waarom hoogspanning?

advertisement
HOOFDSTUK 1: WAAROM HOOGSPANNING?
1: Farshore windenergiepark op de Thorntonbank
Het Belgische bedrijf C-Power plant een windenergiepark op de Thorntonbank in de
Noordzee. Er zijn 60 windturbines gepland met elk een vermogen van minimum 3,6
MW en maximum 5 MW.
Elke windturbine bevat een rotor met drie wieken. De wind brengt de rotor en daarmee
verbonden de rotor van de elektrische generator in beweging. De generator zet deze
mechanische energie om in elektrische energie. Teneinde de vermogenverliezen bij het
energietransport te beperken bevat de windturbine een transformator welke de
generatorspanning (AC) optransformeert naar 33 kV.
De windturbines worden onderling met elkaar verbonden via een 33 kV-kabelnetwerk.
Via een offshore transformatorplatform wordt die 33 kV-spanning opgetransformeerd
naar 150 kV. De elektrische energie van alle windturbines samen wordt via een
zeekabel over een lengte van ongeveer 38 km getransporteerd naar de kust.
De 150 kV-kabel wordt aan het openbare 150 kV elektriciteitsnet gekoppeld in het
hoogspanningsschakelstation ‘Slijkens’ te Bredene (zie de onderstaande kaart).
Teneinde de elektrische energie aan particuliere verbruikers en bedrijven te kunnen
leveren, moet de 150 kV spanning terug naar beneden getransformeerd worden.
Uiteindelijk wordt een laagspanningsnet van 400 V / 230 V gebruikt.
Waarom men de moeite doet eerst de spanning naar omhoog te transformeren teneinde
deze uiteindelijk terug naar beneden te transformeren is één van de onderwerpen van
dit hoofdstuk.
Meer informatie in verband met de Thorntonbank kunt u vinden op het adres
http://www.c-power.be .
Meer informatie in verband met het plaatsen van windturbines vindt u ondermeer op
de website http://www.electrawinds.be .
2: Voordelen verbonden aan het gebruik van hoogspanning
Het transport van grote hoeveelheden elektrische energie over grote afstanden kan
slechts op economische wijze gebeuren onder hoge spanning. Inderdaad, om een
bepaald elektrisch vermogen (P = UI) te transporteren is de vereiste stroomsterkte I
kleiner naarmate de spanning U hoger is. Kleinere stromen veroorzaken in de
transportleidingen minder ohms spanningsverlies (R.I) en minder energieverlies
(R.I2.t) door het joule-effect.
Indien de ohmse weerstand van de kabel langs welke men de energie transporteert
gelijk blijft en men vertienvoudigt de spanning, dan worden de joule-verliezen
honderd keer kleiner.
2.1: Rekenvoorbeeld
Vertrekken we terug van de Thorntonbank. Veronderstel dat een elektrisch vermogen
van 240 MW opgewekt wordt. We gaan er van uit dat de transformatoren verliesvrij
zijn (het rendement van een transformator is hoog). Er wordt een driefasige AC-kabel
gebruikt zodat
P = 240 MW = 3 Ul Il waarbij de lijnspanning Ul = 150 kV.
Hieruit volgt dat de lijnstroom Il = 924 A. Stel dat de kabels een sectie van 625 mm2
hebben. Er moet een afstand van 38 km overbrugd worden.
De joule-verliezen zijn eenvoudig te berekenen. Via de wet van Pouillet heeft elke
geleider een elektrische weerstand R = 1,1  indien een specifieke weerstand  =
0,0175  mm2/m in rekening gebracht wordt.
De totale joule verliezen zijn gelijk aan 3 R Il2 = 2,73 MW. Op een totaal van 240 MW
bedragen de joule verliezen bijgevolg 1%.
Reken zelf na dat wanneer we hetzelfde vermogen zouden transporteren via een kabel
van 33 kV met dezelfde sectie, de joule verliezen gelijk zouden zijn aan 56 MW. Dat
laatste is uiteraard totaal onaanvaardbaar. Een spanning van 400 V zullen we maar
volledig buiten beschouwing laten.
Meer informatie in verband met elektrische kabels (ook offshore) is te vinden op de
adressen http://www.eupen.com , http://www.nexans.com , http://www.pirelli.com en
ook http://www.abb.com .
2.2: Keuze van het spanningsniveau
In een impulsieve bui zou u kunnen besluiten “Hoe hoger het spanningsniveau, hoe
lager de verliezen. Dus de koppeling tussen de Thorntonbank en het openbare
elektriciteitsnet realiseer ik met een spanning van 380 kV. Of misschien gebruik ik een
nog hogere spanning.”
Het is duidelijk dat er ergens een optimale keuze qua spanningsniveau bestaat.
Inderdaad, hoe hoger de gekozen spanning, hoe strenger de eisen qua isolatie,
veiligheidsmaatregelen…
Door een hoger spanningsniveau te kiezen reduceert men voor eenzelfde geleidersectie
de joule verliezen. Anders bekeken, men kan voor eenzelfde vooropgestelde
hoeveelheid joule verliezen een kleinere geleidersectie nemen, en dus koper of
aluminium uitsparen. Doch een hoger spanningsniveau betekent duurdere
isolatiekosten, duurdere veiligheidsmaatregelen …
Vanuit economisch standpunt constateert men dat naarmate het te transporteren
vermogen P toeneemt, de optimale spanning U ook toeneemt maar dat
P  U2 .
In de praktijk wordt uiteraard niet voor elk geval van vermogentransport de optimale
spanning en sectie bepaald. Dit zou tot een bijzonder hoog aantal standaard
spanningen leiden. Dat laatste zou niet alleen erg duur, maar ook onbeheersbaar zijn.
Vergeet tenslotte niet dat het kiezen van een kleinere dwarsdoorsnede of sectie van de
geleiders meer betekent dan alleen wat koper of aluminium uitsparen. Een kleinere
sectie biedt de mogelijkheid grotere spanwijdten toe te passen bij luchtleidingen, zodat
minder pylonen vereist zijn.
2.3: Praktische voorkomende spanningsniveau’s
In de praktijk stelt men vast dat elektrische netten verschillende functies kunnen
vervullen. Zo heeft men
-
de interconnectie- en transportnetten waarop de centrales aangesloten zijn. Deze
netten worden uitgebaat op 380 kV, 220 kV en 150 kV.
de netten die instaan voor de verdere verdeling (= distributie) van de energie. Deze
distributienetten hebben spanningen beneden de 30 kV. Zo heeft men de
middenspanningsnetten van 1 kV tot 30 kV en heeft men ook de
laagspanningsnetten op 380 V/220 V.
Daarnaast zijn er ook nog de regionale transportnetten (de vroegere
interconnectienetten) die nog op regionaal vlak een transportrol vervullen. In België
spreken we dan over netten van 36 kV en 70 kV.
Deze hierboven geschetste hiërarchie van “transport op lange afstand” tot een “lokale
bedeling” vindt men terug in tal van transportsystemen. Zo treft men in de gasnetten,
een hogedruk-, een middendruk- en een lagedruknet aan voor respectievelijk
internationaal en regionaal transport en locale distributie. Ook het openbaar vervoer is
op een dergelijke wijze georganiseerd, met de IC- en IR-treinen, en de
buurtspoorwegen.
3: AC-netten en DC-netten
In de beginjaren van de elektriciteit waren veel elektriciteitsnetten DC-netten. De dag
van vandaag is ons elektrisch net (bijna) volledig een AC-net. Men heeft goede
redenen gehad om over te schakelen op AC-netten.
Gelijkspanningsgeneratoren kunnen niet geconstrueerd worden voor hoge spanningen
ten gevolge van commutatieverschijnselen en de isolatieproblemen van de collectorcommutator. Wisselspanningsgeneratoren zijn veel eenvoudiger van constructie en in
de inductiewikkelingen ervan kunnen rechtstreeks veel hogere spanningen worden
geïnduceerd (bijvoorbeeld tot 24kV).
Een bijkomend voordeel van AC is het feit dat de opgewekte spanningswaarde via
transformatoren heel gemakkelijk opgevoerd kan worden tot 70 kV, 220 kV of zelfs
tot 380kV. Transformatoren zijn eenvoudig van constructie, vergen weinig onderhoud,
hebben een lange levensduur (meer dan dertig jaar) en functioneren met een zeer hoog
rendement (bijvoorbeeld meer dan 99,9%).
Het is dan ook logisch dat lange afstandsleidingen AC-stromen voeren onder
spanningen van 70 kV, 150 kV, 220 kV of zelfs 380 kV. Op het eindpunt van deze
leidingen worden hoge spanningen naar lagere spanningen getransformeerd in
transformatiestations (bijvoorbeeld van 380kV naar 70kV). Van hieruit wordt de
elektrische energie verder getransporteerd naar belangrijke verbruikscentra, waar de
spanning nogmaals naar lagere waarden wordt getransformeerd (bijvoorbeeld van 70
kV naar 11 kV).
Transformator
24kV/380kV
24kV
24kV
70kV
Elektrische
centrale
380kV
Transformator
380kV/70kV
70kV
220/380V
10kV
220/380V
Transformator
70kV/10kV
10kV
Transformator
70kV – 220/380V
Een extra voordeel van wisselspanning manifesteert zich bij het gebruik van
elektromotoren. De constructie van wisselstroommotoren is meestal veel eenvoudiger.
AC-motoren zijn dan ook minder duur en vergen minder onderhoud.
Er dient wel opgemerkt te worden dat de isolatie van leidingen, toestellen en machines
voor wisselspanning moet berekend zijn voor de amplitude van de spanning en niet
voor de effectieve waarde ervan. Deze amplitude is √2 of 1,41 keer hoger dan de
effectieve waarde.
4: DC-netten
Op basis van de bovenstaande uitleg mag u echter niet tot de conclusie komen dat DC
bij energietransport enkel maar nadelen biedt. Het gebruik van DC is geen oude
rommel, maar juist spitstechnologie.
4.1: De joule-verliezen
Laten we hier een vergelijking maken tussen energietransport via een
- enkelfasige AC-net
- driefasig AC-net
- DC-net
Het enkelfasig AC-net bestaat uit twee geleiders met elk een sectie S1. Het driefasig
AC-net bestaat uit drie geleiders met elk een sectie S3. Het DC-net bestaat uit twee
geleiders met elk een sectie S0. Teneinde een vergelijkingsbasis te hebben nemen we
aan dat deze drie netten een zelfde hoeveelheid koper (aluminium) gebruiken. We
bekomen dan ook dat
2S1 = 3S3 = 2S0.
(1)
Teneinde niet enkel een vergelijkingsbasis te hebben qua kostprijs voor de geleiders,
gaan we er ook van uit dat de drie types netten eenzelfde type isolatie hebben. V1 is de
effectieve waarde van de spanning van het enkelfasig AC-net. V3 is de effectieve
waarde van de fasespanning van het driefasig AC-net. V0 is de waarde van de DCspanning van het DC-net. We bekomen dan ook dat
2 V1 = 23 V3 = V0.
(2)
We gaan er van uit dat deze drie netten eenzelfde vermogen transporteren. Het
getransporteerde vermogen is gelijk aan
V1I1 = 3V3I3 = V0I0.
(3)
Hierbij is I1 de effectieve waarde van de stroom welke door het enkelfasig net vloeit. I3
is de effectieve waarde van de stroom welke door het driefasig net vloeit. I0 is de DCstroom welke door het DC-net vloeit.
Wanneer (2) ingevuld wordt in (3), dan bekomt men dat
I1 = 3 I3 = 2 I0.
Met al deze gegevens is het nu interessant de joule verliezen te berekenen in deze drie
netten. Hierbij is R1 de ohmse weerstand van een geleider van het enkelfasig AC-net.
R1 is volgens de wet van Pouillet omgekeerd evenredig met S1. R3 is de ohmse
weerstand van een geleider van het driefasig AC-net en R3 is omgekeerd evenredig
met S3. R0 is de ohmse weerstand van een geleider van het DC-net en R0 is omgekeerd
evenredig met S0.
De joule-verliezen zijn:
-
bij enkelfasig net:
bij driefasig net:
bij DC-net:
PJ1 = 2 R1 I12.
PJ3 = 3 R3 I32.
PJ0 = 2 R0 I02.
Reken zelf na dat: PJ3 = 0,75 PJ1.
De joule-verliezen bij een driefasig AC-net zijn slechts 75% van de joule-verliezen bij
een vergelijkbaar enkelfasig AC-net. Dit verklaart meteen waarom energietransport via
driefasige netten en niet via enkelfasige netten gebeurt.
Vergelijken we nu tenslotte de joule-verliezen bij een DC-net en een 3 fasig AC-net.
Reken zelf na dat: PJ0 = 0,67 PJ3.
De joule verliezen bij een DC-net zijn slechts 67% van de joule-verliezen bij een
vergelijkbaar driefasig AC-net. Dat laatste verklaart waarom voor energietransport van
grote hoeveelheden energie over een lange afstand (meer dan 750 km) soms
overgestapt wordt op een DC-net.
4.2: Bijkomende aspecten eigen aan DC-netten
Het nadeel van energietransport via een DC net is het ontbreken van transformatoren
welke toelaten het spanningsniveau naar believen omhoog of omlaag te transformeren.
Eigenlijk treft men de onderstaande situatie aan.
transformator gelijkrichter
wisselrichter
transformator
DC
Men vertrekt van een driefasig net op een middelmatige spanning. Via een gewone
transformator wordt deze spanning opgetransformeerd tot een zeer hoge waarde. Deze
zeer hoge AC-spanning wordt gelijkgericht en dit wordt gevolgd door het
energietransport over lange afstand via een hoge DC-spanning. Aan het uiteinde treft
men een wisselrichter aan die de DC-spanning terug omzet naar een driefasige ACspanning. Deze AC-spanning wordt terug naar beneden getransformeerd.
Dit alles is spitstechnologie, het is verre van evident een gelijkrichter en een
wisselrichter te bouwen die met dergelijke hoge spanningen kan omgaan. Deze hoge
investeringskost kan pas teruggewonnen worden als de te overbruggen afstand
voldoende groot is en het te transporteren vermogen groot is (bijvoorbeeld 2000 MW).
Voor eenzelfde hoeveelheid joule-verlies hoeft men bij een DC-net minder koper of
aluminium te voorzien wat uiteraard slechts rendeert bij echt lange afstanden.
DC-netten worden trouwens niet enkel gebruikt om grote vermogens te transporteren
over echt lange afstanden. Ook bij onderzeese verbindingen gebruikt men vaak een
DC-net. Het voordeel van de constructief eenvoudigere gelijkstroomkabel is hier meer
uitgesproken.
Via DC-netten kan men ook twee AC-netten met elkaar koppelen welke een
verschillende frequentie hebben. Zo bestaan er in Japan zowel 50 Hz als 60 Hz netten,
enkel met een DC-verbinding kan men deze met elkaar koppelen. DC-netten laten
trouwens ook toe netten met eenzelfde nominale frequentie te koppelen zonder dat
deze netten met elkaar gesynchroniseerd zijn. Zo is via een DC kabel het Britse net en
het Europese (het vasteland) net met elkaar gekoppeld.
Meer informatie over HVDC (High Voltage Direct Current) vindt u ondermeer in het
artikel “Classical” HVDC: still continuing toe evolve (auteur: L. Carlsson). Het artikel
is opgenomen in Bijlage 1.
Download