Over de grens Datum: 20131009 Pensioenverevening bij internationale scheiding In Nederland geldt de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding (WVPS). Deze wet regelt de verdeling van aanspraken op ouderdomspensioen bij echtscheiding, scheiding van tafel en bed en beëindiging van een geregistreerd partnerschap. De WVPS is in internationaal perspectief bijzonder; in veel andere landen kent men een vergelijkbare regeling niet. Met als gevolg dat bij internationale echtscheidingen pensioenverevening op grond van de WVPS vaak onderbelicht blijft of over het hoofd wordt gezien. In dit artikel wordt de toepasselijkheid van de WVPS in grensoverschrijdende gevallen besproken. Wij behandelen aandachtspunten en valkuilen bij internationale pensioenverevening en geven een aantal praktische tips. WVPS De WVPS is van toepassing op scheidingen na 1 mei 1995, ongeacht het huwelijksvermogensregime van echtgenoten. De WVPS bepaalt kortweg dat echtgenoten (of geregistreerde partners1) over en weer recht hebben op de helft van de door de ander tijdens huwelijk opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken. Deze verdeling van pensioenaanspraken na echtscheiding wordt 'pensioenverevening' genoemd. De ex-echtgenoot die aanspraak kan maken op de door de ander opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken wordt de 'vereveningsgerechtigde' genoemd; de ander de 'vereveningsplichtige'. Ex-echtgenoten kunnen de uitvoering van pensioenverevening eenvoudigweg overlaten aan de betreffende (Nederlandse) pensioenuitvoerder(s). Vanaf de ingangsdatum van het pensioen dient de pensioenuitvoerder rechtstreeks (en periodiek) aan de vereveningsgerechtigde zijn of haar aandeel in het ouderdomspensioen van de ander over te maken. Voorwaarde is dat de echtscheiding (en eventueel afwijkende afspraken over pensioenverevening) binnen 2 jaren na de echtscheiding schriftelijk aan de pensioenuitvoerder worden gemeld, middels een daartoe bestemd formulier. De vereveningsgerechtigde heeft zodoende een directe en zelfstandige aanspraak tot uitbetaling jegens de pensioenuitvoerder. De WVPS is niet van dwingend recht, hetgeen betekent dat echtgenoten van de WVPS mogen afwijken (bijvoorbeeld door in plaats van een 50% - 50% verdeling, een 60% - 40% verdeling overeen te komen) en zelfs volledig van pensioenverevening mogen afzien. Voor het maken van afwijkende afspraken gelden (vorm)voorschriften, die hierna aan bod zullen komen. Toepasselijkheid WVPS in internationale gevallen Wij bespreken de situatie waarin de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en aan de hand van de regels van Nederlands Internationaal Privaatrecht het toepasselijke recht vaststelt. In internationale gevallen is de WVPS van toepassing2: a. indien echtgenoten zijn gehuwd naar Nederlands huwelijksvermogensrecht; Art. 10:51 BW bepaalt namelijk dat de vraag of een echtgenoot bij scheiding recht heeft op een deel van de door de ander opgebouwde pensioenaanspraken, in beginsel wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten. Denk bijvoorbeeld aan een expat echtpaar dat in het buitenland pensioen opbouwt en is gehuwd naar Nederlands huwelijksvermogensrecht. Hierbij kunnen overigens kwalificatievraagstukken spelen. Is een buitenlandse uitkering een pensioenuitkering als bedoeld in de WVPS? Immers alleen dan is de WVPS van toepassing. b. indien pensioenrechten zijn opgebouwd volgens een Nederlandse pensioenregeling (als omschreven in art 1 lid 4 - 6 WVPS); Bijvoorbeeld een echtpaar dat in België woont, gehuwd naar Belgisch huwelijksvermogensrecht, waarbij één van de echtgenoten in Nederland ouderdomspensioen opbouwt. Aandachtspunten en tips bij internationale pensioenverevening Buitenlandse pensioenuitvoerder hoeft niet mee te werken Buitenlandse pensioenuitvoerders zijn niet gebonden aan Nederlandse wetgeving. Dit heeft tot gevolg dat als de WVPS van toepassing is op pensioenaanspraken die in het buitenland zijn opgebouwd, de ex-echtgenoten onderling voor uitvoering van pensioenverevening dienen te zorgen. Voor een berekening van de hoogte van de aanspraken van de vereveningsgerechtigde kunnen zij een actuaris inschakelen. Het recht op uitbetaling ontstaat slechts jegens de vereveningsplichtige exechtgenoot. Zelfs als de Nederlandse rechter bepaalt dat de vereveningsplichtige, de buitenlandse pensioenuitvoerder opdracht dient te geven tot het overmaken van het pensioendeel, is voornoemde pensioenuitvoerder niet gehouden die opdracht te aanvaarden en uit te voeren.3 Dit is een nadeel voor de vereveningsgerechtigde, die zo van de vereveningsplichtige afhankelijk blijft voor tijdige en volledige betaling. Mits de buitenlandse pensioenuitvoerder bereid is mee te werken, is een praktische oplossing mogelijk. De vereveningsplichtige kan een onherroepelijke volmacht aan zijn/haar pensioenuitvoerder afgeven om maandelijks, althans periodiek, tot uitkering van het vereveningsdeel aan zijn ex-echtgeno(o)t(e) over te gaan. Problemen van samenloop Het is mogelijk dat zowel in Nederland als in het buitenland pensioenaanspraken zijn opgebouwd, de Nederlandse pensioenaanspraken wel dienen te worden verevend, maar de buitenlandse aanspraken niet (bijvoorbeeld omdat het Nederlandse huwelijksvermogensrecht niet van toepassing is). Dit kan in het bijzonder onredelijk uitpakken indien de ene echtgenoot in Nederland pensioen heeft opgebouwd en de ander in het buitenland. Andersom kan een vereveningsplichtige ook worden geconfronteerd met dubbele pensioendeling. Dit kan zich voordoen indien tijdens huwelijk pensioenaanspraken in Nederland zijn opgebouwd (zodat allereerst dient te worden verevend volgens de WVPS) en waarbij buitenlands recht op het huwelijksvermogensregime toepasselijk is, welk recht eveneens een vorm van pensioendeling kent. In de literatuur en wetsgeschiedenis worden voor dergelijke samenloopgevallen enkele oplossingen aangedragen. Zo wordt onder meer gesuggereerd dat de Nederlandse rechter de mogelijkheid heeft om in dergelijke gevallen op grond van de redelijkheid en billijkheid pensioenverevening geheel of ten dele achterwege te laten, ofwel een correctie kan plaatsvinden in het kader van vaststelling van alimentatie of de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling.4 Of een beroep op dergelijke argumenten in een concreet geval slaagt, is de vraag. Uitsluiting toepasselijkheid WVPS Toepasselijkheid van de WVPS kan worden uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of in een met het oog op de echtscheiding schriftelijk gesloten overeenkomst. In de rechtspraak zijn (strenge) eisen ontwikkeld waaraan de bewoordingen van een dergelijke uitsluiting moeten voldoen. De enkele afspraak, gemaakt in 1992, dat pensioenverrekening of pensioenverdeling is uitgesloten, is bijvoorbeeld onvoldoende.5 Voor echtgenoten die vóór inwerkingtreding van de WVPS buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd, geldt bovendien dat de uitsluiting uitdrukkelijk dient te gebeuren. Volgens de Hoge Raad wordt met 'uitdrukkelijk' gedoeld op een bepaling die expliciet op het verevenen van pensioenrechten betrekking heeft6, met dien verstande dat niet is vereist dat partijen in een zodanige bepaling met zoveel woorden de pensioenverevening als voorzien in de WVPS hebben uitgesloten. Van een 'uitdrukkelijk' uitsluiten kan daarom eveneens sprake zijn ingeval partijen in hun huwelijkse voorwaarden met het oog op een eventuele scheiding hebben bepaald dat (bepaalde) pensioenrechten niet worden verrekend7. Indien de echtscheiding in het buitenland plaatsvindt, wordt vaak onvoldoende acht geslagen op de criteria die gelden voor een rechtsgeldige uitsluiting van de WVPS. Zo wordt bijvoorbeeld in buitenlandse vaststellingsovereenkomsten - waarin tegen finale kwijting afspraken worden gemaakt over de gevolgen van de echtscheiding soms helemaal niets geregeld over (het in Nederland opgebouwde) ouderdomspensioen. De vraag luidt of in dat geval de WVPS (correct) is uitgesloten. Het advies luidt dan ook om bij internationale scheidingen expliciet schriftelijke afspraken te maken over (uitsluiting van) pensioenverevening op grond van de WVPS. Risico automatische verandering toepasselijk recht Het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime bepaalt naar Nederlands IPR of aanspraak bestaat op enige vorm van pensioendeling. Indien partijen zijn getrouwd vanaf 1 september 1992 wordt het toepasselijke recht naar Nederlands IPR aangewezen door het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (HHV1978). Indien partijen op wie dit verdrag van toepassing is, geen rechtsgeldige rechtskeuze hebben gemaakt, kan het toepasselijke recht tijdens het huwelijk veranderen (bijvoorbeeld als gevolg van emigratie, immigratie of naturalisatie). Dit kan betekenen dat ook voor de afwikkeling van pensioen bij scheiding een wijziging kan optreden in het toepasselijke recht. Een dergelijke wijziging werkt als uitgangspunt alleen voor de toekomst. Dientengevolge kunnen 2 (of meer) regimes naast elkaar bestaan, hetgeen de nodige onduidelijkheden en discussies met zich kan brengen. Hoe verhouden deze regimes zich bijvoorbeeld tot elkaar? Indien echtgenoten dit wensen te voorkomen, is het belangrijk dat zij een rechtsgeldige rechtskeuze maken voor of tijdens het huwelijk. In de Nederlandse literatuur bestaat op dit moment discussie over de vraag of een rechtskeuze voor een bepaald huwelijksvermogensregime ook automatisch een rechtskeuze voor het op pensioendeling toepasselijke recht impliceert.8 Gelet op deze discussie adviseren wij bij het maken van een rechtskeuze expliciet vast te leggen dat deze ook betrekking heeft op pensioen bij scheiding. Ter afronding Pensioenverevening kent een aantal haken en ogen. Het verdient de voorkeur dat echtgenoten bij internationale huwelijken vóór of tijdens het huwelijk duidelijke afspraken over pensioen bij scheiding maken. Noten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Hierna zal telkens over echtgenoten of een echtscheiding worden gesproken. Een en ander volgt uit art. 10:51 BW en artikel 1 lid 7 en lid 8 WVPS. Rechtbank Zutphen 17 april 2002, LJN AE1665. Zie onder meer Asser/Vonken 10-II 2012/215; Joppe, Huwelijksvermogensrecht 2010, nr. 96 en MvT, Kamerstukken 27049, nr. 3, blz. 11, Nota n.a.v. het verslag, nr. 5. Blz. 5. Hof Den Haag 10 mei 1996, PJ 1996, 64. Hoge Raad 24 oktober 1997, nr. 8959, LJN ZC2473, NJ1999/395. Hoge Raad 19 november 2010, RFR 2011, 14. Zie o.a. Asser/Vonken 10-II 2012/214 en Joppe, Huwelijksvermogensrecht 2010, p. 128. Auteur(s): mr. Emy Pateros, Boels Zanders Advocaten ([email protected] mr. Edith Schnackers, [email protected] © 2016 Fiscaal up to Date BV © Fiscaal up to Date BV