Een wegwijs door de “nieuwe” echtscheidingswetgeving In het begin van de 20e eeuw leefden we in een maatschappij waarin een echtscheiding taboe was. Ondertussen zijn we geëvolueerd naar een maatschappij waarin we leren hoe te scheiden. Zo richtte Mevr. D. Evers eind 2008 een scheidingsschool1 op waar deskundigen ter zake info geven over de vele aspecten van een echtscheiding. Als we “hoe scheiden” googelen resulteert dit in maar liefst 2.360.000 links. In boekhandels en bibliotheken vinden we een overvloed aan handleidingen over hoe het verder moet na een breuk. Uiteraard kan en mag het niet de bedoeling zijn om een scheiding te promoten, integendeel. Een goede en blijvende partnerrelatie is en blijft een waarborg voor geluk, zeker voor de kinderen. We kunnen echter niet naast de vaststelling dat de belofte “in goede en kwade dagen tot de dood ons scheidt” steeds moeilijker houdbaar blijkt. Volgens de dienst statistiek van de federale overheid2 zouden van de huwelijken gesloten in 2009, slechts 1 op 3 stand houden! Relatiebreuken tussen samenwonenden, waarvan geen officiële statistieken bestaan, zouden die cijfers wellicht nog de hoogte injagen. We hebben er dan ook alle belang bij te weten hoe we onszelf en onze kinderen zo goed mogelijk door een scheiding kunnen leiden. Dat we beter niet uiteen gaan via een vechtscheiding, is algemeen geweten. Wraak is een slechte raadgever! De wetgever heeft ons hierbij willen helpen. Zo maakte hij het bij wet van 12.4.2007, de nieuwe echtscheidingswet genoemd, mogelijk om een echtscheiding te bekomen zonder “schuld” te moeten bewijzen. Een volgehouden feitelijke scheiding kan volstaan. Hetzelfde geldt voor onderhoudsgeld na echtscheiding. Dit verliest het karakter van sanctie wegens “schuld”. Het zal nog enkel toegekend worden indien een van de ex – echtgenoten behoeftig is. Inzake de regeling van de consequenties van een echtscheiding (Wat met het huis? de meubelen? de gelden? de schulden? de kinderen? de verzekering? enz.) heeft de wetgever de echtgenoten meer inspraak gegeven. Indien zij willen en kunnen mogen ze de gevolgen voortaan zelf regelen en hun akkoorden laten homologeren 3 (= “geldig en bindend” verklaren in een vonnis) door de rechtbank. De vele emoties eigen aan scheiding maken een overleg met de “vijand” echter niet altijd gemakkelijk. We willen wel, maar slagen er niet altijd in tot een goede regeling te komen. Ook hierbij heeft de wetgever willen helpen. Hij heeft bemiddeling als volwaardig alternatief voor de rechtbank opgenomen in ons rechtssysteem 4 en de echtscheidingsrechters verplicht om echtgenoten in scheiding te wijzen op de mogelijkheden ervan. Voor die punten waarover ze niet tot een akkoord kunnen komen, kunnen ze overigens nog steeds terecht bij de rechtbank. Anders dan vroeger dienen ze er in persoon te verschijnen en kan en zal de rechter hen (en niet alleen hun eventuele advocaat) horen. In huidig artikel wordt verder ingegaan op de actuele echtscheidingswetgeving en het verloop van de verschillende echtscheidingsprocedures. Aldus worden de echtscheiding bij onderlinge toestemming en de nieuwe echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting toegelicht. Naderhand komen de in het kader ervan te nemen maatregelen aan bod. Een bijzondere aandacht gaat naar de maatregelen m.b.t. de kinderen en m.b.t. het onderhoud van de (ex-) echtgenoten. Na een woordje over de vereffening en verdeling, volgt een korte slotbedenking5 1. De “schuldloze” echtscheiding In het kader van de vroegere echtscheidingswetgeving stond “schuld” centraal. Bij gebreke aan overeenstemming, vigeerde de verplichting om een schuldige echtgenoot aan te wijzen en de aangevoerde fouten te bewijzen. De echtscheiding werd dan uitgesproken bij wijze van sanctie. Typevoorbeeld hiervan is de 1 2 3 zie www.descheidingsschool.be zie www. economie.fgov.be/.../statistieken/...echtscheidingen.../echtscheidingen/index.jsp Geldig en bindend laten verklaren bij vonnis Wet van 21.2.2005, art. 1724 tot en met 1737 Ger. W 5 Uiteraard is en kan het artikel niet volledig zijn. De echtscheidingswetgeving is te ruim om op een paar bladzijden samen te vatten. Het artikel is ook dan alleen bedoeld als een eerste wegwijs en zal voor een meer totaal beeld, in functie van de concrete omstandigheden, dienen aangevuld te worden met vakliteratuur of advies van deskundigen ter zake! 4 echtscheiding op grond van overspel. Het bewijs van fout verplichtte de echtgenoten hun private emotionele conflicten bloot te leggen en gaf vaak aanleiding tot een jarenlang mensonwaardig gevecht. Zoals reeds gezegd, bracht de nieuwe echtscheidingswet hierin verandering. Om te kunnen scheiden hoeft men vanaf nu geen fout meer te bewijzen. Het volstaat aan te tonen dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht en/of “failliet” is. Of dit te wijten is aan de schuld van de ene of de andere echtgenoot of van beiden samen, is juridisch gezien niet meer relevant. De echtscheiding op grond van bepaalde feiten werd dan ook vervangen door de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting (= EOO). De EOO en de EOT zijn nu de twee enige manieren om tot een echtscheiding te komen. 2. De Echtscheiding bij Onderling Toestemming De echtscheiding bij onderlinge toestemming is onze oudste echtscheidingsvorm. Ze was reeds opgenomen in de code Napoleon van 1807 en is sedertdien niet noemenswaardig gewijzigd. Het betreft een echtscheiding op grond van een consensus tussen partijen. Deze consensus dient volledig te zijn. Dit wil zeggen dat partijen niet alleen een akkoord moeten hebben over de ontbinding van hun huwelijk maar ook over alle gevolgen. Onder deze gevolgen vallen o.m. de overdracht of toewijzing van de woning, de regeling van eventuele schulden, de verdeling van de huisraad, de regeling i.v.m. de kinderen en het eventuele onderhoudsgeld aan de financieel zwakkere (ex-) echtgenoot. Bij gebreke aan akkoord over één enkel punt, staat de EOT niet voor hen open. Partijen kunnen hun rechten en plichten anderzijds regelen zoals ze zelf willen. Niets moet, alles kan! Enige uitzondering hierop vormt de regeling m.b.t. de kinderen. De rechtbank dient te waken over het belang van de kinderen. Indien ze van oordeel is dat een regeling het kinderbelang niet dient, zal ze de echtgenoten vragen (opleggen!) om de regeling aan te passen. Dit zal o.m. het geval zijn indien een van ouders ontslaan wordt van zijn onderhoudsplicht t.a.v. de kinderen of indien ieder contact met een van de ouders wordt uitgesloten. De rechtbanken hechten ook erg veel belang aan de volledigheid van de kindregelingen. Zo moet bv. uit de overeenkomst kunnen afgeleid worden waar de kinderen op een willekeurige dag en uur, in de toekomst, zullen verblijven! Procedureel dienen de echtgenoten hun overeenkomst met een begeleidend verzoekschrift neer te leggen ter griffie van een rechtbank van 1° aanleg en vervolgens worden ze geacht, één of twee maal (naar gelang ze al dan niet reeds 6 maanden gescheiden leven ) te verschijnen voor de voorzitter van de rechtbank. Indien partijen geen onroerende eigendommen hebben, kunnen ze hun overeenkomst en verzoekschrift overigens zelf opstellen. Zij kunnen zich hierbij uiteraard ook laten bijstaan door bv. een vertrouwenspersoon, een bemiddelaar of een advocaat. De tussenkomst van een notaris is enkel verplicht wanneer onroerende zakelijke rechten worden overgedragen of aangewezen. Het vonnis van de echtscheiding wordt definitief een maand na de uitspraak ervan. Van het feit van de echtscheiding wordt vervolgens (via de griffier van de rechtbank) melding gemaakt in de registers van de burgerlijke stand. 3. De Echtscheiding wegens Onherstelbare Ontwrichting Niet alle echtgenoten slagen er echter in om voor elk te regelen aspect van een scheiding een consensus te bekomen. Soms wil de ene wel scheiden, maar de andere niet. Soms willen ze beiden wel scheiden, maar gaan ze niet of slechts gedeeltelijk akkoord over de regeling van de gevolgen ervan. Voor hen “ontwierp” de wetgever een tweede echtscheidingsvorm: de echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting, afgekort de EOO. In deze echtscheiding staat de fout niet meer centraal. De echtscheiding zal uitgesproken worden wanneer de scheiding onvermijdelijk is en dit zal volgens een door de wetgever ingevoerd onweerlegbaar vermoeden, het geval zijn als de echtgenoten een bepaalde termijn gescheiden leven. Deze termijn bedraagt 1 jaar indien de aanvraag uitgaat van één van beide echtgenoten en 6 maanden indien de aanvraag uitgaat van beide echtgenoten6 . De termijn dient verstreken te zijn op het ogenblik van de behandeling van de zaak. Dit laatste is echter theoretisch in die zin dat de rechtbank de zaak bij gebreke hieraan, kan en zal uitstellen tot een datum waarop de termijn zal verstreken zijn7. De bevoegde rechtbank is de rechtbank van 1° aanleg van de laatste echtelijke woonplaats. De procedure wordt ingeleid bij verzoekschrift en partijen dienen in persoon voor de echtscheidingsrechter te verschijnen. De feitelijke scheiding wordt in principe bewezen aan de hand van de getuigschriften van woonst die aantonen dat de echtgenoten 1 jaar respectievelijk 6 maanden op een verschillend adres zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters. Uiteraard staan ook andere bewijsmogelijkheden open (bv. een door een van de echtgenoten ondertekende huurovereenkomst voor een ander hoofdverblijf dan de echtelijke woning). Anderzijds heeft de wetgever de mogelijkheid om de onherstelbare ontwrichting te bewijzen aan de hand van andere feiten dan een feitelijke scheiding, niet willen uitsluiten. Aldus kunnen echtgenoten nog steeds de echtscheiding bekomen op grond van feiten als overspel, mishandeling of zware strafrechtelijke veroordeling8 . Dit kan “nuttig” zijn voor een echtgenoot die gehaast is en de termijn van 1 jaar feitelijke scheiding, niet wenst af te wachten. Onder meer omwille van de moeilijkheden van bewijs en de ruime appreciatiebevoegdheid van de rechtbank, is deze laatste vorm van EOO echter uitzonderlijk geworden. De vordering dient overigens ingeleid te worden bij dagvaarding, wat niet alleen de kosten verhoogd maar ook de tussenkomst van een advocaat noodzakelijk, minstens wenselijk maakt. 4. De voorlopige maatregelen Aan een echtscheiding gaat normaliter een periode vooraf waarin partijen afzonderlijk zijn gaan leven. Dit kan zowel buiten een procedure in echtscheiding en/of tijdens de duur van de procedure in echtscheiding. In het kader van dit feitelijk gescheiden leven dienen schikkingen genomen te worden m.b.t. de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de echtgenoten of van hun kinderen. Deze schikkingen worden voorlopige maatregelen genoemd. Achtereenvolgens worden hieronder behandeld: de soorten maatregelen, de mogelijkheid om er akkoorden over te sluiten en te laten homologeren, de bemiddeling voor zover dit niet zou lukken en (uit)weg om de rechtbank de maatregelen te laten nemen. 4.1 Soorten De wetgever maakt een strikt onderscheid tussen twee soorten maatregelen: de dringende en voorlopige maatregelen van de vrederechter en de voorlopige maatregelen van de voorzitter van de rechtbank van 1° aanleg. Het onderscheid ligt vooral in de periode waarop de maatregelen betrekking hebben. Zo is de vrederechter bevoegd om op verzoek van een van de echtgenoten, een afzonderlijk verblijf van de echtgenoten op te leggen en/of te regelen indien een van de echtgenoten grovelijk zijn plicht verzuimt (bv. niet meer bijdraagt in de kosten van het gezin of het echtelijke dak heeft verlaten) of indien de verstandhouding tussen de echtgenoten ernstig verstoord is (wat het geval is telkens een verzoek daartoe wordt neergelegd, gezien het verzoek anders niet zou worden gesteld!)9. Deze bevoegdheid wordt na het inleiden van de echtscheiding en voor de duur van de procedure, toegekend aan de voorzitter van de rechtank van 1° aanleg, zetelend in kortgeding. Inhoudelijk is er echter geen echt verschil tussen beide soorten maatregelen. Zij bepalen wie in de gezinswoning mag blijven wonen, wie moet verhuizen en wanneer, welke meubelen hij / zij mag meenemen, wie de hypothecaire lening verder zal betalen, wie de gezinsauto verder mag gebruiken, waar de kinderen zullen verblijven, hoe de kosten van de kinderen dienen geregeld te worden, enz … 6 7 8 9 Zie art. 229 § 2 en 3 BW zie art. 1255 § 1, 3° lid Ger.W. Zie art. 229 § 1 BW Art. 221 en 223 BW Met uitzondering van de maatregelen m.b.t. de kinderen (ik veronderstel dat je hier later op terug komt. Ik zou dat ook vermelden), zijn de maatregelen voorlopig en vervallen zij bij de echtscheiding. Zij kunnen overigens geen vereffening en verdeling inhouden van de goederen van de echtgenoten, aangezien dit pas kan plaats grijpen na de echtscheiding! De vrederechter en/of voorzitter kunnen dus wel een gebruiksrecht toekennen over bv. een wagen of een salon, maar geen eigendomsrecht! 4.2 Akkoorden Anders dan vroeger wordt thans algemeen aanvaard dat partijen zelf de nodige schikkingen kunnen treffen en hun akkoorden erover desgevallend kunnen laten homologeren door de bevoegde rechter. Dit wordt overigens expliciet voorzien voor overeenkomsten gesloten in het kader van een EOO 10 en voor akkoorden over de huisvesting van de kinderen als de ouders niet meer samenwonen 11 . De homologatie van akkoorden kan gevraagd worden bij verzoekschrift aan de vrederechter12 en bij verzoekschrift aan de echtscheidingsrechter (desgevallend samen het verzoekschrift in echtscheiding). Het kan ook later, in het kader van de procedure, en dit bij middel van conclusies13. Partijen dienen in persoon voor de bevoegde rechter te verschijnen en zullen er hun akkoorden verder kunnen toelichten. Net als bij een EOT heeft de rechter slechts een marginaal toetsingsrecht en kan hij de homologatie slechts weigeren indien de belangen van de kinderen in gedrang komen. 4.3 Bemiddeling Indien partijen niet tot een (volledig) akkoord komen over de maatregelen, kunnen ze in bemiddeling gaan. Dit kan buiten het kader van een procedure, de zogenaamde vrijwillige bemiddeling, of in het kader van een procedure, de zogenaamde gerechtelijke bemiddeling. In dit laatste geval kunnen de echtgenoten samen of één van hen de rechtbank vragen om een bemiddelaar aan te stellen. Ook kan het initiatief daartoe uitgaan van de rechtbank zelf. Volgens de nieuwe echtscheidingwet is de rechter trouwens verplicht echtgenoten die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn te informeren over de mogelijkheden van een bemiddeling14. Indien de echtgenoten opteren voor een bemiddeling, zal de rechtbank de zaak in afwachting daarvan uitstellen en alle rechten en plichten van de echtgenoten voorbehouden 15. In het kader van een bemiddeling gaan partijen samen met een deskundige op gebied van communicatie, onderhandelingen en conflicthantering, aan tafel zitten en werken ze onder diens leiding een akkoord uit dat tegemoet komt aan de belangen van alle betrokken partijen, en in het bijzonder deze van de kinderen. Anders dan bij een gewone procedure zijn het dus de echtgenoten zelf en niet de rechtbank die hun twistpunten oplossen! Bemiddeling is veilig in die zin dat de bemiddelaar en partijen zelf gebonden zijn door het geheim van de bemiddeling en dat niets van wat gezegd of geschreven werd, mag uitlekken naar de rechtbank. Overigens is de bemiddeling vrijwillig in die zin dat zij steeds kan worden stopgezet, in welk geval de procedure zijn gewone verloop herneemt. Belangrijk is nog te weten dat enkel erkende bemiddelaars gerechtelijke bemiddelingen kunnen doen en/of bemiddelingsakkoorden kunnen laten homologeren. 4.4 Wat bij gebrek aan akkoord? Indien echtgenoten er niet in slagen tot een akkoord te komen, zal de rechtbank voor hen beslissen. De procedure verloopt als iedere andere procedure. Zij wordt ingeleid bij verzoekschrift (vrederechter, EOO op 10 “Nieuw” art. 1256 eerste lid Ger.W “Nieuw” art. 374 § 2 eerste lid BW 12 Op de griffies van de meeste vrederechter, kan men voorbeelden van zo’n verzoekschriften vinden. 13 Schriftelijke standpunten ter verdediging of toelichting van eisen 14 Art. 1255 § 6, derde lid Ger.W 15 = bewaren 11 grond van feitelijke scheiding) of dagvaarding (EOO op grond van feiten, voorzitter van de rechtbank 1e aanleg, zetelend in kortgeding) en verder gezet via een uitwisseling van conclusies, op basis waarvan de vrederechter of de voorzitter, na partijen en/of hun advocaten gehoord te hebben, een vonnis zal uitspreken. Merk op dat de echtscheidingsrechter akkoorden kan homologeren maar geen maatregelen kan bevelen. Deze bevoegdheid behoort toe aan de voorzitter van de rechtbank van 1° aanleg zetelend in kortgeding. Ingeval van ernstige betwisting over de regeling m.b.t. de kinderen kan de rechter een maatschappelijk onderzoek laten uitvoeren door een justitieassistente (of een andere deskundige, zoals bv. een psychiater) en/of overgaan tot het verhoor van de kinderen. Vanaf de leeftijd van 12 jaar hebben de kinderen spreekrecht. 5. De definitieve maatregelen Naast akkoorden over maatregelen in afwachting van een EOO, kunnen de echtgenoten ook akkoorden sluiten over maatregelen voor na de echtscheiding. Naast de vereffening en verdeling betreft het hier de eventuele onderhoudsuitkering tussen de echtgenoten na echtscheiding en voor zover nog niet geregeld de regelingen m.b.t. de kinderen. 5.1 De onderhoudsuitkering tussen echtgenoten na echtscheiding Bij gebreke aan een eventueel akkoord, zal de echtgenoot die ook na echtscheiding, een onderhoudsgeld wenst te (blijven) krijgen, zich tot de echtscheidingsrechter dienen te wenden. Daar waar het onderhoudsgeld vroeger als een soort schadevergoeding toegekend werd aan de onschuldige echtgenoot” en een gelijke levenstandaard diende te garanderen, zal het onderhoudsgeld in het kader van de nieuwe wetgeving, nog enkel toegekend kunnen aan een ex-echtgenoot indien die “behoeftig” is en zal het nog enkel zijn staat van behoefte dienen te dekken16. Het actuele onderhoudsgeld zou meer bepaald het inkomstenverschil moeten compenseren tussen bv. dat van de man die carrière heeft kunnen maken en de vrouw die dit niet heeft kunnen doen omdat ze de zorg voor het gezin op zich heeft genomen. In realiteit is het zo dat er bij een wanverhouding tussen de globale economische situatie van de echtgenoten, de minst begoede principieel onderhoudsgerechtigd is en de meest begoede principieel onderhoudsplichtig is. Anderzijds heeft de wetgever de onderhoudsplichtige echtgenoot toch willen beschermen tegen misbruik. Het zou inderdaad niet eerlijk zijn dat de vrouw die er zelf voor kiest haar gezin te verlaten voor bv. een andere partner, recht zou hebben op een onderhoudsgeld, zelfs indien zij door de zorgen voor haar gezin, merkelijk minder loon zou hebben dan haar echtgenoot. Hetzelfde geldt voor het geval de vrouw bv. geen zin zou hebben gehad om te werken. De wetgever heeft de plicht dan ook facultatief uitgesloten ingeval van zware fouten17 en/of eigen “schuld”18 van de onderhoudsgerechtigde en verplicht uitgesloten in geval van de onderhoudsgerechtigde schuldig zou zijn bevonden aan fysieke gewelddaden of een poging daartoe tegen de persoon van de andere echtgenoot19. In het kader van de bepaling van de behoefte, zal onder meer rekening gehouden worden met de duur van het huwelijk, de organisatie van de zorg voor de kinderen, de leeftijd van de onderhoudsgeld-gerechtigde en zijn/haar eventuele mogelijkheden om zelf te zorgen voor een hoger inkomen 20 Een echtscheiding kan dan ook geen “win for live” meer zijn. (Ex-) echtgenoten worden geacht zoveel mogelijk voor zichzelf te zorgen en zullen enkel indien dit echt niet (meer) kan ingevolge bv. de leeftijd aanspraak kunnen maken op een onderhoudsgeld. Dit belet niet dat er eventueel een tijdelijk onderhoudsgeld toegekend wordt om een eerste periode te dekken. Anderzijds wordt uiteraard ook rekening gehouden met de effectieve draagkracht van de onderhoudsplichtige. Bij de berekening ervan worden mogelijk nieuwe lasten van bv. niet gemeenschappelijke kinderen of kinderen van een nieuwe partner ook in aanmerking genomen. Overigens mag het onderhoudsgeld nooit meer bedragen 16 zie art.301 § 3, eerste lid BW Zie art. 301 § 2, tweede lid BW 18 Zie art. 301 § 5 BW 19 Zie art. 301 § 2 20 Zie art. 301 § 3, tweede lid 17 van 1/3 van de netto inkomsten21 van de onderhoudsplichtige en kan het nooit langer verschuldigd zijn dan de duur van het huwelijk22. Rest dat de betalingsplicht in principe stopt bij een tweede huwelijk of bij het wettelijk gaan samenwonen van de onderhoudsgerechtigde. 5.2 Kindregelingen 5.2.1 Het ouderlijk gezag Wanneer ouders uiteen gaan blijven zij samen het ouderlijk gezag uitoefenen over de persoon en de goederen van hun kinderen. Ze blijven m.a.w. samen alle belangrijke beslissingen m.b.t. de kinderen nemen. Dit coouderschap is door de wet voorzien23 en behoeft geen akkoord of vonnis. Uiteraard kan van het systeem afgeweken worden. Dit zal o.m. het geval zijn als de ouders op geen enkel punt tot enige overeenstemming kunnen komen. De uitoefening van het gezag zal dan aan een van de ouders worden toegekend. De andere ouder behoudt dan wel een recht van toezicht. Zo heeft hij/zij recht op alle nuttige informatie omtrent het kind en kan hij/zij zich in het belang van het kind tot de jeugdrechtbank wenden24. 5.2.2 Huisvesting In de lijn van het co-ouderschap voorziet de wet dat de rechter bij gebreke aan akkoord over de huisvesting van de kinderen, bij voorrang de mogelijkheid van het gelijk verdeeld verblijf dient te onderzoeken 25 (art. 374 § 2 BW). Bilocatie verdient bijgevolg de voorkeur, maar is geen must. Stellen dat bv. vaders die een week weekregeling willen, deze per definitie van de rechter zullen bekomen, is dan ook onjuist. Een en ander hangt af van de concrete omstandigheden van de zaak en het belang van de kinderen. De rechter oordeelt hierover in eer en geweten. 5.2.3 Hoofdverblijf Naast een beslissing over het gezag en de huisvesting, dient ook bepaald te worden op welk adres de kinderen zullen ingeschreven worden in het bevolkingsregister. Kinderen hebben inderdaad een hoofdverblijf nodig. De bepaling hierover is niet zonder belang. De ouder bij wie de kinderen worden ingeschreven ontvangt in principe immers de kinderbijslag. Daarenboven bekomt de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijf hebben ook een fiscaal voordeel: de belastingsvrije som wordt verhoogd waardoor minder belastingen betaald moeten worden. Bij co-ouderschap en gelijk verdeeld verblijf zal de helft van het voordeel echter toegekend worden aan de andere ouder. Uiteraard en zoals steeds kan van dit alles bij akkoord en/of vonnis afgeweken worden. Op te merken valt dat het verdelen van het fiscaal voordeel niet per definitie interessant is omdat de ouder die onderhoudsgeld betaalt voor de kinderen, de mogelijkheid om dit (voor 80 % ) af te trekken van zijn beroepsinkomen verliest en aldus een misschien grotere belastingsbesparing ontloopt! 5.2.4 De kosten Ouders dienen verder naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de kosten van huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht, de opvoeding en de opleiding van de kinderen26. Een echtscheiding verandert hier niets aan. Wel dient het aandeel van beide ouders in die kosten bepaald te worden. Zo zal de ouder die over de meeste financiële mogelijkheden beschikt meer dienen bij te dragen dan de andere. De kinderbijslag en het fiscale voordeel van kinderen ten laste dienen hierbij in rekening te worden gebracht. Idem voor de mogelijkheid van de onderhoudsplichtige ouder om het onderhoudsgeld dat hij betaalt af te trekken van zijn beroepsinkomsten. Het eist dan ook heel wat rekenwerk om ieders aandeel te bepalen. Een door de gezinsbond ontwikkelde onderhoudsgeld calculator kan hierbij hulp bieden. De calculator wordt (nog?) niet 21 22 23 Zie art. 301 § 3, derde lid BW Zie art. 301 § 4 BW Zie art.374 § 1, eerste lid BW 24 Zie art. 374 § 1, tweede lid BW 25 Zie art. 374 § 2 BW 26 Zie art. 203 BW door de rechtbanken gebruikt, maar zijn berekeningsformule kan en zal zeker gelden als hulpmiddel. Een wet27 van 19.3.2010 verplicht de rechtbank overigens om, anders dan vroeger, uit te leggen hoe ze tot de bepaling van een bepaald onderhoudsgeld zijn gekomen. Rest het feit dat bij de bepaling een onderscheid dient gemaakt tussen de verblijfsgebonden kosten (huisvesting, nutsvoorzieningen, telecommunicatie, eten en drinken … ) en de niet verblijfsgebonden kosten (de medische en paramedische kosten, de schoolkosten, de kosten van hogere studies, de kosten verbonden aan vrijetijdsactiviteiten, de kleding …). In het kader van overeenkomsten, is het momenteel gebruikelijk dat de ouders instaan voor de verblijfsgebonden kosten van de kinderen, voor de respectievelijke periodes dat zij bij één van hen verblijven. Nu de kosten van huisvesting en bijbehoren moeten gemaakt worden, zelfs als de kinderen er maar bv. een weekend zijn, opteert men zelfs bij ongelijk verdeeld verblijf veelal voor voorzegde formule. De meerkost voor de ouder bij wie de kinderen het meest verblijven, wordt dan vaak gecompenseerd door een toewijzing van de kinderbijslag. Uitzonderlijk en enkel bij een groot verschil in de mogelijkheden zullen ex – echtgenoten overeenkomen dat de ene aan de andere voor de kinderen een onderhoudsgeld betaalt. Naar de niet – verblijfsgebonden kosten toe, opteren ex – echtgenoten normaliter voor een verdeling ervan bij gelijke helften en/of bij groot verschil in inkomsten, bij een verhouding van bv. 2/3 versus 1/3. De ene ouder schiet de kosten voor en de andere betaalt ze terug op voorlegging van het betalingsbewijs. Wel dient er een voorafgaandelijk akkoord te zijn. Andere mogelijkheid en momenteel “in” is de zogenaamde kindrekening waarop beiden maandelijks een bepaald bedrag storten ter dekking van de kosten. Terugbetaling van medische en paramedische kosten kunnen dan bv. op die rekening gebeuren, waardoor afrekeningen tussen wat betaalt werd, wat terugbetaald werd en/of het remgeld kunnen vermeden worden. Rest het feit dat de situatie van kinderen snel wijzigt en dat het dan ook belangrijk is om in het kader van een overeenkomst, regelmatige evaluatiemomenten te voorzien. 6 De vereffening en verdeling Door de echtscheiding wordt de gemeenschap die tussen de echtgenoten bestond tenslotte ontbonden. Er ontstaat een onverdeeldheid die dient vereffend en verdeeld te worden. De verrichtingen gebeuren niet door de rechtbank maar door een notaris die door de rechtbank daartoe, meteen in het echtscheidingsvonnis, wordt gelast. Hoe gaat de notaris te werk? In het kort samengevat zal de notaris eerst alle nodige en nuttige inlichtingen en stukken inzamelen en vervolgens op basis ervan, een voorstel opmaken van vereffening en verdeling ( = de staat van vereffening en verdeling). Indien de ex – echtgenoten daar niet mee akkoord gaan, zal de notaris proberen hen te verzoenen en indien dit niet lukt, een PV opmaken waarin hij hun verklaringen acteert en zijn persoonlijk advies geeft (= PV van beweringen en zwarigheden). Het PV wordt vervolgens samen met de staat van vereffening en verdeling ter griffie van de rechtbank van 1e aanleg neergelegd waardoor de rechtbank wordt “uitgenodigd” om de staat te homologeren. Indien de rechtbank echter niet akkoord zou gaan met de notaris, zal zij hem de staat terugzenden met verzoek een nieuwe, aangepaste staat te maken overeenkomstig de door haar gegeven richtlijnen. BESLUIT De echtscheidingswetgeving is gevoelig gewijzigd. Er is grotendeels afgestapt van het schuldprincipe als grond tot echtscheiding en/of als grond voor het toekennen van onderhoudsgeld. Daarenboven worden het sluiten van akkoorden, desgevallend met de hulp van een bemiddelaar, gestimuleerd. Tenslotte zijn de procedures erg vereenvoudigd nu ze meestal kunnen ingeleid worden bij middel van een eenvoudig verzoekschrift. Gezien de maatschappelijke evolutie die we niet kunnen tegenhouden, een stap in de goede richting …. 27 De wet tot objectivering van de onderhoudsbijdragen