bionieuws 9 14 januari 2017 | jaargang 27 Genetische modificatie in de klas PRAC T ICUM Door Willy van Strien Handschoenen en labjas aan, veiligheidsbril op, en een veiligheidsfunctionaris in de hoek? Dan kan de klas gerust een practicum doen met genetisch gemodificeerde organismen. iedereen heeft horloges en sieraden ingeleverd, handschoenen en een witte jas aangetrokken en een veiligheidsbril opgezet. ‘Die veiligheidsmaatregelen maken het spannend en leuk’, vindt leerling Huub. Felgroen Voor in de klas liggen twee piepkleine flesjes waarin een oplossing zit met plasmiden, cirkelvormige stukjes dna die bacteriën kunnen opnemen. Die plasmiden bevatten de twee genen die de leerlingen in de bacteriën moeten brengen, gekoppeld aan een stukje dna dat die genen zal aanzetten als de bacteriën in aanraking komen met de suiker arabinose. Twee leerlingen houden zo’n flesje onder een blauwe uv-lamp en zien niets groen oplichten. ‘Waarom Practicum genetische modificatie ‘Sinds maart 2015 maakt de wet het voor middelbare scholen gemakkelijker om een practicum met genetisch gemodificeerde organismen te doen’, zegt Robert Hoek, een van de drie inspecteurs voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) bij de Inspectie voor Leefomgeving en Transport. ‘Tot die tijd had een school niet alleen toestemming nodig van Bureau GGO, maar ook een omgevingsvergunning, meestal van de gemeente. Dat laatste was nog wel eens een moeilijke hindernis. Sinds 1 maart 2015 is die omgevingsvergunning in veel gevallen niet meer verplicht. De school kan nu na toestemming van Bureau GGO meteen aan de slag.’ Scholen moeten wel een biologische veiligheidsfunctionaris in huis hebben en mogen alleen werken met zeer veilige ggo’s. De inspectie controleert of er aan de regels wordt voldaan, bijvoorbeeld of het practicumlokaal geschikt is en of er genoeg aandacht is voor bioveiligheid. Inspecteur Hoek heeft er plezier in: ‘Zo komen leerlingen al vroeg in aanraking met biologische veiligheid. En je ziet hoe rustig het is; ze zijn er met hun aandacht helemaal bij. Ik hoop dat veel scholen dit voorbeeld gaan volgen.’ Dan is het tijd om op te ruimen. Tafels worden weer gepoetst, handschoenen verzameld; die gaan straks in de autoclaaf en worden daarna weggegooid. De leerlingen desinfecteren hun jas met alcohol en gooien hem in de was. Horloges en sieraden komen weer te voorschijn. ‘Prima gedaan, jongens’, roept docent Pronk als de bel gaat. ‘Het experiment is gelukt’, kan Pronk de volgende dag melden. ‘Op de platen met agar en ampicilline groeien alleen bacteriën die met plasmiden zijn behandeld. En op agarplaten waar ook nog eens arabinose in zit, gloeien kolonies felgroen op onder de blauwe lamp. Onze klas is superenthousiast!’ foto Guy Ackermans Er hangt een lichte alcohollucht in het biologielokaal van het Almere College in Dronten. Leerlingen van 5-vwo ontsmetten hun tafels als voorbereiding op het practicum van vanmiddag: ze gaan bacteriën genetisch modificeren. Want dat kan zomaar in de klas, en het mag als de school de les heeft aangemeld bij Bureau GGO (zie kader). Docent Liesbeth Pronk en technisch onderwijsassistent Angela Jansen van het Almere College geven het practicum vandaag voor het eerst en omdat het tijdstip samenvalt met een inspectie, is Robert Hoek, inspecteur voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, erbij aanwezig. ‘Spannend, een nieuw microbiologiepracticum’, vindt leerling Amber. ‘Het lijkt ingewikkeld, maar we hebben twee voorbereidende lessen gehad en zijn er klaar voor. We zijn benieuwd of het lukt.’ Haar klasgenoten vinden het ook apart. ‘Genetische modificatie klinkt wat eng, maar we weten dat de organismen die wij gebruiken ongevaarlijk zijn’, zegt medeleerling Maxime. Docent Pronk heeft er alle vertrouwen in. Voor het practicum heeft ze de pGLO-kit van Bio-Rad aangeschaft waarmee de leerlingen twee genen gaan inbrengen in de bacterie E. coli: een gen dat codeert voor een eiwit dat groen oplicht als het met uv-licht wordt beschenen, en een gen dat de bacterie ongevoelig maakt voor het antibioticum ampicilline. Van tevoren heeft ze alles doorgesproken met inspecteur Hoek. Pronk: ‘Dat gesprek was heel leuk: de inspectie staat open voor vragen en helpt je om alles goed te regelen.’ Onderwijsassistent Jansen, die zich na een tweedaagse cursus biologische veiligheidsfunctionaris mag noemen, heeft de gevriesdroogde bacteriën uit de kit de dag ervoor tot leven gewekt en op agarplaten geënt, waar ze zijn uitgegroeid tot kolonies. Nu is alles uitgedeeld en klaargezet, niet?’, vraagt Pronk. O ja: de flesjes bevatten het groen-oplichtende eiwit niet, maar alleen het gen dat ervoor codeert. Pronk: ‘Ze weten wat de link tussen gen en eiwit is, maar nu zien ze het in de praktijk. In dit practicum komen zowel genexpressie als genregulatie aan bod.’ De leerlingen, werkend in groepjes van twee, schrapen met een entoogje bacteriën van een agarplaat en doen ze in twee reageerbuisjes, waarin ze eerst een speciale vloeistof hebben gepipetteerd. Alle gebruikte pipetten en entogen leggen ze in bleekwater. In één van de twee reageerbuisjes gaat een minieme hoeveelheid plasmide-oplossing; het andere buisje dient als controle. Om de plasmiden vervolgens in de bacteriën te krijgen, moeten die een hitteschok ondergaan; dat maakt de membranen een beetje doorlaatbaar. De reageerbuisjes moeten daarvoor tien minuten op ijs, vijftig seconden in een waterbad van 42 graden Celsius en dan weer terug op ijs. Uiteindelijk worden de bacteriën uitgeplaat op verschillende agarbodems: met alleen voeding, met voeding plus ampicilline, en met voeding, ampicilline en arabinose. ONDERWIJS De leerlingen van 5-vwo van het Almere College in Dronten mogen na twee voorbereidende lessen eindelijk zelf aan de slag met het modificeren van het E.coli-genoom. LESIDEE Nationale tuinvogeltelling ook voor scholen Wordt het de koolmees of toch de huismus? Ook dit jaar gaat heel Nederland eind januari weer vogels spotten en kunnen we zien welke vogel het meest gezien wordt in de achtertuinen van Nederland. Op vrijdag 27 januari is de scholenteldag. Ga met de klas voorafgaand aan 27 januari vogels tellen op een tijdstip dat het beste schikt en stuur de telling in na de 27e in. De tuinvogeltelling is het grootste citizen science evene- ment van Nederland en geeft inzicht in hoe de populaties vogels het in Nederland doen. Bespreek met de klas de opzet en de wetenschappelijke betrouwbaarheid van de telling. Wat zegt het over de spreeuwenpopulatie dat de afgelopen twee jaar de spreeuwen niet meer in de top-10 staan? En hoe zou het komen dat juist de halsbandparkiet meer geteld wordt? Bespreek met de klas hypothesen en welk onderzoek ze nog meer zou moeten doen om achter de antwoorden te komen. Zien leerlingen nog verbeterpunten in de huidige opzet? www.tuinvogeltelling.nl/voor-scholen Natuurlijke selectie met gekleurde spaghetti In dit experiment simuleren leerlingen natuurlijke selectie, maar wel met echte vogels. Vogels worden gelokt naar een voederplaats waar de vogels gevoerd worden met gekleurde, gekookte spaghetti als ware het verschillend gekleurde wormen. Op gezette tijden worden de wormen geteld. Het makkelijkste gaat dat door alle wormen te verzamelen en te tellen welke kleuren er over zijn. Dan worden vervolgens de nieuwe ‘populaties’ gemaakt in dezelfde verhouding als de getelde, overgebleven wormen. De klas start bijvoorbeeld met dertig groene en dertig rode wormen. Na een cyclus zijn er nog tien groene en twintig rode over. Dan start de tweede cyclus met twintig groene en veertig rode wormen. Als het goed is, is hiermee uit te vinden dat een bepaalde kleur favoriet is voor de vogels. Deze kleur worm wordt het meeste gegeten. Laat leerlingen met hypothesen komen ter verklaring van de gevonden verschillen in predatie. Laat ze van tevoren eerst een goede opzet maken. Welke kleur ondergrond wordt gebruikt? Welke kleur wormen? Voedselkleurstof is in iedere toko te koop, of te maken met bijvoorbeeld bieten of spinazie. Tip: plaats een webcam op de locatie om zeker te zijn dat de wormen door vogels gegeten worden en niet door andere dieren. tinyurl.com/zg2pg5l