View PDF - ZorgSaam

advertisement
Voeding bij diabetes mellitus
Diabetes en voeding zijn twee zaken die niet van elkaar te scheiden zijn. Daarom is
het belangrijk om aandacht te besteden aan wat u eet en drinkt. Een goede voeding
vormt de basis voor de behandeling van diabetes mellitus.
Wat is diabetes
Diabetes mellitus (suikerziekte of diabetes) is een aandoening waarbij het lichaam
niet meer voldoende kan zorgen voor een normaal glucosegehalte in het bloed
(bloedsuikergehalte). De oorzaak is een tekort aan insuline of een verminderde
werking van insuline. Om de glucose vanuit het bloed de cellen in te laten gaan, is
insuline nodig. Insuline is een hormoon dat wordt gemaakt in de alvleesklier, ook
wel pancreas genoemd. Insuline werkt als een sleutel: het opent de deur van de
lichaamscel, zodat de glucose naar binnen kan gaan. Bij diabetes gaat dit proces
niet zoals het moet. Dit kan twee oorzaken hebben: de alvleesklier produceert te
weinig of geen insuline. Het kan ook zijn dat er wel voldoende insuline aanwezig is,
maar dat de lichaamscellen er niet meer goed op reageren. Diabetes kan op jonge
leeftijd ontstaan (type1). In dat geval is er altijd insuline nodig voor de behandeling.
Daarnaast is er diabetes die zich op latere leeftijd voordoet (type 2). Er hoeven
geen klachten te bestaan bij dit type diabetes. Het wordt soms bij toeval ontdekt,
bijvoorbeeld bij een keuring.
Glucose
Glucose is afkomstig van koolhydraten in de voeding. Koolhydraten is de
verzamelnaam voor de verschillende soorten suikers en zetmeel. De koolhydraten
worden tijdens de spijsvertering afgebroken en vervolgens als glucose in het bloed
opgenomen. Glucose is nodig als brandstof in de lichaamscellen. Een
bloedglucosegehalte tussen 4 en 10 millimol per liter wordt als goed beschouwd.
Voor een normaal bloedglucosegehalte moet er onder andere een balans zijn tussen
de hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de hoeveelheid
bloedglucoseverlagende medicijnen die u gebruikt (insuline of tabletten).
Klachten
Bij een hoog glucosegehalte in het bloed scheiden de nieren een deel van de
glucose met de urine uit. Een deel blijft achter in het bloed. De bekendste
symptomen van een te hoog glucosegehalte in het bloed zijn: moeheid, dorst, jeuk,
veel plassen en gewichtsafname. Deze klachten verdwijnen meestal snel als de
diabetes wordt behandeld of medicatie wordt aangepast.
Behandeling met medicijnen
Bij mensen met diabetes type 1 moet altijd insuline gespoten worden voor de
koolhydraten die genuttigd worden. Over het algemeen kan gezegd worden: Meer
koolhydraten = meer spuiten, minder koolhydraten = minder spuiten! Bij sommige
mensen met diabetes type 2 hebben voedingsadviezen en gewichtsverlies
voldoende effect op het bloedglucosegehalte. Maar bij anderen kan het
bloedglucosegehalte te hoog blijven. In dat geval is er een aanvullende behandeling
nodig. Bijvoorbeeld met bloedglucoseverlagende tabletten of met insuline.
Tabletten
Bij diabetes type 2 is behandeling met tabletten vaak voldoende. Er zijn drie
soorten tabletten. De eerste soort prikkelt de alvleesklier om meer insuline te
maken, de tweede soort stimuleert de lichaamscellen om meer glucose op te
nemen, de derde soort zorgt ervoor dat koolhydraten in de darm langzamer worden
omgezet in glucose. Afhankelijk van uw lichamelijke gesteldheid en uw
levensomstandigheden zal uw arts u de passende tabletten voorschrijven. Het is erg
belangrijk dat u de tabletten strikt volgens voorschrift inneemt.
Insuline
Als nu blijkt dat uw bloedglucose, ondanks dieet en tabletten, te hoog blijft (boven
de 10 millimol per liter bloed), zal uw arts adviseren over te gaan op insuline. Bij
diabetes type 1 is altijd insuline nodig. Insuline moet worden ingespoten in de
onderhuidse vetlaag in bil, buik, arm of bovenbeen. Dit injecteren is voor mensen
een beangstigend idee, maar tegenwoordig wordt insuline toegediend met een
eenvoudig te hanteren insulinepen. Het injecteren gaat daarmee nagenoeg pijnloos,
snel en makkelijk. Uw arts of diabetesverpleegkundige zal uitvoerig met u
bespreken of en wanneer u op insuline moet overgaan. Uw diëtist kan u helpen met
het leren omgaan met uw voeding en uitleg geven over hoe koolhydraten daarbij
een rol spelen.
Wat is een hypo
Een hypoglycaemie of hypo betekent dat u te weinig glucose in uw bloed hebt
(minder dan 3,5 mmol/liter). Een hypo kan dan de volgende verschijnselen geven:
Moeite met denken
Transpireren
Verwardheid
Wazig zien
Moeite met praten
Irritatie
Boosheid
Hypo’s worden meestal veroorzaakt door:
Te veel medicijnen (insuline)
Meer beweging dan normaal
Alcohol
Te weinig koolhydraten eten
Probeer te achterhalen waardoor u een hypo hebt gekregen. Dat kan helpen om het
een andere keer te voorkomen. Hebt u vaker hypo’s? bespreek dit dan met uw arts,
diabetes-verpleegkundige of diëtist.
Wat doet u bij een hypo?
Als u een glucosemeter hebt, kunt u controleren of u écht een hypo hebt. Indien dat
zo is:
Drink of eet direct iets waar (snelle) suiker in zit. Neem 20 gram druivensuiker
(dextrose). Dit zijn 7 Dextro Energy tabletten. Of drink een glas gewone
frisdrank (geen light) of 30 ml. limonadesiroop aangelengd met water. Zorg dat
u altijd iets met suiker bij de hand hebt.
Controleer na 20 minuten met de glucosemeter of uw bloedglucosewaarde
voldoende gestegen is. Is deze onvoldoende gestegen, herhaal dan de
procedure.
Is de bloedglucose voldoende gestegen en duurt het nog meer dan 2 uur
voordat de volgende maaltijd gebruikt wordt? Drink of eet dan nog iets met
(langzame) kolhydraten. Bijvoorbeeld een boterham met hartig beleg of een
stuk fruit (ongeveer 15 koolhydraten).
Voeding
De basis van de voeding voor iemand met diabetes is een gewone goede voeding,
zoals die voor iedereen geldt. U dient echter wel extra te letten op de koolhydraten
en het vet in de voeding.
Koolhydraten
Bij mensen met diabetes type 2 en overgewicht zijn een mediteraan
voedingspatroon of een matige koolhydraatbeperking de meest geschikte keuzes.
Overleg met uw diëtist wat voor u geldt. Soms is een vaste hoeveelheid
koolhydraten per maaltijd, afhankelijk van de medicatie, van belang. Koolhydraten
komen onder andere voor in:
brood, beschuit, crackers (zetmeel)
granen zoals rijst, haver, maïs (zetmeel)
graanproducten zoals macaroni, spaghetti (zetmeel)
aardappelen (zetmeel)
peulvruchten zoals witte en bruine bonen (zetmeel)
fruit, vruchtensap (vruchtensuiker)
melk, yoghurt, karnemelk (melksuiker)
vla, pudding, vruchtenyoghurt (suiker+melksuiker+zetmeel)
suiker, honing (suiker)
koek, ontbijtkoek, gebak (suiker+zetmeel)
limonade, snoep, zoet broodbeleg (suiker)
Suiker
Suiker is, evenals zetmeel, een koolhydraat dat in het lichaam omgezet wordt in
glucose. Vroeger werd gedacht dat iemand met diabetes geen suiker mocht. Daar
denkt men tegenwoordig anders over. Suiker in de voeding is goed mogelijk, als er
rekening mee wordt gehouden dat suiker een koolhydraat is. Te veel suiker is niet
goed, dat geldt voor iedereen. Wees dus zuinig met het gebruik van suiker. Voor
suiker in koffie of thee bestaat een goede vervanger, namelijk zoetstof. Light
frisdranken zijn een goede vervanging voor suikerhoudende dranken.
Vetten
In de voeding bij diabetes speelt ook het vet een belangrijke rol. Het is verstandig
om minder verzadigd vet te eten, want verzadigd vet werkt cholesterolverhogend.
Een te hoog cholesterolgehalte in het bloed verhoogt de kans op hart- en
vaatziekten. Het is goed om te kiezen voor de onverzadigde vetten.
Onverzadigde vetten
Onverzadigde vetten spelen juist een belangrijke rol bij het verminderen van de
kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetten komen meestal voor in
plantaardige producten en in vis. Kies bij voorkeur de producten die rijk zijn aan
onverzadigd vet. Rijk aan onverzadigd vet zijn:
alle soorten olie, zoals arachide-, maïs-, maïskiem-, olijf-, sla-, soja- of
zonnebloemolie.
alle soorten dieet- of vloeibaar bak-en braadvet en vloeibaar frituurvet,
dieetmargarine en –halvarine.
alle soorten vet waarbij op de verpakking vermeld staat dat ze minstens 40%
onverzadigd vet bevatten.
mayonaise, fritessaus en sladressing op basis van olie.
koffiemelk en kaas waarin het melkvet vervangen is door een onverzadigd vet.
noten en notenpasta’s zoals walnoten, paranoten, pinda’s en pindakaas.
vette vis zoals haring, makreel en zalm.
Verzadigde vetten
Verzadigde vetten in de voeding verhogen de kans op hart- en vaatziekten. Deze
komen vooral voor in dierlijke producten, maar ook in sommige plantaardige. De
volgende voedingsmiddelen zijn rijk aan verzadigd vet:
vet vlees, vette vleeswaren, volvette kaas.
volle melk, volle melkproducten, slagroom, imitatieslagroom, koffiewitmaker.
roomijs, consumptie-ijs.
harde (plantaardige) margarines, bak- en braadvetten en frituurvetten.
margarine met minder dan 40% onverzadigd vet.
margarine zonder vermelding van de hoeveelheid onverzadigd vet.
halfvolle boter, roomboter.
snacks, chocolade, koek, gebak, kokos en kokosvet.
Houdt u ook de totale hoeveelheid vet in uw voeding in de gaten, want vet is
een dikmaker.
Houdt uw gewicht op het juiste peil
Als u meer drinkt en eet dan u nodig heeft, wordt u te zwaar. Bij overgewicht kan de
insuline niet goed werken, waardoor het bloedglucosegehalte te hoog kan worden.
Beperk daarom onder andere vette tussendoortjes. Ook kunt u vet beperken door
bij de bereiding weinig vet te gebruiken en te kiezen voor halfvette en magere
producten. Maak slechts matig gebruik van alcohol en suiker. En blijf in beweging!
Vraag voor een persoonlijke plan voor uw gewicht advies aan uw diëtist.
Variatie in uw voeding
Het is belangrijk dat er regelmaat is in de opname van de hoeveelheid koolhydraten
per (tussen)maaltijd. Tegelijk is variatie in uw voeding van groot belang. Door
afwisseling van voedingsmiddelen zorgt u er voor dat u van alle benodigde
voedingsstoffen voldoende binnenkrijgt. Nog belangrijker is het dat u daardoor ook
met plezier eet. De variatielijst in deze folder kan u daarbij helpen. Wilt u meer
informatie, dan kunnen diverse tabellen en boeken goede hulpmiddelen zijn. Vraag
ernaar bij uw diëtist.
Bijzondere omstandigheden
Buitenshuis lunchen, dineren bij vrienden of in een restaurant hoeft geen
problemen op te leveren. Er zijn tenslotte geen speciale aanpassingen of
voedingsmiddelen noodzakelijk. Wel blijft het belangrijk in de gaten te houden
hoeveel koolhydraten de diverse gerechten ongeveer bevatten. Eventueel kunt u bij
gebruik van insuline de hoeveelheid aanpassen. In het begin zult u misschien wat
onwennig uw keuzes bepalen, maar in de loop van de tijd zal dat makkelijker gaan.
Heeft u vragen, overleg dan met uw diëtist.
Factoren die invloed hebben op het
bloedglucosegehalte
Naast de koolhydraten in de voeding kunnen beweging, stress, ziekte en
temperatuur ook invloed hebben op het bloedglucosegehalte.
Beweging
Als u beweegt of sport gaan de spieren harder werken. Daarvoor hebben die
spieren extra brandstof nodig in de vorm van glucose. De spier haalt die glucose uit
het bloed. Het glucosegehalte van het bloed kan daardoor dalen. Voor het opnemen
van glucose in de spieren is echter insuline nodig. Bij mensen die geen diabetes
hebben, regelt het lichaam vanzelf de hoeveelheid insuline die aangemaakt wordt,
zodat de hoeveelheid glucose in het bloed op peil blijft. Als u diabetes hebt, moet u
zelf leren om de bloedglucosewaarde op peil te houden. Het is niet goed als de
glucosewaarden teveel gaan schommelen. Daarom is het belangrijk om met een
aantal dingen rekening te houden als u gaat sporten of bewegen:
Duur en intensiteit van de sport
De bloedglucosewaarde
Hoeveelheid beschikbare insuline
Behoefte aan extra koolhydraten
Duur en intensiteit van de sport
Bedenk hoe lang u gaat sporten en hoe intensief. Op basis daarvan kunt u naar
behoefte extra koolhydraten nemen.
Bloedglucosewaarde / beschikbare insuline
Bepaal van tevoren uw bloedglucosewaarde. Als u begint met een goede
bloedglucose- waarde kunt u de inspanning beter volhouden. Is de bloedglucose te
laag voor de inspan-ning, corrigeer deze dan eerst door 20 gram koolhydraten te
nemen (zie tabel 1). Als de bloedglucosewaarde hoger is dan 16 mmol/l, moet u zich
afvragen of het wel verstandig is om te gaan sporten. Mogelijk hebt u een
insulinetekort. Als u dan gaat sporten, kan de bloedglucose verder stijgen. Is er wel
voldoende werkzame insuline tijdens het sporten, dan zal de bloedglucose juist
dalen. Tabel 1: producten met 20 gr. koolhydraten
Extra koolhydraten
Neem voordat u gaat sporten extra koolhydraten, zodat u voldoende brandstof hebt
tijdens en na de inspanning. Hoeveel extra koolhydraten u moet nemen is
afhankelijk van de glucosewaarde gemeten voor het sporten. Het hangt er ook van
af hoe lang u denkt te gaan sporten. Bij inspanning verbrandt u ongeveer 15-30
gram koolhydraten per half uur. Wanneer de inspanning langer duurt dan een uur
moet u ook tijdens de inspanning de koolhydraten aanvullen. Hoeveel koolhydraten
u precies moet nemen is individueel verschillend (zie tabel 2).
Bijlage 2: hypopreventie
Stress
Bij mensen met diabetes type 1 kan stress het bloedglucosegehalte flink
ontregelen. Het kan ervan stijgen, maar ook dalen. Erg lastig bij een examen of
bijvoorbeeld een vakantie, die (positieve) stress kan geven. Bij mensen met
diabetes type 2 stijgt de bloedglucose meestal onder invloed van stress, er is bij
hen geen sprake van daling.
Ziekte
Wanneer u ziek bent of ontstekingen heeft, kan uw bloedglucose hoger zijn.
Temperatuur
Bij warm weer kan uw bloedglucose lager zijn, omdat de insuline beter werkt. Houd
dit in de gaten!
Variatielijst
In deze variatielijst geven we voor een aantal koolhydraatbevattende
voedingsmiddelen aan door welk ander voedingsmiddel (met dezelfde hoeveelheid
koolhydraten) u het product kunt vervangen. Voor de niet-koolhydraatbevattende
voedingsmiddelen staat aangegeven wat een verstandige keuze is, met het oog op
een goede voeding (voorkeur, middenweg en uitzondering tabellen).
Brood
In plaats van 1 snee brood (16 gram koolhydraten) kunt u nemen:
1 snee rozijnen- of mueslibrood
2 sneetjes knäckebröd of 3 sneetjes stokbrood
1 snee donker of 1½ snee licht roggebrood
1 schaaltje magere yoghurt met 1 eetlepel muesli (150 ml)
1 schaaltje havermout-, brinta-, karnemelkspap en dergelijke zonder suiker
(150 ml)
1 glas “drinkontbijt” (150 ml)
De donkere broodsoorten, volkorenbrood en bruinbrood, hebben de voorkeur
boven witbrood.
Vet
Halvarine, margarine en roomboter bevatten geen koolhydraten. In het kader van
“wees matig met vet” en het gehalte aan (on)verzadigd vet zijn er toch voorkeuren
aan te geven.
Broodbeleg
Kaas
Kaas is een voedingsmiddel dat geen koolhydraten bevat, maar wel veel
(verzadigd) vet. Het plusgetal (20+, 30+, 48+) geeft de hoeveelheid vet aan. Hoe
hoger het plusgetal, hoe vetter de kaas. De term jong, belegen of oud duidt op de
ouderdom en niet op de hoeveelheid vet.
Vleeswaren
Vleeswaren bevatten in de regel geen koolhydraten. De magere soorten hebben de
voorkeur. 1 à 2 plakjes vleeswaren per dag is voldoende in een gezonde voeding.
Overig broodbeleg
Naast kaas en vleeswaren zijn er nog diverse mogelijkheden voor beleg. De
onderstaande belegsoorten bevatten bijna geen koolhydraten.
Andere belegsoorten bevatten wel koolhydraten. In plaats van jam voor 1 snee (10
gram koolhydraten) kunt u nemen:
(appel)stroop, marmelade, honing, muisjes, chocoladehagelslag, -pasta of vlokken voor 1 snee
halvajam voor 2 sneetjes
½ banaan
aardbeien met 1 theelepel suiker
Melk
In plaats van 1 glas melk van 150 ml (6 gram koolhydraten) kunt u nemen:
1 glas karnemelk
1 glas chocolademelk zonder suiker
1 glas yoghurtdrank zonder suiker
1 schaaltje magere yoghurt
Het is verstandig de magere of halfvolle soorten te kiezen.
Koffiemelk
Een scheutje koffiemelk bevat per kop koffie ± 1 gram koolhydraten. Indien u
weinig koffie drinkt is dit te verwaarlozen. Kies bij voorkeur halfvolle koffiemelk in
plaats van volle koffiemelk of koffieroom.
Soep
Of er wel of geen koolhydraten in soep voorkomen is afhankelijk van de
ingrediënten. Bouillon of heldere soep met groente en vlees bevat nauwelijks of
geen koolhydraten. Wanneer de soep gebonden is met bloem, vermicelli of rijst
bevat de soep ongeveer 8 gram koolhydraten per bord. Een maaltijdsoep op basis
van peulvruchten (bonen, linzen of erwten) bevat ongeveer 16 gram koolhydraten
per bord.
Vetten en oliën voor de bereiding
Vetten en oliën leveren geen koolhydraten. Kies zoveel mogelijk voor de soorten
met onverzadigd vet. Deze producten bestaan vrijwel geheel uit vet, gebruik ze dus
met mate. Eén afgestreken eetlepel per persoon is voldoende voor de bereiding van
de gehele warme maaltijd.
Vlees
Puur vlees bevat geen koolhydraten, maar kan veel (verzadigd) vet bevatten. Kies
dus de magere soorten. Indien vlees gepaneerd is, bevat het wel koolhydraten. Ook
vlees-vervangers en diverse rookworsten bevatten koolhydraten. Houd hier
rekening mee. Wissel voor de variatie eens af met vis, kip of een maaltijd zonder
vlees. Een portie van ± 100g is voldoende.
Vis, schaal- en schelpdieren
Vis is een uitstekend alternatief voor vlees. Evenals vlees bevat vis geen
koolhydraten, tenzij deze gepaneerd is. De meeste soorten vis zijn mager. Haring,
makreel, en zalm zijn wel vet, maar dit is onverzadigd vet. Om deze redenen is het
gebruik van vis tweemaal per week, waarvan 1x een vettere soort, aan te raden.
Garnalen en paling bevatten veel cholesterol; gebruik deze daarom niet vaker dan
1x per 2 weken.
Hartige sauzen
De hoeveelheid koolhydraten per lepel saus is erg verschillend. De juiste
hoeveelheid koolhydraten kunt u vinden in de eettabel (Voedingscentrum).
Aardappelen en aardappelvervangers
Aardappelen en vervangers hiervoor, zoals rijst en deegwaren, zijn de belangrijkste
koolhydraatleveranciers van de warme maaltijd. In plaats van 2 kleine aardappelen
(samen 16 gram koolhydraten) kunt u nemen:
2 aardappellepels (100 gr) aardappelpuree of stamppot
2 aardappelkroketten of 40 gr patates frites
1½ ruime opscheplepel (75 gr) gekookte deegwaren (macaroni, fusilli,
spaghetti) of 1 opscheplepel rijst
1½ opscheplepel (90 gr) gekookte peulvruchten bijv. bruine of witte bonen,
capucijners, linzen
1 snee bruinbrood of 3 stukjes stokbrood
Gebruik de gebakken en gefrituurde varianten maximaal 1x per week.
Groenten
Groenten bevatten over het algemeen weinig koolhydraten. Let op: dit geldt niet
voor alle groenten; denk aan doperwten, paprika, enz. Alle soorten groenten zijn
goed: gekookt, gestoomd of rauw. Gebruik dagelijks een ruime portie (= 200-300 g)
bij de warme maaltijd, bij de broodmaaltijd of tussendoor. In plaats van verse
groenten kunt u zonder bezwaar blik-, glas- of diepvriesgroenten nemen. Groenten
kunnen prima op smaak gebracht worden met kruiden en/of specerijen in plaats van
boter.
Appelmoes, stoofpeertjes en rabarber zijn géén groenten, maar fruit. Ze bevatten
dus vruchtensuiker!
Fruit
Fruit of vruchtensappen bevatten van nature koolhydraten (vruchtensuiker). Als
portie fruit (15 gram koolhydraten) kunt u bijvoorbeeld nemen:
1 appel,1 sinaasappel, 1 peer, 1 grapefruit, 1 kleine banaan of 1 schijf verse
ananas
½ mango
2 mandarijnen, 2 kiwi’s, 2 nectarines, 2 perziken of 2 parten meloen
4 pruimen of 4 abrikozen
7 lychees
klein trosje druiven (ca. 6 st.)
300 gram aardbeien of rode bessen
250 gram bramen, bosbessen of frambozen
100 gram kersen of kruisbessen
1 glas sinaasappel- of grapefruitsap
1 schaaltje vruchten op eigen sap uit blik of glas
Nagerechten
U kunt een gewoon, met suiker bereid, nagerecht nemen. Geef de voorkeur aan de
magere en halfvolle soorten. De volgende nagerechten leveren ongeveer 20 gram
koolhydraten (1 schaaltje = 150 ml) .
1 schaaltje kant-en-klaar magere vla of pudding (125 ml)
1 schaaltje magere vruchtenyoghurt of vruchtenkwark (150 ml)
1 bord magere vruchtenyoghurt of vruchtenkwark zonder suiker (250 ml)
1 klein schaaltje magere yoghurt zonder suiker met 1 portie vers fruit òf met 2
eetlepels muesli (150 ml).
1 schaaltje havermout of karnemelkse (bloem) pap met 2 theelepels suiker,
stroop of honing (geldt niet voor griesmeel of rijstepap).
1 bolletje ijs (50 g)
Koek en snoep
De volgende tussendoortjes bevatten 10 gram koolhydraten.
2 volkoren biscuitjes
2 Maria biscuitjes
1 Prince biscuitje
2 lange vingers
1 klein koekje, zoals een bitterkoekje, Café noir of speculaasje.
4 kleine rijstwafels bijv. Rispinos mini-rice-snacks (Uncle Ben’s) of 2 grote
rijstwafels
2 spekkies
2 snoepjes (bijv. zuurtje, pepermuntje, dropje, hopje)
1 lolly
1 waterijsje
Af en toe (bevat vrij veel vet):
1 mini Bounty, mini Nuts, mini Snicker of mini Milkyway
1 bonbon of 3 stukjes chocolade
Hartige tussendoortjes
De volgende tussendoortjes bevatten eveneens 10 gram koolhydraten.
10 zoute stokjes
1 eetlepel Japanse mix
1 eetlepel studentenhaver
2 zoute koekjes of 2 kaaskoekjes
3 Tucjes
1 handje popcorn (10 gram)
2 toostjes met bijvoorbeeld vis, groentespread of kaas
2 eetlepels noten (50 gram)
Dranken
De volgende dranken bevatten ongeveer 10 gram koolhydraten.
1 beker (200 ml) chocomel light
1 pakje of groot glas (200 ml) vruchtensap light
1 groot glas (200 ml) tomaten- of groentesap
1 kop koffie (zonder suiker) bereid van poedervormige koffiemengsels, zoals
cappuccino, café Vienna en Wiener melange (is afhankelijk van de soort; kijk
op de verpakking).
Overig
Weinig tot geen koolhydraten zitten er bijvoorbeeld in snoeptomaatjes,
komkommer, augurken, olijven, light-frisdranken, Rivella (3 gram per 250 ml),
Crystal Clear, Spa & Fruit light (5 gram per 250 ml).
Alcoholische dranken
Als u alcohol gebruikt, houd het dan op maximaal 1-2 glazen en drink niet elke dag.
Alcohol zorgt voor een daling van het glucosegehalte van het bloed. Dit effect kan
echter verschillen van persoon tot persoon en is tevens afhankelijk van de
hoeveelheid alcohol en van het tijdstip waarop gedronken wordt. Om te weten hoe
uw lichaam precies op alcohol reageert, is het goed om uw bloedglucosespiegel na
gebruik van alcohol te controleren. Bij alcohol-houdende dranken, zoals jenever,
cognac en wijn, kan het nodig zijn om extra koolhydraten te eten, bijvoorbeeld een
toastje, een sneetje stokbrood of enkele zoute koekjes. Gebruik van alcohol kort
voor of tijdens een maaltijd levert de minste problemen op.
Rekenen met grammen koolhydraten
Wilt u van meer producten weten hoe u deze in uw voeding kunt inpassen, dan is
het handig om te leren werken met de hoeveelheden koolhydraten van
voedingsmiddelen. Belangrijke hulpmiddelen bij het leren variëren met
hoeveelheden koolhydraten zijn de voedingswaarde vermeldingen op de
verpakkingen en in tabellen, zoals bijvoorbeeld de Eettabel (Voedingscentrum).
De informatie op de verpakking
De voedingswaarde vermelding
Met behulp van een voedingswaarde vermelding kunt u zien hoeveel koolhydraten
het voedingsmiddel bevat. Dit kan per 100 gram van het voedingsmiddel worden
vermeld of per portie. Let op over welke hoeveelheid de vermelding gaat! “Geen
suiker(s) toegevoegd”, “zonder toegevoegde suiker”, “ongezoet”: Deze termen
mogen alleen op een voedingsmiddel staan, als bij de productie geen suiker is
toegevoegd. Dit wil niet zeggen dat het voedings-middel geen koolhydraten bevat
en dus onbeperkt gebruikt zou mogen worden. Voorbeeld: ongezoet vruchtensap
bevat geen toegevoegde suiker, maar wel de natuurlijke suikers uit het fruit.
Zoetstoffen
Suiker is met mate in uw voeding toegestaan. Het is dus niet nodig om speciale
diabetes-producten te gebruiken. Nadelen van diabetesproducten zijn:
Ze leveren net zo veel calorieën als gewone producten, als ze gezoet zijn met
sorbitol, mannitol, xylitol, isomalt, maltitol, lactitol, fructose.
Ze bevatten in veel gevallen veel verzadigd vet, dit is ongunstig voor hart- en
bloedvaten.
De hierboven genoemde zoetstoffen kunnen diarree en winderigheid
veroorzaken.
De smaak is vaak minder dan van de met suiker gezoete producten.
Diabetesproducten zijn vaak duurder.
Ze bevatten soms nog koolhydraten, bijvoorbeeld appelgebak.
Zijn alle suikervrije producten onzin? Nee. Het is aan te bevelen om van frisdranken
de light-soorten te kiezen (suikervrij). Voor het zoeten van koffie, thee, yoghurt e.d.
kunt u desgewenst gebruik maken van zoetstof (tabletjes, druppels of korrels). Lightfrisdrank, zoetstof en snoepjes zijn vaak gezoet met acesulfaat, aspartaam,
cyclamaat en/of saccharine. Zij leveren nagenoeg geen calorieën. Uitgezonderd
aspartaam behouden ze de zoete smaak bij verhitting. Bij matig gebruik zijn er
geen risico’s voor de gezondheid.
Meer informatie
Heeft u vragen of wenst u meer informatie dan kunt u contact opnemen met de
diëtist.
ZorgSaam Zorggroep Zeeuws-Vlaanderen, tel: 0115 – 688262. E-mail: [email protected]
U kunt ook onderstaande adressen raadplegen voor meer informatie rondom
diabetes.
Diabetes Vereniging Nederland, Postbus 470. 3830 AM Leusden, tel: 033 –
4630566 / www.diabetesvereniging.nl
Voedingscentrum, Postbus 85700, 2508 CK Den Haag, Internet:
www.voedingscentrum.nl
Download