenleggen van verschillende componenten om de compositie (letterlijk: samenstelling) te kunnen bekijken. Zo kan men op basis van verschillende observaties komen tot een algemene theorie (bijvoorbeeld dat water kookt bij 100°C). In denken zowel als geloven vinden analytische en synthetische operaties plaats. Nu eens moet men op zoek gaan naar de meest elementaire bases, dan weer voelt men de noodzaak om het geheel niet uit het oog te verliezen. Zo kan men in de theologie op analytische wijze de betekenis van het woord „kerk‟ in de preken van Augustinus van Hippo nagaan. Synthetisch kan bestudeerd worden wat „kerk‟ vandaag betekent in geloofsgemeenschap. In de predikatenlogica in de wijsbegeerte wordt elke uitspraak geanalyseerd als het toekennen van een predikaat aan een subject (bv. de zin “Alle mensen zijn sterfelijk” kan geanalyseerd worden als het toekennen van het predikaat „mens‟ (M) en „sterfelijk‟ (S) aan onbekende subjecten (x): V(x): M(x) S(x) ). Synthetisch kan men deze uitspraken dan gaan toetsen op hun waarheid. Andermaal is het verkeerd en misleidend om de kwalificaties analytisch en synthetisch exclusief toe te kennen aan wijsbegeerte of godgeleerdheid. Praktisch en theoretisch Ook deze tegenstelling laat zich gelden in filosofie zowel als theologie. Binnen zowel filosofie als theologie neemt theorie (letterlijk: beschouwing) een belangrijke plaats in. Hierin ontwikkelt men begrippenkaders en concepten. Zo houdt men zich in de meer theoretische filosofische ethiek bezig met de vraag of en hoe men überhaupt het onderscheid tussen goed en kwaad kan bepalen. In de theologie reflecteert men onder andere over de betekenis van de sacramenten en de visie op de Kerk als gemeenschap van gelovigen. De praktische filosofie houdt zich vooral bezig met ethiek, zo mogelijk met Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven 2.3 30 toegepaste ethiek (zakenethiek, mensenrechten, bio-ethiek, zorgethiek,…). De praktische theologie focust zich op de (pastorale) praktijk en snijdt de daarin actuele thema‟s aan (problemen van geloofsoverdracht in allerlei vormen, catechese, liturgische vieringen en sacramenten, gemeenschapsvorming, zorg, …). De aandacht voor theorie binnen filosofie en theologie bezorgt deze disciplines wel eens een slechte naam naar de „buitenwereld‟ toe. De theoretische discussies lijken nutteloos, irrelevant en eindeloos. Dit is doorgaans echter onterecht: de begrippenkaders en concepten, de abstractie en distantie zijn immers – zowel voor geloven als voor denken – onontbeerlijk voor het praktische domein. Als men niet kan buigen op theoretische reflecties over het onderscheid tussen goed en kwaad heeft het geen zin te onderzoeken welke concrete handelingen in de biomedische of zakenwereld goed of fout zouden zijn. Als men geen visie heeft op de betekenis van de sacramenten kan men hieraan geen zinvolle invulling geven binnen de liturgie. Theorie is dus uitermate relevant voor het praktische domein. Maar het omgekeerde geldt eveneens: wil de theorie niet irrelevant worden, dan mag zij de band met de praktijk nooit volledig losmaken. 2.4 Concreet en abstract Dit begrippenpaar is nauw verwant met het vorige, en vaak krijgt het dezelfde connotatieve lading. In de samenleving prefereert men vaak het concrete en het praktische boven het abstracte en het theoretische. Etymologisch betekent „concreet‟ „vergroeid met‟ (van het Latijnse werkwoord concrescere), het verwijst naar een „Abstract‟ daarentegen staat voor „weggetrokken van‟ (van het Latijnse werkwoord abstrahere), het gaat om datgene wat onttrokken is aan de materie, wat niet zomaar aanwijsbaar is in de realiteit; het moet in zekere zin geconstrueerd worden door het denken. Zo kan men abstracte criteria ontwikkelen om te bepalen of een oorlog al dan niet rechtvaardig is. Maar dit is niet hetzelfde als beslissen of in een welbepaalde, actuele situatie de oorlog moet worden verklaard aan een land. In denken en geloven komt het erop aan niet één van beide te verkiezen boven het andere, maar om te streven naar het juiste evenwicht tussen beide. Het louter abstracte is Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven vergroeiing met de materie: aanwijsbare dingen en gebeurtenissen uit de realiteit. 31 immers leeg. Het concrete daarentegen is steeds complexer en moeilijker in schema‟s te vatten dan het abstracte, maar tegelijk is het abstracte denken noodzakelijk om wat er concreet gebeurt in de werkelijkheid te begrijpen. Denken, maar ook geloven, moeten daarom steeds betrokken zijn zowel op de concrete realiteit als op het meer abstracte denken. Wanneer het ontbreekt aan het ene, moet het andere soelaas komen brengen. 2.5 Kritisch en irenisch Kritiek betekent letterlijk „onderscheiden‟ en (vandaar) „oordelen‟. In „irenisch‟ zit het Griekse woord voor vrede (eirènè). Filosofie en theologie hebben heel vaak een kritische functie. Zo worden in de theologie de door het magisterium gehanteerde argumenten om bepaalde keuzes (bv. de beperking van de priesterwijding tot mannen, uitspraken over seksuele moraal, …) kritisch onder de loep genomen. Ook in de wijsbegeerte bestudeert men bestaande situaties vanuit een kritische invalshoek. Zo laat men in de sociale of cultuurfilosofie zien dat schijnbaar neutrale zaken (bv. kwaliteitsmanagement in het onderwijs) op een welbepaalde ideologie steunen. Hoewel de dingen natuurlijk wel gezegd moeten worden zoals ze zijn, dreigt een kritische houding – die omwille van haar media-waarde vaak meer aandacht krijgt - zich soms te verliezen in een agressieve en polemische attitude, maar soms moeten de dingen wel gezegd worden zoals ze zijn. Daarom is het goed om een evenwicht te bewerkstelligen tussen „kritisch‟ en „irenisch‟ denken en geloven. Irenisch denken en geloven kan er op wijzen dat bestaande praktijken niet zomaar zinloos zijn omdat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de praktijk van de kinderdoop dat men die zomaar zou moeten afschaffen. III. VINDPLAATSEN VAN DENKEN EN GELOVEN Hier wordt de gedachte van de structurele gelijkaardigheid tussen denken en geloven verder ontvouwd. Denken en geloven, zowel als hun woordvoerders filosofie en Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven bepaalde kritische kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Het is bijvoorbeeld niet omdat er 32 theologie, halen de mosterd uit gelijklopende bronnen. Men kan er een vijftal onderscheiden. 3.1 Gemeenschap Essentieel voor zowel geloven als denken is een groep van mensen. Geloven noch denken zijn immers solitaire bezigheden. Denken en geloven ontstaan niet zomaar uit het niets, maar worden aangereikt door anderen. Of beter, anderen – de gemeenschap – bieden de ruimte waar men eigen ervaringen kan uitwisselen en deze structureren in een kader dat de gemeenschap aanreikt (traditie). In tweede instantie biedt een gemeenschap een gelegenheid om over allerlei gedachten en ideeën te discussiëren. Het feit dat zowel denken als geloven onlosmakelijk verbonden zijn met „taal‟ is in dit opzicht fundamenteel. Net zoals men onmogelijk een „individuele taal‟ kan ontwerpen zonder dat er interactie is met andere personen, is het onmogelijk volledig individueel te denken of te geloven. In de wetenschappelijke wereld verwijst het toenemend belang van „peer reviews‟ (beoordelingen van manuscripten voor tijdschriften door wetenschappers uit hetzelfde vakgebied) naar de waarde van de gemeenschap: onderzoek, hypothesen en conclusies hebben slechts dan betekenis wanneer ze aan het oordeel van de rest van de wetenschappelijke gemeenschap zijn onderworpen; anders roept men in de woestijn. 3.2 Traditie hun gemeenschappen dat. Mensen en gemeenschappen zijn altijd met elkaar verbonden door een gedeeld verleden, dat zijn neerslag vindt in een bepaalde traditie. Deze tradities geven betekenis aan actuele belevenissen. Zo geeft het (kerkelijk) huwelijk mee betekenis en gestalte aan de liefde tussen twee personen. Tegelijk maakt dit duidelijk dat het heden niet bestaat uit een loutere aaneenschakeling van vervluchtigende ogenblikken, maar dat verleden en heden mee de toekomst constitueren. Traditie is dan ook geen louter statisch gegeven, maar wordt door opeenvolgende generaties geherinterpreteerd. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Aangezien mensen historische wezens zijn, ingebed in een tijdsverloop, zijn ook 33 Opnieuw is de link met de taal verhelderend: taal krijgt men steeds aangeleerd „van ergens‟ (cf. het begrip moedertaal). Op een vergelijkbare wijze krijgt men denken en geloven aangeleerd vanuit een traditie. Als voorbeelden kan men denken aan familiale tradities (bv. rond het slapengaan), gewoontes op het werk, lokale culturele gebruiken (bv. het sinterklaasgebeuren), gebruiken in verenigingen (bv. de vlaggengroet in een jeugdbeweging), religieuze tradities, enz. Als we ons zouden kunnen ontdoen van onze context en geschiedenis zouden we ongetwijfeld met vreemde ogen kijken naar vele van deze „traditietjes‟. En toch blijken we er maar al te zeer aan gehecht, met geen andere reden dan de traditie zelf. 3.3 Geschriften Denken en geloven beroepen zich voor hun zelfverstaan uiteraard ook op geschreven bronnen. Want gemeenschappen en tradities leggen hun bevindingen en de reflecties daarover vaak schriftelijk vast. In het dagelijkse gemeenschapsleven kan dit terug gevonden worden in verslagen van vergaderingen. In de christelijke religie neemt, naast de geschriften van theologen, de Bijbel natuurlijk een plaats van onschatbare waarde en belang in. In dit boek – of beter: deze boeken29 – hebben mensen neergeschreven hoe ze de aanwezigheid van God ervoeren in hun leven en geschiedenis. Ook de filosofie kent zoiets als een geschreven canon, een reeks van werken die steeds als referentiepunt gelden. De studie van deze sleutelgeschriften is niet louter te herleiden 3.4 Grote namen Elke traditie, en dus a fortiori elke denktraditie of geloofstraditie, heeft zijn „grote namen‟. Dat zijn die personen in wie de gemeenschap haar identiteit op een dermate intense wijze heeft gerealiseerd gezien, dat zij meent er veel van te kunnen leren en er voor allerlei redenen een beroep op te kunnen en/of mogen doen. In socio-culturele 29 Het woord „Bijbel‟ is afgeleid van het Griekse „ta biblia‟, een meervoudsvorm („boeken‟). De Bijbel is immers een samenstelling van verschillende tientallen boeken geschreven in verschillende periodes en contexten en door verschillende auteurs (cf. de slagzin “De Bijbel is geen boek maar een bibliotheek”). Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven tot historische interesse, maar biedt de achtergrond voor elke hedendaagse discussie. 34 verenigingen komt men dergelijke figuren tegen in bestuursleden die al een generatie lang lid zijn. In de filosofie zijn grote namen onder andere Plato, Aristoteles, Kant, Hegel en Heidegger; in de theologie Augustinus, Thomas van Aquino, Schleiermacher en Rahner. Natuurlijk heeft het domein van het geloofsleven, de mystiek en de spiritualiteit ook zijn eigen „grote namen‟ (bv. heiligen zoals Antonius, Benedictus, Franciscus en Ignatius van Loyola). 3.5 De ervaring Uiteraard is zowel voor denken als geloven de persoonlijke ervaring een uitermate belangrijke bron. Denken en geloven ontstaan immers niet zomaar uit het niets, maar ontspruiten uit ervaringen van mensen. Deze ervaringen zijn echter niet louter gevoelstoestanden: ervaring is altijd verbonden met interpretatie. Het aangegrepen zijn door de schoonheid van de bergen vindt zijn oorsprong niet zuiver in die bergen: het is maar sinds de Romantiek van de 19de eeuw dat men de bergen niet meer als een woeste bedreiging ziet, maar ook als iets moois. Daarvoor ervoer men de schoonheid van de bergen niet, omdat men ze niet op die manier interpreteerde. Op dezelfde manier kan een mystieke ervaring maar ervaren worden als de ontmoeting met Jezus Christus op voorwaarde dat men Christus kent en de ervaring zo kan interpreteren. Zo reflecteert men in de filosofische (maar uiteraard ook in de theologische) ethiek op de gewetenservaring; een ervaring die meebepaald wordt door de interpretatie die eraan gegeven worden. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan het schuldgevoel als men moet helpen – of aan het ontbreken van dit schuldgevoel vanuit de idee dat geld geven de bedelaar nog meer in de problemen duwt. Ervaring en interpretatie vinden dus steeds samen plaats. Het is geen zaak van een „zuivere‟ ervaring waar in tweede instantie een interpretatie aan gegeven kan worden; de interpretatie is steeds al meegeven met de ervaring. Meer zelfs, de interpretatie maakt de ervaring mogelijk. Op zijn beurt nu hangt „interpretatie‟ fundamenteel samen met taal, gemeenschap, traditie, geschreven bronnen, grote namen, die telkens een neerslag en reflectie op deze Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven een bedelaar voorbijloopt, dat mee opgewekt wordt door de gedachte dat men de armen 35 ervaringen zijn. In die zin is ervaring dus geen aparte vindplaats, maar bron en Thematische modules: Denken & Geloven bindmiddel van de vorige vier. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ 36 D. DE VERHOUDING TUSSEN FILOSOFIE EN THEOLOGIE: MODELLEN VAN INTERACTIE De problematiek van de verhouding tussen de filosofie en de theologie is geenszins nieuw. De geschiedenis van het denken, zowel in de filosofie als in de theologie, legt een boeiend getuigenis af van de veelzijdigheid van manieren waarop denken en geloven met elkaar in relatie hebben gestaan. In dit deel passeren een zestal mogelijke modellen van interactie tussen filosofie en theologie, denken en geloven, de revue. Geen van de eerste vijf is ideaal. 1 Subordinatie Het model van de subordinatie of onderschikking is gebaseerd op een fundamentele verhouding van ongelijkheid, van een ondergeschikte ten aanzien van een bovengeschikte, een meester en een slaaf, een opdrachtgever en een uitvoerder, een controleur en een gecontroleerde. Filosofie heeft hier enkel maar waarde voor zover ze iets bijdraagt aan de theologie; of omgekeerd, theologie heeft maar waarde in zoverre ze de filosofie „van nut‟ kan zijn. Zo werd het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan de K.U.Leuven opgericht onder impuls van de latere kardinaal Mercier. Het was aanvankelijk bedoeld om de scholastieke filosofie, die de basis van de christelijke geloofsleer vormde, verder te ontwikkelen en te verdedigen tegen opkomende Denken en geloven, en a fortiori filosofie en theologie, kunnen zich vandaag niet (langer) herkennen in een dergelijk patroon. Beide beroepen zich terecht op vrijheid en zelfstandigheid. Zowel filosofie als theologie hebben een waarde in zichzelf, los van de ander. Ze hebben geleerd dat de metafoor van de dienstmaagd nutteloos en overbodig is, en slechts wantrouwen en wederzijdse rancune in stand kunnen houden. Natuurlijk kunnen beide elkaar „van dienst‟ zijn, maar dan niet als slaven: geloof speelt een constructieve rol in de filosofie, en de rede in de theologie. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven denkstromingen. 37 2 Assimilatie Bij assimilatie verliezen gerelateerden hun relatie tot elkaar verliezen omdat ze (moeten) opgaan in elkaar. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan volkeren die door (gedwongen) gemengde huwelijken en het aannemen of doen versmelten van elkaars taal in elkaar zijn „verdwenen‟. In de middeleeuwse theologie, bijvoorbeeld in het aristotelisch-thomistische denksysteem, was er zeker sprake van een dergelijke assimilatie. Op het eerste gezicht lijkt dit een proper begrip, maar onder de oppervlakte gaat quasi zeker altijd geweld schuil. Want in de praktijk is er steeds één partner die het onderspit delft. De perfecte assimilatie, met evenwaardige goedkeuring van op gelijke voet staande partners, is een illusie. Steeds zal een van de twee dominant zijn: degene waarin men opgaat zal sterker zijn als degene die erin moet opgaan. Net zoals dit geldt voor wat betreft volkeren, geldt dit ook op het persoonlijke vlak. Geliefden mogen nooit versmelten of opgaan in elkaar. Het blijven steeds twee vrije, verantwoordelijke personen die elkaar liefhebben. Zo geldt dit ook voor denken en geloven: geen van beide mag zomaar opgaan in de andere. Filosofen en theologen beoefenen een verschillende discipline, en het zou geen goede zaak zijn om morgen te beslissen dat ze „hetzelfde‟ doen. Zowel filosofen als theologen zouden zich hier overigens geweldig tegen kanten. Dit is ook wat gebeurde op het einde van de middeleeuwen en het begin van de nieuwe tijd, toen theologen reageerden tegen het verwateren van de godsrelatie in de theologie, en filosofen zich afzetten tegen de invloed 3 Polemiek Polemiek heeft soms de reputatie verfrissend te zijn. Nochtans zit in de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord voor „oorlog‟ (polemos) verweven. Polemiek is goed wanneer er in feite een cultuur van wederzijdse kritiek onder wordt verstaan, die uitgaat van een diep respect voor de ander. Ze gaat zichzelf te buiten aan Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven van geloof in het denken. 38 overdrijvingen wanneer men niet meer maalt om de waardigheid van de ander. In de praktijk is deze grens is echter flinterdun. Ten diepste is polemiek immers gericht op het te gronde richten van de opposant, en zolang dat niet effectief is gebeurd, is alle hoffelijkheid maar schijn. In „oorlog‟ zit namelijk een destructief mechanisme, dat geen rust vindt vooraleer de ander effectief op de knieën is gedwongen. 30 Een dergelijke houding vindt men vaak terug in de media: het gaat vaak niet meer om kritiek die de ander dwingt zijn of haar positie uit te zuiveren, dan wel om het streven de ander uit de discussie te kegelen. Elke idee die dat tracht te relativeren, is bedrieglijk en misleidend. Het is omwille van deze reden evident dat denken en geloven zich niet moeten gedragen naar dit model. 4 Coëxistentie Letterlijk betekent „coëxistentie‟ „samen bestaan‟ maar eigenlijk komt het neer op naast elkaar bestaan, zonder (wederzijds) engagement, in (verregaande) onverschilligheid. Coëxistentie betekent meestal ook dat er een achterliggende reden is waarom men geen interesse in de partner betoont: een pijnlijk verleden, een ingehouden vijandschap, gevoelens van haat, ingetoomde agressie, enz. Met andere woorden, op de keper beschouwd is men helemaal niet zo „interesseloos‟ of „onverschillig‟. Dat blijkt ondermeer uit het feit dat men „coëxistentie‟ vaak kwalificeert als „vreedzaam‟ (vreedzame coëxistentie), waarmee men de allereerste stap van een broze verdraagzaamheid na gewapende conflicten beschrijft. conflict nog vers in het geheugen ligt, dat de actuele betrekkingen ernstig onder druk zet of zelfs belemmert. Opnieuw spreekt het voor zich dat dit niet de juiste houding kan zijn om vandaag met religie en denken om te gaan. 5 Concurrentie 30 In dit verband kan verwezen worden naar de Pruisische majoor en militair theoreticus Carl von Clausewitz (1780-1830) en zijn maatgevende studie over de oorlog, Vom Kriege. Oorlog wordt hierin omschreven als voortzetting van de politiek met andere middelen. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven Indien denken en geloven dus „coëxistent‟ leven, betekent dit dat er een ingrijpend 39 Concurrentie is een verhouding waarbij twee (of meerdere) partners elkaar de loef trachten af te steken om meer winst te maken dan de andere, of om de andere vóór te zijn. De term wordt steevast in verband gebracht met ambitie en met de economie (en soms ook met staten en sport). Bedrijven gaan prat op hun verwezenlijkingen en voelen zich betrapt, ongemakkelijk of bedrogen wanneer andere bedrijven te zeer in hun vaarwater komen of in hun visvijver komen vangen. Vandaag worden al te lichtzinnig de positieve kenmerken van de concurrentie benadrukt. Men hoort dan uitdrukkingen als „we moeten onze concurrentiepositie veilig stellen of versterken‟; „wat concurrentie zal de slapende ambtenarij wel wakker schudden‟; „we moeten erbij zijn‟; „we moeten maken dat we de boot niet missen‟; enz. Die positieve kenmerken zijn bijna altijd te reduceren tot een verheerlijking van de vooruitgang. Concurrentie is echter inherent verbonden met een soort van onrust en jachtigheid, waarvan men te gemakkelijk aanneemt dat ze voor iedereen goed (of toch geen kwaad) doet. Bovendien genereert een logica van de concurrentie bijna automatisch na-ijver en profiteraat. En als je niet beter bent of kunt geraken, kun je de ander altijd nog proberen te benadelen. Een concurrentie tussen filosofie en theologie, of tussen denken en geloven, is evenwel niet bevorderlijk. Beide moeten het eerder hebben van evenwicht, beheersing, sereniteit en rust. Om het met een boutade te zeggen: in filosofie en theologie gaat het niet om vooruitgang, maar om diepgang. Filosofie en theologie concurreren ook niet met elkaar omdat ze een verschillende finaliteit hebben. Om in economische termen te blijven: slechts winkels die hetzelfde aaanbieden staan in concurrentie tot elkaar; de hoge groentenwinkel. 6 Vriendschap Vriendschap is een type relatie, dat in geen van de vallen van de voorgaande relatietypes stapt en dat de krachten positief wil bundelen. Het is immers zeker niet zo dat alle geschetste modellen over de hele lijn „slecht‟ zijn. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven verkoopcijfers in een klerenwinkel beletten geen hoge verkoopcijfers in een 40 De essentie van de vriendschap komt neer op respect voor elkaars eigenheid, op oprechte interesse in elkaar, op een zekere lotsverbondenheid, op erkenning van elkaars kwetsbaarheid, op mooie gedeelde herinneringen enz. Vanzelfsprekend kunnen vriend(inn)en kijven, maar ze zullen vriend(inn)en blijven. Er zijn pijnlijke momenten in de geschiedenis van elke vriendschap, maar het punt is dat deze nooit het laatste woord mogen hebben. Kortom, vriend(inn)en zijn elkaars slaafjes of slavinnetjes niet (>< subordinatie), ze versmelten niet met elkaar (>< assimilatie), hun kritiek wordt nooit polemiek (>< polemiek), ze „tolereren‟ elkaar niet zomaar, in een houding van indifferentie (>< coëxistentie), en ze voelen niet de behoefte om met elkaar in concurrentie te treden of van elkaar te gaan profiteren (>< concurrentie). „Vriendschap‟ lijkt dan ook de beste manier om de verhouding tussen theologie en 31 Voor een verdere typologie van het vriendschapsmodel, specifieker toegepast op de filosofie en de theologie, zij verwezen naar de proloog en de epiloog van J. GELDHOF, Dienstmaagd of vriendin? Een dialoog tussen filosofie en theologie, Leuven – Voorburg, Acco, 2005. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ Thematische modules: Denken & Geloven filosofie vandaag aan te geven.31 41 ALGEMEEN BESLUIT. DENKEND GELOVEN EN GELOVEND DENKEN Aan het einde gekomen van dit hoofdstuk, zou moeten duidelijk zijn dat denken altijd een beetje geloven is, en dat geloven ook altijd een beetje denken is. Deze samenhang wordt mooi geïllustreerd door de twee Latijnse adagia waaraan eerder werd gerefereerd: credo ut intelligam en intelligo ut credam. Op zich is de noodzakelijke samenhang tussen rede en geloof trouwens een fundamentele overtuiging van het katholicisme. Zo zijn deze adagia de schragende elementen van de encycliek Fides et ratio van Johannes Paulus II uit 1998. Die tekst begint met een mooi beeld: geloof en rede worden de beide vleugels genoemd van één vogel die in zijn vlucht op zoek is naar Thematische modules: Denken & Geloven de waarheid. En met één vleugel is het opstijgen onmogelijk. Religie, zingeving en levensbeschouwing: Modules voor hoger onderwijs Thema „Denken & Geloven‟ 42