Rumst - Lazaruskapel

advertisement
Kapel van de H. Lazarus en O.L.Vr Hemelvaart te Rumst.
A. Bron: Bouwen door de eeuwen heen.
Bestaat heden uit:
Kapel
Noorden: omhaagde moestuin
Zuiden en aanleunend: hoeve
Oosten: de voormalige lazaretten
Gebouwd ca. 1460 en door de Staatse troepen in de 16de eeuw, volledig verwoest. In 1590
wederopgebouwd.
In 1626 wederom volledig vervallen.
Kapel
Buiten:
Eenbeukige gothische kapel, met een driezijdige koorsluiting (1460). Zadeldak met
kunstleien.
Gecementeerde en beschilderde bakstenen. Hoekblokken in zandsteen. Boven de deur,
overblijfsel van een beeldnis, beschadigd door het plaatsen van een raam in 1753.
Interieur:
Schilderij van een kloosterzuster door Gaspard De Craeyer (1584-1669)
Gepolychromeerde houten beelden (16 en 17de E)
Relikwiekasten van witgeschilderd hout (17de E)
Klein leprozenbeeldje van 1925- getrouwe kopie van ouder beeld en relikwie (1754)
Aanleunende hoeve nr 1.
Buiten:
5 traveeën en één bouwlaag, onder zadeldak met pannendak
18de eeuw, met oudere kern.
Bepleisterde en beschilderde voorgevel. Daaronder bak en zandsteen..
Opkamervenstertje.
Sporen van gedichte korfboogdeur.
Woonkamervenster met bewaarde duimen van vroegere luiken.
Interieur:
Op scheimuur met kapel, sterk vervallen muurschildering van het Laatste Oordeel (15de E?)
Voormalige lazaretten
Nr 2 tot 8.
Nr 6 en 8 galerij van de Rumstse kunstenaarskring.
Zijn eenvoudige boerenwoningen van één bouwlaag. Onder doorlopend zadeldak met pannen.
19de E, met oudere kern.
Bakstenen, deels bepleisterd. Beluikt.
Nr 8 heeft een opkamer, toegankelijk via nr 6.
B. Bron: Paul Van den Bril (1956) Ten Boome
Reeds vanaf 1500 werden te RUMST de melaatsen van het graafschap Brabant geïnterneerd.
Melaatsheid bestond reeds bij de Grieken en de Romeinen. Deze laatsten brachten de baciel
naar onze streken. Versterkt nog door de terugkerende kruisvaarders.
1
Reeds in de 13de E luidt het voorschrift: Zolang iemand melaats is en onrein zal hij alleen
buiten de woonplaats huizen.
Wettelijk waren de leprozen burgelijk dood en werden ze verwezen naar ladreries.
Een melaatse militair (genoemd Pieter de la Croix) onder Karel de Stoute, bouwde hier in
1460 het leprozenhuis (de oude hoeve) en de hutten.
Philips de Schone (?)gaf aan Vandercruys de toelating om almoezen te verzamelen, daarna
bevestigd door Keizer Karel in 1531.
De schippers op de Beneden-Nete moesten Lazarustol betalen.
Procedure in Brabant
Verdacht men iemand van melaatsheid dan moest hij verschijnen voor zijn gemeentebestuur.
Een aangehouden leproos werd naar Terbank (bij Leuven) gestuurd. Daar werden proeven
gedaan, naar de aard van de wonden. Men trok haren uit het hoofd, wenkbrouwen en baard.
Waren de haarwortels vleesachtig dan werd dit aanzien als een teken van melaatsheid. De
laatste test was met een naald in voetzoelen en hals te steken. Indien de zieke dit niet voelde
dan werd hij door de priorin melaats verklaard. Ze werden ten dode opgeschreven.
De bedelaarstocht naar Rumst kon dan beginnen
Leven in Rumst
Te Rumst moesten zij een grouwen mantel dragen met kap, een zwarte vilten hoed met een
wit boordsel, een gaanstok en de beruchte klep, welke men op 50m afstand moest horen.
De leprozen waren verplicht lid van de broederschap van de Lazernij.
Ze moesten met de kleppe gaan bedelen.Alles werd verdeeld
Op O.L.Vr Hemelvaart (15 aug) moesten ze de kerkelijke diensten bijwonen.
Bij overlijden werden ze begraven op het leprozenkerkhof.
Er waren boetes voor vechten en dronkenschap. De boete werd verdubbeld indien gevochten
werd met gezonde mensen. Ook boetes voor handeldrijven of spreken met gezonde mensen.
De boetes werden uitgesproken door de vier dekens, en ze werden opgehaald door de
busdragers.
De inkomsten van de boetes werde verdeeld: 50% voor de leprozen, 25% voor Terbank en
25% voor de dekens.
Elke melaatse kreeg wekelijks een klein onderhoudsgeld.
Verplichte bijeenkomst op 15 augustus te Rumst
Was heel vermaard. De Brabantse melaatsen aasden met veel ongeduld op de fameuse
eetpartijen in open lucht, gevolgd door feesten en brassen.
Behandeling tegen melaatsheid.
Ze werden aanzien als ongeneesbaar. Men gaf baden, men liet bloed af en men diende
produkten toe, zoals afkooksel van houtsoorten.
Hoe eindigde het melaatsendorp in Rumst
In 1600 werd de kapel fel geteisterd, en ging het dorp langzaam aan het kwijnen. Officieel
neemt men aan dat in 1670 de melaatsheid opgehouden had te bestaan. Echter de begankenis
door pelgrims naar Rumst op 15 aug bleef bestaan. Bron van inkomsten.
Door schenkingen bezat de broederschap heel wat eigendommen en gronden welke werden
verhuurd.
Jozef II sloot Terbank. Met de franse annexatie werd de kapel inbeslaggenomen. Nu
eigendom van OCMW Rumst.
2
C. Bron: L. Vermeulen “De Lazernij te Rumst”.
Wat is melaatsheid?
Onder laserije of melaatsheid klasseerden men in de 12de tot 16de E, alle soorten van
huidaandoeningen, welke een afzondering uit het normale leven vereisten. Dus veel
voorkomend door het gebrek aan hygiëne. De echte melaatsheid was minder voorkomend en
was individueel. De baciel en besmetting wordt doorgegeven via de ademhaling door hoesten
en niezen. Sinds de 17de eeuw bij ons niet meer voorkomend (verbeting van de hygiëne), maar
de ziekte bestaat nog in de tropen.
Melaatsheid is ook geen pest: De pest of haestige ziekte (snelle verspreiding) maaide grote
delen van de bevolking weg. De eerste gevallen zijn genoteerd in 1347 in Genua.
Knaagdieren aangestoken met de pestbaciel, werden ingevoerd via de schepen uit het Oosten.
In 1348 de Zwarte Dood, met 50% sterftecijfer. Waar huizen op het platteland meer verspreid
stonden waren er minder sterfgevallen.
Lazernijhuisjes en Lazernijen
Mensen die leden aan vallende ziekte, razernij of melaatsheid kregen geen toegang tot de
gasthuizen. Hiervoor werden huisjes getimmerd in hout bedekt met stro. Ze werden gebouwd
langs een drukke weg, weg van de buurt. Het huisje was voorzien van kamer, een schouw,
waterput en een hofken met 6 kippen. Het geheel moest met hagen onheind zijn. Een melaatse
betekende dus kosten voor de gemeente.
Grotere lazernijen (de eerste in Namen in 1118, 1197 Ter Banck bij Leuven- hoofdlazernij
van Brabant) werden bediend door zusters van de regel van Sint-Augustinus. In Mechelen,
rond 1200 ontstaat het huis der Ziekelieden.
De zusters die de zieken gingen verzorgen namen afscheid van de gemeenschap en hadden
geen verder contact met hun medezusters. Ze hadden ook de hoede over de besmette huizen.
De voordeur van deze werden met witte latten beslagen. De zusters zorgden voor de reiniging
ervan.
Oorspronkelijk stonden de leprozerijen open voor iedereen. Gezien de kosten werd dit vlug
beperkt. Vreemde melaatsen werden wel opgenomen indien ze rijk waren.
Daarenboven gingen vagebonden en gespuis zich verkleden als leprozen om zo te kunnen
bedelen. Daarom werd een melaatse door experten onderzocht in het bijzijn van getuigen.
Zulke erkende leproos werd dan burgerlijk dood verklaard, en had de plaatselijke overheid
over hem niets meer te zeggen. Zij verkregen hetzelfde statuur als de geestelijken, met alle
voordelen vandien. Ze vielen onder de bevoegdheid van de deken. En ze mochten geen
testament maken zonder toestemming van hem.
Het derde concilie van Lateranen van 1179, verplichtte elke gemeenschap welke toegang tot
de kerk verbood aan leprozen, om een bedehuis, kerkhof en een priester te voorzien op de
lazernij. De lazernij was ook niet onderworpen aan tiendenrecht.
Tevens moest een gebouw voorzien worden op de lazerij voor de helpers en verzorgers.
Dit vindt men in de structuur te Rumst. Kapel en woning losstaand van de leprozenhuisjes
De pastoor van Rumst kwam er mislezen.
Voor de melaatsen van Rumst was de lazernij veel te groot (één besmetting om de vier jaar).
In de steden lag de besmetting veel hoger.
3
De Lazarustol
De lazernij van Rumst werd door geen geestelijke orde bestuurd, was landelijk gelegen met
geringe melaatsheid en is toch uitgegroeid tot hoofdhuis en een jaarlijkse verzamelplaats van
leprozen. Waarom?
De reden waarschijnlijk was, dat de lazernij een unieke bron van inkomsten had: het tolrecht
op passerende schepen.
Deze werd betaald aan het veer Den Coesteerte, waar Nete en Dijle samenvloeien. De
inwoners van Mechelen waren er van vrijgesteld.
Een leproos verbleef dag en nacht in een rode schuit “Den Beer”.
De schippers moesten driemaal roepen: “Hollende Hou, haalt maar tol”.
Later werd de inningsplaats verschoven naar Boom.
De Bedevaart op 15 augustus.
De stichting te Rumst zou een onderafdeling vormen van de hospitaalridderorde van SintLazarus.
Deze hielden zich bezig met de verzorging van melaatse pelgrims in hun hospitaal in
Jerusalem. Hun feestdag was 15 augustus O.L.Vr Hemelvaart, en dit werd met veel luister
gevierd..
De orde werd in 1490 afgeschaft en verenigd met een andere orde, heden nog gekend als de
orde van Malta.
De stichter van de lazernij te Rumst, Pieter de la Croix, was een soldaat met veel invloed,
aangetast met lepra, die zijn bedelen kon omzetten in vast tolrecht. Hij stond er ook op dat een
kapel ter ere van O.L.Vrouw werd opgericht, met de regels van de oude orde in Jeruzalem.
De order had trouwens heel wat eigendommen in de omgeving van Rumst.
Maar de kapel heeft ook H. Lazarus van Bethanië als patroon van de melaatsheid. Na zijn
verijzenis uit het graf, de latere bisschop van Marseille en patroon van de Provence.
Rumst is de enige plaats in België waar H. Lazarus wordt vereerd, maar niet op zijn feestdag
(17 december) maar op 15 augustus, op onze Lieve Vrouw Hemelvaart.
Maar er is nog een derde heilige in de lazerij te Rumst, de H. Rochus., met de aanwezige
relikwie.Deze verering is later ontstaan (17de E), toen de melaatsheid niet meer voorkwam.
De begankenis gold dan meer voor alle besmettelijke ziektes en huidziekten. Daardoor is de
verering van Sint-Rochus (als pestheilige) in de lazernij gestart.
D. Bron: B. Derkoningen, (1989)
Historische schets:
In 1460 keerde Pieter Vandercruyse, een Rumstenaar, in dienst als officier bij Karel de Stoute
(toen nog geen Hetog vn Bourgondië), besmet naar Rumst terug. Hij laat er een kapel, een
leprozenhuis en melaatsenhutten bouwen.
Alle weken werden er twee missen opgedragen voor de weldoeners.
In 1600 werd de kapel fel geteisterd door de Staatse troepen, en ze verkeerd in 1626 in
bedenkelijke toestand.
Nochtans gaat het beheer door de dekens verder, zelfs wanneer de melaatsheid gestopt is. De
reden is het succes van de bedevaart en het vrij omvangrijk bezit, door giften.
4
De Lazaruskapel werd in 1981 geklasseerd als historisch monument. De restauratie werd
aangevat in 1991.
De kapel en leprozenhuis werden ontdaan van een dikke cementlaag. Van de woning en stal
zijn bewoonbare ruimten gemaakt, met behoud van de buitenmuren, de open haard en het
fresco “Het Laatste Oordeel”.
Koor en altaar zijn nog van 1460, de overige gedeelten werden verbouwd omstreeks 1590.
(nog te bevestigen). Onder de kapel zouden zich veel graven bevinden. Er werden reeds heel
wat geraamten opgegraven.
In de kapel, links van het altaar, staat een groot Lazarusbeeld en een klein leprozenbeeldje dat
een relikwie (in de voet) bevat (waarschijnlijk) van de Heilige Rochus. Dit beeldje (1925) is
een getrouwe kopie van het oorspronkelijke dat geheel was vermolmd.
Rechts hangt een houtschilderij van een kloosterzuster (Cisterciënzerinnen), toegeschreven
aan Gaspard Decayer (17de E). Vermoedelijk komt het schilderij uit het klooster van
Roosendael. Grote waarde.
Links is er het grote schilderij, Esther voorstellend, knielend voor Assuerus, de Perzische
koning. (mindere waarde)
Op de hooizolder van de boerderij bevindt zich een zeer oude, vervallen fresco, “Het Laatste
Oordeel” (3,5x2,5m). Muurschildering met waterverf uit de 15de E. Is dit mogelijk (?), daar
dit gedeelte werd verwoest in de 16de eeuw en wederopgebouwd.? Was een leproos de
schilder? De decoratieve boord met de motiefjes is laatgotisch. Christus troont op een
regenboog boven de globe, geflankeerd door een zwaard en een lelie. Rondom hem vier
bazuinende engelen, die de talrijke doden doen opstaan. Ze worden gewogen door St. Michiel
die de balans hanteert.. Aan de linkerkant trekken de duivels de verdoemden in het hellevuur.
Aan de linkerkant is er de Lazarusfiguur met hond. Rechts staat Maria met ontblote borst.
Verwijzing naar de Augustinenorde waartoe de Priorij van Ter Bank hoorde. De Meditatie
van Sint-Augustinus.
In de ziekenzaal (6x9meter) waren er muurschilderingen die de zaal als een omlopende fries
sierden. Hiervan zijn resten teruggevonden.
De restauratie van de muurschilderingen.:
Isolatie van de muren tegen capilair vocht
Afkappen van de cement en bepleistering
Ontroeten en ontstoffen
Herbepleistering op 25cm van muurschildering
Retouches met aquarel
De begankenis: Deze bedevaart begint op de zondag voor O.L.Vr Hemelvaart (in 2007 12
augustus) en duurt negen dagen. Er wordt dan een mis opgedragen in open lucht (op 15
augustus om 10.00h, en een rommelmarkt).
De relikwie van H. Rochus is ter beschikking van de bedevaarders. Voornamelijk zij die
wratten, brand of een andere huidziekte hebben raken het beeldje aan.
In de kapel staat een grote kuip met gewijd water. Hier mag van gedronken worden of flesjes
gevuld.
Daarna maakt men biddend een ommegang rond de kapel
5
zondag 5 augustus van 13.00h tot 17.00h
Verhaal van de lazernij te Rumst.
1. Laserij=lepro=melaatsheid.
Door de Romeinen naar onze streken gebracht, versterkt door kruisvaarders.
Echter in de Middeleeuwen kwam echte melaatsheid minder voor (Rumst 1 geval om de 4
jaar). Is ook geen pest= haestige ziekte. 1348 zwarte dood.
Maar mensen met vallende ziekte, razernij of melaatseid geen toegang tot de kerken en
afzondering uit het normale leven.
Bouwen van hutjes, langs drukke weg, met hagen omzoomd.
Regel vanaf 13de E: Zolang iemand melaats is en onrein zal hij alleen buiten de
woonplaats huizen).
Behandeling: in feite geen, wel baden nemen, bloed aftappen en vocht (afkooksel van
hout). Men bestond niet meer: ten dode opgeschreven (voordelen).
2. Derde concilie van Lateranen van 1179: indien met toegang tot kerk ontzegd, dan
kapel oprichten en diensten via pastoor.
3. 1197 Ter Banck bij Leuven (Heverlee)hoofdlazerij voor Brabant.
Onderzoek: proeven met haaruitrek en naalden: ten dode verklaard
Maar ook de zusters vb Mechelen in 1200: huis der ziekelieden.
4. 1460 Pieter Vandercruyse of Pierre de la Croix: officier veel invloed, zelf melaats.
Toelating lazerij te bouwen . Unieke bron van inkomsten: Lazarustol, rood bootje aan de
Koesteert. Hollende hou, haalt maar de tol. Bevestigd door Keizer Karel en zijn vader
Filips de Schone.
5. Grauwe kleren, zwarte hoed met witte band, wandelstaf en klep (50m: hoesten en
niezen). Aalmoezen werden verdeeld. Begraven op leprozenkerkhof (geraamten) Boetes
voor dronkenschap, vechten of handeldrijven. Wekelijks onderhoudsgeld.
6. Rumst wordt een centrum voor de jaarlijkse bijeenkomst op 15 augustus (O.L.Vr
Hemelvaart. Mis, maar ook feesten en brassen. Nu een rommelmarkt.
7. Totale verwoesting door staatsen. Wederopbouw en vergroting in 1590. Vanaf 1670
geen melaatsheid meer. Wel ging begankenis door.
8. Franse annexatie: kapel verbeurd verklaard. Ziekenboeg wordt hoeve met hooizolder.
9. 1981, geklasseerd historisch monument en in 1991 restauratie
10. Drie heiligen worden hier vereerd: O.L.Vrouw (latere Orde van Malta)/ H. Lazarus
van Bethanië (bisschop van Marseille) en Sint-Rochus (nadat melaatsheid was
verdwenen).
Koor en altaar nog van 1460, rest 1590
In kapel: Lazarusbeeld (16de-17de E) en leprozenbeeldje (1754-copie 1925) met relikwie van
Sint-Rochus (devotie na 1670)
Houtschilderij cisterziënzerzuster (Roosdael- Gaspard De Craeyer (1584-1669)
Schilderij van Esther
De infermerie- later hoeve van 18de eeuw (doorlopende fries).
Hooizolder: het laatste oordeel (fresco- 15de E?). Medittie van Sint-Augustinus.
De lazaretten, omgebouwd tot boerenwoningen in de 19de eeuw.
Download