BOEDDHISTISCHE KUNST IN DE KUNSTZAAL KLEYKAMP. BOEDDHISTISCHE KUNST IN DE KUNSTZAAL KLEYKAMP. Met recht kan men dit een tentoonstelling van boeddhistische kunst noemen; beelden, prenten en vaatwerken, in hout, ivoor, brons of messing, staan middellijk of onmiddellijk in verband met het boeddhisme. En niet alleen de uitgelezen verzameling van deze firma, maar ook het bezit van een landgenoot, die cenige jaren in Peking woonachtig was, dragen er toe bij, deze collectie tot een uiterst merkwaardig geheel te maken. In de eerste plaats zijn hiertoe de boeddha-beelden te rekenen, die. al verschillen zij onderling van opvatting, allen op een oorsprong wijzen. Onder deze beelden behooren, in de eerste plaats de sierlijke ]apansche, die wat bewerking en opvatting betreft, ook zelfs de grootere specimina. de verfijnde smaak van den Japanner, op het voovdeeligst doen uitkomen. De afbeelding van het boeddhabeeld nu in het bezit van het Mesdag-Museum, geeft hiervan een duidelijk bewijs. Het zorgvuldig bewerkte voetstuk, de uitvoerige en stijlvolle onderdeden de BOEDDHA schelpvormige achterwand, de bevallige plooien van het kleed, alles is in overeenstemming met de zinnebeeldige bedoeling, die er aan ten grondslag ligt. Een merkwaardige tegenstelling hiermede vormt de Chinecsche Boeddha (Amida) in messing gegoten en daarna zorgvuldig gepolijst en geciseleerd. Bewerking en opvatting, de 493 zware gedrongen vormen, de stugheid van den steekbijtel, alles staat lijnrecht tegenover de algemeene kunstopvatting van No. 3. en toch wijst ook dit beeld op eenzelfden godsdienstigen oorsprong, in al deze beelden is een plechtige, diepe rust neergelegd. Dit ontgaat zelfs niet de kleinere in palmhout gesneden beeldjes, waaronder hier ook weer zulke merkwaardige exemplaren zijn. Hiervan noemen wij b.v. o.a. de Japansche BoeddhaYahushi-Nijozai in hout gesneden. Wat een grootschheid, een monumentale en toch sierlijke bouw, spreekt er uit dit onvergelijkelijk schoone beeldwerk. Men kan het tot in alle onderdeden nauwkeurig beschouwen, maar nergens ontdekt men iets, dat niet in zorgvuldig evenwicht staat met den hoofdvorm. Als een weloverdaclit bouwwerk, een tot in alle onderdeden, beredeneerd en doorwerkt monument, dat men zeker tienmaal grooter waant, dan het in werkelijkheid is, staat het voor ons. Wat een wonder van stijl en sierlijkheid is de achterwand, waartegen de boeddhafiguur zoo breed-rustig uitkomt. Daarentegen de breede, hoekige vormen van het basement, dat in haar monumentaalAMIDA. heid, wel een beeld van een kan torsen en in geen geval lomp of reus onnoodi, forseh genoemd kan worden. Een geheel andere opvatting spreekt uit Xo 50, een van de vier wereldbeschermers, een in hout gesneden beeld. Dit beeld met het wortelvormig basement, is van een woest bewegelijke, maar toch niet grillige plastiek.