Platentectoniek Inleiding “Gedurende een mensenleven lijkt de aarde vaak een ‘dode planeet’. Tot er ineens weer een bericht komt over een vulkaanuitbarsting of aardbeving: de aarde is continu in beweging! Hoe zit dat? De aarde is te vergelijken met een ei: een dunne korst om een vloeibaar binnenste. De verhoudingen lijken ook op een ei: de korst is erg dun (zie hieronder). Het lijkt wel alsof er met een lepeltje hard op het ei geslagen is: er zitten allemaal barsten in de korst! De korst bestaat uit verschillende scherven (platen) die ten opzichte van elkaar bewegen” (Andeweg, 2002). Figuur 1: opbouw van de aarde (ThiemeMeulenhoff, 2007) Opdracht 1 Uit welke verschillende lagen bestaat de aarde van binnen naar buiten? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Opdracht 2 Welke drie verschillen zijn er tussen een continentale en een oceanische korst? 1…………………………………………………………………………. 2…………………………………………………………………………. 3…………………………………………………………………………. “Op de figuur hieronder zie je die verschillende platen en de snelheid waarmee ze ten opzichte van elkaar bewegen. Een paar centimeter per jaar. Dat is ongeveer zo ‘snel’ als je vingernagels groeien” (Andeweg, 2002). Figuur 2: bewegingen tektonische platen (ThiemeMeulenhoff, 2007) Opdracht 3 Hoeveel meter per jaar is de grootste verschuiving die je kunt vinden? …………………………………………….., bij de plaatgrens tussen………………………………………………………………… Opdracht 4 Op welke plaat bevindt Nederland zich? ……………………………………………………………………………… Opdracht 5 Wat valt je op als het gaat om de ligging van de vulkanen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 6 Wat valt je op als je kijkt naar de ligging van de platen die divergerend (zie volgende bladzijde) bewegen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… “Dat principe, ’plaattektoniek’, wordt veroorzaakt door het afkoelen van de aarde. Het werkt net als bij een verwarming die een kamer verwarmt: lucht wordt opgewarmd, zet daarbij uit, is daardoor lichter en stijgt omhoog (de blaadjes van de planten in de vensterbank bewegen!). Met een grote boog stroomt de warme lucht langs het plafond, en koelt langzaam af. Hierdoor daalt het weer naar de vloer en wordt van onder weer wordt aangetrokken door de verwarming. En zo gaat dat weer opnieuw. De platen komen op bepaalde plaatsen met elkaar in botsing (platen convergeren). Op die plaatsen ontstaan vaak gebergtenī¨ figuren 3 t/m 5: convergentiestromen (Andeweg, 2002). Op andere plaatsen bewegen de platen uit elkaar (platen divergeren). Hier ontstaan oceanen: In de Aarde zorgt de hete kern voor een vergelijkbare rondstroming (‘convectie’). dit geval geen lucht die rondstroomt, maar vloeibaar gesteente, taai als dikke stroop. Bij het rondstromen sleurt het de platen die er op drijven met zich mee. In Dat geschuif en gebots gaat met enorme krachten gepaard. Langzaam bouwt zich spanning op in de korst, tot er met een schok ineens beweging komt: een aardbeving” (Andeweg, 2002) Opdracht 7 Hoe komt het dat de platen bewegen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Botsende continenten Nu we de theorie een beetje opgehaald hebben gaan we kijken naar twee gebieden waar continentale platen een convergerende beweging maken. Of te wel, de platen bewegen naar elkaar toe. Lees het gedeelte Convergentie van paragraaf 1.3 Opdracht 8 Om welke mogelijkheid gaat het bij twee convergerende continentale platen: 1, 2 of 3 (omcirkel het juiste antwoord). Opdracht 9 Als twee continentale platen botsen ontstaan wel/geen aardbevingen en wel/geen vulkanen. (streep door). Leg je hier boven gekozen antwoorden uit……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Interessant die theorie, maar laten we eens naar de werkelijkheid gaan kijken! We nemen het voorbeeld van Arabië (ook wel het Arabisch schiereiland genoemd). Opdracht 10 Waar ligt het Arabisch schiereiland? Gebruik de atlas om op te zoeken welke landen (deels) op dat schiereiland liggen: 1…………………………………………………………………. 6…………………………………………………………………. 2…………………………………………………………………. 7…………………………………………………………………. 3…………………………………………………………………. 8…………………………………………………………………. 4…………………………………………………………………. 9…………………………………………………………………. 5…………………………………………………………………. 10………………………………………………………………. Opdracht 11 Bekijk GB 192 B. Welke richting schuift de Arabische plaat op? …………………………………………., en daarbij botst hij tegen de ……………………………….. plaat. Opdracht 12 Bekijk nu GB 138. Welke gevolgen van die botsing zie je op de kaart? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Aan de slag! Nu is het tijd om dit zelf te gaan simuleren! Bij het practicum is het van groot belang dat je goed kijkt naar wat er precies gebeurd. Daarom moet je naar aanleiding van het practicum nog enkele vragen beantwoorden. Les deze vragen door en meld je daarna bij mij, zodat we aan de slag kunnen. Opdracht 13 Wat zag je als eerste gebeuren? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe verklaar je dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 14 Wat gebeurde er aan de zuidkant van het Arabisch schiereiland? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe zie je dat op de kaart (GB 138) terug? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 15 Aan welke kant zie je het gebergte het steilst oplopen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Klopt dit met de situatie op de kaart? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bronvermelding Andeweg, Bernt. 2002. Natuurkunde in de zandbak. NVOX, januari 2002. Bouritius, Wim e.a. 2007. De Geo – Systeem Aarde leeropdrachtenboek havo. Zutphen: ThiemeMeulenhoff Les 3 – deductief Schuiven maar! De vorige les zijn jullie bezig geweest met de basis van de platentektoniek. Van daaruit hebben jullie gekeken naar wat er gebeurt als twee continentale platen (of schollen) convergeren. Vandaag gaan we naar een ander voorbeeld kijken, namelijk twee platen die een transversale beweging maken. Opdracht 1 Zet achter onderstaande plaatjes om wat voor beweging het gaat, kies uit: transversaal, divergent, convergent (twee continentale schollen), convergent (een continentale en een oceanische schol) Figuur 1: breuktypen (Andeweg, 2002) A = ……………………………………………….. B = ……………………………………………….. C = ……………………………………………….. D = ……………………………………………….. Opdracht 2 Waarom is het bij convergerende platen van belang om onderscheid te maken tussen continentaal en oceanisch, terwijl dat bij platen die transversaal en divergent bewegen minder is? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Transversale beweging Als twee platen langs horizontaal langs elkaar bewegen noemen we dat een transversale beweging. Op de plekken waar dit gebeurt wordt de lithosfeer dus niet afgebroken maar ook niet opgebouwd. Dit langs elkaar schuren gaat in de praktijd met horten en stoten. De scheidslijn tussen de twee platen wordt dan ook met angstige spanning in de gaten gehouden. Een vereenvoudigd model van twee platen die transversaal bewegen (ook wel een transforme breuk genoemd): Figuur 2: model transforme breuk (ThiemeMeulenhoff, 2007). Opdracht 3 Wat wordt bedoeld met het “afbreken van de lithosfeer”? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bij wat voor breuk gebeurt dat wel? ……………………………………………………………………………………. Opdracht 4 Wat wordt bedoeld met het “opbouwen van de lithosfeer”? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bij wat voor breuk gebeurt dat? …………………………………………………………………………………………….. “Op de figuur hieronder zie je die verschillende platen en de snelheid waarmee ze ten opzichte van elkaar bewegen. Een paar centimeter per jaar. Dat is ongeveer zo ‘snel’ als je vingernagels groeien” (Andeweg, 2002) Figuur 3: beweging tectonische platen (ThiemeMeulenhoff, 2007) Zoals je op de bovenstaande kaart kunt zien zijn er maar weinig plekken op aarde waar de platen transversaal bewegen. Het meest bekende voorbeeld is de San Andreasbreuk in Californië. Er zijn ook andere breuken waar de platen langs elkaar schuiven, maar dit zijn kleinere breuken en daarom niet aangegeven op bovenstaande kaart. Opdracht 5 Op de scheidslijn van welke twee platen ligt de San Andreasbreuk? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoeveel centimeter is de totale verschuiving tussen beide platen gemiddeld per jaar? …………………. Bij de San Andreasbreuk vinden vaak aardbevingen plaats, maar er zijn geen vulkanen. Dit komt omdat er geen ruimte is voor magma om omhoog te komen (zoals bij een divergente breuk), en er geen aardkorst naar beneden duikt (zoals bij een convergente breuk kan gebeuren). Er zijn vele kleine aardbevingen, maar eens in de zoveel jaar is er een grote aardbeving. Opdracht 6 Gebruik de atlas om op te zoeken welke grote steden er op of nabij de San Andreasbreuk liggen, noem er drie: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… De spanning die door de jaren heen opgebouwd wordt door de verschuiving kan resulteren in grote aardbevingen. In 1906 vond in de omgeving van San Francisco een aardbeving plaats met een kracht van 7,8 op de schaal van Richter. De beving die de geschiedenis in is gegaan met de naam ‘The Great Earthquake’ was tot dan toe de zwaarste die de stad getroffen had. De horizontale verschuiving tussen de platen was op sommige plekken 6 meter! Ruim drieduizend mensen overleden en de materiële schade was enorm. Opdracht 7 Stel dat er dit jaar een nieuwe aardbeving plaatsvindt bij San Francisco. Hoeveel meter zouden beide platen langs elkaar schuiven (gebruik je antwoord van opdr. 5 en ga er vanuit dat er in de tussentijd geen aardbevingen zijn geweest)? ………… meter Figuur 4: San Francisco, 1906 (Zpub) Figuur 5: Een ‘gescheurde straat’ na de aardbeving in 1906 Laten we de San Andreasbreuk eens wat beter van dichtbij bekijken. De breuk is ongeveer 1300 kilometer lang en op sommige plaatsen is hij via luchtfoto’s heel duidelijk herkenbaar, zoals hier bij de Carrizo Plain, Californië. Figuur 6: San Andreasbreuk (The Whyfiles) Opdracht 8 Beschrijf uitvoerig en duidelijk wat je op de foto ziet: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Aan de slag! Nu is het tijd om dit zelf te gaan simuleren! Bij het practicum is het van groot belang dat je goed kijkt naar wat er precies gebeurd. Daarom moet je naar aanleiding van het practicum nog enkele vragen beantwoorden. Les deze vragen door en meld je daarna bij mij, zodat we aan de slag kunnen. Opdracht 9 Wat zag je als eerste gebeuren? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe verklaar je dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 10 Wat gebeurt er behalve dat er horizontale verschuiving plaatsvindt? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe verklaar je dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 11 In hoeverre komt het practicum overeen met de foto op de vorige pagina? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bronvermelding Andeweg, Bernt. 2002. Natuurkunde in de zandbak. NVOX, januari 2002. Bouritius, Wim e.a. 2007. De Geo – Systeem Aarde leeropdrachtenboek havo. Zutphen: ThiemeMeulenhoff The Whyfiles. Auteur onbekend. Vekregen van http://whyfiles.org/2010/san-andreas-fault/ op 23 augustus 2010. Zpub. Auteur onbekend. Verkregen van http://www.zpub.com/sf/history/1906-1.jpg op 23 augustus 2010. Les 2 – inductief Aan de slag! Bij het practicum is het van groot belang dat je goed kijkt naar wat er precies gebeurd. Daarom moet je naar aanleiding van het practicum nog enkele vragen beantwoorden. Les deze vragen goed door voordat we met het practicum beginnen. Vul daarna de onderstaande vragen in. Opdracht 1 Wat zag je als eerste gebeuren? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe verklaar je dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 2 Wat gebeurde er aan de zuidkant van het Arabisch schiereiland? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe zie je dat op de kaart (GB 138) terug? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 3 Aan welke kant zie je het gebergte het steilst oplopen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Klopt dit met de situatie op de kaart? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Laten we eens gaan kijken hoe we de uitkomsten van het practicum kunnen verklaren. We nemen het voorbeeld van Arabië (ook wel het Arabisch schiereiland genoemd). Opdracht 4 Waar ligt het Arabisch schiereiland? Gebruik de atlas om op te zoeken welke landen (deels) op dat schiereiland liggen: 1…………………………………………………………………. 6…………………………………………………………………. 2…………………………………………………………………. 7…………………………………………………………………. 3…………………………………………………………………. 8…………………………………………………………………. 4…………………………………………………………………. 9…………………………………………………………………. 5…………………………………………………………………. 10………………………………………………………………. Opdracht 5 Bekijk GB 192 B. Welke richting schuift de Arabische plaat op? …………………………………………., en daarbij botst hij tegen de ……………………………….. plaat. Opdracht 6 Bekijk nu GB 138. Welke gevolgen van die botsing zie je op de kaart? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Botsende contitenten Om de verschijnselen uit het practicum en op de kaart te kunnen begrijpen, moeten we meer weten over het hoe en wat van bewegende platen. We concentreren ons hierbij op continentale platen die een convergerende beweging maken. Of te wel, de platen bewegen naar elkaar toe. Lees het gedeelte Convergentie van paragraaf 1.3 Opdracht 7 Om welke mogelijkheid gaat het bij twee convergerende continentale platen: 1, 2 of 3 (omcirkel het juiste antwoord). Opdracht 8 Als twee continentale platen botsen ontstaan wel/geen aardbevingen en wel/geen vulkanen. (streep door). Leg je hier boven gekozen antwoorden uit……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe zat het ook alweer? “Gedurende een mensenleven lijkt de aarde vaak een ‘dode planeet’. Tot er ineens weer een bericht komt over een vulkaanuitbarsting of aardbeving: de aarde is continu in beweging! Hoe zit dat? De aarde is te vergelijken met een ei: een dunne korst om een vloeibaar binnenste. De verhoudingen lijken ook op een ei: de korst is erg dun (zie hieronder). Het lijkt wel alsof er met een lepeltje hard op het ei geslagen is: er zitten allemaal barsten in de korst! De korst bestaat uit verschillende scherven (platen) die ten opzichte van elkaar bewegen” (Andeweg, 2002). Figuur 1: opbouw van de aarde (ThiemeMeulenhoff, 2007) Opdracht 9 Uit welke verschillende lagen bestaat de aarde van binnen naar buiten? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Opdracht 10 Welke drie verschillen zijn er tussen een continentale en een oceanische korst? 1…………………………………………………………………………. 2…………………………………………………………………………. 3…………………………………………………………………………. “Op de figuur hieronder zie je die verschillende platen en de snelheid waarmee ze ten opzichte van elkaar bewegen. Een paar centimeter per jaar. Dat is ongeveer zo ‘snel’ als je vingernagels groeien” (Andeweg, 2002). Figuur 2: bewegingen tektonische platen (ThiemeMeulenhoff, 2007) Opdracht 11 Hoeveel meter per jaar is de grootste verschuiving die je kunt vinden? …………………………………………….., bij de plaatgrens tussen………………………………………………………………… Opdracht 12 Op welke plaat bevindt Nederland zich? ……………………………………………………………………………… Opdracht 13 Wat valt je op als het gaat om de ligging van de vulkanen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 14 Wat valt je op als je kijkt naar de ligging van de platen die divergerend (zie volgende bladzijde) bewegen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… “Dat principe, ’plaattektoniek’, wordt veroorzaakt door het afkoelen van de aarde. Het werkt net als bij een verwarming die een kamer verwarmt: lucht wordt opgewarmd, zet daarbij uit, is daardoor lichter en stijgt omhoog (de blaadjes van de planten in de vensterbank bewegen!). Met een grote boog stroomt de warme lucht langs het plafond, en koelt langzaam af. Hierdoor daalt het weer naar de vloer en wordt van onder weer wordt aangetrokken door de verwarming. En zo gaat dat weer opnieuw. De platen komen op bepaalde plaatsen met elkaar in botsing (platen convergeren). Op die plaatsen ontstaan vaak gebergtenī¨ figuren 3 t/m 5: convergentiestromen (Andeweg, 2002). Op andere plaatsen bewegen de platen uit elkaar (platen divergeren). Hier ontstaan oceanen: In de Aarde zorgt de hete kern voor een vergelijkbare rondstroming (‘convectie’). dit geval geen lucht die rondstroomt, maar vloeibaar gesteente, taai als dikke stroop. Bij het rondstromen sleurt het de platen die er op drijven met zich mee. In Dat geschuif en gebots gaat met enorme krachten gepaard. Langzaam bouwt zich spanning op in de korst, tot er met een schok ineens beweging komt: een aardbeving” (Andeweg, 2002) Opdracht 15 Hoe komt het dat de platen bewegen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bronvermelding Andeweg, Bernt. 2002. Natuurkunde in de zandbak. NVOX, januari 2002. Bouritius, Wim e.a. 2007. De Geo – Systeem Aarde leeropdrachtenboek havo. Zutphen: ThiemeMeulenhoff Les 3 – inductief Schuiven maar! Aan de slag! We beginnen met zelf simuleren! Bij het practicum is het van groot belang dat je goed kijkt naar wat er precies gebeurd. Daarom moet je naar aanleiding van het practicum nog enkele vragen beantwoorden. Les deze vragen eerst door. Opdracht 1 Wat zag je als eerste gebeuren? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe verklaar je dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 2 Wat gebeurt er behalve dat er horizontale verschuiving plaatsvindt?? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe verklaar je dat? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 3 In hoeverre komt het practicum overeen met de foto op de volgende pagina? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Laten we de San Andreasbreuk eens wat beter van dichtbij bekijken. De breuk is ongeveer 1300 kilometer lang en op sommige plaatsen is hij via luchtfoto’s heel duidelijk herkenbaar, zoals hier bij de Carrizo Plain, Californië. Figuur 1: San Andreasbreuk (The Whyfiles) Opdracht 4 Beschrijf uitvoerig en duidelijk wat je op de foto ziet: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… “Op de figuur hieronder zie je die verschillende platen en de snelheid waarmee ze ten opzichte van elkaar bewegen. Een paar centimeter per jaar. Dat is ongeveer zo ‘snel’ als je vingernagels groeien” (Andeweg, 2002). Figuur 2: bewegingen tektonische platen (ThiemeMeulenhoff, 2007) Zoals je op de bovenstaande kaart kunt zien zijn er maar weinig plekken op aarde waar de platen transversaal bewegen. Het meest bekende voorbeeld is de San Andreasbreuk in Californië. Er zijn ook andere breuken waar de platen langs elkaar schuiven, maar dit zijn kleinere breuken en daarom niet aangegeven op bovenstaande kaart. Opdracht 5 Op de scheidslijn van welke twee platen ligt de San Andreasbreuk? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoeveel centimeter is de totale verschuiving tussen beide platen gemiddeld per jaar? …………. Bij de San Andreasbreuk vinden vaak aardbevingen plaats, maar er zijn geen vulkanen. Dit komt omdat er geen ruimte is voor magma om omhoog te komen (zoals bij een divergente breuk), en er geen aardkorst naar beneden duikt (zoals bij een convergente breuk kan gebeuren). Er zijn vele kleine aardbevingen, maar eens in de zoveel jaar is er een grote aardbeving. Opdracht 6 Gebruik de atlas om op te zoeken welke grote steden er op of nabij de San Andreasbreuk liggen, noem er drie: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… De spanning die door de jaren heen opgebouwd wordt door de verschuiving kan resulteren in grote aardbevingen. In 1906 vond in de omgeving van San Francisco een aardbeving plaats met een kracht van 7,8 op de schaal van Richter. De beving die de geschiedenis in is gegaan met de naam ‘The Great Earthquake’ was tot dan toe de zwaarste die de stad getroffen had. De horizontale verschuiving tussen de platen was op sommige plekken 6 meter! Ruim drieduizend mensen overleden en de materiële schade was enorm (ThiemeMeulenhoff, 2007). Opdracht 7 Stel dat er dit jaar een nieuwe aardbeving plaatsvindt bij San Francisco. Hoeveel meter zouden beide platen langs elkaar schuiven (gebruik je antwoord van opdr. 5 en ga er vanuit dat er in de tussentijd geen aardbevingen zijn geweest)? ………… meter figuur 3: San Francisco, 1906 Figuur 4: Een ‘gescheurde straat’ na de aardbeving in 1906. (Zpub) Transversale beweging Als twee platen langs horizontaal langs elkaar bewegen noemen we dat een transversale beweging. Op de plekken waar dit gebeurt wordt de lithosfeer dus niet afgebroken maar ook niet opgebouwd. Dit langs elkaar schuren gaat in de praktijd met horten en stoten. De scheidslijn tussen de twee platen wordt dan ook met angstige spanning in de gaten gehouden. Een vereenvoudigd model van twee platen die transversaal bewegen (ook wel een transforme breuk genoemd): Figuur 5: model transforme breuk (ThiemeMeulenhoff, 2007). Opdracht 8 Wat wordt bedoeld met het “afbreken van de lithosfeer”? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bij wat voor breuk gebeurt dat wel? ……………………………………………………………………………………. Opdracht 9 Wat wordt bedoeld met het “opbouwen van de lithosfeer”? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bij wat voor breuk gebeurt dat? …………………………………………………………………………………………….. Opdracht 10 Zet achter onderstaande plaatjes om wat voor beweging het gaat, kies uit: transversaal, divergent, convergent (twee continentale schollen), convergent (een continentale en een oceanische schol) Figuur 6: breuktypen (Andeweg, 2002) A = ……………………………………………….. B = ……………………………………………….. C = ……………………………………………….. D = ……………………………………………….. Opdracht 11 Waarom is het bij convergerende platen van belang om onderscheid te maken tussen continentaal en oceanisch, terwijl dat bij platen die transversaal en divergent bewegen minder is? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bronvermelding Andeweg, Bernt. 2002. Natuurkunde in de zandbak. NVOX, januari 2002. Bouritius, Wim e.a. 2007. De Geo – Systeem Aarde leeropdrachtenboek havo. Zutphen: ThiemeMeulenhoff The Whyfiles. Auteur onbekend. Vekregen van http://whyfiles.org/2010/san-andreas-fault/ op 23 augustus 2010. Zpub. Auteur onbekend. Verkregen van http://www.zpub.com/sf/history/1906-1.jpg op 23 augustus 2010.