Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht 030 87 820 87 www.AeQui.nl [email protected] Masteropleiding Leren en Innoveren Saxion Verslag van de beperkte opleidingsbeoordeling 11 november en 17 november 2014 Utrecht December 2014 www.AeQui.nl Evaluatiebureau voor het hoger onderwijs Dit document laat zich het beste dubbelzijdig afdrukken. 2 Saxion Hogeschool Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................................... 4 Colofon ..................................................................................................................................................................... 6 Inleiding .................................................................................................................................................................... 7 1. Beoogde eindkwalificaties ................................................................................................................................... 8 2. Onderwijsleeromgeving ..................................................................................................................................... 11 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties ...................................................................................................... 17 Bijlagen ................................................................................................................................................................... 21 Bijlage 1 Visitatiecommissie ................................................................................................................................... 22 Bijlage 2 Programma visitatie ................................................................................................................................. 24 Bijlage 3 Kwantitatieve gegevens ........................................................................................................................... 26 Bijlage 4 Eindkwalificaties ....................................................................................................................................... 27 Bijlage 5 Programmaoverzicht ................................................................................................................................ 28 Bijlage 6 Bestudeerde documenten........................................................................................................................ 30 Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen ............................................................................................................... 31 M Leren en Innoveren december 2014 3 Samenvatting Op 11 en 17 november 2014 is de opleiding HBO Masteropleiding Leren en Innoveren van Saxion gevisiteerd door een commissie van AeQui. Het totaaloordeel van de commissie is voldoende. De tweejarige onbekostigde masteropleiding Leren en Innoveren richt zich op ambitieuze en enthousiaste docenten die aan de slag willen met het verbeteren en ontwikkelen van het onderwijs in hun eigen school, opleiding of academie. Gedurende de opleiding ontwikkelen deze docenten hun kennis en vaardigheden op pedagogisch en didactisch terrein. Ze worden geschoold in het ontwerpen en innoveren van onderwijs, het implementeren daarvan en het evalueren van de beoogde onderwijsverbetering middels onderzoek. Ook het begeleiden en professionaliseren van collega’s komt daarbij aan de orde. De rode draad is het project dat uitgevoerd wordt in de eigen onderwijspraktijk. De doelstellingen De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de beoogde eindkwalificaties als goed. De commissie waardeert de expliciete en ten opzichte van vergelijkbare masters onderscheidende profilering van de opleiding door studenten op te leiden tot onderzoekende onderwijsontwerpers. Dit biedt een duidelijke meerwaarde voor het beroepenveld en is passend bij de ambities van studenten en alumni. De commissie is onder de indruk van het brede draagvlak van het profiel van de opleiding. De commissie stelt vast dat de opleiding de beoogde eindkwalificaties vanuit het landelijk vastgesteld competentieprofiel duidelijk vertaalt naar een aantal beroepsrollen. De uitwerking van de competenties in gedragsindicatoren biedt volgens de commissie daarnaast een uitstekend referentiekader voor de inrichting van het onderwijsprogramma. De onderwijsleeromgeving De onderwijsleeromgeving is beoordeeld als goed. De commissie stelt vast dat de opleiding de studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De opleiding houdt goed voeling met de onderwijspraktijk en actualiseert regelmatig het programma. In het onderwijsaanbod wordt goed ingespeeld op de schoolsoorten waar de masterstudenten werken, van basisonderwijs tot hoger onderwijs. De commissie waardeert de vertaling van de onderwijsvisie naar de opbouw van het onderwijsprogramma met vier blokken en vier leerlijnen. Het onderwijsprogramma is samenhangend en de vier leerlijnen sluiten goed op elkaar aan. Sterk vindt de commissie de keuze voor het centraal stellen van ontwerponderzoek, dat maakt dat studenten leren om systematisch en doordacht onderwijsinterventies te ontwikkelen. 4 Het onderwijsprogramma is praktijkgericht, mede doordat studenten gedurende het hele programma werken aan een opdracht uit de eigen werksituatie. Door dit leren in de authentieke beroepssituatie zijn de vaardigheden die studenten opdoen betekenisvol. De onderwijswerkvormen zijn divers en afwisselend. Wel vindt de commissie de toegepaste werkvormen soms nog wat conventioneel. De commissie ziet dat de opleiding stappen zet om meer vernieuwende didactiek in te zetten. De opleiding kan bogen op een veelzijdig docententeam voor wat betreft onderzoekservaring en expertise. Het docententeam is zorgvuldig samengesteld, enthousiast en hoog gekwalificeerd. De opleiding kent een hoge studiebelasting. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om deze in te perken. De voorzieningen dragen bij aan de mogelijkheid voor studenten om het onderwijsprogramma probleemloos te doorlopen. De toetsing en het gerealiseerd niveau De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als voldoende. De commissie vindt de keuze voor voornamelijk werkstukken als toetsvorm passend bij de ambities en de inrichting van het onderwijsprogramma. De commissie ziet in de toetsing echter niet alle gedefinieerde beroepsrollen terug. In de werkstukken laten studenten vooral zien dat zij een ontwerpende, onderzoekende en resultaatgerichte docent zijn; de inspirerende en innovatieve docent komt minder aan bod. De commissie stelt vast dat studenten regelmatig mondelinge feedback ontvangen tijdens de uitvoering van hun project. Deze feedback zou uitgebreider schriftelijk vastgelegd kunnen worden. Saxion Hogeschool De kwaliteit van de toetsing krijgt veel aandacht in de opleiding en toetsing is een doorlopend thema waar alle docenten bij worden betrokken. De examencommissie geeft haar taak goed vorm om de kwaliteit van toetsen en examens te borgen en zich een eigenstandig oordeel te vormen over het eindniveau van de studenten. Op basis van de bestudeerde scripties en op basis van tevredenheid van het werkveld met alumni van de opleiding concludeert de commissie dat het eindniveau van de studenten voldoende is. Studenten passen relevante onderzoeks- en inhoudelijke literatuur toe. Zij laten zien dat zij in staat zijn een onderwijsverbetering te ontwerpen en te implementeren. De uitgevoerde projecten zijn vernieuwend geweest en in bijna alle gevallen vinden de werkgevers dat de innovatie bruikbaar en duurzaam is. Studenten zijn na afstuderen in staat om vakoverstijgende taken op te pakken, vooral gericht op onderwijsontwikkeling en onderwijsvisie. Aanbevelingen De visitatiecommissie heeft een positief beeld van de opleiding. Sterk vindt de commissie de verbeterbereidheid van de opleiding. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de verbeteringen naar aanleiding van evaluaties en een positieve, open houding tijdens de visitatie. De commissie bemerkt wel dat de schaal van de opleiding kwetsbaarheid met zich meebrengt. De opleiding is zich daarvan bewust en is een samenwerking aangegaan met de Master Leren en Innoveren van Saxion Hengelo, met name op het gebied van ontwerpgericht onderzoek en de onderzoekslijn. De commissie moedigt deze samenwerking aan, met behoud van de eigen identiteit. In aanvulling hierop maakt de commissie in deze rapportage meerdere aanbevelingen. De belangrijkste daarvan zijn: • De commissie beveelt sterk aan structureel overleg met zowel het werkveld als de wetenschappelijke disciplines binnen de opleiding in een (gezamenlijke) adviesraad te beleggen. • De commissie raadt de opleiding aan te zoeken naar mogelijkheden voor inhoudelijke verdieping in het tweede jaar met bijvoorbeeld masterclasses, waarbij dit niet ten koste gaat van een studeerbare werklast. • De commissie constateert dat een aantal studenten de (complexe) modellen vooral instrumenteel toepast. De commissie raadt de opleiding aan om studenten meer te stimuleren om de onderliggende gedachten van een model te doorgronden en te leren inzien welke leertheoretische principes ten grondslag liggen aan een model. Tevens beveelt de commissie de opleiding aan om te • zoeken naar alternatieve toetsvormen voor het toetsen van gedragsverandering (zoals assessments) en voor het presenteren van alle beroepsrollen. • In de toetsing van het eindniveau beveelt de commissie aan om te komen tot een overkoepelende reflectie en eindoordeel om de verbinding tussen de verschillende elementen uit de cyclus versterken. • Tevens adviseert de commissie te sturen op een korte en bondige presentatie van een innovatie en de effecten daarvan. De • commissie geeft de opleiding ter overweging mee om verbreding van onderzoeksvragen richting mesoniveau te stimuleren. De commissie adviseert de opleiding om het feed• backdeel op het beoordelingsformulier uit te breiden en waar mogelijk de hoeveelheid te scoren indicatoren in te perken. Alle standaarden van het NVAO-kader zijn positief beoordeeld (goed en voldoende) en op die grond geeft de visitatiecommissie een positief advies inzake accreditatie van de Masteropleiding Leren en Innoveren van Saxion. Namens de voltallige visitatiecommissie, Utrecht, december 2014 drs. L.W.J.M. Janssen Voorzitter M Leren en Innoveren drs. Linda van der Grijspaarde Secretaris december 2014 5 Colofon Administratieve gegevens van de opleiding Opleiding: CROHO-nummer: Status opleiding: Oriëntatie: Niveau: Varianten: Aantal studiepunten: Locatie: Masteropleiding Leren en Innoveren 70113 onbekostigd hbo master deeltijd 60 EC Handelskade 75, Deventer Kwantitatieve gegevens van de opleidingen zijn weergegeven in bijlage 3. Administratieve gegevens van de instelling Naam instelling: Saxion Status instelling: bekostigd Resultaat instellingstoets kwaliteitszorg: positief Opleidingsdirecteur: dr. Mark Gellevij Contactpersoon met betrekking tot kwaliteit van de opleiding: Marijke M.M. Kling Contactgegevens: e-mail [email protected], telefoon 0570-603602 Visitatiecommissie De visitatiecommissie bestond uit: drs. Lisa W.J.M. Janssen, voorzitter dr. Dominique Sluijsmans prof. dr. Wilmad Kuiper Dennis Ramondt, MSc, studentlid De commissie werd ondersteund door drs. Linda van der Grijspaarde, secretaris. De commissie is vooraf voorgelegd aan de NVAO. De NVAO heeft ingestemd met de samenstelling. De visitatie is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van AeQui VBI Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht (030) 87 820 87 www.AeQui.nl 6 Saxion Hogeschool Inleiding Saxion is een instelling voor hoger beroepsonderwijs. Bij de vier vestigingen van Saxion in Apeldoorn, Deventer, Enschede en Hengelo studeren ruim 26.000 studenten en er werken ongeveer 2700 personen. Saxion biedt uiteenlopende opleidingen en een groot aantal afstudeerrichtingen en specialisaties. In samenwerking met bedrijven en instellingen wordt door de kenniscentra en lectoraten toegepast onderzoek gedaan. De masteropleiding Leren en Innoveren is één van de dertien masteropleidingen van Saxion. Academie voor Pedagogiek en Onderwijs De masteropleiding Leren en Innoveren maakt deel uit van de Academie voor Pedagogiek en Onderwijs (APO), één van de elf academies van Saxion. De APO verzorgt twee lerarenopleidingen basisonderwijs en zestien verkorte tweedegraadslerarenopleidingen namens Saxion Next, een aanbieder van particuliere HBO opleidingen. Daarnaast biedt de academie een masteropleiding educational leadership en twee masteropleidingen leren en innoveren aan: een bekostigde variant (voorheen Edith Stein) en een onbekostigde variant. Deze laatste betreft de onderhavige visitatie. Verder verzorgt de academie activiteiten op het gebied van kennistransfer. Het gaat dan bijvoorbeeld om adviestrajecten, cursussen en post hbo-trajecten op het gebied van gedragsmanagement, daltononderwijs en orthodidactiek. In het kenniscentrum onderwijsinnovatie, dat ook onderdeel is van de APO, zijn de acht lectoraten met een onderwijsleeropdracht georganiseerd. Dit kenniscentrum verzorgt de masteropleiding Leren en Innoveren. De masteropleiding Leren en Innoveren De tweejarige onbekostigde masteropleiding Leren en Innoveren richt zich op ambitieuze en enthousiaste docenten die aan de slag willen met het verbeteren en ontwikkelen van het onderwijs in hun eigen school, opleiding of academie. Gedurende de tweejarige opleiding ontwikkelen deze docenten hun kennis en vaardigheden op pedagogisch en didac- M Leren en Innoveren tisch terrein. Ze worden geschoold in het ontwerpen en innoveren van onderwijs, het implementeren daarvan en het evalueren van de beoogde onderwijsverbetering middels onderzoek. Ook het begeleiden en professionaliseren van collega’s komt daarbij aan de orde. De rode draad in de masteropleiding is het project dat uitgevoerd wordt in de eigen onderwijspraktijk. De visitatie Saxion heeft aan AeQui VBI opdracht gegeven de onderhavige visitatie uit te voeren. Hiertoe heeft AeQui een onafhankelijke en ter zake kundige commissie samengesteld. Met vertegenwoordigers van de opleiding heeft een voorbereidend gesprek plaatsgevonden. De commissie heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. De visitatie heeft op dinsdagmiddag 11 november en maandag 17 november 2014 plaatsgevonden volgens het programma dat in bijlage 2 is weergegeven. Bij de start van het bezoek zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en nadere vragen geformuleerd voor de verschillende gesprekken. Aan het einde van de visitatie is de opleiding in kennis gesteld van de bevindingen en conclusies van de commissie. Deze bevindingen en conclusies zijn vervolgens in een conceptrapportage vastgelegd en toegestuurd aan de opleiding. De reacties van de opleiding zijn verwerkt tot deze definitieve rapportage. december 2014 7 1. Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse k walificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de beoogde eindkwalificaties als goed. De opleiding geeft een duidelijk beeld van het beroepsperspectief. De opleiding heeft volgens de commissie na drie volledige lichtingen studenten scherp voor ogen waartoe ze opleidt en wat de perspectieven zijn voor de afgestudeerden. De commissie waardeert de expliciete profilering van de opleiding door studenten op te leiden tot onderzoekende onderwijsontwerpers. Deze profilering is volgens de commissie onderscheidend ten opzichte van vergelijkbare masters binnen Saxion en daarbuiten en biedt een duidelijke meerwaarde voor het beroepenveld. Het profiel van de opleiding is passend bij de ambities van studenten en alumni. De commissie is onder de indruk van het brede draagvlak van het profiel van de opleiding. Als beoogde eindkwalificaties hanteert de opleiding een landelijk vastgesteld competentieprofiel met zeven competenties waaraan een op masterniveau opgeleide docent moet voldoen. De commissie stelt vast dat de opleiding deze beoogde eindkwalificaties duidelijk vertaalt naar een aantal beroepsrollen zoals deze in het beroepsprofiel van de opleiding zijn beschreven. De beoogde eindkwalificaties sluiten aan bij (inter)nationale eisen en zijn inhoudelijk relevant. De uitwerking van de competenties in gedragsindicatoren biedt volgens de commissie daarnaast een uitstekend referentiekader voor de inrichting van het onderwijsprogramma. - Beroepenveld en profilering Het algemene doel van de masteropleiding Leren en Innoveren is potentieel excellente leraren in twee jaar in deeltijd op te leiden tot een onderzoekende ontwerper in de school. Het is een leraar die op basis van inhoudelijke en methodische kennis en vaardigheden aangaande onderwijsontwikkeling en onderwijsonderzoek innovatieve processen in het primaire proces van de (eigen) klas en in de school op gang kan brengen en anderen kan inspireren en begeleiden bij vergelijkbare trajecten. Saxion biedt drie masteropleidingen op onderwijskundig gebied aan. Deze bestrijken het gebied tussen onderwijskundig (onderzoekend) ontwerpen en onderwijskundig leiderschap, waarbij deze masteropleiding Leren en Innoveren zich vooral als onderwijskundige ontwerpopleiding profileert. Specifiek leidt de opleiding op tot: een ontwerpende docent die op basis van beproefde en geaccepteerde onderwijskundige, onderwijspsychologische, pedagogische en didactische inzichten nieuw onderwijs maakt of bestaand onderwijs verbetert; 8 - - een onderzoekende docent die het verloop en de effecten van onderwijsvernieuwing in de eigen praktijksituatie kan onderzoeken; een resultaatgerichte docent die met valide en betrouwbare instrumenten nagaat of de doelstellingen van een innovatie worden gerealiseerd in de onderwijspraktijk; een inspirerende docent die zich kritisch laat inspireren door onderwijsvernieuwingsideeën en anderen daarin meeneemt; een innovatieve docent die duurzaam en op planmatige wijze een onderwijsverbetering kan initiëren en uitvoeren; een professionaliserende docent die in de eigen praktijk samen met andere docenten nieuwe dingen kan leren en hen daarin kan begeleiden. Op basis van dit beroepsprofiel kan de afgestudeerde masterdocent in zijn school een viertal rollen vervullen. In de eerste plaats is hij ontwerper. Hij is in staat om vanuit zijn deskundigheid onderwijsontwikkelingen op gang te brengen en vernieuwend onderwijs te ontwerpen (beroepsprofielen: ontwerpende, innovatieve en professionaliserende docent). In de tweede plaats is hij onderzoeker. Hij evalueert Saxion Hogeschool bestaand onderwijs en de onderwijsvernieuwing met betrekking tot de effectiviteit van het leren van leerlingen. Ook de bruikbaarheid en doeltreffendheid van de ontwikkelde materialen en onderwijs wordt onderzocht. Hij kan op kleine schaal vernieuwingen invoeren waarbij hij rekening kan houden met zijn omgeving (beroepsprofielen: onderzoekende en resultaatgerichte docent). In de derde plaats is hij een docent met verstand van zaken. Hij is een expert met betrekking tot het leren van zijn leerlingen (beroepsprofielen: ontwerpende, innovatieve en inspirerende docent). Ten slotte vervult de masterdocent de rol van begeleider en gesprekspartner voor collega’s. Vanuit zijn expertise kan hij collega’s binnen de school ondersteunen en begeleiden (beroepsprofielen: inspirerende en professionaliserende docent). De masterdocent draagt bij aan de effectiviteit van het onderwijs en daarmee aan de professionaliteit van de schoolorganisatie. De opleiding heeft volgens de commissie na drie volledige lichtingen studenten scherp voor ogen waartoe ze opleidt en wat de perspectieven zijn voor de afgestudeerden als onderzoekend ontwerper in de school. De commissie waardeert de expliciete profilering van de opleiding door op te leiden tot onderzoekende onderwijsontwerper. Deze profilering is volgens de commissie onderscheidend ten opzichte van vergelijkbare masters binnen Saxion en daarbuiten en biedt een duidelijke meerwaarde. De commissie heeft met studenten en alumni werkzaam in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs gesproken over de profilering van de masteropleiding. Het bleek dat zij zich er goed van bewust zijn dat zij worden opgeleid tot onderzoekende ontwerper en helder kunnen toelichten wat dit betekent voor hun eigen praktijk. De commissie stelt vast dat het profiel van de opleiding passend is bij de ambities om de kwaliteit van onderwijs dat studenten verzorgen op een systematische en verantwoorde manier te verbeteren. De commissie is onder de indruk van het brede draagvlak van het profiel van de opleiding in het werkveld. ving van de landelijke SBL-competenties voor masterdocenten zijn het uitgangspunt voor het opleidingsprofiel van de opleiding. De opleiding beschouwt de Dublin descriptoren als indicatoren voor het masterniveau. Een competentie als bijvoorbeeld ‘didactisch competent’ heeft de opleiding vertaald en specifiek gemaakt naar indicatoren die zijn ingedeeld in de categorieën kennis en inzicht, het kunnen toepassen van die kennis en dat inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden. Op deze manier is er een competentiematrix voor de opleiding ontstaan die een koppeling maakt tussen de genoemde zeven competenties en de Dublin-descriptoren. De commissie stelt vast dat de opleiding de bovengenoemde eindkwalificaties (in de vorm van competenties) duidelijk vertaalt naar de beroepsrollen, zoals deze in het beroepsprofiel zijn gedefinieerd. Naar het oordeel van de commissie sluiten de beoogde eindkwalificaties aan bij (inter)nationale eisen en zijn deze inhoudelijk relevant. De uitwerking van de competenties in gedragsindicatoren biedt volgens de commissie daarnaast een uitstekend referentiekader voor de inrichting van het onderwijsprogramma. De opleiding beschrijft dat een onderzoekende ontwerper ook een professional is die de (wetenschappelijke) nationale en internationale ontwikkelingen op zijn terrein kan volgen en zich zodoende houdt aan de internationaal geldende aanpakken op het terrein van onderwijskundig onderzoeken en ontwerpen. De opleiding heeft ervoor gekozen om internationalisering niet te vertalen in een afzonderlijke eindkwalificatie voor de opleiding. De commissie is positief over de expliciete visie van de opleiding op internationalisering en ondersteunt de keuze van de opleiding om hier geen aparte eindkwalificatie voor vast te stellen. Het internationaliseringsaspect komt voldoende aan bod in de andere eindkwalificaties, stelt de commissie vast. Actualiteit Beoogde eindkwalificaties In het landelijk competentieprofiel (HBO-raad, 2006) zijn de eisen geschetst waaraan een op masterniveau opgeleide docent moet voldoen. De beschrij- M Leren en Innoveren het werkveld, adviesraden, het platform IJsselVeluwe en vertegenwoordigers van koepelorganisaties (bijvoorbeeld de Nederlandse Daltonvereniging) zijn bij het ontwerp van de masteropleiding enkele jaren geleden betrokken. De opleiding heeft op december 2014 9 grond van deze raadpleging en interne expertise van de lectoren haar beoogde beroepsprofiel ‘het opleiden tot onderzoekende ontwerper’ vastgelegd. De opleiding participeert begin sinds 2013 in het speciaal daartoe opgericht landelijk overleg masters Leren en Innoveren om op de hoogte te blijven van de landelijke ontwikkelingen. Aan dit overleg nemen twaalf hogescholen deel. Hier vindt uitwisseling en afstemming plaats over bijvoorbeeld internationalisering, voorbereidingen op accreditaties, vergelijking van kengetallen, organisatie van de opleiding, eindniveau en masterscripties, de intake en een lijn schrijfvaardigheid. De APO beschikt over een Raad van Advies. Hierin zitten vertegenwoordigers van besturen uit het primair en voortgezet onderwijs. De opleiding houdt contact met het werkveld via onder andere deze Raad van Advies. 10 De commissie heeft in drie gesprekken met leden van de Raad van Advies en werkveldvertegenwoordigers een indruk gekregen van de contacten die de opleiding onderhoudt met het werkveld en de waardering van het werkveld voor de opleiding. De commissie constateert dat de opleiding structureel werkt aan de ontwikkeling en actualisering van het profiel. Op deze manier vindt regelmatig afstemming plaats tussen de wensen en behoeften vanuit het werkveld en de opleiding. De opleiding heeft gezien de korte levensduur en kleinschaligheid nog geen werkveldoverleg geformaliseerd. De commissie beveelt aan structureel overleg met zowel het werkveld als de wetenschappelijke disciplines binnen de opleiding in een (gezamenlijke) adviesraad te beleggen. Saxion Hogeschool 2. Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beo ogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving. De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de onderwijsleeromgeving als goed. De commissie stelt vast dat de opleiding de studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Het onderwijs bestrijkt de gewenste breedte van het vakgebied en is van hbo-masterniveau. De opleiding houdt goed voeling met de onderwijspraktijk en actualiseert regelmatig waar nodig het onderwijsprogramma. In het onderwijsaanbod wordt goed ingespeeld op de schoolsoorten waar de masterstudenten werken, van basisonderwijs tot hoger onderwijs. De commissie waardeert de vertaling van de onderwijsvisie naar de opbouw van het onderwijsprogramma met vier blokken en vier leerlijnen. Na enkele aanpassingen in de eerste jaren is volgens de commissie een samenhangend onderwijsprogramma ontstaan waarin de vier leerlijnen goed op elkaar aansluiten. Sterk vindt de commissie de keuze voor het centraal stellen van het ontwerponderzoek in de opleiding, dat maakt dat studenten leren om systematisch en doordacht onderwijsinterventies te ontwikkelen. Het onderwijsprogramma is sterk praktijkgericht, mede doordat studenten gedurende het hele programma werken aan een opdracht uit de eigen werksituatie. Door dit leren in de authentieke beroepssituatie zijn de vaardigheden die studenten opdoen betekenisvol. De onderwijswerkvormen zijn divers en afwisselend. Wel vindt de commissie de toegepaste werkvormen soms wat conventioneel. De commissie ziet dat de opleiding stappen zet om meer vernieuwende didactiek in te zetten. De opleiding kent een hoge studiebelasting. De commissie waardeert de inspanningen van de opleiding om deze in te perken. De opleiding kan bogen op een veelzijdig docententeam voor wat betreft onderzoekservaring en expertise. Er is sprake van een zorgvuldig samengesteld, enthousiast en hoog gekwalificeerd docententeam. De voorzieningen dragen bij aan de mogelijkheid voor studenten om het onderwijsprogramma probleemloos te doorlopen. Opbouw onderwijsprogramma De deeltijdopleiding bestaat uit vier blokken van 15 EC. Ieder blok bestrijkt een half jaar. De rode draad in de opleiding is een project dat studenten in de eigen onderwijspraktijk uitvoeren. Dit project is door de student en zijn werkomgeving gekozen en door de opleiding tijdens de intake op geschiktheid voor de masteropleiding getoetst. In het eerste blok identificeert en analyseert de student het onderwijsprobleem uit het eigen project. In het tweede blok ontwikkelt de student het onderwijskundig ontwerp voor een pilot en stelt hij hier een onderzoeksplan voor op. In het derde blok probeert de student het pilotontwerp uit in de eigen onderwijspraktijk en voert hij het onderzoek daarnaar uit. De resultaten van de pilot leiden in het vierde blok tot een herontwerp of een nieuw ont- M Leren en Innoveren werp. De eindverslagen van deze vier afzonderlijke blokken vormen samen het afstudeerwerk van de student. Aangezien de studenten afkomstig zijn uit verschillende vormen van onderwijs, werken zij aan een breed palet van projecten. Voorbeelden van projecten zijn: de toetspraktijk verbeteren (mbo), het spellingsbewustzijn verbeteren (primair onderwijs), het vak ‘Science’ ontwikkelen (voortgezet onderwijs) en de schrijfvaardigheden van studenten verbeteren (hoger onderwijs). De opleiding kent vier leerlijnen: de ontwerplijn (13 EC), de onderzoekslijn (12 EC), de onderwijslijn (15 EC) en de projectlijn (20 EC). Het eigen project van de studenten ligt aan de basis van de projectlijn en vormt tevens de rode draad voor de ontwerplijn, de onderzoekslijn en in wat minder mate voor de on- december 2014 11 derwijslijn. De ontwerplijn en onderzoekslijn zijn inhoudelijk afgestemd op de projectlijn. Dat wil zeggen dat de studenten daar de kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes verwerven die zij voor hun eigen project in de onderwijspraktijk nodig hebben. Iedere leerlijn biedt in ieder van de vier blokken een eigen module aan. De modulen in de ontwerplijn gaan allen in op de ontwerpcyclus, van het identificeren van het probleem tot de implementatie. In de onderzoekslijn worden onder andere de modulen literatuuronderzoek en meetinstrumenten aangeboden. De onderwijslijn biedt verdieping op verschillende onderwijskundige thema’s zoals onderwijspsychologie, digitale didactiek, assessment en teamcoaching. Deze thema’s staan feitelijk los van de projectlijn, maar passen binnen het competentiekader en zijn gelinkt aan de beroepsrollen. Recent zijn mede op verzoek van de studenten de thema’s teamcoaching en digitale didactiek in de onderwijslijn opgenomen om respectievelijk de ontwikkeling van competenties op het gebied van teamcoaching te versterken en aan te sluiten bij ‘het nieuwe leren’. Het volledige onderwijsprogramma van de opleiding is opgenomen in Bijlage 5. De opleiding biedt nauwelijks ruimte voor een dergelijke uitbreiding. De commissie daagt de opleiding uit te zoeken naar mogelijkheden voor inhoudelijke verdieping in het tweede jaar met bijvoorbeeld masterclasses, waarbij dit niet ten koste gaat van een studeerbare werklast. Actualiteit en breedte De oriëntatie van de opleiding wordt gekarakteriseerd door een ‘evidence benadering’. Studenten dragen bij aan de ’body of practice knowledge’ op basis van de door hun geëvalueerde onderwijsvernieuwingen in de projectlijn. Met ‘body of practice knowledge’ bedoelt de opleiding dat de studenten zelf kennis ontwikkelen door hun eigen docentpraktijk te onderzoeken en te verbeteren, waarbij zij (wetenschappelijke) kennis als theoretisch kader gebruiken om hun eigen praktijk te bevragen en te interpreteren. De ‘body of practice knowledge’ vindt de commissie een sterk concept. Studenten blijven door het gebruiken van zowel aangereikte en als door henzelf te zoeken internationale en recente literatuur op de hoogte van (internationale) ontwikkeeen samenhangend lingen op hun onderwerp. De onderwijsprogramma aan waarin stu- commissie stelt vast dat de De commissie waardeert de ver- denten leren op een systematische en opleiding waar mogelijk vertaling van de onderwijsvisie naar doordachte wijze onderwijsinterventies banden legt tussen het onde opbouw van het onderwijsderzoek van de studenten en te ontwikkelen. programma met de vier blokken de onderzoeksprogramma’s en de vier leerlijnen. Na enkele van de begeleidende docenaanpassingen in de eerste jaren is ten, die allen werkzaam zijn volgens de commissie een samenhangend onderals lector of lid van een kenniskring. wijsprogramma ontstaan. Sterk vindt de commissie de keuze voor het centraal stellen van het ontwerpDe commissie heeft tijdens de visitatie het studiemaonderzoek in de opleiding, dat ervoor zorgt dat stuteriaal van verschillende modulen ingezien en de denten leren op een systematische en doordachte volledige literatuurlijst bestudeerd. De opleiding wijze onderwijsinterventies te ontwikkelen. Studenbiedt een gevarieerd aanbod aan nationale en interten beaamden in het gesprek met de commissie dat nationale bronnen aan, stelt de commissie vast. In het programma een goede samenhang kent. Zij het literatuuroverzicht is naast literatuur over leren spraken zich positief uit over de ‘just in time’ koppeen instructie ook literatuur over curriculumontwikling van de verschillende onderdelen in het prokeling opgenomen. De commissie waardeert de gramma aan hun eigen project. aandacht voor het curriculumniveau, naast aandacht Studenten gaven aan dat zij de balans tussen het voor het instructieniveau, maar ziet dit niet terug in werken aan het eigen project en het gezamenlijke de projecten van studenten. In hun projecten focusonderwijs in de modulen in het eerste jaar goed sen studenten zich voornamelijk op het microniveau vinden. In het tweede jaar besteden zij veel tijd aan van leren en instructie. De commissie vindt de behun individuele project en missen enkele studenten perking tot dit microniveau begrijpelijk, gezien de inspiratie in de vorm van gezamenlijk, inhoudelijk eigen onderwijspraktijk. Toch geeft de commissie de onderwijs. Aangezien hun eigen project veel tijd opleiding ter overweging om verbreding van ondervraagt, is er in het huidige onderwijsprogramma zoeksvragen richting mesoniveau te stimuleren. Een 12 Saxion Hogeschool curriculumvraagstuk op het niveau van de school kan bijvoorbeeld de relatie tussen leerstof en toetsing betreffen. De opleiding gebruikt algemene onderzoeksliteratuur (van dr. D.B. Baarda en dr. M.P.M. de Goede) in de onderzoekslijn. De commissie zou met het oog op duurzame en bruikbare interventies daarnaast graag meer onderzoeksliteratuur over het opzetten en uitvoeren van formatieve evaluatie van de onderwijsinterventie of het ontwerp terugzien. De opleiding biedt een breed palet aan mogelijke modellen aan voor het ontwerpen van onderwijsinterventies. Studenten maken voor hun eigen project een keuze voor een passend model en bekwamen zich hierin. De commissie heeft tijdens de visitatie een aantal voorbeelden gezien van de toepassing van modellen in projecten. De commissie constateert dat een aantal studenten de (complexe) modellen vooral instrumenteel toepast. Het management van de opleiding heeft toegelicht dat zij het acceptabel vindt dat de studenten de modellen instrumenteel benaderen, zij het wel beargumenteerd. De commissie begrijpt dit uitgangspunt van de opleiding, maar daagt de opleiding uit om studenten verder te stimuleren om de onderliggende gedachten van een model te doorgronden en te leren inzien welke leertheoretische principes ten grondslag liggen aan een model. Het instrumenteel toepassen van de voorschriften uit een model, gecombineerd met projecten met een hoge complexiteit en grote omvang, maakt dat een risico ontstaat dat studenten ontwerpkeuzes maken zonder de achterliggende principes te begrijpen. De commissie heeft in de verschillende gesprekken uitgebreid gesproken over de inhoud en het niveau van de opleiding. De commissie concludeert samenvattend dat het onderwijs van het juiste niveau is. De opleiding houdt goed voeling met de onderwijspraktijk en actualiseert regelmatig waar nodig het onderwijsprogramma, constateert de commissie. In het onderwijsaanbod wordt goed ingespeeld op de schoolsoorten waar de masterstudenten werken, van basisonderwijs tot hoger onderwijs. M Leren en Innoveren Vertaling van de eindkwalificaties in het onderwijsprogramma De commissie is nagegaan in hoeverre de door de opleiding geformuleerde beroepsrollen en eindkwalificaties terug zijn te vinden in het onderwijsprogramma en hoe de opleiding dit inzichtelijk maakt voor de studenten. De commissie stelt vast dat de opleiding in een competentiematrix helder weergeeft waar de eindkwalificaties en de daarvan afgeleide indicatoren aan de orde komen. Voor studenten maakt de opleiding de structuur inzichtelijk in de moduulbeschrijvingen. Hier wordt aangegeven op welke wijze de (deel)competenties en indicatoren programmatisch vorm en inhoud krijgen en hoe ze getoetst worden. In iedere moduulbeschrijving worden sinds kort de bijhorende beoordelingscriteria weergegeven en wordt de koppeling gelegd tussen de beoordelingsindicatoren en de (deel)competenties die worden getoetst. Studenten gaven aan dat de uitbreiding van de moduulbeschrijvingen hen veel helderheid verschaft. De commissie constateert dat alle door de opleiding geformuleerde eindkwalificaties in voldoende mate terugkomen in het onderwijs. Studenten passen de competenties die ze in de verschillende leerlijnen opdoen toe in de projectlijn. Zo kunnen zij het beroepsprofiel van de opleiding realiseren, stelt de commissie vast. De commissie ziet het doen van ontwerpgericht onderzoek ruimschoots terug in het onderwijsprogramma. Zij vroeg zich bij de bestudering van het onderwijsaanbod af of de opleiding de studenten ook voldoende ruimte biedt om te innoveren. De opleiding lichtte toe dat leren innoveren vooral terugkomt in de ontwerpactiviteiten en in de ondersteunende vakken zoals digitale didactiek en teamcoaching. Visie op leren Centraal in de visie van de opleiding op leren staat dat leren optimaal kan plaatsvinden als de studenten de kennis en vaardigheden die ze in de modules opdoen, kunnen toepassen in hun eigen project op hun eigen school. De studenten doorlopen met hun eigen project de ontwerpgerichte onderzoekcyclus. Het cursorisch onderwijs van de ontwerplijn en de onderzoekslijn is erop gericht om just-in-time-kennis en vaardigheden aan te reiken die de studenten december 2014 13 meteen toepassen in hun project in de projectlijn. Deze kennis en vaardigheden zijn afgestemd op de betreffende fase van het ontwerponderzoek en tijdens het cursorisch gedeelte werken de studenten deels verder aan hun project, stelt de opleiding in de kritische reflectie. De werkvormen die de opleiding onder andere toepast zijn colleges, werkcolleges/workshops, practica, veldwerk, literatuurstudie en bespreking in groepen. ding maar stelt tevens vast dat dit uitbreiding behoeft. Studenten kunnen meer worden uitgenodigd om verder te kijken dan hun eigen onderwijspraktijk dan nu het geval is. De commissie voelt zich hierin bevestigd door studenten die aangaven behoefte te hebben aan het meer delen van kennis en ervaringen. De commissie adviseert de opleiding om de mogelijkheden voor studenten om kennis op te doen van elkaars projecten en ervaringen uit te breiden, bijvoorbeeld door meer intervisie of peerfeedback toe te passen. Dit bevordert de gewenste transfer en onderwijsprogramma is sterk prak- disseminatie van kennis naar het bredere werkveld. De verplichte externe professionaliseringsactiviteit die studenten in het tweede jaar uitvoeren, maakt Het het mogelijk om kennis en inspiratijkgericht. Studenten leren in een autie op een andere wijze op te doen, bijvoorbeeld door het be- thentieke beroepssituatie en daardoor zoeken van een conferentie of zijn de kennis en vaardigheden die stu- Studiebegeleiding denten leren betekenisvol voor hen. door het raadplegen van experts. Studenten worden gedurenZo hebben studenten een universide de hele opleiding begeteit in Denemarken bezocht om leid door een persoonlijke ervaringen te horen van internatiprojectbegeleider. Een proonale collega’s over projectonderwijs, werden exjectbegeleider heeft in principe vijf studenten onder perts in portfoliogebruik geïnterviewd en werden zich. Studenten kunnen bij hun begeleider terecht conferenties bezocht. De commissie waardeert de voor feedback op hun verschillende verslagen. Het internationale bezoeken en stelt vast dat de optoewijzen van studenten aan projectbegeleiders brengsten van deze activiteiten worden verankerd in gebeurt op basis van voorkeuren van de projectbede toetsing. geleiders en is gebaseerd op hun expertise. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de indiviDe commissie is positief over de vertaling van de duele begeleiding, vertelden zij de commissie. Er visie op leren van de opleiding in het onderwijsprowordt een zorgvuldige match gemaakt tussen begegramma. Het onderwijsprogramma is sterk praktijkleiders en studenten en studenten ervaren deze gericht; studenten leren in een authentieke beroepsbegeleiding als persoonlijk en doelgericht. Studenten situatie en daardoor zijn de kennis en vaardigheden kunnen ook algemene problemen die zich voordoen die studenten leren betekenisvol voor hen, stelt de tijdens de opleiding of in hun eigen onderwijspraktijk commissie vast. Dit betekenisvolle praktijkgerichte bespreken met hun begeleider. Zij gaven aan dat onderwijs werkt motiverend. De onderwijswerkvordeze opzet van de studiebegeleiding goed werkt. men zijn divers en afwisselend. Wel vindt de comIndien nodig worden zij passend doorverwezen naar missie de toegepaste werkvormen soms nog wat andere personen binnen Saxion. De commissie conconventioneel. De commissie ziet dat de opleiding cludeert dat de studiebegeleiding van de opleiding meer vernieuwende didactiek is gaan inzetten, mede zorgvuldig en doelgericht is vormgegeven. door de samenwerking met andere masteropleidingen Leren en Innoveren. De commissie waardeert de uitkomsten uit deze samenwerking en moedigt de Studeerbaarheid opleiding aan zich verder te richten op vernieuwinDe tweejarige opleiding kent een studielast van 60 gen in de didactische aanpak. EC. De opleiding gaat ervan uit dat studenten per week gemiddeld 20 uur studeren. In het laatste stuDe opleiding organiseert interactie tussen studenten denttevredenheidsonderzoek onder negen afgestuen docenten in individuele en groepsgesprekken. deerden gaven studenten aan dat zij gemiddeld 21 Tijdens presentaties geven studenten feedback aan uur per week aan hun colleges, zelfstudie en project elkaar en stellen zij kritische vragen. De commissie besteden. Ongeveer de helft van de studenten gaf waardeert de aandacht voor interactie in de opleiaan het verlangde studietempo niet te kunnen bij- 14 Saxion Hogeschool houden door de combinatie van werk en studie. Alle studenten gaven in deze evaluatie aan dat de studiebelasting hoog is. Deze evaluatiegegevens sluiten aan bij de opmerkingen van studenten en alumni in de gesprekken met de commissie. Deze studenten en alumni rapporteerden een studielast van tussen 20 en 24 uur per week. Zij gaven aan dat zij van tevoren voldoende informatie over de studielast hebben ontvangen en dat de geprogrammeerde studielast bijna altijd overeen komt met de werkelijke studielast. Toch is hen in de praktijk gebleken dat een studielast van (ruim) 20 uur per week een grotere investering vergt dan soms haalbaar is. Een aantal studenten loopt dan ook vertraging op. Deze vertraging wordt nader besproken onder ‘Instroom en doorstroom’. De hoge studielast is een punt van aandacht voor de opleiding. Als eventuele oplossing voor het inperken van de studielast zoekt de opleiding naar mogelijkheden om de omvangrijke eindverslagen van de vier blokken in te perken. De commissie vindt de studielast aan de hoge kant en waardeert de inspanningen van de opleiding om deze in te perken. Instroom en doorstroom De opleiding is in september 2010 gestart met zestien studenten. Daarna heeft de instroom gevarieerd tussen twaalf en vierentwintig studenten. Het streefcijfer voor studierendement is dat 60% van de studenten het masterdiploma haalt in de nominale studieduur plus één jaar (de norm die Saxion in 2013 hanteerde voor masteropleidingen). Het rendement van de lichting van 2010 was 69%. Het rendement voor de lichting 2011 was 50%. Daarmee voldoet de opleiding met de eerste lichting wel en de tweede lichting niet aan het streefcijfer. Van de eerste drie lichtingen zijn steeds drie studenten per jaar uitgevallen (18% van de instroom in deze periode). Van de lichting 2013 zijn zeven studenten gestopt (29%). Studenten stoppen in bijna alle gevallen binnen één jaar (15 van de 16). De opleiding gaat bij uitval na wat de reden van uitval is. De reden van uitval was in vier gevallen het wegvallen van de werkomgeving en in elf gevallen was de reden van persoonlijke aard. In één van de gevallen betrof het aan de opleiding gerelateerde omstandigheden. M Leren en Innoveren De opleiding voert een intakegesprek waarin zij toetst of studenten voldoen aan de ingangseisen, studenten moeten namelijk minimaal drie jaar werkervaring opgedaan hebben. Verder moeten ze pedagogisch en didactisch toegerust zijn en het nodige gezag of de benodigde positie bij collega’s hebben verworven om draagvlak voor vernieuwing te kunnen verwerven. Tijdens het intakegesprek bespreekt de opleiding de benodigde inspanning van de student en van een begeleider op de werkplek in de school of de academie van de student. Ook de stabiliteit van het werk komt aan de orde. Deze zaken gelden als een voorwaarde voor het kunnen deelnemen aan de opleiding. De opleiding heeft sommige potentiële studenten afgewezen omdat werd geconstateerd dat de werkomgeving niet stabiel genoeg was. De commissie waardeert de zorgvuldige intake van de opleiding, waar de studeerbaarheid een duidelijk agendapunt is. De commissie is daarbij positief over de bijzondere aandacht voor de onderzoeksvraag van de student voor het eigen project tijdens de intake. De commissie heeft begrepen dat studenten soms verschillende malen hun onderzoeksvraag moeten aanscherpen, voordat zij worden toegelaten tot de opleiding. Deze aandacht voor de afbakening van het eigen project maakt dat studenten weten waar ze aan toe zijn en concreet met hun project kunnen starten, stelt de commissie vast. Studenten stelden dit zelf ook zeer op prijs. De commissie heeft vernomen dat sommige studenten een fulltime baan hebben naast deze opleiding. De commissie vraagt zich af of studenten met een fulltime baan wel voldoende tijd kunnen vrijmaken voor de opleiding en adviseert de opleiding om in de intake nog scherper te letten op de beschikbare tijd. Als de student zijn baan verliest of als er een grote verandering plaatsvindt in de onderwijscontext, heeft dat een belangrijke impact op de continuïteit van de projectlijn en kan de student soms niet verder met de opleiding. Gezien deze grote invloed van de werkomgeving op het doen slagen van de opleiding voor de student, heeft de vorige visitatiecommissie geadviseerd om een tripartiete overeenkomst te sluiten tussen de student, de opleiding en de werkomgeving. De opleiding heeft hier niet voor gekozen. De commissie heeft met het management van de opleiding besproken wat hiervoor de reden december 2014 15 is. Het management heeft toegelicht dat de opleiding het de verantwoordelijkheid van de student vindt om een oplossing te vinden voor problemen in de werkomgeving. De opleiding ziet dit niet als haar verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan de student een contactpersoon in de opleiding informeren en vragen om advies, maar de uiteindelijke oplossing ervan ligt bij de student. Hetzelfde geldt bij conflicten tussen de werkomgeving en de student. De commissie vindt dat de opleiding adequaat toelicht waarom zij ervoor kiest dat overeenkomsten tussen student en werkomgeving over begeleiding en facilitering alleen tussen deze twee partijen worden gesloten. De commissie begrijpt en ondersteunt de keuze van de opleiding hier geen verantwoordelijkheid voor te nemen en hier buiten te blijven. Docenten In 2013-2014 bestond het docententeam uit tien docenten, die samen een aanstelling voor 1,2 fte hadden. De meeste docenten hebben ook elders een aanstelling. Alle docenten beschikken minimaal over masterniveau. Van hen zijn er nu vijf gepromoveerd. Twee docenten verwachten in het studiejaar 20142015 te promoveren, waarna 70% van de docenten gepromoveerd zal zijn (nu 50%). Vrijwel alle docenten van de opleiding zijn (ook) werkzaam in een lectoraat, zijn zelf onderzoekers en presenteren hun onderzoeksresultaten op landelijke en internationale conferenties. Alle projectbegeleiders zijn bezig met het halen van de Basiskwalificatie examinering. Alle examinatoren moeten op 1 september 2015 BKEgekwalificeerd zijn. Vrijwel alle docenten komen uit de vier lectoraten Innovatief & Effectief Onderwijs, Daltononderwijs & Onderwijsvernieuwing, Wetenschap & Techniek en Assessment van het Kenniscentrum Onderwijsinnovatie. ten bestudeerd en baseert daarop haar oordeel over de kwaliteit van het onderwijsgevend personeel. De commissie stelt vast dat de opleiding kan bogen op een docententeam met veel onderzoekservaring en een brede, relevante expertise. Er is sprake van een zorgvuldig samengesteld en hoog gekwalificeerd docententeam. De studenten van de opleiding met wie de commissie heeft gesproken, beaamden dit. De docenten zijn volgens de studenten zeer deskundig en betrokken. Ook zijn zij volgens de studenten didactisch goed onderlegd. De studentenevaluaties ondersteunen de indruk van de commissie dat de docenten bekwaam zijn op organisatorisch, vakinhoudelijk en didactisch gebied. Het beperkt aantal beschikbare fte voor de opleiding maakt dat bij schommelingen in de studentenaantallen en bij ziekte van collega’s de werkdruk voor docenten te hoog kan worden. De commissie vraagt de opleiding hier aandacht voor te hebben. Faciliteiten De opleiding is gehuisvest in Deventer. De opleiding maakt gebruik van de aanwezige hogeschoolvoorzieningen en beschikt over diverse specifieke ruimtes. De locatie beschikt over een onderwijswerkplaats met ruime openingstijden. De onderwijswerkplaats is een studie-, werk-, oefen- en ontwerpomgeving voor studenten. In de onderwijswerkplaats zijn diverse media op het gebied van onderwijs opgenomen, waaronder enkele internationale tijdschriften en er zijn abonnementen afgesloten om in digitale databases (met tijdschriftartikelen) te kunnen voorzien. De commissie concludeert dat de opleiding beschikt over adequate huisvesting en materiële voorzieningen. Dit wordt bevestigd door de uitkomsten van studentenevaluaties. De commissie heeft een aantal docenten van de opleiding gesproken en het overzicht van de docen- 16 Saxion Hogeschool 3. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk. De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als voldoende. De commissie vindt de keuze voor voornamelijk werkstukken als toetsvorm passend bij de ambities en de inrichting van het onderwijsprogramma. In de toetsing ziet de commissie echter niet alle door de opleiding gedefinieerde beroepsrollen terug. In de werkstukken laten studenten vooral zien dat zij een ontwerpende, onderzoekende en resultaatgerichte docent zijn; de inspirerende en innovatieve docent komt minder aan bod. De commissie stelt vast dat studenten regelmatig mondelinge feedback ontvangen tijdens de uitvoering van hun project. Deze feedback zou uitgebreider schriftelijk vastgelegd kunnen worden. De kwaliteit van de toetsing krijgt veel aandacht in de opleiding en toetsing is een doorlopend thema waar alle docenten bij worden betrokken. De examencommissie geeft haar taak goed vorm om de kwaliteit van toetsen en examens te borgen en zich een eigenstandig oordeel te vormen over het eindniveau van de studenten. Op basis van de bestudeerde scripties en op basis van tevredenheid van het werkveld met alumni van de opleiding concludeert de commissie dat het eindniveau van de studenten voldoende is. De werkstukken van de studenten die het eindniveau representeren, zijn van een voldoende niveau. Studenten passen relevante onderzoeks- en inhoudelijke literatuur toe. Zij laten zien dat zij in staat zijn een onderwijsverbetering te ontwerpen en te implementeren. Opdrachtgevers zijn over het algemeen positief over het project dat de student in zijn schoolomgeving heeft uitgevoerd. De uitgevoerde projecten zijn vernieuwend geweest en in bijna alle gevallen vinden de werkgevers dat de innovatie bruikbaar en duurzaam is. Studenten zijn na afstuderen in staat om vakoverstijgende taken op te pakken, vooral gericht op onderwijsontwikkeling en onderwijsvisie. Systeem van toetsing De opleiding toetst iedere module afzonderlijk. Veertien van de zestien modulen kennen een werkstuk als toetsvorm. Twee modulen worden met een schriftelijk tentamen getoetst. In de projectlijn worden twee modulen zowel met een werkstuk als met een presentatie getoetst. Aangezien het over het algemeen zeer lijvige werkstukken betreft, levert deze toetsvorm zowel voor de studenten als voor de docenten een hoge werkdruk op, stelt de commissie vast. Ook ziet de commissie dat de studenten in de werkstukken niet altijd helder tot de kern komen, mede doordat het aantal pagina’s niet is gemaximeerd. De opleiding heeft hiertoe al maatregelen getroffen en probeert vanaf nu werkstukken in het tweede jaar te beperkten tot ongeveer 40 pagina’s. De commissie adviseert de opleiding daar nog verder in te gaan en te zoeken naar een vorm waarin studenten werkstukken van ongeveer 25 pagina’s schrijven. Ook voor hun beroepspraktijk is het van belang dat zij in staat zijn om kort M Leren en Innoveren en bondig een innovatie en de effecten daarvan te presenteren. De commissie vindt de keuze voor voornamelijk werkstukken als toetsvorm passend bij de ambities van de opleiding en de inrichting van het onderwijsprogramma. In de toetsing ziet de commissie echter niet alle door de opleiding gedefinieerde beroepsrollen terug. In de werkstukken laten studenten vooral zien dat zij een ontwerpende, onderzoekende en resultaatgerichte docent zijn. De inspirerende en innovatieve docent komt minder aan bod. Dit komt mede doordat deze toetsvorm voor het toetsen van gedrags-componenten minder geschikt is, stelt de commissie vast. Zij daagt de opleiding uit om naast de werkstukken te zoeken naar alternatieve toetsvormen voor het toetsen van gedragsverandering, zoals assessments, simulaties of ‘performance on the job’. De commissie stelt vast dat studenten regelmatig mondelinge feedback ontvangen tijdens de uitvoering van hun project. De studenten en alumni waar de commissie mee heeft gesproken, gaven aan dat december 2014 17 dit zinvolle feedback betreft. De commissie is van mening dat deze feedback uitgebreider schriftelijk vastgelegd kan worden. De opleiding hanteert voor de werkstukken uitgebreide beoordelingsformulieren waar de beoordelaars veel criteria op scoren. De hoeveelheid toegevoegde feedback is echter minimaal. De commissie adviseert de opleiding om het feedbackdeel op het beoordelingsformulier uit te breiden en waar mogelijk de hoeveelheid te scoren indicatoren in te perken. Borging van toetskwaliteit De opleiding hanteert een toetsbeleid waarin wordt ingegaan op de uitgangspunten voor toetsen, hoe er wordt getoetst, wie er toetst, de kwaliteitsborging en de organisatie van de toetsing. krijgen dit oordeel als zij voor (vrijwel) alle indicatoren een ‘goed’ hebben gescoord. Minstens drie projectbegeleiders beoordelen de geïntegreerde werkstukken. Vervolgens nemen de begeleiders één of meerdere dagen om alle werkstukken te bespreken en de beoordelingen naast elkaar te leggen en tot een eindbeoordeling te komen. De commissie waardeert het gezamenlijk beoordelen van de projectverslagen door drie projectbegeleiders. Door de grote diversiteit en complexiteit van de projecten is op deze wijze de vergelijkbaarheid tussen beoordelingen gewaarborgd, stelt de commissie vast. Er is een gezamenlijke examencommissie en toetscommissie voor de drie masteropleidingen van de Academie Pedagogiek en Onderwijs. De examencommissie bestaat op dit Voor ieder eindverslag hanteert moment uit een vertegende opleiding een sjabloon waarin De opleiding draagt er zorg voor dat woordiger van elke master, alle onderdelen van het eindverslag worden beschreven. Hierstudenten de eindkwalificaties berei- een toetsexpert en een extern door is voor de studenten inzichken. Zij zijn duidelijk in staat om de lid. Een ambtelijk secretaris telijk hoe het verslag gestructu- beoogde beroepsrollen uit te voeren en ondersteunt de examencommissie. De examencommissie reerd moet worden en aan welke krijgen veelal de ruimte in hun onder- is voornemens haar activiteieisen het werkstuk moet volwijsorganisatie om dit te doen. ten uit te breiden en te intendoen. De beoordeling van de siveren. Zij wil bijvoorbeeld werkstukken vindt plaats met het aantal eindwerken en een gedetailleerde rubric die in beoordelingsgesprekken dat de loop der jaren is ontstaan zij beoordeelt, uitbreiden. De commissie stelt op door de oorspronkelijk lijst van inhoudelijke eisen en basis van de gesprekken en de documentatie vast toegevoegde criteria over de verslaglegging, zoals dat de examencommissie haar taak om de kwaliteit helderheid, taalgebruik, en voldoen aan APA-normen van toetsen en examens te borgen en zich een eisteeds verder te verfijnen. De beoordelingsformuliegenstandig oordeel te vormen over het eindniveau ren zijn voorzien van een korte uitleg over het gevan de opleiding goed vormgeeft. Zij heeft daarbij bruik ervan, de cesuur en de voorwaardelijke critepassende doelen voor de nabije toekomst geformuria. Per onderdeel wordt een uitleg of korte samenleerd. vatting gegeven ten behoeve van de onderbouwing van de gegeven beoordelingen in de rubric. Deze De commissie stelt vast de opleiding goede maatresamenvatting wordt aan de studenten gestuurd. De gelen treft om kwaliteit van de toetsing te borgen. commissie waardeert de zorgvuldige wijze waarop Het is de commissie duidelijk geworden dat de kwalide opleiding beoordelingscriteria heeft geformuteit van de toetsing veel aandacht krijgt in de opleileerd en deze inzichtelijk maakt voor alle betrokkeding en dat toetsing een doorlopend thema is waar nen. Zoals hierboven is toegelicht, adviseert de alle docenten bij worden betrokken. commissie om daarnaast een uitgebreidere toelichting op de beoordeling (feedback) op de beoordeGerealiseerd eindniveau lingsformulieren op te nemen. De commissie heeft verder de schaal ‘uitmuntend’ naast de schaal ‘goed’ De opleiding heeft ervoor gekozen om het eindnigemist. De opleiding geeft in een reactie aan dat zij veau te toetsen met vier eindverslagen (werkstukinmiddels de mogelijkheid tot het oordeel ‘uitmunken), één per semester. De opleiding kiest voor vier tend’ in elke toets heeft toegevoegd. Studenten integrale werkstukken omdat deze volgens de oplei- 18 Saxion Hogeschool ding een reeks betekenisvolle opdrachten vormen en de studenten daardoor de samenhang tussen het ontwerpen en het onderzoeken binnen de ontwerponderzoekcyclus leren kennen. Om zich een oordeel te vormen over het eindniveau van de studenten, heeft de commissie de vier werkstukken van in totaal 17 studenten bestudeerd. Dit zijn alle studenten die in de afgelopen twee jaar afgestudeerd zijn (zie bijlage 6). De commissie stelt vast dat de werkstukken van een voldoende niveau zijn en bevestigen dat studenten het beoogde eindniveau realiseren. Studenten passen relevante onderzoeks- en inhoudelijke literatuur toe. Zij laten in de werkstukken zien dat zij in staat zijn een onderwijsverbetering te ontwerpen en te implementeren. Deze bevinding van de commissie wordt ondersteund door evaluaties onder de werkgevers die als opdrachtgever hebben gefungeerd. Zij zijn over het algemeen positief over het project dat de student in zijn schoolomgeving heeft uitgevoerd. De uitgevoerde projecten zijn vernieuwend geweest en in bijna alle gevallen vinden de werkgevers dat de innovatie bruikbaar en duurzaam is. Alle studenten doorlopen de vier fasen van het ontwerpgerichte onderzoek en kiezen hierbij veelal voor dezelfde modellen en methoden. Veel studenten kiezen bijvoorbeeld voor het afnemen van vragenlijsten en interviews en voor het uitvoeren van een krachtenveld- en een doelgroepanalyse. Dit maakt dat de commissie de creatieve, innovatieve docent minder terugziet in de werkstukken. De commissie daagt de opleiding uit om te zoeken naar mogelijkheden om studenten ook die beroepsrollen te laten presenteren in hun schriftelijke werk of via andere toetsvormen. De commissie mist in veel van de werkstukken reflectie op de toegepaste modellen. Ook in de beoordeling ziet de commissie dit beperkt terug. Het proces tot bijvoorbeeld de modelkeuze ziet de commissie niet terug in de verslaglegging. De opleiding heeft toegelicht dat studenten wel degelijk reflecteren op de gebruikte modellen. De opleiding werkt juist vanaf de start van de opleiding aan een kritische houding van de studenten waarbij de opleiding beoogt dat studenten leren objectief naar hun eigen onderwijspraktijk te kijken. Studenten passen hun ontwerp gaandeweg aan op basis van deze reflectie. Dit is door studenten en alumni bevestigd. De oplei- M Leren en Innoveren ding beaamt dat dit niet altijd terug is te vinden in de werkstukken van de studenten. De commissie adviseert de opleiding er oog op te houden dat studenten ook (beknopt en ‘to the point’) schriftelijk vastleggen hoe zij hebben gereflecteerd op het ontwerpproces en hoe dit heeft geresulteerd in het eindresultaat. Het past bij de onderzoekende ontwerper dat deze niet alleen de interventie beschrijft maar ook samenvat hoe de interventie is ontworpen en hoe het proces is verlopen. De opleiding kiest voor de vier werkstukken als toets voor het eindniveau zodat studenten de samenhang tussen het ontwerpen en het onderzoeken in de ontwerp-onderzoekscyclus leren kennen. De commissie mist om deze reden een overkoepelende reflectie en een overkoepelend eindoor-deel over de vier werkstuk-ken. Een dergelijke overkoepelende beschouw-ing zou de verbinding tussen de verschillende elementen uit de cyclus versterken, is de commissie van mening. De consistentie tussen de vier werkstukken is nu niet bij alle studenten even sterk, stelt de commissie vast. Aansluiting op werkveld De studenten komen redelijk gelijkmatig verdeeld uit alle typen van onderwijs (po, vo, ho, speciaal onderwijs). Ze hebben voor deze masteropleiding gekozen om beter te worden in hun vak, vooral in de rol van ontwerpende en onderzoekende docent. Op hogescholen is het hebben van een mastertitel voor docenten vaak een minimumeis. Dit is ook een reden voor studenten om deze masteropleiding te volgen. De commissie is nagegaan in hoeverre alumni van de opleiding in hun werkomgeving functioneren na het afronden van de opleiding en of dit overeenkomt met de verwachtingen. De commissie stelt vast dat studenten met deze opleiding over het algemeen hun doelen bereiken. Zij zijn na afstuderen in staat om vakoverstijgende taken op te pakken, vooral gericht op onderwijsontwikkeling en onderwijsvisie. De studenten waar de commissie mee heeft gesproken, waren zeer goed in staat te reflecteren op hoe hun opleiding hen heeft helpen ontwikkelen. Leidinggevenden spraken zich tegenover de commissie zeer positief uit over de competenties die afgestudeerde studenten in de opleiding hebben opgedaan. Zij zijn duidelijk in staat om de beoogde beroepsrollen uit te voeren en krijgen veelal de ruimte in hun onderwijsorganisatie om dit te doen. Ook evaluaties december 2014 19 door de opleiding versterken het beeld van de commissie dat de opleiding ervoor zorgt dat studenten de beoogde eindkwalificaties bereiken en deze goed kunnen toepassen in hun werkomgeving. 20 Saxion Hogeschool Bijlagen M Leren en Innoveren december 2014 21 Bijlage 1 Visitatiecommissie Deze notitie is volgens het NVAO-format opgesteld. Overzicht panelleden Naam (inclusief titulatuur) Drs L.W.J.M. Janssen Prof. Dr. W.A.J.M. Kuiper Dr. D.M.A. Sluijsmans D.A. Ramondt MSc III 1 2 3 4 V Gecertificeerd d.d. Oktober 2010 Korte functiebeschrijving van de panelleden (1 regel) Mevrouw Janssen treedt regelmatig op als panelvoorzitter namens AeQui, evaluatiebureau voor het hoger onderwijs. Voorts is zij opleidingsmanager bij Schouten & Nelissen University. De heer Kuiper is hoofd afdeling ‘Onderzoek en Advies’ van SLO Mevrouw Sluijsmans is lector Professioneel Beoordelen bij Zuyd Hogeschool Dennis Ramondt behaalde zijn bachelor aan het University College in Utrecht. In juli 2014 rondt hij zijn MSc Nature, Society and Environmental Policy af aan de University of Oxford en vanaf september 2014 studeert hij M Econometrie aan de VU. Overzicht deskundigheden binnen panel1 Deskundigheid a. deskundigheid ten aanzien van de ontwikkelingen in het vakgebied b. internationale deskundigheid c. werkvelddeskundigheid in het voor de opleiding relevante beroepenveld 1 De deskundigheid blijkt uit: Mevrouw Sluijsmans is werkzaam als lector Professioneel Beoordelen aan Zuyd Hogeschool De heer Kuiper is hoofd Onderzoek en Advies bij SLO en tevens bijzonder hoogleraar bij het Freudental Instituut. Mevrouw Sluijsmans is coördinator van een EARLI special interest group en levert tal van bijdragen op internationale symposia en congressen. Mevrouw Janssen is vanuit haar rol als opleidingsmanager bij de Schouten & Nelissen University verantwoordelijk voor en betrokken bij internationale masters (MBA van Anglia Ruskin University, Cambridge). Dennis Ramondt rondt in juli 2014 zijn MSc Nature, Society and Environmental Policy af aan de University of Oxford Mevrouw Sluijsmans is thans lid van de Raad van Toezicht van SKPKCPO Delta. N.B. De secretaris is GEEN panellid 22 Domeindeskundige (ja / nee) ja ja ja nee Secretaris/Coördinator Naam (inclusief titulatuur) Drs L. van der Grijspaarde IV Rol (voorzitter / lid / student-lid / secretaris) voorzitter lid lid student Saxion Hogeschool d. ervaring met het geven en ontwikkelen van onderwijs op het desbetreffende opleidingsniveau en deskundigheid ten aanzien van de door de opleiding gehanteerde onderwijsvorm(en)2 e. visitatie- of auditdeskundigheid f. studentgebonden deskundigheid De heer Kuiper heeft vanuit zijn adviesrol bij SLO grote expertise opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van bètaonderwijs en curriculumvernieuwing. Mevrouw Janssen is vanuit haar rol als opleidingsmanager bij de Schouten & Nelissen University verantwoordelijk voor en betrokken bij curriculumvernieuwing en onderwijsinnovatie. Mevrouw Sluijsmans is vanuit haar huidige en vorige lectoraat (Hs Zuyd resp HAN) betrokken bij de uitvoering van onderdelen van onderwijs aan master- en bacheloropleidingen. Ze is regelmatig betrokken bij het begeleiden en beoordelen van mastertheses. De heer Kuiper was tot en met 2008 als universitair hoofddocent werkzaam bij de faculteit Onderwijskunde van de Universiteit Twente. Mevrouw Janssen is vanuit haar rol als opleidingsmanager bij de Schouten & Nelissen University verantwoordelijk voor en betrokken bij curriculumvernieuwing. Mevrouw Janssen is als voorzitter verbonden aan evaluatiebureau AeQui. De heer Ramondt behaalde zijn bachelor aan het University College in Utrecht. In juli 2014 rondt hij zijn MSc Nature, Society and Environmental Policy af aan de University of Oxford, waarna hij nog een master aan de VU gaat volgen. 2 Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan afstandsonderwijs, werkplekgerelateerd onderwijs, flexibel onderwijs, competentiegericht onderwijs of onderwijs voor excellente studenten. M Leren en Innoveren december 2014 23 Bijlage 2 Programma visitatie Dag 1: 11 november 2014 12.30 – 14.00 Werklunch en interne vergadering 14.00 – 14.45 Bestuur en directie Jan-Auwke Diepenhorst, directeur APO Mark Gellevij, academic director Luuck Sanders, course director 14.45 – 15.30 Showcase Paul Gröneveld, student Brigitte Alberts, student Laurence Guérin, docent/projectbegeleider Mark Gellevij, academic director 15.30 – 16.00 Inloopspreekuur Niemand heeft gebruik gemaakt van het inloopspreekuur 16.00 – 17.00 Werkveldcommissie Drs. René Nijssen, manager innovatie Academie LED Saxion Drs. Arie van Ommeren, vz. centrale directie Etty Hillesum Lyceum Deventer Jacqueline Krul, Staf HRM St. Openbaar Primair Onderwijs Deventer 17.15 Bepalen aandachtspunten voor dag 2 24 Saxion Hogeschool Dag 2: 17 november 2014 08.30 - 09.00 Vertegenwoordiging werkveld Telefonisch / Skype gesprek Drs. Henk Mulder, directeur Stichting Archipel, Zutphen 09.00 – 10.00 Docenten van de opleiding Simone van der Donk, docent Gerard Straetmans, lector/docent Mark Gellevij, academic director/lector/docent Laurence Guérin, docent/projectbegeleider Symen van der Zee, lector/docent Patrick Sins, lector/docent Kariene Mittendorff, associate lector/docent/projectbegeleider 10.00-10.45 Vertegenwoordiging werkveld Drs. Dick Sweitser, directeur Academie Bestuur, Recht en Ruimtelijke ordening Drs. Ben Meijer, directeur Keurkampschool, Etty Hillesum Lyceum Deventer 10.45 – 11.45 Examencommissie Peter Besselink, voorzitter Examencommissie Jolise ’t Mannetje, lid Examencommissie Jacques de Boer, extern lid Examencommissie 12.00 – 13.00 Studenten Hesther Hemssems, student Raymond Tienstra, student Jacintha Haarlemmer, student Jesse Beffers, student Leo Nabben, student Joke Trappel, student 13.00 – 14.00 Lunch en documentenbeoordeling 14.00 – 15.00 Alumni 15.00 – 16.30 Aanvullend onderzoek 16.30 – 17.00 Terugkoppeling M Leren en Innoveren Ineke de Jonge, alumnus Casper Zuidwijk, alumnus Ilse Tempelman, alumnus Bert-Jaap Bentveld, alumnus Carolien Raaben, alumnus Anke Hobma, alumnus Hans Leijenaar, alumnus december 2014 25 Bijlage 3 Kwantitatieve gegevens Onderstaande gegevens zijn door de instelling verstrekt. In-, door- en uitstroomgegevens Instroom Cohort 2010 2011 2012 2013 2014 Instroom (aantal) 16 16 17 24 12 Uitval (aantal) 3 3 3 7 ... Rendement Cohort 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 Rendement (deeltijd) 69% 50% …% ..% ..% Het aandeel van het totaal masterstudenten (resp. voltijd, deeltijd of duale) dat het masterdiploma haalt in de nominale studieduur + één jaar, zo mogelijk voor de laatste drie cohorten. De opleiding is gestart in september 2010. Er zijn daarom alleen rendementscijfers van de cohorten 2010-2011 en 2011-2012 beschikbaar. Docentkwaliteit Graad MA PhD Percentage (deeltijd) 50% (5) 50% (5) Het aandeel docenten (OP) met een master en het aandeel docenten met een PhD in het totaal aantal docenten (OP). Docent-student ratio Docenten (aantal + fte) Aantal fte Deeltijd 10 (schooljaar 2013-2014) 1.2 fte totaal De gerealiseerde docent-student ratio is 1:25. Aantal contacturen 26 Studiejaar 1 2 Contacturen (deeltijd) 5 5 Saxion Hogeschool Bijlage 4 Eindkwalificaties 1. Competentie op interpersoonlijk niveau De masterdocent heeft oog voor zijn eigen rol in de schoolorganisatie en in veranderingsprocessen 2. Competentie op pedagogisch niveau De masterdocent is in staat op basis van zijn pedagogische kennis het leerproces van leerlingen/studenten te optimaliseren en de effectiviteit van veranderingen m.b.t. het pedagogisch klimaat op school en de leerprestaties van leerlingen/studenten te beoordelen en te verbeteren 3. Competentie op didactisch niveau De masterdocent is in staat om systematisch de effectiviteit en de kwaliteit van het bestaande onderwijs te beoordelen. Hij initieert nieuwe werkvormen, materiaalontwikkeling, begeleidingsmodellen en toets vormen, behorend bij onderwijsverandering. Hij kan daarbij ook collega’s begeleiden en scholen 4. Organisatorische competentie De masterdocent weet onderwijsveranderingen doelgericht en met gevoel voor verhoudingen te begeleiden 5. Teamontwikkelingscompetentie De masterdocent draagt bij aan het creëren en organiseren van leergemeenschappen binnen de school/academie, gericht op concrete gedeelde en gedragen resultaten en zelfsturing van het team 6. Omgevingscompetentie De masterdocent herkent de belangen van externe betrokkenen bij het onderwijs en (veranderingsprocessen binnen) school en kan hier evenwichtig mee omgaan 7. Competentie op niveau van reflectie en onderzoek De masterdocent is zich bewust van zijn taken en bevoegdheden en zijn verantwoordelijkheid richting leerlingen/studenten, ouders en collega’s en zijn kwetsbare positie daarin. Hij is in staat om het bestaande onderwijs en veranderingen adequaat te voorzien van onderzoek om ‘evidence’ op te bouwen met betrekking tot de leereffecten van zijn onderwijs op korte en lange termijn M Leren en Innoveren december 2014 27 Bijlage 5 Programmaoverzicht Leerlijn Blok Module A. Ontwerpen/innoveren 1 IA Probleem identificeren en analyseren 2 IIA Ontwerpen: pilot 3 IIIA Ontwerpen: aanbevelingen herontwerp 4 IVA Ontwerpen: implementatie 1 IB Literatuuronderzoek 2 IIB Meetinstrumenten 3 IIIB Dataverwerking en analyse 4 IVB Capita selecta 1 IC Effectief onderwijzen en leren: onderzoeken en theorieën 2 IIC Digitale didactiek 3 IIIC Team Coaching 4 IVC Effectief onderwijzen en leren: assessment 1 ID Eigen project-1 2 IIDW Eigen project 2.1 IIDP Eigen project 2.2. 3 IIID Eigen project-3 4 IVDW Eigen project 4.1. IVD2 Eigen project 4.2. B Onderzoeken C Onderwijzen D Project 28 Saxion Hogeschool Blokken I-IV (achtereenvolgens telkens een half jaar) I II III IV EC per Probleem Plan van aan- Ontwerpen en Verbeteren en leerlijn Leerlijnen A t/m D identificeren en pak maken uitproberen verspreiden (doorlopend gedurende de twee analyseren opleidingsjaren) Onderwijs Eigen Project A Ontwerp 3 4 2 4 13 B Onderzoek 2 3 4 3 12 C Onderwijs 5 3 4 3 15 D Project 5 5 5 5 20 EC per blok 15 15 15 15 60 M Leren en Innoveren december 2014 29 Bijlage 6 Bestudeerde documenten Voor het bezoek heeft de commissie de afstudeerwerken bestudeerd van de studenten met de volgende studentnummers: 317225 314936 314974 317227 314922 2435814 314923 38715 2435821 314975 332949 314928 334275 2423870 332880 333793 335391 Tijdens het bezoek heeft de commissie onder meer de volgende documenten bestudeerd: 1. Moduulbeschrijvingen 2. Toetsmatrijzen 3. Schriftelijke toets module Educational Assessment 4. Overzicht studiemateriaal 5. Literatuurlijst eerste en tweede jaar 6. Samenvatting en analyse van recente evaluatieresultaten en relevante managementinformatie 7. Documentatie over docent- en studenttevredenheid 8. Verslagen van overleg examencommissie, beroepenveldcommissie 9. Beleidsstukken Saxion en Academie voor Pedagogiek en Onderwijs 30 Saxion Hogeschool Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen M Leren en Innoveren december 2014 31