Dans met een hoofdletter D? Standsbesef onder het hoger opgeleide danspubliek Bachelor eindwerkstuk Universiteit Utrecht BA-opleiding Theater-, Film- en Televisiewetenschap Thema: Kunstbeleid & -management Begeleider: Dr. Frank de Glas Tweede lezer: Dr. Thunnis van Oort Blok 3 03-06-2014 Lucie de Haas 3708101 Inhoud 1. Inleiding……………………………………………………………………...……..…..4 2. Theoretisch kader……………………………………………………………………….6 3. Methode van het onderzoek..……………………………………………………….......9 3.1 Verantwoording van de onderzoeksmethode…………………..……………. 9 3.2 Selectie van de respondenten…………………………………………...…….10 3.3 Aanpak van de interviews……………………………………………….……10 4. De samenstelling van het danspubliek in cultuurparticipatieonderzoeken tussen 2003 - 2013………………….………..…………………………………………..11 5. Analyse van de interviews...……………………………………………………….......13 5.1 De functies van kennis van dans…………………………...………….……...13 5.1.1 Het persoonlijk belang van kennis van dans………………….…….14 5.1.2 Bronnen van kennis van dans………………………………….…....15 5.1.3 Het belang van kennis van dans voor medebezoekers……..…...…..15 5.2 Smaakvoorkeuren in dans………………………………………………...…..17 5.2.1 Gewaardeerde vormen van dans……………………………………17 5.2.2 Minder gewaardeerde vormen van dans………………………........19 5.3 Sociale gedragingen tijdens het dansbezoek………………………….…..…..22 5.3.1 Typering van het danspubliek…………………………………...….23 5.3.2 Locatie van het dansbezoek...............................................................26 5.3.2.1 Dans in het theater…………………………………....…..27 5.3.2.2 Alternatieve locaties………………………………..…….27 5.3.2.3 De laagdrempeligheid van alternatieve locaties………….28 6. Conclusie…………………………………………………………………………....…30 7. Literatuurlijst………………………………………………………………………......37 8. Bijlagen………………………………………………………………...……….……...39 Bijlage 1: Conceptueel model……………………………………..……..…...…..39 2 Bijlage 2: Uitleg over de respondenten…………………………..……………….40 Bijlage 3: Topiclijst interviews………………..……………….………………….41 Bijlage 4: Getranscribeerde interviews……………………….…………………...45 3 1. Inleiding In het Frankrijk van de jaren ‘60 ontdekte socioloog Pierre Bourdieu structurele patronen in de leefstijlen van mensen. Op grond daarvan formuleerde hij in de jaren 70 een theorie die uitging van de relatie tussen sociale klasse en deelname aan cultuur. Hij wilde daarmee aanduiden dat culturele voorkeuren statusgebonden zijn. De grenzen tussen de verschillende sociale klassen zouden worden getrokken door de uiting van bepaalde levensstijlen. Deze uitingen worden bepaald door het opleidingsniveau en het beroep van een individu. Het door Bourdieu ontworpen begrip ‘cultureel kapitaal’ was zijn uitleg voor het bestaan van verschillende sociale klassen. Dit culturele kapitaal wordt bepaald door de hoeveelheid kennis van culturele producten die men verworven heeft door opvoeding en opleiding. Hoger opgeleiden zouden door hun verworven kennis meer interesse tonen in de legitieme kunstvormen en met uitingen van deze interesses zich willen onderscheiden van mensen met een beperkt cultureel kapitaal. Bourdieu ontwikkelde vervolgens het begrip ‘habitus’, dat een sociaal vastgelegd systeem van disposities inhoudt. De habitus zou een individu op jongere leeftijd verkrijgen en deze zou later veel invloed hebben op diens perceptie en beoefening van cultuur. Tevens stelde Bourdieu dat in deze habitus het vermogen ligt om kunst te kunnen waarderen en te beoordelen, door kunstvormen in te delen in legitieme en niet-legitieme kunst. Jarenlang was Bourdieu’s werk dominant in de cultuursociologie met betrekking tot onderzoek naar cultuurparticipatie. Maar de laatste decennia werd zijn theorie vaak bekritiseerd. Daardoor lijkt deze aan zeggingskracht te hebben ingeboet. Het gebrek aan empirische toetsing is het belangrijkste kritiekpunt op Bourdieu’s theorie. Verscheidene zogenoemde cultuursociologen begonnen daarom de distinctietheorie empirisch te toetsen. Uit deze onderzoeken blijkt uiteindelijk dat de directe samenhang tussen hoger opgeleiden en legitieme smaakvoorkeuren in kunst en cultuur niet zo vanzelfsprekend is als Bourdieu veronderstelde. Veranderingen in de samenleving zoals individualisering, stijging van de besteedbare inkomens en van de vrije tijd zorgden voor minder scherpere grenzen tussen legitieme en niet-legitieme cultuur. De distinctietheorie van Bourdieu is echter niet totaal van het toneel verdwenen. Grenzen tussen hoge en lage kunst zullen wellicht vervaagd zijn, maar niet totaal verdwenen. We kunnen grenzen tussen hoge en lage cultuur nog steeds waarnemen door te kijken naar uitingen in de pers, in de wetenschap en in het cultuurbeleid. Bovendien is de mogelijkheid dat de hogere klassen sociale onderscheiding nastreven bínnen een kunstvorm nog 4 onderbelicht gebleven. Wellicht worden aspecten van de sociale distinctietheorie te makkelijk afgedaan als verouderd en zijn er onder de hogere klasse nog wel vormen van exclusief gedrag in een specifieke kunstvorm te ontdekken. Dit onderzoek richt zich daarom op één individuele kunstvorm, namelijk dans. Wanneer we in de statistieken van het Sociaal Cultureel Planbureau duiken, wordt duidelijk dat lange tijd alleen het bezoek aan het traditionele klassieke ballet en, sinds een aantal jaar, aan de moderne dans wordt gemeten.1 In deze cijfers over het publieksbereik blijkt het danspubliek in Nederland een elitepubliek te zijn, bestaande uit voornamelijk hoger opgeleiden. Het blijkt zelfs meer tot een culturele elite te behoren dan museumpubliek en regulier schouwburgpubliek.2 Hierdoor blijft het publieksbereik van dans sterk achter bij de andere kunst- en cultuurvormen in Nederland. De danswereld lijkt daardoor een kunstvorm par excellence voor hoger opgeleiden om zich te kunnen distantiëren van de lager opgeleiden. Is het mogelijk dat het elitaire danspubliek nog steeds een vorm van distinctiedrang voelt, zoals Bourdieu deze heeft geformuleerd? In hoeverre is het streven naar sociale distinctie relevant voor de smaakvoorkeuren en consumptiepraktijken van het hoger opgeleide danspubliek in Nederland anno 2014? Om een passend antwoord te kunnen formuleren op deze centrale onderzoeksvraag zijn er vier deelvragen opgesteld. De onderlinge relaties tussen hoofdvraag, deelvragen 2-4 en de daarbij behorende sub-onderwerpen zijn in het visuele diagram af te lezen, zie bijlage 1. De eerste deelvraag betreft een analyse van publieksonderzoeken in de danssector van de afgelopen tien jaar. 1. Op welke manier komen dans en de sociale samenstelling van het danspubliek aan bod in onderzoeken naar cultuurparticipatie in Nederland tussen 2003 en 2013? 2. Hoe informeren de hoger opgeleide dansconsumenten zich anno 2014 en hoe beoordelen zij de waarde van deze informatie? 3. Welke voorkeuren in dans kunnen onderscheiden worden bij deze hoger opgeleide dansconsumenten? 4. Welke sociale gedragingen bij het dansbezoek zijn van belang voor de hoger opgeleiden dansconsumenten? 1 Andries van den Broek, Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. (Den Haag: SCP, 2013), 21. 2 Letty Ranshuysen, Promotie Nederlandse Dansweek 2002: danspromotie bij diverse doelgroepen. (Rotterdam: Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen, 2003), 3. 5 2. Theoretisch kader Heel wat sociologen verrichtten reeds empirisch onderzoek naar de relatie tussen sociale klassen en cultuurconsumptie en probeerden hiervoor theoretische verklaringen te ontwikkelen. Het werk van Bourdieu is hierin zeer invloedrijk. In 1979 stelde hij in ‘La Distinction’ dat mensen van verschillende klassen zich van elkaar onderscheiden door middel van deelname aan cultuur.3 Culturele voorkeuren zijn volgens Bourdieu afhankelijk van iemands sociale positie in de samenleving. Deze klassepositie wordt bepaald aan de hand van het opleidingsniveau en het beroep. Vooral voor de hogere klasse is het uiten van kennis over en interesse in hoge cultuur een belangrijk middel om zich te distantiëren van de lagere klassen. De hogere klasse beschikt over deze kennis door wat Bourdieu de ‘habitus’ noemt. De habitus wordt door Bourdieu vertaald als een systeem van disposities dat wordt gevormd door opvoeding en opleiding en die tot uiting komt in de culturele smaak. Zodoende zouden de hoger opgeleiden een dispositie hebben die, gevormd door de verworven kennis, kunstwerken beoordeelt op aspecten als vorm en mate van esthetische vernieuwing. Lager opgeleiden zouden zich daarentegen meer richten op de functionaliteit van het kunstwerk, zoals het verhaal en de emoties die het oproept.4 Het danspubliek in Nederland wordt gedomineerd door hoger opgeleiden.5 In de danskunst zullen de hoger opgeleiden, uitgaande van de theorie van Bourdieu, zich voornamelijk richten op vormaspecten en zullen zij interesse tonen in vernieuwende, experimentele, legitieme dansvormen zoals moderne dans. Tevens zullen hoger opgeleiden volgens Bourdieu vanwege hun verworven kennis vaak ook namen van choreografen, gezelschappen en dansers kunnen reproduceren en het belang van deze kennis inzien.6 Daarnaast zullen zij minder interesse tonen en minder waardering uitspreken over commerciële en populaire dansvormen zoals hiphop, streetdance en tv-shows als SO YOU THINK YOU CAN DANCE, die deze populaire vormen een podium geven. Met legitieme kunst doelt Bourdieu op kunst die al lange tijd wordt beschouwd als conventionele, hoge kunst. Met populaire kunst wordt gedoeld op massacultuur en volkscultuur. De scheiding tussen legitieme en populaire kunst is echter normatief. Zodoende is het belangrijk in acht te nemen dat deze culturele hiërarchieën verbonden zijn aan smaak. Ze worden echter in dit onderzoek wel gebruikt aangezien ze een specifieke maatschappelijke verhouding weergeven die relevant is voor het onderzoek. 3 Pierre Bourdieu, Distinction A Social Critique Of The Judgement Of Taste. (London & New York: Routledge, 1984). Pierre Bourdieu, Distinction A Social Critique Of The Judgement Of Taste. (London & New York: Routledge, 1984), 32. 5 Andries van den Broek, Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. (Den Haag: SCP, 2013), 66. 6 Pierre Bourdieu, Distinction: A Social Critique Of The Judgement Of Taste. (London & New York: Routledge, 1984), 271-272. 4 6 Tot ongeveer 1990 was Bourdieu’s theorie overheersend in het debat over de relatie tussen sociale klassen en cultuurconsumptie. Hierna begon menig cultuursocioloog zich steeds sceptischer op te stellen. Deze scepsis resulteerde in uiteenlopende vormen van kritiek op Bourdieu’s theorie. De eerste benadering centreerde zich rondom het begrip van de culturele omnivoor en de tweede benadering legde vooral de nadruk op de notie van individualiteit. Peterson meende in 1996 omnivore smaakpatronen te kunnen aanwijzen bij de hogere klasse in de Amerikaanse muzieksector.7 De elite bleek zich niet alleen te interesseren voor de legitieme smaakvoorkeuren in muziek zoals ‘klassiek’ en ‘jazz’ maar bleek ook open te staan voor populaire stijlen als ‘country’ en ‘pop’.8 Door maatschappelijke en sociale veranderingen in de samenleving werden volgens Peterson de scheidslijnen tussen legitieme en nietlegitieme cultuur steeds vager en correspondeerde de sociale realiteit niet meer met de distinctiepatronen die hij omschreef. Hoger opgeleiden zouden moeiteloos kunnen schakelen tussen legitieme en niet-legitieme kunst en spraken tevens hun waardering uit over beide vormen. Het onderzoek van Peterson ging echter louter over de Amerikaanse muzieksector. Het bestaan van de culturele omnivoor in andere kunst- en cultuurvormen werd door Peterson niet empirisch onderbouwd. In de danssector kan, net als in de muzieksector, eenzelfde onderscheid gemaakt worden tussen legitieme en populaire vormen, waarbij ik tot legitieme vormen klassiek ballet en moderne dans reken en onder populaire dans stijlen als streetdance, hiphop en showballet. In dit onderzoek wordt bekeken in hoeverre het hoger opgeleide danspubliek zijn voorkeuren van het ‘legitieme’ ballet en moderne dans combineren met populaire vormen van dans. De smaakvoorkeuren en de manier waarop de hoger opgeleiden zich uitspreken over minder gewaardeerde vormen van dans, geven inzicht in de manier waarop het danspubliek verschillende dansstijlen classificeert. Na Peterson’s ontdekking volgden meer wetenschappers in het onderzoek naar de culturele omnivoor. Janssen beschreef de onthiërarchisering van de jaren ’60, die resulteerde in een toegenomen ‘openheid’ van de samenleving.9 De welvaartsstijging zorgde voor meer vrijetijdsbesteding en dus meer keuzeruimte om ‘hoog’ en ‘laag’ door elkaar te genieten.10 Tevens zou de toenemende individualisering van de samenleving voor een afname van de invloed van kenners van kunst hebben gezorgd volgens Janssen. Hierdoor nam de gelijkheid 7 Richard Peterson & Roger Kern, “Changing highbrow taste: From snob to omnivore”. American sociological review 61 (1996): 900-907. 8 Ibidem, 905. 9 Susanne Janssen, “Het soortelijk gewicht van kunst in een open samenleving ; de classificatie van cultuuruitingen in Nederland en andere westerse landen na 1950” Sociologie 1, no. 3 (2005): 292-332. 10 Ibidem, 295. 7 onder de verschillende kunst- en cultuurparticipanten toe, er werd niet meer neergekeken op deelname aan populaire cultuur. Op het eerste oog lijkt het onderzoek van Janssen te corresponderen met de resultaten van Peterson. Janssen stelt echter dat het omnivore smaakpatroon onder de hoger opgeleide jongeren alweer op zijn retour is. Alleen oudere hoger opgeleiden zouden hoge en lage kunstvormen nog combineren, jongere hoger opgeleiden voelen überhaupt de drang om zich met kunst bezig te houden en dit ook uit te dragen niet meer.11 Een andere invalshoek tegenover de sociale distinctietheorie komt van de Franse socioloog Lahire in 2008.12 Hij liet zich net als Janssen voornamelijk inspireren door de individualisering van de samenleving. Lahire pleit voor een individueel perspectief op de maatschappelijke functies van kunst en cultuur in een hiërarchische en gedifferentieerde samenleving.13 Daarmee wil hij af van het idee dat bepaalde sociale groepen altijd dezelfde soort kunst en cultuur zullen waarderen. Hij pleit voor een theorie die de verhouding van individuen tot een bepaalde sociale groep blootlegt. Lahire zegt dat het individu namelijk in staat is om zich te bewegen tussen de verschillende community’s. Het individu zou juist zijn identiteit ontlenen aan het feit dat hij zich in verschillende sociale contexten bevindt.14 Hierdoor zou de cultuurconsumptie niet gebaseerd zijn op socialiserende factoren, maar is de culturele smaak fluïde en kan deze worden beïnvloed door contextuele factoren.15 Cultuurdeelname is daarmee niet alleen een gevolg van iemands smaak of persoonlijke voorkeur maar kan ook tot stand zijn gekomen vanwege verplichtingen of beperkingen die een individu heeft.16 Een verband tussen cultuurdeelname en onderscheidingsdrang zoals Bourdieu deze veronderstelt is dus niet vanzelfsprekend, aldus Lahire. Lahire’s standpunten komen sterk overeen met die van Peterson. Peterson kijkt echter naar de verschillen in cultuurparticipatie tussen hoge en lage sociale klassen, terwijl Lahire zich richt op het individu. Ook verbreedt Lahire het onderzoekskader. Waar Peterson zijn theorie over de culturele omnivoor louter beperkt tot het onderzoeken van muziekgenres, breidt Lahire het onderzoek uit naar verschillende media- en kunstvormen en zorgt op deze manier voor empirische ondersteuning van Peterson’s onderzoek. 11 Susanne Janssen, “Het soortelijk gewicht van kunst in een open samenleving ; de classificatie van cultuuruitingen in Nederland en andere westerse landen na 1950” Sociologie 1, no. 3 (2005): 310. 12 Bernard Lahire, “The individual and the mixing of genres : Cultural dissonance and self-distinction”. Poetics 36 (2008). 13 Ibidem, 168. 14 Ibidem, 169. 15 Ibidem, 179. 16 Ibidem. 8 De hierboven uiteengezette benaderingen geven de inzichten weer met betrekking tot onderzoek naar cultuurdeelname. De benaderingen zijn afgeleid van de sociale distinctietheorie van Bourdieu. Het uitgangspunt van die theorie luidt dat er een directe samenhang is tussen sociale klassen en cultuurdeelname. In het volgende hoofdstuk zal verduidelijkt worden hoe ik, in navolging van deze benaderingen, tot de samenstelling van het onderzoek ben gekomen. 3. Methode van het onderzoek 3.1 Verantwoording van de onderzoeksmethode Er is vaak kwantitatief onderzoek gedaan naar culturele leefstijlen. Hierbij is veelal onderzoek gedaan naar de samenstelling en de hoeveelheid van culturele voorkeuren door middel van enquêtes. In mijn onderzoek heb ik echter gekozen voor het doen van kwalitatief onderzoek. Dit past het best bij de aard van mijn onderzoek, dat gericht is op de betekenissen die mensen toekennen aan cultuuruitingen. Omdat er al veel kwantitatieve onderzoeken bestaan rond dit onderwerp, is het wetenschappelijk relevant dit debat aan te vullen met kwalitatieve analyses. Dit geeft immers een beter begrip van de motieven die mensen tot hun cultureel gedrag aanzetten. In het kader van het kwalitatief onderzoek is gekozen om 10 diepte-interviews af te nemen van ongeveer één uur. De antwoorden van één respondent bleken echter niet relevant te zijn voor het onderzoek en deze is daardoor uitgesloten van de analyse. Uiteindelijk vormen negen respondenten, zeven vrouwen en twee mannen, de eenheden van dit onderzoek. De jongste respondent is 21 jaar en de oudste heeft de leeftijd van 66. Er is bewust gekozen om in verscheidene leeftijdscategorieën respondenten te werven. Op deze manier kunnen de tendensen die binnen en tussen de verschillende leeftijdscategorieën heersen worden blootgelegd. Jongere respondenten zijn meegenomen in dit onderzoek om te onderzoeken welke connectie deze hebben met zowel hoge als lage vormen van dans. Dit naar aanleiding van de eerder besproken benadering van Janssen. Zij stelt dat jongeren tegenwoordig geen enkele connectie meer hebben met hoge noch lage kunst. Respondenten van middelbare leeftijd zijn in het onderzoek betrokken door het feit dat zij een groot deel van het danspubliek vormen. 3.2 Selectie van de respondenten Om de nuanceverschillen in culturele voorkeuren tussen de respondenten te kunnen ontdekken is het derhalve belangrijk een sociaal-cultureel homogene groep te kiezen. In de 9 theorie van Bourdieu zouden met name de hoger opgeleiden de drang voelen om zich door middel van culturele uitingen te distantiëren van de lager opgeleiden. Om die reden is deze groep een bruikbare groep voor het verrichten van dit onderzoek. De kunstvorm dans heb ik gekozen om de factor sociale distinctie in één kunstdomein te kunnen onderzoeken. Bij het zoeken naar hoger opgeleide respondenten heb ik de definitie aangehouden die tevens wordt gebruikt bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een hoger opgeleide is hierbij een persoon die een HBO Bachelor, HBO Master, WO Bachelor, WO master en/of doctor volgt of heeft afgerond.17 Vier respondenten komen uit mijn eigen netwerk, de andere vijf zijn via-via op het spoor gekomen. Alle respondenten bezoeken minimaal 3 à 4 keer per jaar een dansvoorstelling. In bijlage 2 worden de persoonlijke kenmerken van de verschillende respondenten toegelicht. In verband met het behouden van anonimiteit zullen de respondenten worden aangeduid met de nummers 1 t/m 9. De 9 respondenten die zijn geselecteerd voor de interviews verkozen alle 9 moderne dans tot persoonlijke favoriete dansvorm. Enerzijds zorgde dit voor een beperking van het onderzoek omdat hierdoor een eenzijdig perspectief zou kunnen ontstaan van de voorkeuren van het danspubliek in Nederland. De uitkomsten van het onderzoek vallen hierdoor alleen te verhalen op het moderne danspubliek en kunnen niet gegeneraliseerd worden op het gehele danspubliek. Anderzijds zou je kunnen zeggen dat het juist een specifieke tendens weergeeft in de hedendaagse danskunst. Moderne dans is immers enorm in opkomst, door de groeiende moderne dansgezelschappen in Nederland maar ook door de verschillende televisieprogramma’s die moderne dans naar het grote publiek brengen. 3.3 Aanpak van de interviews Met behulp van de diepte-interviews heb ik de betekenis kunnen achterhalen die de respondenten toekennen aan hun eigen culturele voorkeuren en praktijken en aan die van anderen. Het diepgaande karakter van diepte-interviews maken het mogelijk om nuanceverschillen op het spoor te kunnen komen.18 Aan de hand van de literatuur is een topiclijst opgesteld. Met behulp van deze topiclijst zijn er semi-gestructureerde interviews gehouden met de respondenten. Hierbij lagen de verschillende onderwerpen vast, maar kon ik dieper op die antwoorden ingaan op de momenten waar dit per respondent gewenst was. In bijlage 3 is de topiclijst te vinden en in bijlage 4 de getranscribeerde interviews. Tijdens de 17 Centraal Bureau voor de Statistiek. “Opleidingsniveau” accessed April 1, 2014, http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/toelichtingen/alfabet/o/opleidingsniveau3.html. 18 Hennie Boeije, Analyseren in kwalitatief onderzoek: Denken en doen. (Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2005), 32. 10 interviews heb ik als onderzoeker een zo’n neutraal mogelijke houding ingenomen ten opzichte van het onderzoek en de respondent, zodat ik de antwoorden zo min mogelijk beïnvloedde. Dit was nodig om sociaal wenselijke antwoorden van de respondenten te beperken. Uit de vragen moest zo min mogelijk naar voren komen dat het onderwerp van het interview sociale distinctie betrof. Het lag in de lijn der verwachting dat respondenten niet openlijk zouden toegeven te willen streven naar sociale onderscheiding. Daarom moest er tijdens het interview veel aandacht werden besteed aan impliciete uitspraken van de respondenten, de meeste ontdekte noties van sociale distinctie komen dan ook voort uit dit soort uitspraken. 4. De samenstelling van het danspubliek in cultuurparticipatieonderzoeken tussen 2003-2013 In dit hoofdstuk staan eerdere kunst- en cultuurparticipatieonderzoeken naar het danspubliek in Nederland centraal. Hierbij kijk ik naar bevindingen rond het publieksbereik en de publiekssamenstelling van de danssector in Nederland. Er worden hierbij vijf onderzoeken geanalyseerd uit de jaren 2003, 2005, 2007, 2009 en 2013. Drie van de onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van het Sociaal Cultureel Planbureau, één onderzoek is verricht in opdracht van Bureau Promotie Podiumkunsten en het andere is uitgevoerd door het onafhankelijke onderzoeksbureau Ranshuysen. Onderzoek naar het danspubliek in Nederland is de laatste jaren in beweging. Door de veranderingen in de danssector moet het onderzoek naar dans en het danspubliek inspelen op deze veranderingen. Onderzoek gericht op dans komt, afgezien van het onderzoek naar het klassieke ballet, echter langzaam op gang. Daardoor blijft een gedeelte van de bloeiende danssector in Nederland buiten beschouwing. In 2003 toonde Ranshuysen al aan dat het danspubliek in Nederland hoger opgeleid en cultureel actiever is dan het doorsnee cultuurpubliek.19 Opvallend aan deze ontdekking was echter dat het aantal hoger opgeleiden vele malen hoger was dan bij regulier schouwburgpubliek of museumpubliek.20 Door deze elitevorming in het publiek onderscheidde de dans zich van andere kunstvormen. Ranshuysen onderzocht het bezoek van danspubliek in verschillende genres en maakte hierin onderscheid in drie leeftijdscategorieën. Hieruit bleek dat vooral jongeren zich op dat moment voornamelijk toelegden op de moderne dans en meer bereid waren om zichzelf op de hoogte 19 Letty Ranshuysen, Promotie Nederlandse Dansweek 2002: danspromotie bij diverse doelgroepen. (Rotterdam: onderzoeksbureau Letty Ranshuysen, 2003), 4. 20 Ibidem, 6. 11 te houden via programma’s en het lezen van opinieartikelen. De middelbare groep bezoekers is door de drukke levensfase waarin zij zich bevinden minder actief dan dat ze zelf zouden willen. De oudere groep wordt gekenmerkt door hoger opgeleiden en hun interesse gaat het meest uit naar het klassieke ballet. Het danspubliek bestaat over het algemeen uit frequente bezoekers, 2/3e van het publiek gaat 4-6 keer per jaar naar een dansvoorstelling.21 Tussen 2003 en 2013 vallen er duidelijke gaten in het onderzoek naar het danspubliek op te merken. In het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2003 wordt een stijging gemeten van het aantal opgevoerde moderne dansvoorstellingen en een stagnatie in het aantal opgevoerde klassieke balletvoorstellingen. Er worden in het verdere onderzoek echter weinig stappen ondernomen om deze ontwikkeling te verbinden met gegevens over het moderne danspubliek, alleen het klassieke balletpubliek wordt in cijfers uitgedrukt. Andere ontwikkelingen op het gebied van dans, bijvoorbeeld in de urban dance, worden evenmin meegenomen. In het onderzoek wordt dan ook aangegeven dat de cijfers rond de interesse en het bezoek van dans betrekking hebben op het klassieke ballet. De steeds populairder wordende moderne dans wordt hiermee genegeerd. Door deze keuze geeft het SCP al aan dat de resultaten van het publieksonderzoek dan ook niet gegeneraliseerd kunnen worden. De totale interesse in dans wordt immers niet gemeten, het gaat hier alleen om de interesse in het klassieke ballet.22 In het daaropvolgende onderzoek in 2009 is het bezoeken van het klassieke ballet nog steeds de enige variabele die wordt gemeten in het onderzoek naar het danspubliek. Er doen zich hierdoor geen opmerkelijke veranderingen voor met betrekking tot de samenstelling van het publiek, afgezien van een lichte vergrijzing van het publiek. De hierboven omschreven beperkingen in de verschillende onderzoeken rond dans hebben gezorgd voor een onduidelijk beeld van het bereik van de danssector in Nederland. In 2013 wordt voor het eerst moderne dans als variabele betrokken in de metingen van het SCP. In dit onderzoek worden opmerkelijke vondsten gedaan. In vergelijking met andere kunstvormen ligt de conversie (de omslag van interesse naar daadwerkelijk bezoek) beduidend lager. 45 procent geeft aan een beetje, tamelijk dan wel zeer geïnteresseerd te zijn in dans. Slechts 9 procent combineert zijn interesse met een daadwerkelijk bezoek aan een dansvoorstelling. Hierbij ligt de conversie op zo’n 20 procent, beduidend lager dan bij de andere kunstvormen. Een andere opmerkelijke vondst uit het onderzoek is de samenhang van 21 Letty Ranshuysen, Promotie Nederlandse Dansweek 2002: danspromotie bij diverse doelgroepen. (Rotterdam: onderzoeksbureau Letty Ranshuysen, 2003), 9. 22 Andries van den Broek, Jos de Haan & Frank Huysmans, Cultuurminnaars en cultuurmijders: trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. (Den Haag: SCP, 2005), 45. 12 interesse in dans en opleiding. Hier bleek dat interesse voor dans niet samenhangt met opleidingsniveau. Het daadwerkelijk bezoek van een dansvoorstelling hangt wel samen met het opleidingsniveau. Onder de hoger opgeleide is dat driemaal hoger dan onder lager opgeleiden.23 Het SCP vraagt zich dan ook terecht af wat voor drempels er bestaan om dans te gaan bezoeken. In de enquête van het SCP uit 2013 worden mogelijke drempels voorgelegd aan niet-dansbezoekers. 30 procent van de respondenten geeft aan het eens te zijn met de stelling: ‘dans is niks voor mensen zoals ik’.24 Deze drempel wordt gemiddeld meer gevoeld bij dans dan bij klassieke muziek en toneel. In de volgende hoofdstukken zullen de resultaten van de interviews worden besproken. Hierin zal duidelijk worden welke ervaringen en belevingen de respondenten hebben met betrekking tot de danssector en het danspubliek in Nederland. 5. Analyse van de interviews 5.1 De functies van kennis van dans Kennis is volgens Bourdieu een vereiste om de ideeën van de kunstenaar te kunnen begrijpen en waarderen.25 De verworven kennis van kunst en cultuur is een onderdeel van het cultureel kapitaal van een persoon en heeft direct invloed op diens smaakvoorkeuren. Bourdieu onderscheidt cultureel kapitaal in drie vormen, namelijk het embodied, objectified en institutionalised cultureel kapitaal.26 Het belichaamde (embodied) en geïnstitutionaliseerde (institutionalised) culturele kapitaal hebben betrekking op de persoonlijke inspanning en de opbrengst van deze inspanning met betrekking tot kunst en cultuur. Het geïnstitutionaliseerde cultureel kapitaal heeft betrekking op de schoolse inspanning (hiermee wordt het onderwijsniveau bedoeld). Het belichaamde cultureel kapitaal kan volgens Bourdieu gemeten worden aan de hand van de vaardigheden, competenties, smaakvoorkeuren en houdingen met betrekking tot kunst en cultuur. De verwerving van kennis en de daaruit voortkomende zogenoemde esthetische dispositie vormen zo de belangrijkste aspecten van het belichaamde cultureel kapitaal.27 Met het objectified, ofwel geobjectiveerde, cultureel kapitaal wordt het bezit van culturele goederen bedoeld (boeken, schilderijen, instrumenten, et cetera). Bourdieu Andries van den Broek, Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. (Den Haag: SCP, 2013), 66. 24 Ibidem, 85. 25 Koen van Eijck & Janna Michael, “Culturele consumptie en de habitus: de rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88, no.1 (2013): 66. 26 Pierre Bourdieu, Distinction: A social critique of the judgement of taste. (London & New York: Routledge, 1984): 32. 27 Koen van Eijck & Janna Michael, “Culturele consumptie en de habitus: de rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88, no.1 (2013): 66. 23 13 benadrukte het belang van het cultureel kapitaal als middel van onderscheiding. Een groot cultureel kapitaal wordt door hem als een instrument gezien om een hogere klassepositie in de samenleving in te nemen en je te onderscheiden van mensen uit de lagere klassen. Zodoende ligt het in de lijn der verwachting dat de hoger opgeleiden kennis van dans als zeer waardevol ervaren. In dit hoofdstuk zal dan ook blijken met welke inspanning de respondenten kennis over dans verwerven en welke opbrengst dit voor hen persoonlijk heeft. Volgens Bourdieu zou deze opbrengst de voorkeur voor hoge vormen van dans betekenen en zou kennis dan ook op hoge waarde worden geschat door hoger opgeleiden. Of de hoger opgeleiden deze kennis ook gebruiken als middel ter onderscheiding werd getoetst door hen te vragen naar het belang van kennis van dans voor medebezoekers. Op deze manier werd de houding van de hoger opgeleiden ten overstaan van mensen met minder cultureel kapitaal onderzocht. 5.1.1 Het persoonlijk belang van kennis Kennis van dansgeschiedenis, -tradities, choreografen en gezelschappen wordt als zeer waardevol ervaren door de respondenten. Bij de meeste respondenten valt zelfs enige gretigheid op te merken om deze kennis te vergaren en deze te kunnen inzetten tijdens de kijkervaring. Respondent 9 doet de uitspraak dat kennis “inherent is aan het bezoeken van dans”, respondent 5 wil “alle mogelijkheden om kennis over dans te verkrijgen aangrijpen” en respondent 2 stelt dat ze het hebben van kennis zeer belangrijk vindt omdat “het de ervaring altijd groter en meer waard maakt”. Het persoonlijk belang van het verkrijgen en het inzetten van kennis over dans gaat voornamelijk gepaard met het plezier dat de respondenten hier aan beleven. De respondenten geven voornamelijk aan dat ze het “gewoon leuk” vinden om kennis van dans te hebben. Achtergrondinformatie kan tevens bijdragen aan het begrip en de appreciatie van de voorstelling, wat de ervaring van de dans voor veel respondenten waardevoller maakt. Door kennis van de context van de specifieke dansvoorstelling en/of dansstijl hebben de respondenten het idee dat ze een vollediger begrip hebben van de voorstelling en de dans beter in zijn context kunnen plaatsen. Nou ja, als je ergens naar toe gaat is het wel fijn om er iets van te weten omdat je naar mijn idee dan ook beter kunt waarderen en meer begrijpt en meer het idee hebt wat er aan vooraf is gegaan. Je kan het in perspectief plaatsen. Dus voor mij is het wel belangrijk, want de ervaring wordt daardoor groter en het wordt meer waard. (Respondent 2) 14 5.1.2 Bronnen van kennis van dans Het internet wordt als belangrijkste naslagwerk genoemd voor het vergaren van kennis. Het opzoeken van informatie doen de respondenten voornamelijk in de aanloop van het bezoeken van een voorstelling maar ook vaak achteraf, wanneer zij enthousiast zijn geworden over een bepaalde choreograaf of bepaald gezelschap. De twee theaterwetenschappers en de dansdocenten onder mijn respondenten zeggen de kennis te hebben opgedaan tijdens hun opleiding en verder via boeken, tijdschriften en internetbronnen op de hoogte te blijven van verdere ontwikkelingen. Het geobjectiveerde culturele kapitaal van deze twee respondenten, en tevens ook van enkele andere respondenten, is hoog. Sommige verklaren boeken te verzamelen, dvd’s te hebben en tijdschriften te lezen met betrekking tot dans. Tevens is het actief beoefenen van dans een belangrijke manier van kennisvergaring. Drie respondenten geven aan dat doordat ze zelf dansen kennis opdoen van dans. “Ik denk door eigen interesse maar inderdaad ook zelf dansen, dus wel al wat van dansen afweten en er mee bezig zijn”(Respondent 1). Het frequent bezoeken van voorstellingen wordt ook gezien als een manier van kennisvergaring. De respondenten zijn overtuigd dat het frequent bezoeken van voorstellingen van verschillende choreografen en gezelschappen een manier is om kennis van dans op te bouwen. 5.1.3 Het belang van kennis voor medebezoekers De meeste respondenten zijn niet van mening dat andere bezoekers ook kennis behoren te hebben van dans. Ze benadrukken de verrijking die kennis van dans oplevert maar vinden het niet nodig dat iedereen naar deze verrijking streeft. De respondenten hebben er begrip voor als mensen geen interesse hebben om meer te weten te komen over dans maar louter dans bezoeken voor ontspanning, entertainment en het beleven van een speciaal avondje uit. Hierbij leggen de respondenten een direct verband tussen het ervaren van ontspanning, entertainment en het gebrek aan kennis. Zonder enige kennis een dansvoorstelling bezoeken lijkt door de respondenten in verband te worden gebracht met dans die meer gericht is op ontspanning en entertainment, of zoals respondent 5 het beschrijft: “effectieve, makkelijk te verteren dans”. Uit de antwoorden van de respondenten komt regelmatig naar voren dat het moeilijk is om in aanraking te komen met dans wanneer dit niet in je opvoeding of opleiding wordt aangereikt. Het wordt dan al als bijzonder ervaren als mensen uit deze laatste groep überhaupt een dansvoorstelling bezoeken, en zeker als zij kennis opdoen over dans. Het lijkt 15 de respondenten dan ook niet nodig om “kennis over dans voor te kauwen en mensen vol te stoppen met kennis”, aldus respondent 4. De meningen van de respondenten lopen iets meer uiteen met betrekking tot de aard van dans. De meeste respondenten geven aan dat dans vaak een abstract en experimenteel karakter heeft, waardoor het aanbeveling verdient om kennis op te doen van de dansstijl en de context om zo de opzet van de choreograaf te begrijpen en waarderen. Het gaat hierbij dan voornamelijk om bepaalde stijlen van moderne dans. Ja soms wel denk ik. Als je nou een heel modern stuk hebt met hele moderne muziek dan is kennis wel nodig. Ik weet niet zo zeer een voorbeeld maar wel in de muziek. Je hebt Schönberg, dat was een componist die hele nieuwe muziek maakte en vrij moeilijk toegankelijk maar op het moment dat je daar een uitleg over krijgt, dan spelen ze een stuk, dan hoor je ook wat er bedoeld is en dan kun je het ook beter waarderen. En soms is het dan met dans ook. Maar niet altijd, niet altijd is het ook nodig. Maar ik denk dat kennis mensen wel helpt om moderne dans meer te gaan waarderen. (Respondent 8) Net als Bourdieu stellen deze respondenten dat het waarderen van hoge kunst kennis verreist. Het cultureel kapitaal hangt direct samen met de voorkeur voor legitieme cultuur, zo stelt Bourdieu. Onderdeel van dit cultureel kapitaal is de kennis van kunst en cultuur. Dit is nodig om legitieme kunst te begrijpen en te waarderen. Enkele respondenten zijn eveneens overtuigd van het feit dat kennis van moderne dans nodig is om deze te kunnen begrijpen en waarderen. Eén respondent vindt echter dat de toegankelijkheid van dans zelf bepalend is voor de kwaliteit van een voorstelling. Daar zou geen kennis voor nodig moeten zijn […] En ik vind dat de voorstelling op zich ook al zou moeten staan. Als het een goede voorstelling is zou het in feite voor iedereen toegankelijk moeten zijn, zonder kennis. (Respondent 7) Deze uitspraak hangt samen met enkele andere uitspraken die respondenten doen over de karakteristieke aard van dans. Sommige stellen dat dans een universele taal is, dat iedereen dans kan begrijpen. Andere vinden daarentegen dat dans een aparte vorm van kunst is die niet bij iedereen tot de verbeelding spreekt en waar zodoende een vorm van kennis en intelligentie voor nodig lijkte te zijn. Dit aspect zal in de volgende hoofdstukken met betrekking tot smaakvoorkeuren en sociale gedragingen vaker terugkomen. 16 5.2 Smaakvoorkeuren in dans Smaakvoorkeuren in kunst en cultuur komen volgens Bourdieu voort uit de habitus van de mens. Deze habitus wordt gevormd door het cultureel kapitaal. Zoals we in het vorige hoofdstuk hebben kunnen lezen trachten de respondenten zich zo veel mogelijk te verdiepen in kennis van dans. Daardoor zouden zij volgens Bourdieu vaardigheden en competenties hebben opgebouwd die direct samenhangen met de voorkeur voor legitieme danskunst. De hoger opgeleiden zouden vanwege deze zogenoemde esthetische disposities vanzelfsprekend hun voorkeur uitspreken voor de legitieme kunsten en vormen van niet-legitieme kunst afwijzen. Deze zogeheten highbrow voorkeur hangt samen met de interesse voor vorm, verfijning en vernieuwing.28 Het commerciële, populaire karakter van de populaire kunst zouden de hoger opgeleiden logischerwijs afwijzen. In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de smaakvoorkeuren in dans van de respondenten. 5.2.1 Gewaardeerde vormen van dans De respondenten hebben over het algemeen een highbrow voorkeur. Met betrekking tot de meest favoriete dansvorm kiezen alle respondenten overtuigend voor dezelfde stijl: moderne dans. Het verrassende, spontane en veelzijdige karakter van deze dansvorm spreekt hen het meest aan en is de reden dat deze dansvorm het meeste op het gevoel van de respondenten inspeelt. Omdat het heel breed is, daar komen heel veel verrassende dingen in voor vind ik. Ik vind, ja ik denk omdat je daar gewoon heel veel verschillende soorten stijlen hebt en je kan het op verschillende manieren zien, het is heel breed. Je kan bijvoorbeeld een hele experimentele voorstelling zien, weet je, je kan echt een voorstelling kiezen die jij leuk vindt. En het ontroert ook het meest, ik vind dat je daar het meest met je gevoel in mee kan gaan. (Respondent 1) Spontaniteit, vrijheid en creativiteit zijn aspecten in dans die het meest worden gewaardeerd door de respondenten. Het feit dat moderne dans niet in een hokje te plaatsen valt, zorgt keer op keer voor een soort verrassingseffect. Ze menen dat moderne dans verschillende vormen kan aannemen. Dit verrassende effect van de dansstijl zorgt tevens voor een bepaalde 28 Koen van Eijck & Janna Michael, “Culturele consumptie en de habitus: de rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88, no.1 (2013): 66. 17 spanning die de ervaring van het bekijken van een moderne dansvoorstelling naar een hoger niveau tilt. Ook het feit dat de respondenten zelf moderne dans beoefenen of hebben beoefend draagt vaak bij aan hun voorkeur voor het bekijken van deze dansstijl. “Omdat ik mezelf daar mee het best kan identificeren, omdat ik dat zelf ook heel leuk vind om te doen. En bij die vorm daarom toch altijd een voorstelling erbij kan maken.” (Respondent 2) Het zelf beoefenen van de kunstvorm draagt dus tevens bij aan de smaakontwikkeling van de respondenten. Alle respondenten dansen zelf moderne dans of hebben deze vroeger gedanst en voelen zich daardoor meer vertrouwd en verbonden met de dansstijl. Onder de respondenten bestaat geen twijfel over het opvatten van moderne dans als kunst. Veel respondenten maken geen onderscheid tussen moderne dans en andere kunstvormen als schilderkunst, beeldhouwwerk en klassieke muziek. Moderne dans wordt zo bewust door de respondenten in de rij van legitieme kunstvormen geplaatst. Het is denk ik iets wat mensen maken of doen wat niet zo maar iedereen kan waarderen. Om naar te kijken of om te doen. Dus ik zie het wel in de vorm van schilderen, zang, dans et cetera. Een verrijking van het leven. (Respondent 6) De respondent veronderstelt in dit citaat dat de voorkeur voor dans een exclusieve voorkeur is. Het feit dat niet zomaar iedereen danskunst kan waarderen, maakt dans een kunstvorm voor een specifiek publiek, en dus krijgt de dans een exclusief karakter. In het volgende hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de samenstelling van dit specifieke publiek. Een ander belangrijk aspect in het beschouwen van moderne dans als kunst is de aanwezigheid van een uitwisseling tussen de dansers en het publiek. Die uitwisseling kan een bepaald gevoel, verhaal of boodschap belichamen. De vorm waarin deze uitwisseling wordt gegoten is echter wel essentieel. Deze bepaalt of de dans als kunst gezien kan worden of niet. Oké en je kan ook zeggen van ‘Piet loopt naar de supermarkt en dan gaat hij een ijsje kopen en dan komt ie een leuk meisje tegen’, dan is het ook niet echt kunst. Ik vind kunst wel echt dan wanneer er iets heel bijzonders wordt neergezet. (Respondent 1) Een choreografie met een simpele boodschap wordt niet op dezelfde waarde geschat als de artistieke boodschappen die vaak in moderne dans worden geuit. Juist de abstractie die moderne dans vaak uitdraagt, wordt gewaardeerd door de respondenten. Het feit dat niet iedereen deze abstractie kan waarderen en begrijpen is ook weer onderdeel van de veronderstelde exclusiviteit van de moderne dans. 18 De wijze van uitvoering van de dans wordt ook vaak genoemd door de respondenten bij het beschouwen van dans als kunst. Hierbij wordt een bepaalde professionaliteit verwacht, die voornamelijk samenhangt met technische kwaliteiten van de dansers. Dans in SO YOU THINK YOU CAN DANCE wordt dan ook alleen maar beschouwd als kunst indien deze goed wordt uitgevoerd en een boodschap uitdraagt. Sommige respondenten zeggen hun aandacht expliciet op techniek te richten. Deze respondenten hebben kennis hierover opgedaan tijdens de studie theaterwetenschap, dansacademie of tijdens danslessen. Anderen vinden techniek een minder belangrijk aspect, omdat ze niet het inzicht hebben om dit te kunnen beoordelen of het geheel van de voorstelling belangrijker vinden. In de volgende paragraaf zullen we er achter komen of de elementen die door de respondenten van waarde worden geacht bij de waardering van dans, ontbreken in de uitspraken van de respondenten over de minder gewaardeerde vormen van dans. 2.2.2 Minder gewaardeerde vormen van dans De manier waarop er door de respondenten wordt gesproken over minder gewaardeerde dansvormen is een goede indicatie van de houding van de respondenten tegenover populaire kunst en cultuur. Met het oog op Bourdieu’s visie op sociale distinctie ligt het in de lijn der verwachting dat de hoger opgeleide respondenten met hun hierboven beschreven highbrow voorkeur voor moderne dans, zich zullen afzetten tegen populaire vormen van dans. Stijldansen wordt het meest genoemd als minder gewaardeerde dansstijl onder de respondenten. De respondenten vinden deze dansstijl weinig inspirerend door zijn gelikte, stijve en inspiratieloze karakter. Het voorgeprogrammeerde karakter, dat wordt gevormd door vaste regels van passen en patronen, zorgt ervoor dat de dansliefhebbers het stijldansen beschouwen als “saai” en “niet boeiend”. “Nou, ik zou niet naar een stijldansvoorstelling gaan. Dat is te gelikt, dat is te weinig. Dat zit aan zoveel regeltjes vast over hoe het moet en het is zo geforceerd. (Respondent 6) Line-dancing en vormen van volksdansen worden om dezelfde redenen niet gewaardeerd. De aspecten van vernieuwing en verrassing die de respondenten juist zo waarderen in de moderne dans, zijn hier ver te zoeken. Opvallend is dat het klassieke ballet exact dezelfde kritiek van de respondenten krijgt. Toch staan de respondenten geen moment afwijzend tegenover het klassieke ballet. Om het belang van creativiteit en vernieuwing in dans als kunst te verklaren wordt echter wel door enkele respondenten een vergelijking getrokken tussen het traditionele klassieke ballet en de moderne dans. 19 Ja waarom modern? Omdat in vergelijking met klassiek ballet vind ik, dat is heel verhalend en dat laat weinig toe tot mijn verbeelding eigenlijk. En ik vind moderne dans is gewoon, dat raakt me gewoon veel meer dan klassiek ballet, ik denk dat dat ook te maken heeft omdat het dan veel abstracter kan zijn en je ook veel meer kan raken. Ook de muziek die je vaak gebruikt, dat vind ik veel meer, ja dat vind ik mooier. (Respondent 4) Waar er bij dansvormen als volksdans, line-dance en stijldansen afkeurende uitspraken domineren, hebben de hoger opgeleiden een open houding tegenover het legitieme klassieke ballet. Dit illustreert hoe de respondenten tegen het ballet aankijken, namelijk met een houding van respect en waardering voor deze legitieme kunstvorm. Het klassieke ballet is een typisch voorbeeld van een legitieme kunstvorm zoals Bourdieu deze formuleert, een conventionele kunstvorm die al lange tijd wordt gerespecteerd en als hoge kunst wordt beschouwd. De respondenten zijn het er dan ook over eens dat klassiek ballet zeker als kunst beschouwd kan worden. Ja toch wel mee eens. Het heeft wel iets kunstzinnigs, terwijl het veel meer geprogrammeerd is natuurlijk. De bewegingen zijn beperkt, er zijn een beperkt aantal bewegingen, het is natuurlijk niet vernieuwend. Maar het is wel ongelofelijk knap. […] Maar ik als naar een Giselle ga kijken vind ik het heel mooi en het is wel kunst uit de historie maar minder dan ik modern ballet vind. (Respondent 8) De moeilijkheidsgraad van de uitvoering van de bewegingen wordt echter vaak genoemd als belangrijk aspect van de kunst van het klassieke ballet. Deze uitvoering verreist jarenlange intensieve training, waardoor het beoefenen van klassiek ballet als een kunst wordt beschouwd. De open houding die de respondenten aannemen met betrekking tot de waardering van het klassieke ballet kan echter worden voorzien van een kleine nuance. Het feit dat de respondenten waardering uitspreken over het klassieke ballet zou te maken kunnen hebben met het feit dat zij kennis hebben van de diepgewortelde traditie die deze vorm van dans heeft in de hoge kunst. Ze zouden deze kunstvorm hierdoor niet ‘durven’ afwijzen, aangezien de kunstvorm door de maatschappij al lange tijd wordt beschouwd als hoge kunst, ook al geven enkele respondenten aan dat het klassieke ballet niet hun smaak is. Het voorgeprogrammeerde karakter van het klassieke ballet wordt door deze respondenten minder gewaardeerd. Het feit dat deze dansvorm vastzit aan het vertellen van een duidelijk verhaal door middel van eeuwenoude vastgelegde patronen staat de creativiteit en de spontaniteit die 20 zo van belang zijn voor de beleving in de weg, volgens de respondenten. Hier zien we weer duidelijk de drang naar vernieuwing van de respondenten terugkomen. Bourdieu stelde dat deze ‘commitment to novelty’ van de culturele elite voornamelijk gericht zou zijn op veranderingen en vernieuwingen in het legitieme culturele veld.29 De respondenten zijn echter vaak ook geïnteresseerd in vernieuwingen van de populaire dansvormen. Ook de populaire urban dance wordt vaak gewaardeerd als creatief, inspirerend en vernieuwend. De respondenten zien over het algemeen een grotere toekomst in het theater voor de urban dance. Deze dansvorm heeft echter nog tijd nodig om tot de legitieme kunstvormen door te dringen. Omdat ik denk dat hiphop bijvoorbeeld zich ook zo ontwikkelt dat het wel zeker een plek verdient ook in de schouwburgen en dat het een kunstvorm geworden is en dat het niet, ja een beetje lastig omdat ballet natuurlijk zo’n lange geschiedenis heeft en dat het daardoor zo’n status heeft gekregen. Dus ik denk dat je dan hiphop ook die kans moet geven. (Respondent 2) Het lijkt er dus op dat de respondenten open staan voor populaire vormen van kunst. Dit hangt direct samen met de drang naar vernieuwing die zij zo waarderen in dans, ze willen niets missen. Populaire dansvormen als hiphop, breakdance en urban worden af en toe genoemd als minder interessant dan moderne dans. Dit onderscheid wordt echter louter toegeschreven aan persoonlijke interesse en niet aan de statushiërarchie in de dans. Wel lopen de meningen uiteen over dans in televisieprogramma’s. Over het algemeen zijn de respondenten te spreken over programma’s als SO YOU THINK YOU CAN DANCE. Deze uitspraken worden echter wel als zodanig genuanceerd. De respondenten hopen dat mensen het programma gebruiken als opstapje naar het bezoeken van meer legitieme dansvormen, zoals modern en klassiek. Hierbij komt impliciet naar voren dat de respondenten een vorm van hiërarchie hanteren in de verschillende dansvormen. De populairdere vormen van dans, zoals de diverse televisieprogramma’s, moeten een opstapje vormen voor het bezoeken van de meer legitieme dansvormen. Ik vind het wel zelf leuk om te kijken, maar het wordt wel minder omdat het nou al zo lang op tv is, wordt allemaal een beetje hetzelfde. Maar ergens vind ik het supergoed voor de ‘dansscene’ zeg maar omdat je gewoon de dans meer onder de aandacht brengt bij het publiek en ook verschillende soorten stijlen, dat vind ik heel leuk. Ik 29 Koen van Eijck & Janna Michael, “Culturele consumptie en de habitus: de rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88, no. 1 (2013): 67. 21 denk wel dat dat kan bijdragen aan het bezoeken van voorstellingen van mensen die niet zo vaak naar dans gaan, die enthousiasmeren ook en het kennis laten maken met andere vormen van dans. (Respondent 3) Opvallend in de uitkomsten van de smaakvoorkeuren van de respondenten is de combinatie van waardering voor highbrow vormen met populaire vormen van dans. Over het algemeen neigen de antwoorden van de respondenten voornamelijk naar nieuwsgierigheid naar en begrip voor de verschillende uitingen van dans. Er worden wel vormen van hiërarchie in dans onderscheiden, bijvoorbeeld bij stijldans of volksdans, al worden deze vaak genuanceerd met uitspraken als: “Maar ik vind het prima als mensen dit wel erg leuk vinden”, “het is een beetje ouderwets om deze mening te hebben” of “iedereen is anders en dat is prima”. We kunnen helaas echter niet met zekerheid zeggen dat deze uitspraken niet werden gedaan vanuit sociale wenselijkheid. Eveneens valt er een vorm van hiërarchie te ontdekken in de waardering van de populaire vormen van dans. Waar de respondenten in eerste instantie een enthousiaste en open houding aannemen jegens deze dansvormen worden deze uitspraken af en toe genuanceerd door het feit dat ze het bekijken van deze dansvormen wel als ‘opstapje’ zien voor het bezoeken van meer legitieme dansvormen als klassiek ballet en moderne dans. Afgezien van deze uitspraken leggen de respondenten echter geen direct verband tussen de deelname aan niet-legitieme vormen van dans en mensen uit lagere sociale klassen De nadruk van verschillen in smaak ligt op persoonlijke smaak en interesses, zo stellen de respondenten. We zien hier duidelijk een standpunt van de respondenten die overeenkomt met enkele standpunten van Lahire. Door de individualisering van de samenleving is het onlogisch sociale groepen tegen elkaar af te blijven zetten, volgens Lahire. Individuen kunnen zich in verschillende groepen bewegen, juist die beweging creëert hun identiteit. Die identiteit heeft volgens Lahire en volgens de respondenten dan ook weinig tot geen samenhang met socialiserende factoren, maar is afhankelijk van de persoonlijke smaak en interesse. 5.3 Sociale gedragingen tijdens het dansbezoek In dit hoofdstuk staat het daadwerkelijke bezoek aan een dansvoorstelling centraal. Het gaat hierbij om de ervaringen en belevingen van de respondenten rond sociale gedragingen tijdens het dansbezoek. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee aspecten van sociale gedragingen, namelijk de typering van het danspubliek en de locatie van het dansbezoek. 22 5.3.1 Typering van het danspubliek In hoofdstuk 1 kwam al naar voren dat het danspubliek een elitepubliek vormt. In dit deel van het onderzoek tracht ik er achter te komen of het danspubliek deze elitaire sfeer opmerkt en wellicht ook wel nastreeft. De respondenten typeren het danspubliek over het algemeen als een publiek op leeftijd. Vooral bij voorstellingen die tot de gevestigde danscultuur behoren, zoals het klassieke ballet en de moderne dans, domineert deze groep. Verder verklaren alle respondenten dat het danspubliek voornamelijk bestaat uit hoger opgeleide mensen of mensen uit een ‘beter’ sociaal milieu. Hoger opgeleide mensen krijgen kunst en cultuur bijgebracht tijdens de opleiding, geven de respondenten als verklaring voor deze samenstelling. Hierdoor zullen zij sneller in aanraking komen met legitieme vormen van kunst, zoals dans. De respondenten geloven tevens dat kinderen die zijn opgevoed in een ‘beter’ sociaal milieu eerder in aanraking komen met dans doordat er thuis geld is voor het bezoeken van dansvoorstellingen en het volgen van danslessen. De ideeën van de respondenten komen op dit punt overeen met de veronderstelde samenhang die Bourdieu beschrijft tussen cultuurdeelname en sociale klassen. Tevens brengen de respondenten de mate van economisch kapitaal naar voren, een laag economisch kapitaal zou een beperkte toegang tot de danskunst betekenen. Bourdieu beargumenteert, net als de respondenten, dat hoger opgeleiden vanzelfsprekend de hoge cultuur zullen waarderen vanwege het verworven geïnstitutionaliseerde cultureel kapitaal. Zonder dit verworven kapitaal is het minder vanzelfsprekend om in aanraking te komen met legitieme kunst. Toch als je hoger opgeleid bent wordt je ook wel in aanraking gebracht met veel meer verschillende vormen en leer je misschien wat over de geschiedenis en over wat er allemaal is of moet je voor school eens een keer ergens naar toe. En als je dat allemaal niet hebt snap ik wel dat je er niet zo snel terecht komt, laat ik daar eens heen gaan. (Respondent 2) In eerdere hoofdstukken stelden enkele respondenten al vast dat de toegankelijkheid van legitieme vormen van dans gering is. Ook hier klinkt het argument dat wanneer niemand in de directe omgeving je aanspoort om een dansvoorstelling te bezoeken, mensen nauwelijks dit uit zichzelf zullen ondernemen. Hieruit blijkt dat contextuele factoren, zoals omgeving en situatie, als belangrijke indicatoren worden gezien door de respondenten voor het 23 daadwerkelijke bezoek aan dans. Deze contextuele factoren worden ook erkend in de theorie van Lahire. Net als de respondenten geeft Lahire aan dat contextuele factoren als omgeving en situatie vaak van invloed zijn op cultuurparticipatie. Dit betekent echter niet dat iedereen dezelfde kansen heeft op soortgelijke cultuurparticipatie. Het bezit van cultureel kapitaal blijft een belangrijke factor in de sociale verschillen, ook volgens de respondenten.30 Zo wordt het abstracte karakter van dans gewaardeerd door de respondenten omdat zij de benodigde kennis en het inzicht hebben om dit soort uitingen te kunnen waarderen. Mensen uit de lagere sociale klassen hebben dit inzicht minder en zullen daarom “sneller geneigd zijn om via de televisie dans te bekijken” (Respondent 4). De respondenten geven hiermee aan dat een mate van intelligentie een vereiste is om interesse in dans te kunnen kweken. Hier zien we een expliciete verwijzing naar de […] En ook duiding kunnen geven aan wat je ziet. Daar moet je dan toch een bepaalde intelligentie willen hebben. Dat zou ik niet willen koppelen aan een niveau hoor maar als je heel laag intelligent bent dan is het moeilijker te begrijpen. En ja het is toch beide een soort abstractie van de werkelijkheid en dan moet je een bepaalde intelligentie voor hebben. […] (Respondent 8) De typering van het danspubliek lijkt op het eerste oog overeen te komen met eerdere publieksonderzoeken van bijvoorbeeld het SCP, vermeld in hoofdstuk 1. De respondenten nuanceren hun typering echter later door te stellen dat het type publiek per locatie, gezelschap maar vooral ook dansstijl verschilt. De groeiende belangstelling voor moderne dans, maar ook van populairdere dansvormen als hiphop en streetdance, zullen het danspubliek uiteindelijk gemêleerder moeten maken dan dat het nu is, zo stellen een aantal respondenten. Op dit moment bestaat er in het danspubliek dus nog een tweedeling, die respondent 4 omschrijft als: Ik denk de hoger opgeleiden en de SO YOU THINK YOU CAN DANCE-fans die naar Isabelle Beernaert gaan, dus het ligt wel aan het type dansvoorstelling ja. Het ligt er ook aan welk theater, als je naar het danstheater gaat dan verbaas ik me altijd dat er zo veel oudere mensen in de zaal zitten en weinig jongeren, wat eigenlijk heel jammer is. (Respondent 4) De komst van dansprogramma’s op tv zorgt er voor dat meerdere lagen van de bevolking in aanraking komen met dans en wellicht hierdoor meer interesse zullen opbouwen voor het 30 Bernard Lahire, “The individual and the mixing of genres : Cultural dissonance and self-distinction”. Poetics 36 (2008), 167. 24 gedifferentieerde dansaanbod in Nederland. Dit vinden de respondenten een goede ontwikkeling. De respondenten voelen zich over het algemeen op hun gemak tussen de groep bezoekers van dansvoorstellingen. De drie jongste respondenten, respectievelijk 21, 22 en 22 jaar, verklaren echter zich wel eens ongemakkelijk te voelen. Zij noemen hierbij alle drie hetzelfde voorbeeld: het bezoeken van een voorstelling van het Nationale Ballet. De sfeer is vaak te stijf en de jongeren voelen zich niet op hun gemak in deze setting. Soms echt helemaal niet, als ik wel eens naar klassiek ga dan word ik echt gek. Dan denk ik echt oké ik pas hier helemaal niet tussen. Heel netjes allemaal en ik ben gewoon meer Theater Kikker, vlakke vloertheater in een spijkerbroek. […] Ja dus als je klassiek gaat zien dus echt in de grote theaters of in de danstheaters dan denk je wel zo oké, help, ik pas hier niet zo goed tussen. (Respondent 3) De sfeer bij de grotere moderne en klassieke voorstellingen wordt ook veelal omschreven als elitair. Deze sfeer richt zich voornamelijk op de manier waarop de mensen zich kleden, gedragen en praten. Dit hangt direct samen met het gevoel van de respondenten dat het hier een hoger opgeleid segment betreft. Respondent 1 zegt dit te merken aan het feit dat de hoger opgeleiden vooral echt met hun eigen gezelschap zijn en impliceert daarmee dat er een exclusieve sfeer in dit gezelschap hangt. Respondent 3 en 4 omschrijven ook een sfeer van exclusiviteit maar beschouwen deze niet louter als negatief, de sfeer wordt door hen meer omschreven als een ons-kent-ons cultuur. De meeste dansbezoekers zijn actieve dansbeoefenaars en hebben daardoor veel contacten in deze wereld. Het bezoeken van een voorstelling is voor meerdere respondenten dan ook een plaats van ontmoeting. Een locatie waar mensen met dezelfde bijzondere passie samen komen. […] Want de mensen die ik zie zijn vaak wel opgevoed met dans of die kennen gewoon veel dans, die doen het zelf. Dat is meestal wel het geval. Het is echt wel een soort inner circle ofzo, de mensen die dansvoorstellingen bezoeken. Dat zie je op de dansdagen ook heel erg. Iedereen kent elkaar eigenlijk. Dat is heel vaak zo. Het is echt een klein wereldje. (Respondent 3) Er zijn dan ook respondenten die stellen dat ze trots zijn op het feit dat ze onderdeel zijn het danspubliek van Nederland. 25 Ja vind ik wel. Ik vind het een waanzinnige kunstvorm en amusement en uhm is iets waar we in Nederland ook trots op zijn. Dat we goed ontwikkelde danscultuur hebben, dat we toch gerenommeerde gezelschappen die echt leuke dingen laten zien, heel verschillend. Ja vind ik leuk om daar bij te horen. Trots dat je daar onderdeel van bent. (Respondent 8) Andere respondenten stellen ‘trots’ een te overdreven benaming te vinden, die teveel duidt op het behoren tot een bepaalde statusgroep, wat zij niet ambiëren. Het feit dat zij tot het danspubliek van Nederland behoren is wel een manier om zich te kunnen onderscheiden, zo stellen de respondenten voorzichtig. Daarop willen ze niet te veel nadruk leggen, ze zijn voornamelijk blij dat ze door hun interesse in en bezoek aan dansvoorstellingen op een positieve manier bijdragen aan de danssector in Nederland. Ook zouden de respondenten het juist een positieve ontwikkeling vinden als mensen van alle lagen van de bevolking zich begeven willen onder het danspubliek in Nederland. Deze open houding zwakt de eerder veronderstelde exclusieve houding af. Nou, kijk, het feit dat ik toch wel tot een klein groep mensen behoor die van dans houden is wel iets, heeft niet echt iets met trots te maken, maar je bent toch iets anders dan de rest. Ik wou dat ik er iets aan kon doen om meer mensen voor dans te interesseren, dat kan ik niet anders dan reclame maken voor bepaalde voorstellingen. Maar ik vind het heel jammer, maar het is niet zo dat ik trots ben dat ik dus wel van dans hou. Dat is eigenlijk een toevalligheid, doordat je zelf ben gaan dansen, doordat je kind is gaan dansen. Het is wel een ons soort mensen groepje, onbewust hoor, maar dat voel ik wel. Dat je met elkaar kunt identificeren, je hebt allemaal dezelfde passie. (Respondent 9) 5.3.2 Locatie van het dansbezoek In deze paragraaf zullen de resultaten worden besproken die betrekking hebben op de locatie van het dansbezoek. Hierbij wordt het bezoeken van een theater afgezet tegen andere locaties, bijvoorbeeld een loods, een oud fabrieksgebouw of gewoon buiten op een industrieterrein of op het strand, maar ook het bekijken van dans thuis op de televisie of computer. Op deze manier komen we er achter hoe de respondenten tegenover conventies van het reguliere theater staan. Deze conventies worden gevormd door de voorschriften rond kleding en het gedrag van het publiek tijdens het theaterbezoek. De vraag is of het hoger opgeleide publiek zich kan vinden in de elitaire conventies die veelal gelden tijdens het dansbezoek. 26 5.3.2.1 Dans in het theater Meer dan de helft van de respondenten prefereren het danstheater voor het bezoeken van een dansvoorstelling. Het theater is immers speciaal voor dans gebouwd en optimaliseert hierdoor de presentatie en beleving. Het bezoeken van zo’n theater gaat gepaard met een speciale beleving die respondent 9 omschrijft als ‘koninklijk’ en respondent 8 als ‘vertrouwd’. Deze voorkeur voor het bezoeken van een danstheater is voornamelijk te ontdekken bij het oudere segment van de respondenten. De jongeren kiezen eerder voor locaties als vlakke vloertheaters, schouwburgen of andere locaties dan een theater. Deze locaties zijn favoriet onder de jongeren vanwege de ongedwongen sfeer die daar hangt. Uhm, ja ik vind altijd dat dat ligt er ook aan welke hoor want ik had nu ook Rotterdam in m’n hoofd, dat is een hele fijne schouwburg want dat is echt een schouwburg, maar minder dat elitaire gevoel. Je kan er ook gewoon wat drinken, en ook best wel prima zitten en kletsen en ja daar had ik ook het gevoel dat daar heel veel verschillende voorstellingen kunnen spelen. Het biedt een plek aan van alles en nog wat, dat vind ik heel leuk. Een soort culturele samensmelting van van alles en nog wat. (Respondent 2) 5.3.2.2 Alternatieve locaties Het bezoeken van het theater blijft voor alle respondenten een bijzondere ervaring. Wat deze ervaring dan precies inhoudt vinden veel respondenten moeilijk te duiden, en dit wordt daarom vaak omschreven met termen als: ‘magisch’, ‘spannend’ en ‘bijzondere energie’. Ondanks het feit dat het bezoeken van een theater of schouwburg verkozen wordt boven het bezoeken andere locaties, staan de respondenten allemaal open voor het bezoeken van dans op een andere locatie. De beleving van dans is vaak intenser op zo’n locatie, aldus de respondenten. Het geeft een extra dimensie, bijvoorbeeld op het strand ben ik wel eens geweest. Ik vind het vaak wel leuker. Meestal zit je er wat dichter op, zie je de dansers in een hele andere vorm dan op zo’n toneel. Je kan ze soms ook horen en soms ook ruiken. En dat maakt het nog meer sensorisch. (Respondent 6) Het bezoeken van een andere locatie is anders dan normaal en daardoor spannend en verrassend. De respondenten zijn opnieuw nieuwsgierig naar de aanpak en de ideeën van de choreograaf. Hier zien we duidelijk de drang weer terug naar vernieuwing en creativiteit, die eveneens in de smaakvoorkeuren van de respondenten sterk naar voren kwam. 27 Het is heel bijzonder. Het is iets nieuws en dat roept gelijk nieuwsgierigheid op van hoe hebben ze het aangepakt en ja het is minder comfortabel vaak. […] Omdat ze dan meestal van een lelijke ruimte toch iets moois hebben weten te maken. Ik was laatst nog naar Lonneke van Leth, die had het ook gedaan en die had het ook gedaan voor wat ze dan voor elkaar weten te krijgen in een grote loods. Was creatief en het zat harstikke mooi in elkaar. (Respondent 4) Dans op een bijzondere locatie geeft de ervaring volgens de respondenten een compleet andere lading. De kleinere afstand tussen het publiek en de dansers en de lossere omgangsregels tijdens het bezoek van een andere locatie zijn hierbij belangrijke factoren. Deze ervaring werd door respondent 6 al eerder omschreven als ‘sensorischer’ en speelt dus klaarblijkelijk directer in op het gevoel van het publiek. Enkele respondenten zijn dan ook van mening dat deze vorm van dansbezoek meer toegankelijk is voor de onervaren dansbezoeker. En ik denk dat andere soorten locaties heel erg dans meer tot het publiek kunnen brengen, als je er heel dicht op zit of op een locatie dat gewoon, weet ik veel, een oude loods of een oud winkelpand, dan komt de dans in een andere omgeving. Je gaat het op een hele andere manier zien. Vooral als de afstand kleiner is, vind ik het ook meer binnenkomen en meer persoonlijker worden. (Respondent 1) 5.3.2.3 De laagdrempeligheid van alternatieve locaties De toegankelijkheid van dans wordt vergroot wanneer dans op een alternatieve locatie wordt gebracht. Hierbij ontbreken de conventies die vaak gelden in reguliere theaters, volgens de respondenten. Enkele respondenten gaan een stapje verder door te stellen dat die conventies het kijkplezier van een dansvoorstelling kunnen belemmeren. Bepaalde conventies die in theaters voor klassiek ballet en moderne dans aanwezig zijn zouden de toegankelijkheid, voor mensen die normaliter nooit naar dans gaan, beperken. Bovendien zijn voorstellingen op alternatieve locaties vaak goedkoper dan de reguliere voorstellingen in de theaters en dus toegankelijker voor mensen uit een lager sociaal milieu. De respondenten reageren enthousiast op het idee van lossere conventies in het theater die de toegankelijk van dansvoorstellingen vergroten. Ja uhm op zich lijkt me dat heel goed, dat het een minder elite-gevoel ook geeft. […] Als je allemaal oudere mensen ziet die heel netjes naar theater gaan. En zeker voor ons, als je vaker gaat , ga je je daar echt niet voor opdoffen. Ja je gaat gewoon lekker 28 naar die voorstelling en verder maakt het niet zo veel uit. […] En dat moet wel zo blijven, maar het is wel fijn als het voor mensen makkelijker wordt om er heen te gaan. Dat de drempel inderdaad minder hoog wordt, dat ze zich er sneller thuis voelen. (Respondent 2) In dit citaat zien we een duidelijke terugkoppeling naar de eerdere onderzoeken naar de samenstelling van het danspubliek. De belangrijkste drempel voor het bezoeken van dans bleek “het is niks voor mensen zoals ik” te zijn.31 Respondent 2 zegt de drempel te herkennen en schrijft deze toe aan het elitaire gedrag van enkele bezoekers. Dit gedrag heeft volgens de respondenten voornamelijk betrekking op de manier van kleden tijdens het theaterbezoek. De jonge respondenten gaan het liefst in een spijkerbroek naar een dansvoorstelling en trekken zich niets aan van enige kledingconventies, waar de oudste respondenten het bijna als onbegrijpelijk ervaren wanneer mensen in hun spijkerbroek naar het theater gaan. Ja daar hou ik van. Wanneer moet je je anders nog kleden als je het ook al niet voor theater wat extra aandacht geeft. Als je ziet hoe sommige erbij lopen. Wij waren laatst naar een gala première, voor het eerst dat ik naar een gala première ging. Nou dan steek je je in de kosten hè want je wil iets nieuws, je wilt er mooi uitzien. Je weet dat iedereen van bekend Nederland in gala loopt. Er zijn allemaal camera’s. Tot mijn stomme verbazing zie ik iemand lopen in een spijkerbroek en sportschoenen en een hemd met korte mouwen. Nou, die man viel zo uit de toon die kan zich nooit meer prettig hebben gevoeld. Maar dan denk ik: hoe haal je het in je hoofd om naar een galapremière om er dan zo bij te gaan lopen? Onbestaanbaar, maar goed, het gebeurt. (Respondent 9) Ook respondent 8 stelt dat jezelf netjes aankleden voor een voorstelling weinig meer voorkomt in Nederland, in vergelijking tot Engeland. Zij vindt dit jammer, het is toch een bijzonder avondje uit en dat vraagt om wat extra aandacht voor de kleding. Opvallend is het verschil tussen de generaties in deze discussie. De oudste twee respondenten zijn overtuigend voorstander van deze vorm van etiquette, de jongste drie zijn tegenstanders. De jonge respondenten schrijven het elitaire gedrag dan ook toe aan de oudere bezoekers van dans. Zij denken wel te begrijpen waarom het zo is dat deze bezoekers zoveel waarde hechten aan deze vorm van etiquette. 31 Andries van den Broek, Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. (Den Haag: SCP, 2013), 85. 29 Ja, zij hebben er waarschijnlijk heel veel geld voor betaald en vinden dat echt inderdaad een heel bijzonder uitje, zij willen zich dan waarschijnlijk ook tot die elite dan rekenen ofzo. En als er dan in je buurt studenten zitten die allemaal jonger zijn en ook niet zo netjes gekleed en dat je denkt nou, wat is dit. Ik denk dat zij dat eliteding graag willen houden zo. Om zich te onderscheiden van de massa, van andere mensen. Toch dat laten zien hoe cultureel verantwoord ze zijn en dat soort voorstellingen gaan bezoeken om dat te laten zien. (Respondent 2) In dit citaat komt expliciet sociale onderscheidingsdrang naar voren. Deze respondent denkt dat het onderscheiden van de massa nog steeds van belang is voor sommige bezoekers. Desondanks staan meerdere respondenten hier negatief tegenover en omschrijven het gedrag dat werd beschreven in het citaat dan ook als ‘hautain’ gedrag. Opvallend is echter wel dat sommige respondenten zich niet kunnen vinden in deze vorm van onderscheiding maar toch in zekere zin, door middel van bovenstaande uitspraken over etiquette, bijdragen aan deze elitaire sfeer. Over andere vormen van etiquette in het theater zijn de respondenten het over het algemeen eens. Deze horen bij het bezoeken van een theater en hoeven dus niet te worden aangepast. Eten en drinken tijdens een voorstelling zou te veel zorgen voor onrust en creëert een ‘bioscoopchaos’, zo stelt respondent 6. Alle respondenten zijn het er dan ook over eens dat deze sfeer niet thuishoort in het theater. De term ‘bioscoopchaos’ is een impliciete verwijzing naar de ‘ongedwongen’ sfeer die er volgens de respondenten hangt tijdens het bezoeken van de bioscoop, welke zij niet direct als positief ervaren. Zij geven aan dat de lossere vorm van etiquette die van toepassing is in de bioscoop niet past bij het bezoek aan een dansvoorstelling. Het lijkt er op dat de respondenten met betrekking tot deze specifieke gedragsvorm toch wel gehecht zijn aan de elitaire sfeer van het theaterbezoek en er tevens ook naar streven deze sfeer te behouden. We zouden hierbij voorzichtig kunnen spreken van een impliciete uitspraak van enkele respondenten jegens de populaire vormen van cultuur zoals het bioscoopvermaak. 6. Conclusie In dit Bachelor eindwerkstuk is kwalitatief onderzoek gedaan naar de relevantie van sociale distinctie bij het danspubliek in Nederland. De onderzoeksresultaten trachten bij te dragen aan het begrip van culturele voorkeuren en sociale gedragingen van het hoger opgeleide danspubliek in Nederland anno 2014. Met dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de 30 volgende hoofdvraag: In hoeverre is het streven naar sociale distinctie relevant voor de smaakvoorkeuren en consumptiepraktijken van het hoger opgeleide danspubliek in Nederland anno 2014? In deze conclusie blik ik terug op de onderzoeksresultaten en koppel deze aan de eerder besproken theorie rondom sociale distinctie. Eerder heb ik de relevantie van sociale distinctie besproken waarbij Bourdieu’s theorie centraal stond. De benaderingen van Peterson, Janssen en Lahire werden gebruikt om een andere blik te werpen op de relatie tussen sociale klasse en cultuurdeelname, anders dan de directe samenhang die Bourdieu veronderstelt. Aan de hand van de gepresenteerde resultaten valt te concluderen dat sociale onderscheiding in cultuurparticipatie geformuleerd door Bourdieu enerzijds kan worden aangetoond in dit onderzoek wanneer we kijken naar de zogenoemde esthetische disposities van de respondenten en de exclusieve stempel die vaak op de dans en het danspubliek wordt gedrukt. Tevens is er een vorm van hiërarchie aangebracht in de verschillende dansvormen door de respondenten en zijn er enkele indicatoren die wijzen op het streven naar sociale onderscheiding. Anderzijds is de sociale distinctietheorie niet relevant wanneer we kijken naar de open houding van de respondenten tegenover de waardering van de verschillende dansvormen en de welwillendheid tegenover het idee dat dans een breder publiek krijgt uit verschillende sociale klassen. De resultaten komen op deze punten dichter in de buurt bij de benaderingen van Peterson en Lahire. Esthetische dispositie De hoger opgeleiden zouden volgens Bourdieu vanwege hun esthetische dispositie vanzelfsprekend hun voorkeur uitspreken voor de legitieme kunsten en vormen van nietlegitieme kunst afwijzen. Deze zogenoemde dispositie van de hogere klasse zou, gevoed door kennis van kunst en cultuur, voornamelijk de nadruk leggen op originaliteit, vormaspecten en verfijning in de waardering van de verschillende kunstvormen.32 Bourdieu’s theorie komt op een paar punten overeen met de smaakvoorkeuren van de respondenten uit dit onderzoek. In Bourdieu’s termen beschikken alle respondenten over een hoge mate van cultureel kapitaal. De respondenten hebben een HBO of universitaire studie afgerond, willen graag op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen in dans en enkele beschikken zelfs over een hoge mate van geobjectiveerd cultureel kapitaal door het bezit van boeken, films en tijdschriften over dans. De kennis van dans wordt van belang geacht voor de persoonlijke 32 Koen van Eijck & Janna Michael, “Culturele consumptie en de habitus: de rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88, no. 1 (2013): 69. 31 verrijking van de respondenten. De bijdrage die kennis kan leveren aan het begrip en de beleving van de voorstelling is voor de respondenten dan ook van groot belang. Bij een groot cultureel kapitaal behoren voorkeuren voor de legitieme kunst, aldus Bourdieu. De respondenten hebben dan ook over het algemeen een highbrow smaakvoorkeur, gericht op de legitieme moderne dans. De resultaten geven weer dat de smaakvoorkeuren van de respondenten voornamelijk op vernieuwing zijn gericht. De mate van vernieuwing en creativiteit is van groot belang bij het uitspreken van waardering over kunstzinnige en minder kunstzinnige dans. Daarbij is tevens de vorm waarin de dans wordt gegoten een bepalende factor. Deze behoort een artistiek karakter te hebben en een bepaalde professionaliteit uit te stralen. De verfijning wordt vooral erkend bij het klassieke ballet, vanwege de ingewikkelde uitvoering. Toch wordt het klassieke ballet opvallend genoeg beschouwd als minder kunstzinnig dan de moderne dans. Klassiek ballet wordt echter wel als kunst beschouwd, maar voornamelijk vanwege de professionaliteit en de kunsthistorische waarde. Het lijkt er op dat de respondenten respect tonen voor deze vorm van danskunst omdat deze al jarenlang wordt beschouwd als hoge kunst, niet omdat het hun persoonlijke voorkeur betreft. Het voorgeprogrammeerde, op traditie en patronen gerichte karakter van het klassieke ballet gaat rechtstreeks in tegen de waardering van vernieuwing en creativiteit, volgens de respondenten. Dezelfde kritiek wordt geleverd op de dansvormen die de respondenten minder waarderen: stijldans en volksdans. Distinctie vindt dus niet plaats op de veronderstelde vlakken van Bourdieu, namelijk de niet-legitieme populaire cultuur. In plaats daarvan nemen de respondenten afstand van weinig vernieuwende, traditionele dansvormen. Ook stellen de respondenten veel waarde te hechten aan de inhoud van de voorstelling, waarmee ze doelen op de boodschap die de dans overbrengt. Deze boodschap kan worden overgebracht middels een verhaal maar dit is niet per se nodig, ook het overdragen van een emotie of gevoel kan een boodschap behelzen. Bourdieu verwacht deze interesse voor de boodschap en het verhaal juist bij de lagere sociale klassen. Zij zouden middels het verhaal of de boodschap van het kunstwerk naar een directe bevrediging zoeken. De hoger opgeleide respondenten nuanceren deze interesse voor het verhaal echter wel door het belang te benadrukken van de esthetische vorm van het verhaal of de boodschap. Deze focus op de vorm bekrachtigt het voortbestaan van de veronderstelde esthetische dispositie van Bourdieu. 32 Exclusiviteit van het danspubliek De sfeer van exclusiviteit wordt onder de respondenten vaak gevoeld bij het bezoeken van dans in het theater. Het danspubliek is een inner circle van ervaren dansbezoekers, waaronder de meeste tevens dansbeoefenaars zijn. Het bezoeken van een voorstelling biedt de gelegenheid om mensen met dezelfde passie te ontmoeten. De voorkeur voor dans is een exclusieve voorkeur die niet door zo maar iedereen wordt gewaardeerd en begrepen. De respondenten zijn het erover eens dat moderne dans door zijn vaak abstracte karakter moeilijk toegankelijk is voor mensen die nog nooit in aanraking zijn gekomen met dans, waarbij men doelt op de lagere sociale klassen. De respondenten zijn het erover eens dat het danspubliek voornamelijk bestaat uit mensen afkomstig uit een ‘beter’ sociaal milieu. Het begrip en de kennis die nodig zijn om de verschillende vormen van dans te begrijpen en appreciëren, zijn niet voor iedereen weggelegd. Het abstracte en verrassende karakter van de dans vraagt om een bepaald intelligentieniveau. De opvattingen van de respondenten stroken op dit punt met die van Bourdieu. Hij stelt eveneens dat het opleidingsniveau nauw samenhangt met de waardering en het begrip van legitieme kunstvormen. De respondenten doelen echt niet enkel op het opleidingsniveau, ook het financiële aspect speelt een rol in de exclusiviteit van het danspubliek. Doordat veel dansvoorstellingen prijzig zijn is het voor mensen uit een lager sociaal milieu niet mogelijk om dansvoorstellingen te bezoeken. Daarnaast duiden de respondenten op de contextuele factoren die effect hebben op samenstelling van het danspubliek. Mensen zouden minder snel in aanraking komen met dans als er niet iemand in de directe omgeving hen hiervoor enthousiasmeert. De exclusiviteit van dans ervaren de respondenten zowel positief als negatief. Deze wordt als positief ervaren vanwege het bijzondere, vaak ongrijpbare, karakter van dans. Doordat de respondenten onderdeel zijn van het danspubliek in Nederland zien zij dit wel als een soort onderscheiding. Met onderscheiding wordt hiermee overigens meer gedoeld op persoonlijke onderscheiding en deze moet dus niet direct worden gegeneraliseerd tot de sociale distinctie zoals Bourdieu deze veronderstelt. De respondenten zijn blij met het feit dat ze dans kunnen waarderen en dat deze een onderdeel is van hun leven. De exclusiviteit ervaren de respondenten ook als iets negatiefs, het bereik van dans blijft hierdoor klein en ze zijn bang dat dit ten koste gaat van de bloeiende dansaanbod in Nederland. Daarom willen ze graag reclame maken voor de dans en vinden ze het juist leuk als dans een breder publiek trekt. Conventies in het theater zorgen eveneens voor drempels voor niet-bezoekers. Enkele respondenten doen de conventies vaak af als elitair en pleiten 33 voor een lossere (vorm van) etiquette. Wel verwachten ze dat door de opkomst van dansprogramma’s, theatershows en urban dance een breder publiek zal ontstaan voor de dans. Hierdoor zullen de elitaire conventies, die voornamelijk door de ouderen in stand worden gehouden, langzaamaan verdwijnen, aldus de respondenten. Enkele respondenten houden juist vast aan deze ongeschreven regels. Zij zijn van mening dat deze een onderdeel zijn van de beleving van een theaterbezoek en proberen juist vast te houden aan de etiquette van het theater. Er valt hier een tegenstrijdigheid op te merken tussen de open houding die de respondenten zeggen te hebben tegenover het vormen van lossere conventies in het theater zodat dans beschikbaar wordt voor een breder publiek en de impliciete uitspraken die wijzen op een vorm van afwijzing tegen deze ontwikkeling. Zo stellen de respondenten de bijzondere sfeer tijdens het dansbezoek te willen behouden, ook al zou dit betekenen dat dansvoorstellingen hierdoor minder toegankelijk worden. Het idee dat het bezoeken van een dansvoorstelling dezelfde sfeer krijgt als populaire cultuurvormen staat de respondenten tegen. Hierdoor wordt duidelijk dat de respondenten de danskunst willen onderscheiden van de populaire cultuur. Open houding Het exclusieve karakter van de dans maakt juist dat de respondenten open staan en begrip hebben voor mensen die niet thuis zijn in de danswereld. Het belang van kennis zien zij dan ook alleen als persoonlijk belang en niet als gemeenschappelijk belang. Peterson stelde dat kennis van legitieme kunst niet direct een brede culturele smaak uitsluit.33 Dit is ook het geval bij de respondenten, zij combineren hun kennisdrang gemakkelijk met het waarderen van populaire dans. Het enige aspect dat zou kunnen wijzen op het feit dat er sprake is van distinctie is de afwijzing van dans met een volks karakter. Ik acht deze afwijzingen echter niet sterk genoeg van aard om de veronderstelde sociale distinctie van Bourdieu te kunnen bekrachtigen. De steeds terugkomende open houding van de respondenten naar de liefhebbers van de minder gewaardeerde dansvormen bewijst dat er geen sprake is van nadrukkelijke sociale onderscheidingsdrang. Wel moet in acht genomen worden dat de respondenten deze uitspraken wellicht deden vanuit sociale wenselijkheid. Openheid zien we ook terug in de classificatie van de danskunst. Zo zien de respondenten weinig heil in het traditionele onderscheid tussen hoge en lage dans. Dit komt overeen met de open houding die Peterson veronderstelt, waarbij de hoger opgeleiden 33 Koen van Eijck & Janna Michael, “Culturele consumptie en de habitus: de rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88, no. 1 (2013): 69. 34 meerdere cultuuruitingen waarderen zonder hierin gradaties aan te brengen.34 Wanneer de respondenten echter wel onderscheid maken in de waardering van verschillende dansvormen is dat enkel het gevolg van hun persoonlijke smaak. De veronderstelde open houding van de culturele omnivoor van Peterson is hierin sterk aanwezig. De hoog-laag classificatie van de verschillende dansvormen wordt als ouderwets bestempeld en de respondenten vinden het niet nodig te oordelen over andermans smaak. Bovendien dwingt de nieuwsgierigheid van de respondenten hen open minded te blijven, ze willen immers niets missen van nieuwe ontwikkelingen in de danssector. Deze vernieuwingsdrang beperkt zich echter niet tot de hoge cultuur, zoals Bourdieu dit veronderstelt, maar heeft ook aandacht voor de opkomende populaire cultuur. De vernieuwingsdrang van het danspubliek is zo sterk, dat deze verder reikt dan de traditionele statushiërarchieën. Het danspubliek probeert op deze manier ruimte te maken voor nieuwe vormen van kunst. Wel hopen de respondenten dat de populaire vormen van dans als ‘opstapje’ zullen dienen voor de meer legitieme vormen van dans. Dit omdat de respondenten hopen op een breder publiek voor de moderne dans, zodat deze vorm nooit uit de theaters zal verdwijnen. Individualiteit In de antwoorden van de respondenten komt eveneens duidelijk de notie van individualiteit naar voren die sterk correspondeert met de theorie van Lahire. Cultuurdeelname wordt hierbij los gezien van onderscheidingsdrang. De respondenten bezoeken dansvoorstellingen voor hun eigen plezier en voor hun eigen verrijking. Ze zijn blij met het feit dat dans een onderdeel is van hun leven maar beschouwen dit niet als een manier om zich te onderscheiden van mensen die buiten de danssector staan. Individualiteit komt onder andere terug in de eerder genoemde open houding van de respondenten jegens de waardering van de verschillende vormen van dans. Hierin wordt duidelijk dat smaakvoorkeuren in dans afhankelijk zijn van iemands persoonlijke smaak en interesse. Ook stellen de respondenten dat contextuele factoren vaak bepalend zijn voor de interesse in en het bezoeken van dans. Zo zou het moeilijk zijn interesse te verkrijgen in dans wanneer niemand in je omgeving hier interesse in heeft. Tevens wordt de zogenoemde esthetische dispositie van de respondenten niet gebruikt om zich te onderscheiden van mensen met een lager cultureel kapitaal. Daarvoor is het streven naar individuele verrijking en plezier te sterk aanwezig. In de resultaten wordt niet duidelijk 34 Richard Peterson & Roger Kern, “Changing highbrow taste: From snob to omnivore”. American sociological review 61 (1996): 903. 35 dat ze de kennis inzetten om zo een hoge positie in de samenleving te verwerven. Persoonlijk plezier en persoonlijke verrijking is belangrijker dan de status in de samenleving die kennis zou kunnen opleveren volgens. Het belang van kennis over dans van medebezoekers zien ze over het algemeen niet in. Toch stellen de respondenten dat het karakter van de moderne dans soms kennis verreist om de dans te kunnen begrijpen en verdient het daarom aanbeveling deze kennis op te doen. Volgens de respondenten hangt deze desinteresse in de kennis van dans eveneens samen met persoonlijk plezier. Het is niet nodig kennis van dans te hebben wanneer daaruit geen persoonlijk plezier gehaald kan worden. Een directe vorm van onderscheidingsdrang zoals Bourdieu deze in zijn theorie heeft omschreven heb ik niet aan kunnen tonen in het onderzoek. Wel zijn enkele aspecten die Bourdieu aanhaalt van toepassing op de respondenten van dit onderzoek, zoals de hiërarchie die zij aanbrengen in de verschillende dansvormen en het streven om de elitaire sfeer van het theaterbezoek enigszins in stand te houden. Vast is komen staan dat de respondenten verder welwillend tegenover de verdere popularisering van de danskunst staan, wanneer dit betekent dat hierdoor de danscultuur in Nederland verder op kan bloeien. 36 7. Literatuur Boeije, Hennie. Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom Lemma uitgevers, 2005. Bourdieu, Pierre. Distinction: A social critique of the judgement of taste. London & New York: Routledge, 1984. Broek, Andries van den. Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. Den Haag: SCP, 2013. Broek, Andries van den, Jos de Haan & Frank Huysmans. Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars: Trends in cultuurparticipatie en mediagebrek. Den Haag: SCP, 2009. Broek, Andries van den, Jos de Haan & Frank Huysmans. Cultuurminnaars en cultuurmijders: Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag: SCP, 2005. Chan, Tak Wing & John Goldthorpe. “Social Status and Cultural Consumption”. Cambridge University Press (2010): 1-15. Eijck, Koen van & Janna Michael. “Culturele consumptie en de habitus: De rol van kennis en esthetische dispositie”. Mens en Maatschappij 88/1 (2013): 63-89. Janssen, Susanne. “Het soortelijk gewicht van kunst in een open samenleving; de classificatie van cultuuruitingen in Nederland en andere westerse landen na 1950” Sociologie 1.3 (2005): 292-332. Lahire, Bernard. “The individual and the mixing of genres : Cultural dissonance and selfdistinction”. Poetics 36 (2008): 166-188. Lans, Jos van der. “Cultuuromnivoren en dansmaaltijden”. DANS 2 (2006): 1-2. Peterson, Richard & Roger Kern. “Changing highbrow taste: From snob to omnivore”. American sociological review 61 (1996): 900-907. Ranshuysen, Letty. Promotie Nederlandse Dansweek 2002: danspromotie bij diverse doelgroepen. Rotterdam: onderzoeksbureau Letty Ranshuysen, 2003. 37 Wilterdink, Nico. “Blijvende grenzen”. Boekman 17/65 (2005): 36-40. 38 8. Bijlagen Bijlage 1: Conceptueel model Bourdieu Sociale distinctie uit zich in zowel voorkeuren als praktijken van dansconsumenten. Ze zijn in dit onderoek bewust van elkaar gescheiden. Dit naar aanleiding van het onderzoek van Chan & Goldthorpe (2000) die stelde n dat de twee variabelen vaak niet op elkaar aansluiten en dus apart van elkaar onderzocht dienen te worden. Sociale distinctie valt onder te verdelen in distinctie in de praktijk en distinctie in de voorkeuren en waarderingen van de consumenten.Hierbij komen bepaalde elementen van distinctie sterk naar voren. In de praktijk zijn sociale gedragingen een belangrijk aspect.In de voorkeuren is het cognitieve aspecten in voorkeuren en smaak een belangrijk onderdeel. deelonderwerpen voorkeuren in dans waardering/smaak voorkeuren operationalisatie classificatie (hoge of lage kunst, goede of slechte smaak) interesses (vorm vs functie) cognitieve aspecten in de smaakvoorkeuren van de hogeropgeleide (esthetische dispositie) kennis sociale distinctie van hoger opgeleide dansconsumenten bronnen van informatie belang van kennis van tradities, gezelschappen, choreografen, dansers, voorstellingen etc. praktijken sociale gedragingen tijdens de consumptie van dans publiek locatie ervaring/beleving 39 Bijlage 2. Uitleg over de respondenten De respondenten zijn geordend op leeftijd, variërend van 21 tot 66 jaar. Respondent 1 is een vrouw van 21 jaar en is pas afgestudeerd HBO Redactie & Mediaproductie. Ze is inmiddels werkzaam als projectmanager bij een evenementenbureau. Respondent 1 gaf aan meer dan 6 keer per jaar dansvoorstellingen te bezoeken. Respondent 2 is een vrouw van 22 jaar en is reeds bezig met het afronden van haar Bachelor Theaterwetenschappen, ze bezoekt zo’n 3-4 bezig met haar Master Theaterwetenschap. Ze heeft bijbaantjes in de horeca en detailhandel gaat zo’n 5-6 keer per jaar naar dansvoorstellingen. Respondent 4 is een vrouw van 27 jaar die werkzaam is als dansdocente, zij heeft hiervoor de HBO opleiding van dansdocent in Tilburg afgerond en bezoekt meer dan 6 keer per jaar dans. Respondent 5 is een man van 44 jaar. Hij heeft HBO Informatica & Bedrijfskunde gestudeerd en is werkzaam als Directeur Operations. In zijn vrije tijd is hij dansdocent bij een Winterguard Team in Huizen. Hij bezoekt meer dan 6 keer per jaar een dansvoorstelling. Respondent 6 is een vrouw van 47 jaar die na haar HBO opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening werkzaam is als zorgmanager in de verstandelijk gehandicapten sector. Het bezoeken van een dansvoorstelling doet zij zo’n 5-6 keer per jaar. Respondent 7 is een man van 51 jaar oud. Hij studeerde HBO Biologie en Natuur- & Scheikunde en is ook werkzaam als docent in deze vakken. Hij bezoekt meer dan 6 dansvoorstellingen per jaar. Respondent 8 is een vrouw van 57 jaar die WO Geneeskunde heeft gestudeerd en werkzaam is als arts. Ze bezoekt zo’n 3-4 keer per jaar een voorstelling. Respondent 9 is een vrouw van 66 jaar. Ze heeft HBO Schoevers Directie Secretaresse, PR & Voorlichting (NGPR) gestudeerd en is inmiddels gepensioneerd. Ook zij bezoekt zo’n 3 á 4 keer per jaar een dansvoorstelling. 40 Bijlage 3: Topiclijst Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heeft u nog vragen voordat we het interview gaan starten? Voorkeuren in dans o Van wat voor soort dans houdt u het meest? o Waarom houdt u van dit soort dans? Wat vindt u er mooi of bijzonder aan? o Van wat voor soort dans houdt u minder of helemaal niet? o Waarom vindt u deze dans minder mooi of niet mooi/leuk? o Zijn er veel mensen om u heen, met wie u vaker omgaat, die ook van dans houden? o Zo ja, wie zijn dat dan? (familie, naaste vrienden, partner)  En komen jullie smaakvoorkeuren overeen?  Zo ja, hoe komt dat dan denkt u?  Zo nee, waarom denkt u dat ze niet overeen komen? (wat is het dan in zo’n dansvoorstelling wat jij vaak wel leuk vindt en de rest niet, en hoe komt dat dan dat jij dat leuk vindt en de rest niet) Interesses o Welk aspect/welke aspecten in dans/in een dansvoorstelling trekt/trekken u het meest aan?  waar kijkt u het meest naar, welke aspecten in een dansvoorstelling trekken het meeste uw aandacht? o Welke aspecten in dans trekken u minder aan? Wat vindt u minder belangrijk? waar let u minder op in een dansvoorstelling? 41 Classificatie o Valt de dans die u mooi vindt te beschouwen als kunst? o Klassiek ballet en moderne dans zijn stijlen die vaak als echte kunst worden beschouwd. Wat vindt u daarvan? o Zijn er andere soorten dans die ook te beschouwen zijn als kunst? o Waarom zijn deze dansvormen kunst? o Bestaan er ook dansvormen die geen kunst zijn? o Bestaat er zoiets als een ‘slechte smaak hebben’ in dans? o Zijn er sommige dansvormen/stijlen die minderwaardig zijn. Als u ze met elkaar vergelijkt? o Nee? Wat vindt u er dan van dat sommige mensen beweren dat er sommige dansstijlen zijn die minderwaardig zijn aan anderen? o Wat voor mensen gaan naar dat soort voorstellingen of kijken dat soort tvprogramma’s denkt u? o Hebben de mensen die voorstellingen bezoeken die u minder waard vindt een minder goede smaak volgens u? o Hoe denkt u dat het komt dat mensen deze vormen verkiezen boven de vormen die u beschouwt als kunst? o Begrijpt u dat sommige mensen zich beperken tot bijvoorbeeld het kijken naar SYTYCD. Wat denkt u dat de voornaamste reden is dat ze zich beperken tot deze vorm? Kennis o Vindt u het hebben van kennis over danstradities, gezelschappen, choreografen etc belangrijk voor u persoonlijk? o Op welke manieren komt u aan deze kennis? Of bent u aan deze kennis gekomen? o Vindt u het belangrijk dat andere mensen die vaak dans bezoeken deze kennis ook hebben? 42 Sociale gedragingen Publiek o Wat voor type mensen gaan naar dansvoorstellingen? Kun je dit type beschrijven? o Ligt het type publiek nog aan het type dansvoorstelling? Zitten daar verschillen in? o Vindt u uzelf goed passen binnen de groep bezoekers van voorstellingen die u het meest bezoekt? Waarom wel of waarom niet? o Voelt u zich op uw gemak tussen de mensen die een dansvoorstelling bezoeken. o Wat vindt u ervan als er een groep ckv leerlingen in de zaal zit? o Uit onderzoek is gebleken dat ballet en moderne danspubliek voornamelijk bestaat uit hoger opgeleiden. Hoe komt dat denkt u? Locatie o Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie dat geen theater is? o Vindt u dat het bekijken van dans thuis (bijvoorbeeld via een documentaire of een t programma) hetzelfde als het bezoeken van een voorstelling? Waarom wel/waarom niet? o Bent u thuis in dezelfde soort dans geïnteresseerd als in het theater? o Wat vindt u leuk aan het bezoek van een theater? En wat niet? o Voelt u zich op uw gemak in een theater? o Wat zou u er van vinden als de etiquette/ongeschreven regels in het theater wat losser zouden worden? Bijvoorbeeld dat u kunt eten en drinken tijdens een voorstelling? o Waarom bezoekt u de locatie die u heeft aangekruist op de enquête het liefst? Ervaring/beleving o Wilt u uw ervaring van de voorstelling achteraf graag delen met mensen die het niet gezien hebben? o Vindt u het belangrijk dat je mee kunt praten over spraakmakende voorstellingen van het seizoen? 43 o Is het feit dat u onderdeel bent van het danspubliek iets om trots op te zijn? Bent u daar trots op? Hartelijk dank voor het interview. Heeft u nog vragen of zijn er nog dingen die u wilt opmerken of toevoegen? 44 Bijlage 4: Getranscribeerde interviews Respondent 1 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heb je vragen voordat we beginnen? G: Nee. I: Oke, van wat voor dans houdt u het meest? G: Ik hou het meest denk ik van moderne dans om te zien. En om zelf te dansen ook wel moderne dans maar ook wel meer hiphop. I: En waarom moderne dans om te zien? G: Omdat het heel breed is, daar komen heel veel verrassende dingen in voor vind ik. Ik vind, ja ik denk omdat je daar gewoon heel veel verschillende soorten stijlen hebt en je kan het op verschillende manieren zien, het is heel breed. Je kan bijvoorbeeld een hele experimentele voorstelling zien, weet je je kan echt n voorstelling kiezen die jij leuk vindt. En het ontroert ook het meest , ik vind dat je daar het meest met je gevoel in mee kan gaan. I: Van wat voor soort dans houdt u minder of misschien zelfs helemaal niet? G: Ik vind stijldansen niet leuk. Ik heb echt totaal niks mee, ik vind dat echt n soort van dans voor de show en ik kan daar gewoon voor mezelf niet in mee gaan. I: Zijn er veel mensen in uw directe omgeving, met wie je vaker omgaat, die ook heel erg van dans houden? G: Ja wel echt directe vrienden en vriendinnen, die zelf ook dansen of gewoon van dans houden om naar te kijken of gewoon bijvoorbeeld van kunst houden en het daarom leuk vinden om verschillende soorten kunstvormen uit te proberen en te zien en te ervaren. Maar ook gewoon ja, m’n ouders, familie dus eigenlijk een beetje mee met de opvoeding gegaan, laten we het zo zeggen. I: En hebben zij dan meestal dezelfde smaakvoorkeuren of zijn die ook heel erg verschillend? G: Ja best verschillend eigenlijk. Ja nou m’n moeder houdt bijvoorbeeld veel meer van het ballet en m’n zusje houdt heel erg van hiphop en alles wat daar mee te maken heeft. Ik kan er wel een leuke mix in vinden en met elkaar naar bepaalde stijlen gaan. Maar ja je daagt elkaar ook een beetje uit daarin. I: Hoe denkt u dat het komt dat je moeder veel meer van ballet houdt en jij veel meer van modern? 45 G: Uhm het heeft met smaak te maken en met leeftijd. M’n moeder is ouder dus ik denk dat vroeger sowieso veel meer dans over de klassieke, als je naar het theater gaat vooral dat nu een beetje opkomen dat dans ook in andere, op televisie en overal is. Vroeger was alleen theater en dan is het vaak gewoon klassieke dans. Dus vandaar denk ik ook dat daardoor de voorkeur voor dat soort dansen meer bij oudere mensen is, en dat die ook misschien nog niet zo goed weten wat voor dans er nog meer is. Dat kan zo zijn. Maar ook gewoon willen vasthouden aan het vertrouwde, dat leuk vinden om te zien omdat ze dat al langer zien. I: Welk aspecten of welke aspecten trekken u het meest aan, als u naar een dansvoorstelling zit te kijken waar let u dan het meest op? G: Ja dat is best wel een goede vraag. Ik denk dat ik het meest let op het verhaal, eigenlijk de chemie tussen de dansers denk ik. Ik let niet zo zeer of op het helemaal goed uitgevoerd is en dat soort dingen maar echt het verhaal dat de dansers samen zeg maar vertellen. Daar let ik het meeste op. I: En waar let u minder op, welke aspecten vindt u minder belangrijk? G: Ja decor vind ik niet heel, ja decor is echt iets wat er bij moet passen of niet bij past maar ik vind niet dat een decor, nou ik heb eigenlijk nog nooit meegemaakt dat een decor de voorstelling maakt of breekt. Is meer een bijzaak. I: Valt de dans die u het mooist vindt, in dit geval moderne dans, is dat kunst? G: Ja vind ik wel kunst ja. I: Waarom is dat kunst? G: (denkt na) Uhm ja wat is kunst? Het is gewoon, ik vind dans een kunstvorm. Het is meer van je uiten, een manier van zoeken naar die bepaalde vorm. En ik vind dat wel bij kunst horen. I: En klassiek ballet wordt vaak als kunst beschouwd, wat vindt u daar van? G: Nou dat vind ik prima. Ik denk dat klassiek ballet meer tot echt de traditionele kunst hoort. Ik denk dat moderne dans kan je op heel veel verschillende manieren zien en daar wordt op een experimentele eigenlijk naar, weet je, je hebt basic moderne dans. Moderne dans die je in tv programma’s ziet, wat gewoon heel erg toegankelijk is voor veel mensen, maar ook best wel voorspellend. En je hebt echt de gekste dingen met moderne dans weet je. Je kan ook, bijvoorbeeld voorstellingen die echt super experimenteel zijn vallen ook onder moderne dans. Ik vind dat kunst omdat, zeg maar, een maker een nieuwe vorm aan het zoeken is maar ja daarom valt het bij mij onder kunst. Maar ik denk dat het misschien niet door iedereen zo gezien wordt. Dans valt sowieso onder kunst maar omdat er zeg maar, omdat het experimenteel is vind ik het niet buiten de kunst vallen. I: Zijn er ook soorten die je niet kunt beschouwen als kunst? G: Uhm (denkt na), ja eigenlijk beschouw ik stijldans niet onder kunst. Dat is misschien wel nu ik er over nadenk, best wel een vooroordeel want er zit natuurlijk ook heel veel training achter. Maar dat is het misschien, het is te gemaakt weet je wel. Je doet de dansjes, je kan er echt gewoon voor getraind worden en je kan ook voor 46 andere dansen getraind worden maar latin is sowieso niet iets wat je vaak in het theater ziet of in bepaalde vormen gegoten kunnen worden, of dat het je heel erg kan uitdagen. Zo zie ik het dan, ik vind dat niet heel erg onder kunst vallen. I: En voorderest zijn alle dansvormen kunst? G: Ja best wel eigenlijk. Alleen niet volksdansen, ook niet. I: En hoezo niet? G: Omdat ik dat iets vind dat onder cultuur valt. I: Zijn er sommige dansvormen die minder waardig zijn aan anderen dansvormen, als u ze met elkaar vergelijkt? G: Maar dat heeft met smaak te maken toch, of je het leuk vindt of niet. Nou ja (denkt na), tot nu toe de voorstellingen waar ik naar toe ben gegaan vind ik niet dat er voorstellingen minder waard waren. Of dat ik dacht van dat zijn stijlen die ik minder waard vind. En dat heeft te maken denk ik dat met bepaalde stijlen je heel erg kunnen uitdagen en dat je het op een andere manier kunt zien. Maar wat ik zeg over stijldans bijvoorbeeld, ik weet niet eens of er stijldans voorstellingen zijn. Maar daar ben ik nog nooit naar toe geweest en daar zou ik ook niet zo snel naar toe gaan. Maar tot nu toe alles waar ik naar toe bent geweest, daarvan zie ik niks als minderwaardig. I: Wat zou u er van vinden als sommige mensen wel zeggen dat klassiek ballet meer waard is dan hiphop? Kunt u dat begrijpen? G: Ik ben het er niet mee eens als mensen dat zeggen maar ik kan het wel enigszins begrijpen. Moet ik ook zeggen waarom? I: Ja graag. G: Ik denk dat er een verschuiving gaande is in dans zelf. Ik denk dat er ook zoveel is veranderd, want traditionele dans is iets wat heel traditioneel was en wat nu, ja gewoon afgelopen jaren, treedt dans veel meer naar buiten op andere manieren. Hiphop was veel meer underground zeg maar terwijl het nu ook in de theaters staat, en dat is gewoon nog heel nieuw. Dat heeft ook echt te maken met die verschuiving waarom mensen dans op een bepaalde manier zien. En dat kan ik ook begrijpen dat ze dat zien. Nu moeten mensen er nog aan wennen. Maar het heeft ook weer te maken in de ontwikkelingen die daar gaan plaatsvinden weet je wel. Nu heb je wel een paar hiphop voorstellingen enzo maar het moet natuurlijk ook een beetje van die kant komen om nog meer naar die oppervlakte te treden, naar theaters. I: Bestaat er zoiets als een slechte smaak hebben in dans? G: Nee. I: Dus als je beperkt tot het bekijken van latin, dan heb je geen slechte smaak? 47 G: Uhm (denkt na), nou daar zeg je me wat hoor. Sowieso is het persoonlijk wat je mooi vindt en wat je niet mooi vindt. En ik denk dat het met alle kunstvormen te maken heeft, je kan denk ik wel, ja ik denk dat smaak heel erg is van vind je het leuk of niet. Maar ik denk dat iets anders is of je het een goed niveau vindt, als je het kan beoordelen van dat is technisch van hoog niveau of niet. Dat vind ik iets anders dan echt smaak, dat is gewoon zo’n dingetje van vind je het leuk of niet. I: In de kunstvorm film bijvoorbeeld heb je wel heel snel dat mensen dat iemand een goede of slechte filmsmaak heeft, is dat niet in de dans zo? G: Ja als je het zo stelt misschien wel. Maar ik moet even denken hoor aan alle dansstijlen dan. Ja als ik zou moeten slechte smaak dan zou ik inderdaad zeggen Bollywood, stijldansen, volksdansen, dat soort dingen. Mensen die zich beperken tot die stijlen ja. Het klinkt echt heel raar. I: Hoezo? G: Ja ik weet niet, het is echt zo vooroordeel achtig, ik vind het een moeilijke vraag. I: Oke, laten we doorgaan. I: Kijkt u wel eens naar dansprogramma’s zoals So You Think You Can Dance? G: Ja daar kijk ik wel eens naar. I: Wat vindt u daar van? G: Ik vind het leuk vermaak om naar te kijken. I: En daar blijft het bij? G: Ja ik vind het een leuk programma om te zien, ik vind de dansen wel leuk wat ze doen. Het is niet dat ik het iedere week kijk of dat ik denk ah So You Think You Can Dance komt ik wil het zien. Ik vind het ook niet iets wat je echt uitdaagt in dans maar ik vind het eigenlijk leuk entertainment. I: En valt de dans in So You Think You Can Dance te beschouwen als kunst? G: Ja maar niet altijd. I: Wanneer dan niet? G: Uhm wat moeilijk. Wanneer niet, dat vind ik eigenlijk wanneer, uhm, dat vind ik echt heel moeilijk. Maar eigenlijk vind ik dat als het, maar ik weet niet precies wanneer je dat onderscheid maakt, als het een dans is waar eigenlijk geen verhaal of achterliggende gedachte achter zit. Als het echt een dansje is van ‘boem boem boem boem boem’, echt alleen maar bewegingen achter elkaar. Want dan wordt de maker niet uitgedaagd in zijn maakproces eigenlijk, jawel want hij maakt de bewegingen. Oke en je kan ook zeggen van ‘Piet loopt naar de supermarkt en dan gaat hij een ijsje kopen en dan komt ie een leuk meisje tegen’, dan is het ook niet echt kunst. (lacht) Ik vind kunst wel echt dan wanneer er iets heel bijzonders wordt neergezet en hoe je dat dan weer moet onderscheiden, dat weet ik ook niet. Te moeilijke vraag (lacht). 48 I: Begrijpt u dan wel dat sommige mensen die van dans houden zich beperken tot het kijken So You Think You Can Dance? G: Ja, ik denk omdat ze niet meer weten. I: En hoe komt het dan dat ze er niks vanaf weten? G: Ja dat heeft echt te maken met de culturele sector, dans is niet iets wat zo ‘in your face’ komt. Met zo’n televisie programma wordt het wel heel erg geadverteerd nu. Iedereen weet nu dat het er is en het is makkelijk om te kijken, je kan gewoon thuis op de bank naar dans kijken. Maar er zijn dus super veel mensen die niet weten wat er allemaal in theater gebeurt en de diversiteit die er aan dansvoorstellingen zijn en waar het is, of hebben geen mensen die daar met ze naar toe willen gaan. Ik denk ook als je zelf in de danswereld zit dus of zelf danst of choreografeert of ja, of je veel mensen kent in de danswereld of werkt in de danswereld, op die manier kom je er mee in aanraking. Denk ik op dit moment. Maar ik denk dat het moeilijk is als individu met geen mensen om je heen die dansen of heel erg in de danssector zitten om dan in aanraking met dans te komen. I: Vindt u het hebben van kennis over danstradities, geschiedenis , choreografen en gezelschappen, vindt u dat belangrijk om te hebben voor u persoonlijk? G: Voor mezelf vind ik het wel belangrijk, meer omdat ik denk dat ik een bepaalde visie er op heb of mee kan praten met bepaalde gesprekken weet je wel. Dan denk ik nou daar moet ik wel iets over dans weten om m’n mening erover te kunnen geven, dus dat vind ik wel belangrijk dan. I: Vindt u dat andere mensen er iets over moeten kunnen weten zodat ze een hun mening erover kunnen vormen? Is kennis voor u belangrijk voor het mening vormen? G: Uhm, ik denk dat kennis wel een beetje belangrijk daarin ja. I: En hoe komt u aan die kennis of hoe bent u aan die kennis gekomen? G: Nou ik wil ook niet zeggen dat ik de grootste kenner ben, ik heb een beetje kennis. Ik denk door eigen interesse en inderdaad ook zelf dansen, dus wel al wat van dansen afweten en er mee bezig zijn. En ja gewoon echt interesse van ja, ik ga naar een dansvoorstelling om dat ik het leuk vind, en hoe meer je ziet hoe meer kennis je erover krijgt eigenlijk. Ik heb gewoon echt interesse voor dat gebied. Dus dan ga je er ook meer in mee en ga ik naar zo of zo’n voorstelling of naar zo’n dansfestival of naar zo’n eindexamenstuk of whatever. I: En kennis opdoen via boeken of andere bronnen? G: Dat doe ik minder, ik zou niet uit mezelf gaan googlen naar bepaalde dingen. Weet je wel mensen van de geschiedenis Hans van Manen of een Pina Bausch etcetera, dat soort dingen weet je omdat bepaalde voorstellingen ziet. En dan denk je ‘oh interessant die heeft ook dat en dat gedaan’, en dan ga ik iets over diegene opzoeken. Of als ik weet dat het echt een cool stuk is en dat is door diegene gemaakt en dan ga ik pas meer echt er in, maar ik ga niet uit het niks voor mezelf dingen opzoeken. I: En vindt u dat andere mensen die vaak dans bezoeken ook kennis hebben van dans? 49 G: Uhm, nou ja ik vind het zelf fijn als mensen dat wel hebben. Met wie je naar een voorstelling gaat, als ik samen met iemand naar een voorstelling dan vind ik het gewoon chill als je het op hetzelfde level zit en het op dezelfde manier er over kan hebben. I: Wat voor type mensen gaan naar dansvoorstellingen? Kunt u dat type omschrijven? G: Ja dat is toch wel speciaal hoger segment. I: Waaraan merk je dat? G: Dat merk je aan hoe ze zich kleden en gedragen, bijvoorbeeld best wel. Nou ja gewoon echt met hun eigen gezelschap met wie ze naar een voorstelling, gaan echt naar een voorstelling, drinken een drankje, gaan zitten en gaan weer naar huis. Al vind ik wel dat het met de opkomst van bijvoorbeeld hiphop voorstellingen dat is veranderd. Want daar zie je ook echt wel die mix van mensen met dat hogere segment en gewoon echt, uhm, vooral jongeren en mensen die gewoon echt dans leuk vinden, zelf dansen of dansers kennen die op het podium staan. Daarmee is t wel echt veranderd. I: Vindt u zichzelf goed passen binnen het danspubliek? G: Ja op zich wel. I: Voelt u zich altijd op uw gemak? G: Nee niet altijd nee. I: Wanneer niet? G: Ik voel me bij het Nationale Ballet of naar het Scapino, daar ben ik nooit op m’n gemak. Kijk, ik kan me er prima vinden maar ik vind het wel heel erg stijf altijd. En het is niet zeg maar, de omgeving waar ik me normaal ook in begeef. Ik voel me altijd wel een beetje van oké, weet je wel, het is wel echt weer wat anders. I: En wat vindt u ervan als u naar een dansvoorstelling gaat en er zit een groep ckv leerlingen in de zaal? G: Dat vind ik altijd best irritant, tenzij ze gewoon allemaal stil zijn of misschien is het wel een voorstelling waar je bij mag praten maar als je stil moet zijn moet je gewoon stil zijn. En na de voorstelling mogen ze los gaan. Het kan heel irritant zijn, dat heb ik wel eens meegemaakt. I: We hadden het er net al even over, want uit onderzoek is gebleken dat het ballet en moderne danspubliek bestaat voornamelijk uit hoger opgeleide mensen. Hoe komt dat denkt u? G: Ja dat hoger opgeleide mensen meer hebben met kunst en cultuur. Dat, misschien hebben ze dat met huis uit meegekregen als ze ook in hoger segment zijn opgegroeid, of het is gewoon door de jaren heen gekomen als je bijvoorbeeld gaat studeren dan heb je toch ook mensen om je heen die daar meer interesse in hebben. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? 50 G: Ik vind dat dan dans daardoor toegankelijker wordt. Vooral heb ik dat bij ballet of modern, omdat je echt het theater, ik vind het theater prachtig weet je wel, maar je hebt wel echt van ik ben in het theater om echt dans te zien, dat is de reden waarom je naar dans gaat. En ik denk dat andere soorten locaties heel erg dans meer tot het publiek kunnen brengen, als je er heel dicht op zit of op een locatie dat gewoon, weet ik veel een oude loods of een oud winkelpand, dan komt de dans in een andere omgeving. Je gaat het op een hele andere manier zien. Vooral als de afstand kleiner is, vind ik het ook meer binnenkomen en meer persoonlijker worden. I: Dus eigenlijk zou je zeggen dat voor de lagere segmenten zou het beter zijn om naar zo’n soort voorstelling te gaan dan naar een voorstelling in het theater? G: Zeker! Ik denk dat er wel ook nog andere dingen moeten zijn die aangepast moeten worden, maar dat zou al een groot verschil zijn. I: Is dans thuis bekijken als dans in het theater kijken, bijvoorbeeld via tv, film, Youtube, documentaires et cetera? G: Nee vind ik anders, ik vind dat via je beeldscherm is dat gevoel heel anders dan dat je iets live ziet. Live is het echt een moment. Iedere avond kan het soort van anders zijn. En ga je gewoon echt met het verhaal van de dansers mee. En via een scherm is dat toch weer anders. I: Bent u thuis dan in dezelfde stijlen geïnteresseerd als in het theater? G: Moet zeggen dat ik thuis meer in de hiphop ben geïnteresseerd, misschien ook omdat met modern dat het echt die opbouw is en dat het ook gewoon langer mag duren. En ja, vooral op televisie vind ik, ja hiphop vind ik veel meer direct vermaak. Dat je denkt ‘oh tof’ en heel explosief. En ook met filmpjes zoeken dan is het altijd eigenlijk omdat het korter is, toch wel dat je echt sneller kan zeggen ‘oh dat is echt heel tof’. Met modern en klassieke moet je echt een beetje in die vibe meegaan. I: Wat vindt u leuk aan het bezoeken van het theater en wat niet? G: Uhm, ik heb toch bij het theater zo van ‘ah ik ga naar het theater’ , ik wil wel mooie kleren aan misschien doe ik even hakken aan. Dat vind ik toch wel echt een speciaal uitje. En ik vind het gewoon heel fijn om in het theater te zitten en naar een dansvoorstelling te gaan. Ik zie verder ook geen voor of nadelen er aan. I: Er zijn geen dingen die u niet leuk vindt? G: Nou ja wat ik dus zeg, ik voel me niet altijd thuis tussen het publiek wat er komt. Soms is het ook een nadeel dat je best ver van de dans afzit. Dat is wel een nadeel af en toe. Maar dat hangt ook wel van de voorstelling af hoor. I: Wat zou er van vinden, want u zegt dat u zich soms ongemakkelijk voelt in die stijve sfeer. Wat zou er van vinden als die ongeschreven regels, echt die etiquette van het theater, als dat wat losser zou worden? G: ja nou ja ik vind het dat het wel losser kan. Maar ik vind dat het wel echt per voorstelling speelt. Ja, het is heel moeilijk omdat ik bij sommige voorstellingen kan het eigenlijk niet, nou wel echt het netjes kleden dat vind 51 ik wel iets anders. Het netjes gedragen gewoon dat je je mond houdt in een voorstelling, dat moet gewoon bij bepaalde voorstellingen. I: Maar netjes kleden dus ook? G: Nee dat vind ik nou juist dat hoeft nou totaal niet, vind ik dan. En dat zou wel anders kunnen. Maar ik vind bijvoorbeeld bij een hiphop voorstelling wat dan bijvoorbeeld ook in het theater is, als dan echt iets heel vets gebeurd op het podium dat je mag gewoon mag klappen of iets roept of schreeuwt of wat dan ook. Dat vind ik niet heel raar. En dat zijn wel dingen die bij een balletvoorstelling niet tot de etiquette behoort. Dat is wel moeilijk, dat is heel erg afhankelijk van een voorstelling. I: U heeft aangekruist dat u een andere locatie dan een theater het liefst bezoekt, waarom? G: Vind ik heel interessant, vind ik leuk. Als er een bepaalde voorstelling is die ik wil zien ga ik wel kijken of wat voor plekken staat ie, je kijkt ook wel wat dichtbij is. Maar als ie op een toffe plek staat dan is dat leuk. En vaak heb je dat van horen zeggen, dan denk je oke ik ga naar die voorstelling. Het is ook niet dat ik dat echt heel erg bewust naar gezocht hebt, maar eigenlijk alle voorstellingen die dan bijvoorbeeld op een dansfestival was, en dan ging ik toevallig naar een voorstelling op een andere locatie. Dat is me gewoon het meest bevallen tot nu toe, dat is gewoon interessant om meer te gaan doen. I: Wilt u uw ervaring van de voorstelling achteraf graag delen met mensen die het niet hebben gezien? G: Pff, niet dat ik er heel erg, dat ik denk ah ik moet het echt met iemand delen. I: En waarom niet denkt u? G: Omdat ik het vaak dan al bespreek met diegene met wie ik ben gegaan, en ik het heel leuk vind als er iemand is geweest om het daar over te hebben. Maar soms is het ook gewoon heel moeilijk, want je hebt iets gezien en die ander heeft het niet gezien dus dan, ik vind het bij dans een van de moeilijkste kunstvormen om dat dan aan iemand over te brengen. Ik zou niet weten hoe ik compact moet vertellen wat er is gebeurd en wat ik er nou van vond, dat vind ik toch wel heel ingewikkeld. I: Er zijn per dansseizoen zijn er altijd wel een paar spraakmakende voorstellingen die dan ook in de media veel voorkomen, vindt u het belangrijk dat u die hebt gezien, zodat u er over mee kunt praten? G: Uhm (denkt na), ja ik vind het eigenlijk, uhm, ik zou niet naar alle spraakmakende voorstellingen maar ik vind het wel leuk om wat van dat soort voorstellingen te zien. Om inderdaad er wat over te kunnen zeggen maar heel erg van ja je weet toch ook wel als je iets over een voorstelling leest best wel snel of het je interesseert of niet. En als dat jaar NDT, Scapino en Introdans iets hebben waarvan ik denk dat lijkt me niks, dan ga ik er ook niet naar toe. I: Is het feit dat u tot het danspubliek van Nederland behoort iets om trots op te zijn? Bent u daar trots op? 52 G: Pff, nou ik ben voor mezelf wel blij dat ik dans kan ervaren omdat ik het gewoon heel erg leuk vind. En ik ben niet blij dat ik tot een selecte groep behoor ofzo, haha dat klinkt wel heel erg hoogstaand. Maar ik ben wel heel blij dat ik weet wat er allemaal gebeurt in de danswereld. I: Oke dat was de laatste vraag van het interview. G: Ging snel! I: Heeft u nog vragen of dingen die u wilt opmerken of toevoegen? G: Uhm nee, niet echt. I: Oke bedankt voor het interview. Respondent 2 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heb je vragen voordat we beginnen? G: Nee. I: Dan gaan we beginnen. Van wat voor soort dans houdt u het meest? G: Uhm nu tegenwoordig ja wel het meest moderne dans. I: Waarom? G: Omdat ik mezelf daar mee het best kan identificeren, omdat ik dat zelf ook heel leuk vind om te doen. En bij die vorm daarom toch altijd een voorstelling erbij kan maken en het vaak knap vind wat ze doen en mooi om te zien. I: Je zegt tegenwoordig moderne dans, was t eerst anders? G: Ja vroeger was ik heel erg ballet, ging ik vaak naar hele grote balletvoorstellingen. Vond ik helemaal fantastisch, nog steeds wel hoor. Maar m’n smaak is meer modern geworden. I: En van wat voor dans houdt u minder of zelfs helemaal niet? G: Niet zo erg van stijldansen. Ik vind het een beetje saai om naar te kijken op een een of andere manier (lacht). Misschien kan het heel leuk zijn om te doen maar ik vind het nooit echt interessant om naar te kijken. I: Wat voor verschil zie je dan heel erg tussen stijldansen en modern? G: Ja een soort vrijheid, een soort eigenheid ofzo. Ik denk dat dat het is. 53 I: Zijn er veel mensen om u heen met wie u vaker omgaat die ook heel erg van dans houden? G: Door de studie natuurlijk wel maar verder valt het een beetje tegen. Ja een paar vriendinnen die ik via de studie ken die ook heel erg van dans houden. I: Hebben jullie dezelfde smaakvoorkeuren of zitten daar ook heel veel verschillen in? G: Nee dat gaat wel redelijk gelijk op denk ik. I: Joe denk je dat dat komt? G: door de studie denk ik ook wel. Dat je toch wel in aanraking komt met dingen wat je dan mooi gaat vinden. Dat heeft wel invloed. En ja ik denk dat naar veel dingen gaan, bijvoorbeeld Scapino Ballet, dat vind iedereen wel mooi. En als je naar wat moeilijkere dingen gaat dat je dan wel eens van mening kunt verschillen, wat je er van vindt. We bezoeken vooral modern en soms ook wat urban-achtige voorstellingen, beetje die richting. I: En welk aspecten in dans trekken u het meest aan, waar let u het meest op bij het bekijken van een dansvoorstelling? G: Dat is wel een goeie vraag. (denkt na) Ja toch wel dansers die heel technisch zijn maar ook ja echt een eigen manier hebben van bewegen. Dat je ze van elkaar kunt onderscheiden, dat vind ik altijd wel heel mooi. I: En wat zijn aspecten die u minder trekken? G: Ik vind bij dans decor en dat soort dingen altijd minder belangrijk. Of een verhaal vind ik ook wel minder belangrijk. Ja bij dans kan je je in ieder geval ook vermaken zonder dat je het altijd helemaal hoeft te begrijpen, of dat er iets logisch achter moet zitten. Iets in die richting. I: Vindt u dat de dans die u het mooist vind, in dit geval modern, te beschouwen is als kunst? G: Ja zeker. I: Waarom? G: (lacht) Ohjee. Omdat het iets uitzonderlijks is voor mij, om te zien. En het ook moeilijk is om te bereiken ofzo. Niet iedereen kan dat en niet iedereen vindt het ook mooi en dat vind ik juist ook wel mooi aan kunst dat je er door geraakt kan worden maar dat het voor een ander niet zo hoeft te zijn. Het heeft iets exclusiefs. I: En vindt u dat bij alle kunst of voornamelijk bij dans? G: Nee bij alle kunst. I: En klassiek ballet wordt vaak ook gezien als echte kunst, wat vindt u daar van? G: Ja daar ben ik het wel mee eens. Ja het is lastiger omdat er eigenlijk net als bij stijldansen minder vrijheid is in bewegen. Maar qua techniek en wat je er allemaal mee kan vind ik het wel zo knap en mooie vorm van dans dat ik het wel kunst vind. 54 I: Zijn er ook soorten dans die geen kunst zijn? G: Uhm ja. Ja sommige vormen van modern vind ik ook wel misschien minder kunst. Een beetje het So You Think You Can Dance gebeuren natuurlijk. Dat het heel erg modern wordt gemaakt om een verhaaltje te vertellen van ‘hij ging vreemd en toen waren we boos enzo’. Dat vind ik moeilijk of dat kunst is hoor. Ik wil ook niet zeggen dat het geen kunst is, ik zou het minder snel als kunst aanmerken dan een Conny janssen danst ofzoiets. Maar wel moeilijk omdat zij natuurlijk ook weer dingen maakt voor So You Think You Can Dance, maar in principe. I: Dus eigenlijk zijn bijna alle vormen van dans kunst? G: Ja zeker. I: Denk je dat er zoiets bestaat als een slechte smaak hebben in dans? G: (denkt na) Nee dat denk ik eigenlijk niet. Want ik begrijp wel voor mensen die minder ervaring hebben met naar het theater gaan of naar dans kijken dat sommige dingen gewoon veel makkelijker te behappen zijn en dat zij dat veel fijner vinden om te bekijken en dat is prima. I: Dus mensen die hun smaak beperken tot het bekijken van So You Think You Can Dance? G: Ja of dat dan echt danspubliek is dat vind ik dan moeilijk maar ja ik zou niet zeggen dat jij diegene echt een verschrikkelijke slechte smaak heeft. Ik zou het ook niet denken. I: Zijn er sommige stijlen die minder waard zijn dan andere vormen van dans. Minder waard zijn om te bezoeken of bekijken? G: Ja minder waard voor mij misschien omdat ik het dan minder leuk vind of minder boeiend. Maar niet per se kwalitatief minder waardig ofzo. Nee. I: En wat vindt u dan als sommige mensen wel beweren dat bijvoorbeeld klassiek ballet zo’n hoge status heeft dat het veel meer waard is om dat te bezoeken dan bijvoorbeeld een hiphop voorstelling? G: Ja dat is een beetje ouderwets of hoe zeg je dat, ja dan loop je een beetje achter denk ik. Omdat ik denk dat hiphop bijvoorbeeld zich ook zo ontwikkeld dat het wel zeker een plek verdient ook in de schouwburgen en dat het een kunstvorm geworden is en dat het niet ja een beetje lastig om dat ballet natuurlijk zo’n lange geschiedenis heeft en dat het daardoor zo’n status heeft gekregen. Dus ik denk dat je dan hiphop ook die kans moet geven. I: Wat voor soort mensen beperken zich tot het bekijken van So You Think You Can Dance? G: Jongere mensen denk ik en mensen met wat minder goede opleiding. Ja ik denk voor jongere mensen is het gewoon, spreekt het heel erg aan. Uhm en voor mensen die , ja het is vaak dat als je een minder goede opleiding hebt dat je dan minder naar het theater gaat. Theater is toch vaak een reflectie op van alles waar je heel erg over moet nadenken en als je dat niet aanspreekt, dan ja. 55 I: Dus u begrijpt het wel dat sommige mensen zich hier toe beperken? G: Ja het is soms ook door geld of andere dingen. Tv is natuurlijk vrij makkelijk aan te zetten. Dan een duur kaartje kopen ergens voor, dat is toch een grote stap denk ik ook al zouden ze het misschien wel leuk vinden of wel graag willen, dat weet ik niet. I: U had het nog over de lange geschiedenis van ballet, vindt u het hebben van die kennis over geschiedenis van dans, tradities, choreografen en gezelschappen belangrijk? G: Ja zeker. I: Waarom? G: Nou ja, als je ergens naar toe gaat is het wel fijn om er iets van te weten omdat je naar mijn idee dan ook beter kunt waarderen en meer begrijpt en meer het idee hebt wat er aan vooraf is gegaan. Je kan het in perspectief plaatsen. Dus voor mij is t wel belangrijk want de ervaring wordt daardoor altijd groter en het wordt meer waard. I: Hoe komt u aan die kennis of hoe bent u er aan gekomen? G: Ja ik denk vooral via internet dat je toch even iets opzoekt en vaak ook als je op sites kijkt naar een voorstelling dan staan er ook al wel suggesties met achtergrondinformatie. En natuurlijk via de studie weet ik ook wel waar je dingen kan vinden. I: En vindt u het dan ook belangrijk dat andere mensen die dans bezoeken ook deze kennis hebben? G: Uhm. I: Want u zegt net dat de ervaring dan meer waard is. Is het dan belangrijk dat andere mensen dat mensen het door kennis op die manier ervaren? G: Nou ja om dat ik dat geloof heb ik wel zoiets dat jullie dat dan ook zouden moeten doen. Zo van probeer het is en misschien vind je het ook heel interessant om dat toch te weten. I: Denk je dat zonder de kennis de mensen de voorstelling niet kunnen appreciëren op dat wat het waard is? G: Uhm ja ligt er aan wat het is, soms is het ook heel fijn om er blanco gewoon te gaan kijken misschien. Maar soms als het echt experimenteel is of iets van lang geleden is, dat je wel een soort van idee hebt waar het vandaan komt, dat het dan wel erg belangrijk is. Ik zou het andere mensen dus wel aanraden. I: Kunt u het type mensen omschrijven die naar dansvoorstellingen gaan? G: Uhm, ja ik denk dat er toch wel veel oudere mensen zijn. Niet per se alleen vrouwen, vaak toch oudere koppels heb ik altijd het idee bij dansvoorstellingen. Mensen die toch zich willen verdiepen of een soort extra cultuur mee willen pakken ofzo. En die al veel gezien hebben denk ik, toch wel. Het is een ervaren publiek denk ik wel. 56 I: Waar ligt dat dan aan denkt u? G: Ik heb bij dans ook altijd wel iets van of je vindt het echt heel mooi of leuk of je vindt er echt niks aan. Als je het echt heel leuk vindt dan ga je denk ik ook wel vaker en probeer je ook een beetje op de hoogte te blijven van wat er speelt denk ik. Je gaat minder snel gewoon random naar een dansvoorstelling denk ik, tenzij je met iemand je meegaat of iemand je dwingt. Zo van: kom nou eens mee je vindt het vast leuk. Maar als je het zelf beslist ben je toch wel heel geïnteresseerd denk ik in dans. I: Wat is er dan anders aan dans dat je het of helemaal fantastisch vindt of helemaal niks? G: Ja dat begrijp ik nog steeds niet zo goed. Ik dacht eerst ook vaak van je moet het ook zelf ervaren hebben of zelf gedanst hebben misschien om het te kunnen waarderen. Maar dat is als je naar het publiek kijkt niet helemaal altijd het geval misschien. Heb ik geloof ik wel eens gelezen, mannen die ook wel heel graag gaan maar nooit echt mee bezig zijn geweest. Dus ja, toch een soort, misschien dat je het abstracte kan waarderen ofzo? Een soort flow, ik weet het niet zo goed. I: Ligt het type publiek ook nog aan het type dansvoorstelling? G: Ja ook heel erg. Ik ben ook een keer naar een voorstelling van Isabelle Beernaert geweest, daar waren heel veel jongere meisjes omdat ze haar natuurlijk kennen via So You Think You Can Dance kennen. En als je naar het Scapino gaat heb je al veel oudere mensen. Of Nationale Ballet is ook heel veel oudere mensen. I: Vindt u zichzelf goed passen binnen het danspubliek, voelt u zich op uw gemak tussen het publiek? G: Ja zeker, ik voel me altijd wel op m’n gemak. Al had ik bij het Nationale Ballet een keertje wel van, het zijn allemaal oudere mensen die echt een avondje uit gaan en die ook allemaal mooi gekleed zijn en dat zij soms ook zoiets hadden van: he, jij ook hier? Niet dat ik dat erg vindt, dat ik misschien een uitzondering ben of dat ik het gemiddelde een beetje omlaag haal qua leeftijd. I: Ja u zei net al van dat misschien mensen zijn die hoger opgeleid zijn. Nou dat is uit onderzoek ook heel erg gebleken dat moderne dans en klassiek ballet publiek eigenlijk alleen maar bestaat uit hoger opgeleiden. Hoe komt dat denkt u? G: Uhm, toch als je hoger opgeleid bent wordt je ook wel in aanraking gebracht met veel meer verschillende vormen en leer je misschien wat over de geschiedenis en over wat er allemaal is of moet je voor school eens een keer ergens naar toe. En als je dat allemaal niet hebt snap ik wel dat je er niet zo snel terecht komt, laat ik daar eens heen gaan. En daarnaast heeft het ook met geld te maken. Zeker bij echt klassieke balletvoorstelling, zijn vaak grote dure voorstellingen en dat houdt dan wel verband met hoger opgeleid zijn, gewoon een goed inkomen hebben. I: Wat zou u er van vinden als u naar een dansvoorstelling gaat en er zit een groep ckv leerlinge in de zaal? G: (lacht) Ja als ze maar hun mond houden dan is het goed. Ja al vind ik het dus wel lastig dat ze in groepsverband dan soms gaan, omdat dat natuurlijk, ja niemand wil dan toegeven dat e het leuk vinden of ze gaan dan elkaar opjutten ofzo. Ik vind het wel goed dat iedereen misschien een keertje in aanraking daarmee 57 wordt gebracht en dat je echt een keer gaat en je kan met zo’n groepsexcursie toch een soort mensen dwingen. Het is wel een lastig ding, ik weet niet of ze op die wijze ook echt zo gaan waarderen of dat het dan misschien een beetje een nare ervaring wordt , toen moesten we daarheen en dat was vreselijk, bij voorbaat al. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? G: Ja Conny Janssen had een voorstelling in een tramremise in Hilligersberg. Uhm, maar dat was wel heel speciaal. Dat is toch, zeker als je gewend bent om vaker te gaan, is dat weer echt een uitzondering. I: En wat maakt het speciaal? G: Je bent je veel meer bewust van waar je bent en in het theater is het altijd dat je een soort van, ja de omgeving wordt daar dan echt gecreëerd op een podium. En op een locatie maakt alles eigenlijk onderdeel uit van de voorstelling. En je hebt dan ook een goede reden om het op die locatie te doen waarschijnlijk dus het heeft ook wel echt een toegevoegde waarde betekenis of ervaring die je mee wil geven. Een schouwburg is dan toch meer een neutrale omgeving waar alles in kan plaatsvinden. I: Is het bekijken van dans thuis hetzelfde als een bezoeken van een voorstelling? G: Nee is niet hetzelfde. I: Waarom niet? G: Uhm, thuis als je kijkt, ja als t echt heel goed is kan je er ook wel in opgaan en in meegaan. Maar als je naar theater gaat is het voor mij om echt bereid te zijn om je aandacht daar op te vestigen en daarnaast is het natuurlijk een dimensie dat het echt voor je neus gebeurd. Het is altijd wel een soort van spannender. I: En bent u thuis in dezelfde dans geïnteresseerd als in het theater? G: Ja dat denk ik wel. Ik vind wel dan op televisie kijk ik sneller waar je niet zo snel naar toe zou gaan, want dan komt het langs en dan denk je ‘hee oh leuk, dat heb ik nog nooit gezien’. En naar theater ga je toch wel als je verwacht dat je het wel mooi gaat vinden, heb je andere verwachtingen denk ik. Ik kan op tv ook prima So You Think You Can Dance kijken, dat is geen probleem. Maar theater is toch een meer overwogen beslissing, wat je wilt zien. I: Wat vindt u leuk aan het bezoeken van een theater en wat niet? G: Ja het is altijd toch een soort ervaring en ik word er meestal wel vrolijk van. Wat je ook in je enquête had gezet, dacht ik ja ik krijg er wel een soort van energie van altijd. Ergens naar toe te gaan en dat doe je ook vaak samen met iemand, dus echt ook een uitje. En soms, ja is het soms een gedoe. Veel moeite wel altijd om je hele avond op te zeggen om naar theater te gaan voor een voorstelling. Het is toch wel een soort, je geeft wel iets op om daar heen te gaan. En zeker voor studenten, qua geld is dat natuurlijk altijd een ding ook. I: Wat zou u er van vinden als etiquette in theater, de ongeschreven regels, niet eten niet drinken netjes kleden, als die wat losser zouden worden? 58 G: Ja uhm op zich lijkt me dat wel goed, dat het een minder elite gevoel ook geeft. I: Want vindt u nu af en toe dat dat gevoel er is? G: Ja vooral qua kleding vind ik dat. Als je allemaal oudere mensen ziet die super netjes naar theater gaan. En zeker voor ons, als je vaker gaat , ga je je daar echt niet voor opdoffen. Ja je gaat gewoon lekker naar die voorstelling en verder maakt het niet zo veel uit. Maar eten en drinken vind ik wel moeilijker hoor, omdat ik toch, ja je moet de acteurs en dansers niet tot last zijn of storen in hun spel of dans. En anders wordt het zo’n bioscoop idee, wat op zich prima werkt maar de ervaring is denk ik gewoon anders. En dat moet wel zo blijven, maar het is wel fijn als het voor mensen makkelijker wordt om er heen te gaan. Dat de drempel inderdaad minder groot wordt, dat ze zich er sneller thuis voelen. I: Dat elitegevoel mag van jou weg? G: Ja in ieder geval wat minder ja. I: En bij wat voor soort voorstellingen merk je zo’n sfeer dan? G: Ja een keer hier in de stadsschouwburg hier van het nationale ballet , een voorstelling van Balanchine. En toen zat ik naast mensen en voor mensen en die hadden echt zo iets van: nou waarom zitten jullie op de tweede rij? Dat werd echt eigenlijk niet geaccepteerd en dat vond ik zo raar. Met je studentenpas of vakpas kan je natuurlijk eerste rang zitten voor 10 euro, maak niet uit waar nog plek is. En we hadden geluk dus we zaten echt super vooraan. En dat vonden mensen niet zo leuk. I: Hoe komt dat dan? Waarom denken zij er zo over? G: Ja zij hebben er waarschijnlijk heel veel geld voor betaald en vinden dat echt inderdaad een heel bijzonder uitje, zij willen zich dan waarschijnlijk ook onder die elite dan rekenen ofzo. En als er dan in je buurt allemaal studenten zitten die allemaal jonger zijn en ook niet zo netjes gekleed en dat je denkt nou, wat is dit. Ik denk dat zij dat eliteding graag willen houden zo. Om zich te onderscheiden van de massa, van andere mensen. Toch dat laten zien hoe cultureel verantwoord ze zijn en dat soort voorstellingen gaan bezoeken om dat te laten zien. I: U heeft op de enquête aangekruist dat u het liefst naar voorstellingen gaat in de schouwburg, waarom? G: Uhm, ja ik vind altijd dat dat ligt er ook aan welke hoor want ik had nu ook Rotterdam in m’n hoofd, dat is een hele fijne schouwburg want dat is echt een schouwburg, maar minder dat elitaire gevoel. Je kan er ook gewoon wat drinken, en ook best wel prima zitten en kletsen en ja daar had ik ook het gevoel dat daar heel veel verschillende voorstellingen kunnen spelen. Het bied een plek aan van alles en nog wat ,dat vind ik heel leuk. Een soort culturele samensmelting van van alles en nog wat. I: Als u naar een voorstelling bent geweest wilt u dan de ervaring graag delen met mensen die m niet hebben gezien? 59 G: Uhm ja, ik denk het wel. Als je heel enthousiast bent ja, sowieso. En ligt er ook wel aan aan wie. Als ik er dus echt enthousiast over ben dan kan ik dat wel enthousiast vertellen aan mensen die het niet gezien hebben, en vind ik het ook leuk om te doen. En dat je toch inderdaad reclame aan het maken ben zo van je moet het zien. I: En er zijn natuurlijk altijd spraakmakende voorstellingen per dansseizoen die dan in de media staan, vindt u het belangrijk om die gezien te hebben zodat je er over mee kunt praten? G: Uhm ja ik denk het wel dat ik dat belangrijk vindt. Komt denk ik ook een beetje door de opleiding, dat je toch wil weten wat er speelt en als iets echt veelbesproken is dan wil je daar zelf ook een mening over vormen, dan ben je daar toch nieuwsgierig naar. En inderdaad als je er dan met mensen over praat, dat je het gezien hebt, dat je er ook echt iets over kan zeggen. I: Is het feit dat u zichzelf kunt rekenen tot het danspubliek in Nederland iets om trots op te zijn, bent u daar zelf trots op? G: Uhm niet per se. Het is voor mij geen prestatie ofzo. Maar ja misschien wel een soort van dat je je onderscheid van anderen. Maar het is niet zo van nou ik heb echt iets bereikt. Het is gewoon, je gaat er heen omdat je het zelf wil, dus niet per se trots zou ik zeggen. I: Oke, dat was al weer de laatste vraag van het interview. Heb je nog vragen, toevoegingen of opmerkingen? G: Poeh, nee. Ik zou het niet weten. Respondent 3 Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Ik ga u eerst vragen een korte enquête in te vullen en daarna wil ik aan de hand van de ingevulde vragen wat dieper ingaan op uw antwoorden. Heeft u nog vragen voordat we het interview gaan starten? G: nee eigenlijk niet. I: oke dan komt hier de eerste vraag, van wat voor soort dans houdt u het meest? G: Uhm ik denk moderne dans. I: en waarom? G: uh dat is gelijk al een goede vraag. (denkt na) ik vind denk ik de bewegingstaal die zij gebruiken het allermooist om naar te kijken. ik vind het zelf ook het leukst om te doen dus dat speelt ook wel mee. I: wat is er zo bijzonder aan die bewegingstaal 60 G: Wat ik denk ik heel prettig vindt is dat het heel technisch blijft want ik hou ook heel erg van klassiek ballet. Maar ik vind het fijn dat het technisch is maar ondertussen toch ook heel aards blijft ofzo. Ik vind het heel fijn hoe het naar de grond toewerkt en dat het zo natuurlijker is. Niet zo, wat je klassiek hebt is dat het altijd zo omhoog werkt en dat het zo gemaakt is. En dat is bij modern gewoon minder, ik vind het ook gewoon fijn als het rauw is. I: ja, en van wat voor soort dans hou je minder of zelfs helemaal niet? G: Uhm (denkt na). Ik ga altijd wel van alles zien. Uhm. I: Ja als je het vergelijkt met moderne dans, wat je dus het leukst vind. In vergelijking daarmee, welke dansstijlen vormen vind je minder interessant G: Ik vind het echt een goede vraag want ik vind eigenlijk zoals hiphop ofzo vind ik wel heel tof om naar te kijken maar ik ga er nooit naartoe dus dat speelt ergens ook mee. I: is er een bepaalde reden voor je dat er nooit naar toe gaat? G: nee dat weet ik eigenlijk niet , want ik vind het eigenlijk best wel tof. Op de Nederlandse dansdagen heb ik het ook gezien en toen vond ik het eigenlijk best wel tof. Maar ik ga er gewoon niet naar toe, weet niet waarom. Niet iets waar ik zelf zo snel naar toe ga ofzo. Terwijl ik t wel leuk vind, ik ben ergens wel geïnteresseerd in allerlei verschillende stijlen. Er is niet iets waarvan ik zeg, dat vind ik niks aan om naar te kijken. I: zijn er veel mensen om je heen, met wei je vaker omgaat, die ook van dans houden? G: ja I: wie zijn dat dan? G: Mijn vriendin Daphne, daar ga ik veel mee om en daar ga ik ook wel veel dans mee kijken. Uhm en met har ben ik ook vaak naar voorstellingen geweest. Janita, een andere vriendin, ook wel een beetje mar toch minder. Met Daphne kan ik echt klassiek zien enzo, echt diehard dus (lacht). Ja en ook wel eens met m’n moeder. Is wel heel anders, omdat zij natuurlijk niet in een theaterwetenschappelijke omgeving zit maar daar ging ik ook vooral vroeger vaak mee naar klassieke balletten in de schouwburg. I: en komen jullie smaakvoorkeuren overeen of zijn er ook verschillen? G: nee die komen wel heel erg overeen I: hoe komt dat denk je? G: uhm, zij dansen ook zelf. Dus dat is ergens ook wel. Ze vinden het zelf ook leuk om te dansen. Ja dat speelt denk ik wel mee, dat we dat allebei leuk vinden om te doen en om te zien. We zijn ook allebei opgegroeid daarmee met zelf dansen en met kijken naar dans. I: en zijn er ook mensen met wie je direct omgaat die helemaal niet van dans houden? 61 G ja (lacht), die ken ik ook wel. Ik heb wel best veel vriendinnen die televisie en film doen aan de uni en die gaan echt nooit dans kijken. Ik heb ook wel vrienden die ik wel mee zou kunnen nemen maar ik ken ook wel echt mensen die het echt niet hoeven te zien. Ik heb een vriendinnetje Rosanne en die hoeft dat niet te zien, die vind daar echt niks aan. I: en buiten de studie? G: uhm ja ook wel. Ja ik heb ook een vriendengroep in Almelo die gaan ook echt nooit naar theater of dansvoorstellingen. I: en waarom is dat dan denk je? Dat ze daar nooit naar toegaan en nooit mee in aanraking komen? G: ik denk echt dat het met de omgeving te maken heeft. Ze komen ook uit Almelo, en wat daar aan aanbod is is veel minder interessant. En dat ze ook gewoon niet in een omgeving zitten waarin mensen naar theater gaan. Ik zie ze ook te weinig om ze aan te sporen om te kunnen gaan. I: wat voor soort omgeving bedoel je daar dan mee? G: ze studeren bijvoorbeeld heel veel bedrijfskunde en doen gewoon heel veel andere dingen in hun vrije tijd. Gaan liever naar de film of zitten op de bank. En ze zijn niet echt zovan naar het theater gaan. I: Oke. Welk aspect of welke aspecten in een dansvoorstelling trekken jou het meest aan? Dus wat zijn elementen in dans waar jij het meest op let. G: ik denk techniek. Ik vind het heel prettig om naar goede techniek te kijken. naar dansers die gewoon technisch heel erg goed zijn. En ook het toneelbeeld is wel iets wat ik bij dans heel erg opvallend vind altijd, hoe ze eigenlijk het toneel construeren en hoe dat bijdraagt aan de voorstelling. En muziek ja best wel logisch antwoord ergens, ja als de muziek je niet zo aanspreekt heb ik ook altijd het gevoel dat de dans minder overkomt ofzo. I: Wat zijn dan aspecten waar je minder op let? G: de individuele dansers, daar kijk ik echt nooit zo echt naar. Het is niet zo dat ik de hele tijd naar de groep kijk, je ziet wel dat het individuen zijn maar het is niet echt dat ik daar op ga zitten letten van oh daar is iemand en daar is iemand. Nee daar let ik niet echt op. I: Valt de dans die u het mooist vindt, in uw geval moderne dans, valt dat te beschouwen als kunst? G: ja dat denk ik wel. I: waarom valt dat dan te beschouwen als kunst? G: dat is een ingewikkelde vraag. Ik vind dat alle vormen van dans op zo’n manier kunst zijn. Jeetje dit is echt zo’n ontologische vraag waarom dans tot kunst behoort. Ja het draagt gewoon bij aan de culturele vorming van mensen en het culturele veld in Nederland, dus dan ja, zou ik gewoon zeggen dat het kunst. I: maar wat zijn dan specifieke elementen in dans wat het tot kunst maakt, voor jou? 62 G: Ja, wow ik heb hier gister ook een discussie over gevoerd, toevallig. Voor mij maakt het tot kunstvorm is dat het doormiddel van bewegingsvocabulaire iets willen laten zien op het podium en iets gaan overbrengen. Het is wel belangrijk dat er iets wordt overgebracht, van de dansers naar het publiek. Dat is wel wat het voor mij kunst maakt, een uitwisseling tussen publiek en dansers. I: en zijn er dan dansvormen die minder kunst zijn dan bijvoorbeeld moderne dans? Of helemaal geen kunst zijn voor mij? G: nee dat denk ik niet. I: ook niet minder? Als je echt naar dans kijkt in de brede vorm, is heel veel natuurlijk dans. G: Ja precies, ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat als je bijvoorbeeld naar stijldansen kijkt mensen veel meer met hun partner bezig dan met het overbrengen van iets naar buiten. Ik vind het wel lastig. Ja als ik zo zeg, oké het overbrengen is heel belangrijk en ik heb het idee dat dat daar minder gebeurt is stijldansen dan misschien in mindere mate een kunstvorm. Maar ik moet ook eerlijk zeggen dat het ook niet echt een vorm van dans is die ik op het podium zie. Stijldansen en partnerdans op die manier. Wordt ook niet echt veel aangeboden, wat wel grappig is, denk ik nu. I: naar uw mening, zijn er sommige dansvormen of stijlen die minderwaardig zijn aan anderen. Als je ze met elkaar vergelijkt? G: (denkt na) ja wat ik wel bedacht tijdens de enquête is bijvoorbeeld zoals ISH. Ja ik weet niet, hoe noem je zijn stijl? I: Urban G: ja Urban, dat is wel echt iets waar ik echt niet naar toe ga. Ik vind hem ook gewoon niet goed. Uhm maarja, omdat dat dan minder waardig te beschouwen. Ik vind dat persoonlijk gewoon minder goed, ik zou daar niet naar toe gaan. Dus voor mij is dat wel minderwaardig aan moderne dans dan denk ik, dat zou een criterium kunnen zijn. I: wat vindt u ervan dat er mensen zijn die wel zeggen dat sommige vormen van dans minderwaardig zijn aan anderen? G: ja ik vind dat wel een heftige bewering als je die gaat doen. Omdat ik denk ergens ook altijd, mensen werken gewoon heel hard en ze zijn gewoon heel hard hun best aan het doen om een supermooie voorstelling neer te zetten en iedereen doet dat op een andere manier. En per dansvorm verschilt dat weer hoe dat het handigst is om aan te pakken. Ja en technieken zijn gewoon anders. Ik kan persoonlijk ergens anders van houden, maar dat is dan niet per definitie minderwaardig. I: niet per definitie nee, maar het zou wel uw gevoel kunnen zijn. G: ja precies, en dat is dan gewoon een gevoel. I: maar jij hebt die gevoelens dus niet? 63 G: Ik heb dat niet zo sterk nee. Kijk ik ken wel mensen die zeggen van: ik vind hiphop echt heel verschrikkelijk. Maar ik kan me dat niet zo goed voorstellen. Ik heb wel specifieke voorstellingen waarvan ik denk nou dat vond ik gewoon niks. Maar dat wil dan niet zeggen dat dat hele genre op zich van de hiphop niet oké is ofzo. Of klassiek, ik heb ook wel eens vreselijke klassieke voorstellingen gezien, daar kon ik helemaal niks mee. Heeft dus meer met specifieke voorstellingen te maken dan met het genre. I: Wat vindt u bijvoorbeeld van dans die door middel van televisieprogramma’s naar het publiek komt zoals So You Think You Can Dance? G: ik vind het wel zelf leuk om te kijken, maar het wordt wel minder omdat het nou al zo lang op tv is, wordt allemaal een beetje hetzelfde. Maar ergens vind ik het supergoed voor de dansscene zeg maar omdat je gewoon de dans meer onder de aandacht brengt bij het publiek en ook verschillende soorten stijlen, dat vind ik heel leuk. Ik denk wel dat dat kan bijdragen aan het bezoeken van voorstellingen van mensen die niet zo vaak naar dans gaan, die enthousiasmeren ook en het kennis laten maken met andere vormen van dans. Maar ik merk wel dat de beleving van het op tv kijken heel anders is dan echt in het theater. I: wat is daar anders aan? G: ik ben toen ook naar zo’n show geweest en dat was ook echt minder. Je ziet eigenlijk gewoon helemaal niks omdat je daar gewoon tussen al die mensen staat en denkt oke ik ben heel klein. Uhm ja het is echt gewoon de ‘lifeness’ van het theater en dat je echt in een zaal zit of in een andere omgeving en dat dansers dichtbij zijn en dat je die bewegingen echt kan voelen en dat je gewoon je hele beleving mis je dan gewoon als je op tv kijkt. En ik merk wel dat het gewoon voor mij jammer is. Want ik vind het echt heel leuk om naar theater te gaan. I: begrijpt u dat sommige mensen zich beperken tot het kijken naar So You Think You Can Dance? G: ja absoluut, want het is heel makkelijk. Je zet de tv aan en het kost geen geld. Want sommige dansvoorstellingen zijn prijzig. Sommige mensen moeten er heel veel voor reizen. Ik denk wel dat het een soort gemakzucht is, absoluut. Want als je vraagt zou je naar een dansvoorstelling willen, dan zouden ze dat wel willen. I: en denkt u dat er zoiets is als een slechte smaak hebben in dans? G: (lacht) Ja ik denk dat dat wel kan. I: waar is die smaak dan op gebaseerd? G: ja precies, dat is dan inderdaad een goede vraag. Uhm, ik denk dat dat heel goed te merken is of je er mee bent opgegroeid of niet , waar je je basis vandaan houdt. Waar je überhaupt ervaringen met dans vandaan heb gehaald. Uhm ja slecht niet, wel anders. I: maar ken je mensen met een minder goede smaak in dans, volgens jou? 64 G: Ja ik ken wel mensen die zeg maar alleen naar So You Think You Can Dance kijken en dan denken ah ik heb echt heel veel dans gezien enzo en dat ik dan denk, nou…Voor is dat programma toch wel echt iets anders dan een dansvoorstelling bezoeken, voor mij is dat niet, telt dat niet echt mee. I: en denk je dan dat, wat je net zei die gemakzucht, dat dat de belangrijkste factor is waardoor ze alleen maar daar naar kijken? of zijn er nog andere aspecten die meespelen? G: ik denk dat het ook meespeelt dat ze er minder bekend mee zijn, dat ze er geen kennis van hebben. Dat ze minder in aanraking zijn gekomen met de mogelijkheden die er allemaal zijn. Ik denk dat dat ook te maken heeft met waar je woont en met welke mensen je omgaat en dat het soms ook minder makkelijk wordt aangeboden ofzo. Ik bedoel hier in Utrecht is het best wel voor ons makkelijk om allemaal dingen te bezoeken, maar zelfs hier vind ik het tegenvallen wat je ziet, aan reclames voor dans en ook wel eens aan aanbod. Dat ik soms echt moet zoeken, wat kan ik zien. Ik had het gister nog over met een jonge maker die heel graag aanvraag wil doen bij het Huis (aan de Werf) omdat hij ook het idee heeft van dat er geen echte professionele dans is in Utrecht wat echt van Utrecht uitkomt. I: vindt u dat het hebben van kennis van danstradities, geschiedenis , gezelschappen, choreografen. Vindt u dat voor u zelf belangrijk? G: ja. I: waarom? G: ik vind het heel prettig als ik naar een voorstelling ga om te weten wat ik ga zien. En ook waar dat precies binnenvalt, ik merk ook wel dat het het makkelijker maakt om er naar te kijken soms. Dat je weet waar je naar kijkt en dat je weet waar het vandaan komt. En ik vind het eigenlijk ook heel leuk om te weten, gewoon een extraatje ofzo. I: En op welke manier komt u aan die kennis of bent u hier aan gekomen? G:vooral via de studie denk ik, ook wel erover lezen dingen opzoeken nog steeds wel. Soms een tijdschrift, theatermaker enzo dat blijf ik wel lezen. Ook wel inleidingen of nagesprekken, dat vind ik ook heel leuk om te doen. Daar kun je je ook echt wel toffe dingen uit halen van voorstellingen. I: Vindt u het ook belangrijk dat andere mensen die ook heel vaak dans bezoeken deze kennis ook hebben? G: (denkt na) Hmm niet per se. Het is voor mij wel echt iets wat ik zelf heel leuk vind, ik kan me ook voorstellen dat mensen dat juist niet willen weten, ik vind het juist heel leuk om met een open blik te gaan. En ja ik ben wat dat betreft wel iemand die allemaal informatie wil hebben en alles iets over wil weten en ik kan me ook voorstellen dat sommige mensen het niert hebben. Bij het theater ga ik ook wel eens zonder iets te lezen en dat is ook wel eens heel erg interessant. I: denkt u dan dat die kennis nodig om het te begrijpen en te appreciëren? 65 G: (denkt na) Ik denk dat ze er dan op een andere manier naar kijken, maar ik vraag me af of het uitmaakt voor het apprecieren van een voorstelling want ik denk dat beweging altijd nog iets is wat we allemaal kennen. Iedereen weet wat dans is, niemand weet dat niet. Iedereen heeft er misschien wel een ander beeld bij maarik denk dat het alsnog een ssoort universeel iets is. Waar iedereen wel naar kan kijken en dat het gewoon voor jezelf leuk is om meer over te weten of niet. I: Kan je het type mensen beschrijven die naar dansvoorstellingen gaan? Kan je omschrijven wat voor type publiek er op afkomt? G: ja soms ook wel echt een ouder publiek. Vooral als het makers zijn die al wat langer in de gevestigde danscultuur zitten. Vooral als het in een schouwburg is ofzo dan denk je wel echt oke, dit is wel echt een ander soort mens als ik, ik ben gewoon jong. Maar ook wel veel mensen van mijn leeftijd hoor, veel meisjes die zelf aan moderne dans doen. Er zit wel een verschil in ofzo. I: dus je denkt dat vooral leeftijd een belangrijk aspect is? Zijn er nog meer aspecten waarmee het danspubliek te omschrijven valt? G: Ja ik denk ook je achtergrond. Want de mensen die ik zie zijn vaak wel opgevoed met dans of die kennen gewoon veel dans, die doen het zelf. Dat is meestal wel het geval. Het is echt wel een soort inner circle ofzo, de mensen die dansvoorstellingen bezoeken. Dat zie je op de dansdagen ook heel erg. Iedereen kent elkaar eigenlijk. Dat is heel vaak zo. Het is echt een klein wereldje. I: voelt u zich op uw gemak tussen het danspubliek? G: soms echt helemaal niet, als ik wel eens naar klassiek ga dan word ik echt gek. Dan denk ik echt oké ik pas hier helemaal niet tussen. Heel netjes allemaal en ik ben gewoon meer theater kikker, vlakke vloertheater in een spijkerbroek. Ja, uhm, maar daar in vlakke vloertheater dan weer wel, op de dansdagen ok wel. Dat is toch allemaal wat uhm, ja bij experimentele dans toch wel meer. Ja dus als je klassiek gaat zien dus echt in de grote theaters of in de danstheaters dan denk je wel zo oké, help, ik pas hier niet zo goed tussen. I: En dat heeft dan voornamelijk te maken met het feit dat iedereen netjes gekleed is? G: Ja en ook wel eens leeftijd, vaak zijn het toch wat oudere bezoekers. Ja en ook dat ik denk, oké, ik ben niet echt opgevoed als theaterbezoeker. Ik ging wel eens naar een dansvoorstelling, naar klassiek. Echt de schone slaapster en het zwanenmeer en weet ik veel wat. Maar ik ben niet iemand die is opgegroeid met naar het theater gaan. Dat ik ook wel eens denk, oké, ik ken dat nu wel maar ik merk dan toch wel een soort kloof tussen die mensen en mij. I: uit onderzoek is gebleken dat publiek van moderne dans en ballet voornamelijk bestaan uit hoger opgeleiden, hoe komt dat denk je? G: (denkt na) ik denk dat ergens geld een rol speelt, dat ze meer verdienen dat ze meer geld hebben voor voorstellingen. 66 I: maar jij bent ook hoger opgeleid en je bent nog student dus ik neem aan dat jij niet heel veel geld te besteden hebt aan dans. G: Nee dat is ook zo inderdaad. Ja ik denk dat het toch ergens iets met aanraking te maken heeft. Dat hoger opgeleiden misschien meer in aanraking komen met dansvoorstellingen maar ik vraag me dat ook af hoor. Want ik bedoel wat je ziet is dat er wel veel op scholen wordt gedaan, dat die ook ergens wel die ontwikkeling meekrijgen. Dat verschilt natuurlijk ook heel erg. En is misschien ook meer iets van de laatste jaren. I: merk je het zelf aan het publiek? G: ja. I: waar merk je dat aan? G: ja hele simpele dingen, zoals hoe mensen met elkaar praten ofzo. En je merkt ook wel vaak dat dat frequentere theaterbezoekers zijn, dat ze ervaring daarmee hebben. Heeft ook absoluut weer te maken met die inner circle die ik net ook al noemde. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? G: ja dan zijn die conventies anders, voor mijn gevoel. Dan hoef je er niet meer zo netjes uit te zien want dat is dan weer heel erg out of place ofzo. En je gaat dan vaak ook wat meer experimentele dans omdat het gewoon locatietheater is dus dat is anders dan wat er op de schouwburg vloer ziet. Het ziet er ook gewoon anders uit. Uhm, ja, wat was de vraag ook alweer? I: wat er anders is aan de locatie? G: Ohja. Ja het draagt ook gewoon heel erg bij aan je beleving, dat is heel anders dan in het theater. I: Kijkt u ook vaak thuis naar dans op tv, film, documentaire, Youtube etc? G: ja wel eens, maar niet heel vaak. I: ben je thuis in de dezelfde stijlen geïnteresseerd als in het theater? G: Ik zou zeggen dat ik thuis meer diversiteit bekijk, omdat het makkelijk is om te doen. Als ik kaartjes koop voor een voorstelling ga ik wel eerst nadenken waar ik m’n geld aan ga uitgeven. Het is gewoon niet goedkoop en waar kies je dan voor. Op de dansdagen ga ik wel altijd heel veel zien omdat je dan alles… nouja en de afgelopen jaren hoefde ik dan ook niet te betalen of dan werd het voor me uitgekozen en dan ga je ook heel veel verschillende dingen zien en dat vind ik dan ook heel leuk om te doen. Maar als ik het echt zelf moet betalen ga ik wel eerst beter erover nadenken en kijken wat ik echt wil zien. I: wat vindt u leuk aan het bezoeken van een theater en wat vindt u niet leuk? Dus puur aan het bezoek zelf. G: (denkt na) Ja dat gevoel dat je krijgt als je naar he t theater gaat, dat het een soort spannend is wat je gaat zien en wat er gaat gebeuren en dat je daar zelf ook geen hand in hebt. Dat je zit, dat je kijkt en dat het komt. Dat vind ik heel leuk, ja dat vind ik het leukst. En minder leuk vind ik het gedoe eromheen soms, dat mensen inderdaad 67 allemaal een soort toneelstuk op gaan voeren buiten de zaal om. Zo van, oké ik ga naar het theater en we moeten een wijntje drinken en oh heel netjes allemaal. Ja voor mij draagt dat niet bij aan een voorstelling. I: hoe komt het denkt u dat mensen dat doen zo’n toneelstukje? Wat drijft hun daarin? G: vind ik echt een goede vraag. I: want u zegt net dat u daar dus niet zo van bent. G: nee en als je naar theater kikker gaat bijvoorbeeld heb je dat ook niet zo erg. Maar als je naar grote schouwburgen gaat heb je dat gewoon veel meer. Maar waar dat dan aan ligt. Ik denk dat het tem aken heeft met hoe je opgroeit met het theater. Dat die mensen met hun ouders zijn gegaan en dat die dat op een bepaalde manier zo hebben ontwikkeld. Ik heb dat gewoon niet ontwikkeld, ik ging pas heel veel theater zien toen ik hier ging studeren. En voornamelijk naar theater Kikker, met m’n vrienden, met medestudenten, ja. Dat hele gedoe met die conventies was er voor mij niet bij. Want als je drie keer in de week naar theater gaat ga je echt niet elke avond wat moois aan trekken. I: dus voor u zou het wel wat zijn als de etiquette die ongeschreven regels wat losser zouden worden? G: Ja ik denk dat dat voor de toegankelijkheid makkelijker maakt. Maar ik denk ergens ook dat mensen het leuk vinden om te doen, omdat ze dan denken oh ik ga een avondje uit en ik ga er echt iets van maken. Ik werk dan in het Beatrixtheater en dat zijn musicals maar ik werk ook dat mensen die juist niet vaak naar een theater gaan het heel leuk vinden om daar echt iets dramatisch van te maken voor zichzelf. Dat echt zo aan te kleden en er echt een avondje uit van maken, wat natuurlijk gewoon heel leuk is. Maar ik denk wel dat dat soms een grens opwerpt. Vooral voor jongeren mensen. I: U had op de enquête aangekruist dat je het liefst vlakke vloertheaters bezoekt, waarom is dat? G: ja vooral ook vanwege die conventies. En ook omdat ik die voorstellingen vaak heel leuk vindt. Dat dat dichterbij is en die afstand is minder groot. De ervaring is groter. I: uw ervaring van de voorstelling wil u die altijd graag achterafdelen emt mensen die het niet gezien hebben? G: Nee, eigenlijk niet met mensen die het niet gezien hebben. I: waarom niet? G: (denkt na) omdat ik het altijd heel lastig uit vind te leggen wat ik heb gezien bij dans. Is super moeilijk, vind ik bij theater ook , maar bij dans is het nog moeilijker. Dat ik denk ah dat vond ik echt heel tof maar wat vond ik er dan zo gaaf aan? Dan ga je weer nadenken wat je heb geleerd en dat mensen zeggen je mag echt niet zeggen ik vond het leuk. Hoe ga je het dan uitleggen, het is best wel moeilijk te omschrijven soms. Dan ga je ergens een energie beschrijven die dansers hebben, dat gebeurt wel eens. Maar ik werk wel dat ik het niet heel vaak doe, dat het makkelijk er is om er met mensen over te praten die het ook gezien hebben. I: Er zijn natuurlijk per dansseizoen altijd een spraakmakende voorstellingen. Volgt u dat ook? 68 G: Ja ik krijg dat wel een beetje mee, ja. I: vindt u het dan belangrijk om die ook te zien te hebben? G: nee dat heb ik niet zo erg. Tenzij echt goeie vrienden zeggen dat het echt heel gaaf is .want zij weten ook wat ik tof vind om te zien, ik geloof dan ook wat zij zeggen. Mar ik heb ook wel eens gehad dat wat de grote media zeggen, of ik dat geloof, wat er dan belangrijk is om te zien in het seizoen. Dan denk ik nou, ik wil gewoon lekker zien wat ik zelf graag wil zien omdat ik het wil zien en niet omdat het in de media worden aangeprezen. I: Is het feit dat u vaak naar dansvoorstellingen gaat iets om trots op te zijn? Dat u tot het danspubliek van Nederland behoort? Bent u daar zelf trost op? G: Hmm, ja ik denk dat ik daar wel trots op ben. Ik ben er wel blij mee dat ik dat doe, ik vind het ook wel goed van mezelf. I: en waarom is dat dan goed? G: ik vind het goed voor mezelf, ik vind het goed om op de hoogte blijven van wat er gbeeurt en omdat ik het ook gewoon heel leuk vind. Het is net zoiets als een boek kopen voor mij. Ik vind dat iets waar je ook gewoon geld aan uit mag geven. I: Omdat? G: ja het is belangrijk voor mijn ontwikkelingen en ik vind het ook goed om bepaalde groepen die ik leuk vind, om die te supporten en om daar gewoon aan bij te dragen. Aan het veld en aan wat ik tof vind. Ik vind het belangrijk om dat te gaan zien, ook belangrijk trouwens om dingen te gaan zien die ik juist niet zo snel zou gaan zien. Ik vind het ook belangrijk dat daar ene publiek voor komt, of om te kijken of dat interessant is. I: Oké, dat was al weer de laatste vraag. G: oh echt? I: heeft u nog vragen of opmerkingen of dingen die u nog wil toevoegen? G: nee niet echt. I: oké nou hartelijk dank voor het interview. G: graag gedaan. Respondent 4 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke 69 visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heeft u nog vragen voordat we het interview gaan starten? G: Nee. I: Oke, van wat voor soort houdt u het meest? G: Van moderne dans, maar dan bedoel je om naar te kijken toch? I: Ja het interview richt zich voornamelijk op het bekijken en bezoeken van dans. G: Ja oke, nou waarom modern? Omdat in vergelijking met klassiek ballet vind ik, dat is heel verhalend en dat laat weinig toe tot mijn verbeelding eigenlijk. En ik vind moderne dans is gewoon, dat raakt me gewoon veel meer dan klassiek ballet, ik denk dat dat ook te maken heeft omdat het dan veel abstracter kan zijn en je ook veel meer kan raken. Ook de muziek die je vaak gebruikt, dat vind ik veel meer, ja dat vind ik mooier. I: En wat voor soort houdt u minder of misschien helemaal niet? G: Hele vage danstheater achtige dans. I: Wat houdt dat dan in? G: Uhm, dat er dansers op het podium staan die dan bijvoorbeeld heel veel tekst zeggen en heel weinig bewegen. Als ik naar dans ga dan wil ik gewoon echt fysieke dans zien en het liefst zo fysiek mogelijk. Dus als ze een beetje debiel staan doen op het podium dan kijk ik daar liever niet naar. I: En zijn er meer dansstijlen die u minder leuk vindt? G: Ja ik vind hiphop voorstellingen wel leuk om te zien maar als ik naar moderne dans ga dan raakt het me gewoon veel meer. Daar hou ik gewoon veel meer van. I: En zijn er veel mensen in uw directe omgeving, met wie u vaker omgaat , die ook heel erg van dans houden? G: Ja m’n collega’s, die dansdocent zijn die gaan wel vaak ook naar dansvoorstellingen kijken. M’n vriend gaat veel naar theatervoorstellingen. En m’n vriendinnen gaan bijvoorbeeld bijna nooit naar theater. Dus in mijn directe omgeving zijn dat vooral collega’s uit de danswereld die ook vaak daar waar ik dan mee ga. I: En komen jullie smaakvoorkeuren dan vaak overeen of zitten er ook veel verschillen in? G: Nee meestal komen ze wel overeen. I: En hoe denkt u dat het komt dat uw vriendinnen buiten je collega’s nooit naar dansvoorstellingen gaan? G: Ja die zijn minder geïnteresseerd in dans, die gaan ook niet, dat is gewoon geen theaterpubliek. Tenminste in de zin van dat ze ook niet naar cabaret gaan en ook niet naar andere voorstellingen in het theater, ze zijn meer bijvoorbeeld van concerten of feestjes waar ze liever naar toe gaan. Ik denk dat ze gewoon niet weten leuk het is. 70 I: Oke, op welk aspect of aspecten in een dansvoorstelling, waar let u het meest op? Welke vindt u het belangrijkst bij het bekijken van een dansvoorstelling? G: Waar ik naar kijk is denk ik, dat is ook heel erg het gevoel wat binnenkomt , daar kijk ik natuurlijk niet naar. Ik kijk vooral naar de dans, naar de energie die de dansers hebben en hoe fysiek het is en ja, dat soort dingen. Het is wel grappig als ik bijvoorbeeld met m’n vriend ga, die is muzikant, die let dus heel erg op of het wel gelijk gaat of niet. Dat is super irritant, want dan ben ik helemaal aan het genieten en dan vind ik het heel mooi omdat het zo binnenkomt omdat de dansers het heel goed overbrengen en dat je echt een wauw effect hebt, dat je die energie voelt dat je er een kick van krijgt. En dan zegt m’n vriend: maar het is was niet gelijk. Of hun benen waren niet allemaal even hoog. Dan denk ik echt van nou dat heb ik waarschijnlijk niet eens gezien. Tuurlijk zie je het wel als het gigantisch misgaat maar dat is niet waar ik op let. Ja ik let op energie en het heeft direct te maken met choreografie die je ziet en ja. Dat is het meest waar ik op let. I: En wat zijn dan aspecten waar u minder op let? Die u minder aantrekken? G: Uhm, die me minder aantrekken. Nou ik ga niet met een meetlat zitten van die benen zijn niet even hoog. Ik heb bij ballet dat wel, dat hoort zo. Maar bij modern heb ik echt zoiets van, nee daar heb je persoonlijkheden en iedereen doet een battement maar het gaat meer om de kracht en wat het betekent of wat het gevoel is. I: Heeft dat dan weer met techniek te maken? G: Nou ik let wel op of ze goed zijn of niet , ik zie, dat vind ik ook heel leuk om naar te kijken. Wat ze in huis hebben en hoe ze hebben bepaalde bewegingen doen. Nee daar let ik zeker op. I: En elementen als techniek en decor? G: J daar let ik zeker op maar dat hangt samen weer het gevoel wat overkomt en het decor en het licht versterkt dat heel erg. I: Valt de dans die u het mooist vindt, dus modern, is dat kunst? G: Ja vind ik wel. I: Waarom? G: Ja waarom is het kunst? Ik denk dat kunst is iets overbrengen naar een ander en nou kun je dat op allerlei manieren doen, zoals we dat bijvoorbeeld bij het jeugdtheater ook doen maar dat vind ik dan geen kunst. Ik denk dat het ook iets artistieks moet overdragen, ik vind het altijd wel een hele moeilijke vraag wat is kunst. Maar het is meer het artistieke gevoel, groots, of nouja het kan ook heel klein zijn. I: U zegt net dat het met iets overbrengen te maken heeft, als u dan nadenkt wat het dan precies moet over brengen? G: Ja je zou kunnen zeggen dat alles wat iets overbrengt ook kunst is hoor. Maar ik denk ook dat het te maken heeft met een professionaliteit die dan de dansers hebben. Dat denk ik dat het dan wel, ja ik vind het dan heel lastig want ik vind bijvoorbeeld dat amateurs ook kunst kunnen maken. Vind het heel moeilijk. 71 I: En wat is het dan wat ze moeten overbrengen om het kunst te maken? G: Een gevoel naar het publiek, of een verhaal, wat de choreograaf wil zeggen met een stuk. I: Klassiek ballet wordt ook als echte kunst beschouwd, wat vindt u daar van? G: Dat vind ik terecht, het is ook wel iets buitengewoons, ik denk dat dat ook vooral met klassiek is. Het is heel bijzonder om ballerina’s op hun spitzen te zien dansen en de verbeelding te hebben dat ze echt zweven door de lucht. En het is ook wel, je doet er zo lang over om dat voor elkaar te krijgen, als danseres. Waarom vind ik dat dan als kunst beschouwd mag worden? Het is denk ik het hele totaalplaatje ook, met de componist en met het verhaal en met de kostuums en de ontzettend goeie dansers. I: Zijn er nog andere soorten van dans die u ook beschouwt als kunst? G: Ja kunst kan heel veel zijn. Expressionistische dans kan natuurlijk ook kunst zijn. Kijk hiphop dat beschouw ik dan weer niet als kunst. En dat is heel stom omdat ik dat dan misschien te commercieel vind. Kijk dans wordt natuurlijk wel als kunstvorm beschouwd, dus alle soorten dans vallen dus ook onder kunst. Maar wat voor mij kunst is, vind ik hiphop toch minder kunst. Terwijl het eigenlijk een hele knappe kunst is. I: En zijn er nog meer stijlen behalve hiphop? G: Nou die Indiase dans vind ik ook kunst, alles kan kunst zijn. Ik vind het ook wel kunst. Stom he dat ik dan hiphop niet vind en de rest eigenlijk wel. Heel stom. I: Wat is er dan aan hiphop dat het geen kunst maakt? U zei al iets over het commerciële aspect? G: Ja maar ik vind ook dat juist kunst heel commercieel kan zijn eigenlijk, dat bewijzen heel veel gezelschappen die het ook doen zonder subsidie. Dat het ook gewoon commercieel en heel kunstachtig kan zijn. Ik vind het heel lastig. Ik weet het echt niet. Het is gewoon een gevoel, maar uiteindelijk slaat het gewoon nergens op want dan is toch een kunstvorm en daar valt hiphop ook onder. Maar voor mijn gevoel is dat minder artistiek dan andere vormen. Het klinkt echt heel stom maar ik vind het wel zo. I: Zou u dan ook kunnen zeggen dat hiphop minder waard is om te bekijken dan andere vormen van dans? G: Nee want het mooie van hiphop is dat het denk ik mensen die naar theater trekt die normaal niet in het theater komen. Je hebt bijvoorbeeld Blaze, dat heb ik ook gezien, nou dan zitje echt in een keer tussen een heel ander publiek. Dat vind ik heel goed dat die dan ook in het theater komen en die gaan dan misschien ook eerder naar een andere voorstelling als ze al een keer in het theater geweest zijn. I: Zijn er andere stijlen die wel minder waard zijn? G: Nee ik denk dat alles de moeite waard is om in het theater te staan. I: Wat vindt u ervan als mensen wel deze mening uiten, dat hiphop veel minder waard is dan klassiek ballet bijvoorbeeld? 72 G: Nou dat is natuurlijk een beetje ouderwets, ja ik snap het wel hoor. Ik snap die vooroordelen wel maar ik vind dat iedereen zelf mag weten waar ie naar toe gaat in het theater. En wie is iemand dan om te zeggen dat het echt minder waard is om naar te kijken. I: Maar vanuit welk perspectief snapt u het wel, die vooroordelen? G: Nou dat het natuurlijk iets van hoge rang is he dat klassieke ballet. Vroeger natuurlijk al door de adel, het heeft nog steeds een beetje zo’n status dat het heel hoog is ofzo. Moderne dans ook wel een beetje zo’n status van dat het kunst met een grote K is, kijk mij eens naar een modern dansgezelschap gaan. I: Vindt u dat er zoiets bestaat als een slechte smaak hebben in dans? G: Ten opzichte van mijn smaak? I: Ja. G: ja tuurlijk, ik heb heel veel waar ik niet van hou. Ik hou niet van Isabelle Beernaert, terwijl ik daar wel ook de goede punten van inzie. Want ook zij verkoopt ook alles uit, zij zorgt dat er heel veel mensen naar het theater gaan. Ik heb een voorstelling gezien, en ze heeft ook hele mooie beelden. Maar het is gewoon zo fragmentarische dans, daar hou ik gewoon niet van. I: Kijkt u wel eens naar dansprogramma’s op tv? G: Af en toe. Alleen ik vind het tegenwoordig meer een soap. Die dansjes zijn wel leuk maar het gelul eromheen, daarom kijk ik af en toe ook niet. Omdat het meer gaat om ‘ooh wat een drama’ en dat soort dingen dan echt alleen de dansjes. I: Valt de dans die in de programma’s zijn te beschouwen als kunst? G: (denkt na) Als je zegt van dans is een kunstvorm, dan is dat ook kunst. I: Ja maar er is ook hiphop in programma’s. G: Ja klopt. Ik vind, het is ook goed dat ze het maken hoor, natuurlijk als je voor televisie dans gaat maken dan komt er zoiets uit want het moet dan een heel groot publiek aanspreken en zo groot publiek. Als je bijvoorbeeld het NDT zou neerzetten met een stuk van Jiri Kylian, dat trekt niet iedereen. Dus wat dat betreft is het heel goed om dans populair te maken bij mensen, ik heb ook heel veel leerlingen die in een keer het licht gezien hebben na SYTYCD om naar het theater te gaan en dat vind ik echt vet. I: Ja, en wat vindt u dan van mensen die zich beperken tot het bekijken van SYTYCD? Begrijpt u dat? G: Ja dat is misschien dan beginnen ze daar en dan gaan ze uiteindelijk toch ook kijken van oh ik ga nu ook een keer naar het Scapino ballet enzo, ze gaan dan misschien toch in een boekje kijken van wat is er allemaal qua dans want ik het vind toch wel heel leuk omdat ze er in geïnteresseerd zijn geraakt. Ja dan weet ik zeker dan gaan ze op een gegeven moment ook naar andere voorstellingen en dan vinden ze dat misschien wel ook heel erg leuk om te zien. 73 I: Even terugkomend op die slechte smaak, want u zei dat u wel vindt dat er een slechte smaak bestaat, omdat je dan van sommige vormen dan niet houdt? G: Nou ik vind hiphop geen slechte smaak want ik vind Blaze ook ontzettend goed en heel cool. Ja gewoon dingen waar ik persoonlijk helemaal niks mee hebt net als dat Leine Roebana, dat was heel erg met Barok muziek en zangers die gingen dansen en dansers die gingen zingen en ik viel bijna in slaap. Het was gewoon ontzettend saai en verschrikkelijk om naar te kijken en dat trekt me gewoon niet. Maar een slechte smaak, ik vond dat gewoon geen goede voorstelling. I: Vindt u het hebben van kennis van dansgeschiedenis, tradities, gezelschappen en choreografen belangrijk voor u persoonlijk om te hebben? G: Ja zeker. I: Waarom? G: Nou ik vind gewoon met mijn werk als docent is het gewoon goed om te hebben. Kijk vroeger op de middelbare school zei ik ook: waarom hebben we geschiedenis les? Maar het is gewoon goed om die kennis te hebben ook qua dansstijlen, bijvoorbeeld voor modern dat je weet waar het vandaan komt en ook het klassieke ballet waar het vandaan komt. Het heeft denk ik gewoon, het helpt je om een beter beeld te hebben van de hele danswereld. En hoe zich dat heeft ontwikkeld. I: En met betrekking tot het bezoeken van dansvoorstellingen? Dat je kennis hebt voordat je een dansvoorstelling gaat bezoeken? G: Het is wel heel leuk denk ik. Maar bijvoorbeeld kennis over het stuk dat vind ik ook echt wel waardevol omdat van te voren even te lezen, soms dan doe ik het ook niet hoor dan laat ik het op me af komen wat de choreograaf nou werkelijk bedoelt want negen van de tien keer heb je toch wel je eigen verhaal erbij en komt het soms niet overeen met wat de choreograaf misschien heeft bedoeld . I: Hoe komt u aan die kennis of hoe bent u aan die kennis gekomen? G: Ja op de dansacademie en door veel voorstellingen te bezoeken bouw je kennis op. Veel verschillende gezelschappen. Ik doe niet echt veel in m’n vrije tijd dingen opzoeken ofzo. Terwijl ik zelf echt een vraag heb voor mezelf dan zoek ik wel iets op. Of als ik ergens heen ga zoek ik ff achtergrond info op. Maar ik ga niet iedere dag nieuwe dingen proberen te ontdekken over dansgeschiedenis. I: Vindt u dat mensen die vaak dansvoorstellingen bezoeken ook deze kennis horen te hebben? G: Nee, ja misschien vinden ze het leuk om te hebben. Maar als ze het niet willen dan hoeft het niet. Het kan wel iets bijdragen aan de voorstelling maar ik denk dat heel veel mensen gewoon het theater binnen komen en die willen lekker een avondje uit, lekker ontspannen, die hebben geen zin om dan een heel ding te lezen van wat de geschiedenis is van moderne dans en wie de choreograaf is en wat hij allemaal gemaakt heeft en wat het proces geweest is. 74 I: En vindt u dat dan prima of niet? G: Ja ik vind het, kijk als die mensen gewoon lekker naar het theater willen, kijk als ze info willen gaan ze het wel zoeken. Ik denk niet dat we het moeten voorkauwen, ik denk dat het wel al heel erg gebeurd met inleidingen die je hebt , de mensen die echt meer willen weten die gaan wel naar dat soort inleidingen en die zoeken de informatie die ze willen. Maar de mensen die gewoon binnekomen en gewoon lekker naar een voorstelling willen kijken, tuurlijk zou het misschien voor hun ook veel leuker zijn als ze meer kennis zouden hebben maar als ze daar niet op zoek naar zijn dan hoeven ze van mij niet mee volgestopt worden. I: Wat voor type mensen gaan naar dansvoorstellingen? Kunt u dat dat type omschrijven? G: Ik denk de hoger opgeleiden of SYTYCD fans die naar Isabelle Beernaert, dus het ligt wel een beetje aan het type dansvoorstelling ja. En over het algemeen ook wel wat oudere mensen. Het ligt er ook aan welk theater, als je naar het danstheater gaat dan verbaas ik me altijd dat er zo veel oudere mensen in de zaal zetten en weinig jongeren, wat eigenlijk heel jammer is. I: Hoe denkt u dat het komt dat het een oud publiek is? G: Die hebben geld ervoor. Terwijl heel veel jongeren niet weten dat ze goedkoper kunnen gaan. En misschien hebben ze er meer tijd voor, dat de kinderen lekker uit huis zijn en dan met z’n tweeën lekker naar het theater gaan. Ja terwijl ik ga nu ook gewoon naar het theater maar dat is natuurlijk ook omdat het m’n werk is. I: Vindt u zichzelf goed passen binnen het danspubliek? G: Oooh ja, ik voel me niet heel anders dan anderen. I: U voelt zich wel op uw gemak? G: Ka ik trek me er ook niet zo veel van aan. I: Zijn er ook wel eens momenten geweest dat u zich niet op uw gemak voelde? G: Nee ik ga gewoon lekker kijken en meestal kom ik heel veel bekende mensen tegen die ik ken uit de omgeving of ergens een collega. En ik heb niet zoiets van oh die mensen zijn maar eng want ze zijn zo veel ouder dan ik. I: Wat vindt u er van als er een groep CKV leerlingen in de zaal zitten? G: Nou dat vind ik altijd wel jammer. Omdat, nou ik vind het heel goed dat ze daar naar toe gaan, maar het is toch altijd, ze zijn altijd wat drukker en ze gaan misschien praten. Soms zijn ze verplicht om te komen en vinden ze er geen reet aan en laten ze dat ook merken. Je zult er maar net voor zitten. Dan moet je proberen daar niks van aan te trekken maar dat doe je dan natuurlijk toch. I: Het danspubliek van klassiek ballet en moderne dans, is over het algemeen hoger opgeleid, eigenlijk voornamelijk. Hoe komt dat denkt u? 75 G: (denkt na) Misschien hebben ze dan toch andere interesses, volgens mij is lager publiek eerder geneigd om via de tv dans te ontdekken. En niet naar het theater te gaan, ja het is een goeie vraag. Ik denk dat mensen dans vaak niet begrijpen, dat het veel te moeilijk is en dat je daarom dan niet gaat. I: Want wat is het dan aan dans dat lager opgeleide mensen daar niet naar toe gaan? Terwijl ze dan wel op tv kijken naar dansprogramma’s? G: Ik denk dat die mensen gewoon lekker lachen in het theater, ja dans is tuurlijk ook een heel apart iets. Om naar te kijken. of nou ja, het is helemaal niet apart om naar te kijken maar ik geloof idd wel dat als je lager opgeleid bent dan wil je gewoon naar een cabaret voorstelling of dan wil je lekker lache. Of je gaat naar een musical, misschien iets meer voorgekauwd theater. Dat ze minder na hoeven te denken, terwijl klassiek ballet dan ook wel heel verhalend kan zijn maar dat beschouwen ze dan denk ik als saai. En dat trekt ze dan niet om naar het theater te gaan. Ja misschien is het toch dat ze, ja ik denk dat het heel erg te maken heeft met interesses. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? G: Dat is heel bijzonder. Het is iets nieuws en dat roept gelijk nieuwsgierigheid op van hoe hebben ze het aangepakt en ja het is minder comfortabel vaak. I: Wat maakt het bijzonder? G: omdat ze dan meestal van een lelijke ruimte toch iets moois hebben weten te maken. Ik was laatst nog naar Lonneke van Leth, die had het ook gedaan en die had het ook gedaan voor wat ze dan voor elkaar weten te krijgen in een grote loods. Was creatief en het zat harstikke mooi in elkaar. I: En zit er verschil tussen bekijken van dans thuis via films tv internet en in theater? G: Ooh de beleving. Als je op een kijkt dan krijgt je het echt niet mee zoals het in de zaal is. Vaak is het natuurlijk ook met live muziek en dan komt het zo veel mooier over dan gewoon op een dvd’tje thuis op je eigen tv met je kleine boxen. I: Maar doet u dat wel vaak? G: Nou als er documentaires zijn dan wil ik het wel heel graag zien en soms dingen opzoeken op Youtube. Daar ben ik altijd wel nieuwsgierig naar. I: En heeft u dan dezelfde smaak als in het theater? G: Ja maar in het theater heb je veel meer die beleving. I: Wat vindt u leuk aan het bezoeken van een theater en wat niet? G: Leuk vind ik toch het lekker avondje uit. En het is toch een beleving inderdaad. Ook dat je daar aankomt dat je lekker je jas ophangt, pauze drankje, vooraf kopje koffie en dan ga je naar de voorstelling nog even wat drinken met iemand. Is altijd leuk avondje uit. En wat vind ik minder leuk? (denkt na) Dat ik een half uur moet fietsen, daarvoor. Nee ik vind niks minder leuk eigenlijk er aan. 76 I: Wat zou u er van vinden als de etiquette in een theater, dus die echt ongeschreven regels, van je moet er best netjes uit zien en je mag niet eten en niet drinken, dat soort conventies eigenlijk, als die wat losser zouden worden? G: Nou dat ligt er aan welke regels je dan bedoelt. Bijvoorbeeld dat je er netjes uit moet zien, toen ik tijdens de academie ook wel naar het theater ging dan ging je gelijk door vanuit de dansles met onze vieze danskleding het theater in. En dat had ook wel wat. Maar tuurlijk als je naar het theater gaat dan probeer je wel even netjes aan te kleden. I: Ja vindt u dat wel belangrijk? G: Nee maar dat hoort er gewoon bij, dat is een ongeschreven regel. Ja maar ik loop ook niet graag in een kloffie of zo, ik doe natuurlijk al iedere dag m’n werk in die verrotte danskleren. Dus in het weekend vind ik altijd wel leuk om kleren aan te hebben. I: En vindt u het belangrijk dat andere mensen zich netjes aankleden? G: Ja het is wel leuk als je bijvoorbeeld een première hebt en iedereen ziet er feestelijk uit, dan waardeer ik het heel erg. Maar als ik gewoon naar een voorstelling ga, dan let ik niet zo op wat iedereen aan heeft. Nee meestal ziet er wel hetzelfde uit, het valt pas op als iemand het bijvoorbeeld niet doet. Maar wat zou ik er van vinden als dat een beetje losgelaten wordt? Ja misschien is het dan wel wat laagdrempeliger. Ik denk sowieso dat mensen toch wel aandoen wat ze willen. I: H had aangekruist dat u danstheater het liefst bezoekt, waarom? G: ja dat vind ik gewoon prettig omdat ja ik had dan het Lucent in m’n hoofd, dat vind ik gewoon een mooi theater om naar toe te gaan, een fijn theater. Kijk schouwburg heb ik als tweede, en dat vind ik hetzelfde eigenlijk. I: Wilt u uw ervaring van de voorstelling achteraf graag delen met mensen die de voorstelling niet hebben gezien? G: Ja. Ooh mensen die het nog niet hebben gezien? Oké. Nou dat doe ik wel, altijd even aan m’n vriend wat ik er van vond en nou als het echt heel erg de moeite waard is dan ga ik ook wel naar m’n collega’s vertellen van oh het was zo’n mooi stuk wat ik heb gezien, moet je echt niet. I: Er zijn per dansseizoen altijd een paar spraakmakende voorstellingen die dan ook in de media komen, vindt u het belangrijk dat u die heeft gezien dat u daar over mee kunt praten? G: Nee ik kijk gewoon lekker naar wat ik wil kijken en ik voor mezelf natuurlijk wel altijd zoiets van nou daar ben ik echt benieuwd naar daar wil ik naar toe. Het is niet dat ik nou echt, kijk als ik dan andere hoor van nou die voorstelling moet je echt zien, dat ik dan benieuwd wordt. Maar niet de behoefte om mee te kunnen praten. I: Is het feit dat u tot het danspubliek van Nederland behoort is dat iets waar u trots op bent, waar je trots op kan zijn dat je daar toe behoort. 77 G: (lacht) Nou voor mij is het m’n werk. En of je er trots op mag zijn, ja ik weet niet, ik weet niet of je daar trots op moet zijn. Je moet gewoon lekker waar je naar wil kijken. En het is zo’n hokje van jij behoort tot het danspubliek van Nederland. Het hoort gewoon bij mij, of ik daar trots op moet zijn, ik zie het gewoon ook wel als werk. Dus gewoon een onderdeel van m’n werk. Dus trots zou ik het niet willen noemen, nee. I: Dat was de laatste vraag van het interview. Heeft u nog vragen of dingen die u wilt opmerken of toevoegen? G: Uhm, voor nu niet. I: Oke, hartelijk dank voor dit interview. 78 Respondent 5 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze groep zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heeft u voordat we beginnen met het interview nog vragen of opmerkingen? G: Nee. I: Oke, dan beginnen we met de eerste vraag. Van wat voor soort dansstijl houdt u het meest? G: Uhm, modern contemporary. I: En waarom deze stijl? G: Omdat het me intrigeert wat de mogelijkheden van het lichaam zijn als je naar die dans kijkt. Het is heel veelzijdig naar mijn idee. I: En van wat voor soort dans houdt u minder of zelfs helemaal niet? G: Ik hou niet zo van die volksdans achtige dans, nee. I: Welke aspecten in die dans vindt u dan minder mooi dan bijvoorbeeld bij moderne dans? G: Nou ik vind het te traditioneel en te beperkt in zijn mogelijkheden. I: Wat bedoelt u precies met beperkt? G: Nou dat het vaak vastgelegde passen en patronen zijn die mij toevallig gewoon niet erg boeien. I: Traditionele dans is niet iets waar u van houdt dus? G: Nee. I: En zijn er mensen in uw directe omgeving, waar u vaker mee omgaat, die ook van dans houden? G: Ja zeker. I: Wie zijn dat dan? G: m’n vriendin, m’n vrienden, mensen aan wie ik les geef. I: En komen die smaakvoorkeuren veel overeen of zijn er ook veel verschillen? 79 G: In grote lijnen wel, met de voorkeur die ik net aangaf die delen een hoop van mijn vrienden en degene met wie ik naar de dansvoorstelling ga wel. Maar als ik dan in een dansvoorstelling zit kan het soms heel uiteenlopen. De ene vindt het vaak heel leuk en de ander veel minder, dat kan wel sterk uiteenlopen. I: En hoe komt dat dan denkt u dat het soms heel erg verschilt? Welke aspecten zijn daar van invloed op het feit dat u iets leuk vindt en iemand anders niet? G: Ja daar zijn wel andere aspecten ook maar die zijn minder belangrijk dan smaak denk ik. Dat is het belangrijkst. I: En welke aspecten zijn naast smaak dan nog meer van belang? G: Nou ja de entourage en sommige mensen waar ik dan mee ga die ik lesgeef die zijn ook meer te beïnvloeden. Dus die zullen, als ik eerst m’n mening uitspreek, dan zullen zij beïnvloedt worden door het feit dat ik mijn mening erover heb uitgesproken. Dus wat je dan terug hoort dat is dan niet helemaal 100 procent hun eigen mening. I: Zijn er ook mensen die helemaal niet van dans houden in uw directe omgeving? G: Jahoor. I: Hebben die mensen dan vaak andere smaakvoorkeuren in kunst? G: Nou meestal hebben die mensen helemaal geen voorkeuren in kunst maar houden meer van sport of in de bar hangen. Zonder dat ze echt een duidelijke voorkeur voor de kunsten ja. I: Waar ligt dat dan aan? G: Nou ja andere interesses, andere opvoeding, andere achtergrond. I: Denkt u dat de achtergrond belangrijk is bij het vormen van een smaak? G: Ja. I: Welke aspecten in de achtergrond van mensen zijn hier dan bepalend voor? G: Nou ja het milieu waar je uitkomt, en samen met de opvoeding. Maar ook hoe je in je jongere leeftijd beïnvloed bent door je omgeving om bepaalde voorkeuren te krijgen en te ontwikkelen. I: Ja, oke. I: Welke aspecten in dans trekken u het meest aan? Dus waar kijkt u het meest naar als u naar een dansvoorstelling gaat? G: Ik vind aankleding wel belangrijk, dus ik vind het mooi als het een afgewerkte en gelikte omgeving plaatsvindt. Ja en voorderest het gebruik van het lichaam en wat ik wel leuk vind om wat grotere groepen te zien maar aan de andere kant ook wel de afwisseling leuk met kleine groepen. 80 I: En welke aspecten trekken u minder aan? G: Ik let zelf wat minder zeg maar op de mensen om me heen of de zaal zelf. Ik bedoel ik vind het belangrijk dat ik een goed gezichtspunt heb dat ik goed de voorstelling kan zien maar of ik nou in een hele mooie zaal zit qua stoelen en dergelijke, dus naast me en achter me vindt ik veel minder belangrijk dat wat er op het toneel zelf gebeurd en hoe het decor eruit ziet. I : Dus het decor is een belangrijk element. G: Ja ja. I: Valt de dans die u het mooist vindt, valt dat te beschouwen als kunst volgens u? G: Ja volgens mij zeker ja. I: Wat maakt het dan kunst? G: Alle aspecten, kenmerken, elementen die je ook in andere kunstvormen hebt zitten ook daarin. In die zin maak ik geen onderscheid tussen een beeldhouwwerk een schilderij of cabaret of moderne dans. I: Dus het is vanzelfsprekend voor u dat moderne dans in dat rijtje thuishoort? G: Ja. I: Zijn er ook andere soorten van dans die ook te beschouwen als kunst? Of alleen moderne dans? G: Nee hoor er zijn andere dansvormen die wat mij betreft ook dat predicaat krijgen ja. I: Zoals? G: Nou ja ik zit te denken of er dansvormen zijn die ik niet als kunst beschouw. Ik vind wel dat sommige dansvormen, misschien de hele urban dans vormen, dat dat wat minder kunstzinnig is. Het is wel het formaat waarin het gegoten is vind ik dat het soms kunstzinniger maakt dan andere dansvormen. I: Dus u zegt dat er eigenlijk niet echt dansvormen zijn, behalve misschien de urban dansvorm, die geen kunst zijn? G: Ja nou ja en die ik net noemde, de volksdans, waar niet zo veel choreografie en planning en denkwerk bij komt kijken maar waarin het meer standaard patroontjes zijn dat ik denk ja de creativiteit mist een beetje. En creativiteit vind ik toch wel een belangrijk element om iets als kunst te beschouwen. I: En het klassieke ballet dan? Deze vorm wordt meestal als kunst beschouwd maar heeft ook heel erg die vaste patronen, standaard passen, is al jarenlang meestal vastgelegd hoe de dans wordt uitgevoerd? Is dat wel kunst? G: Ja vind ik wel kunst. Maar ik vind het wel minder creatief als je echt heel erg de klassieke hebt ,daar kijk ik ook minder graag naar dan naar een modern stuk omdat ik gewoon vindt dat daar veel meer verbeeldingsvermogen van gevraagd wordt om zoiets te maken en om zoiets leuk te vinden en daarvan te genieten. 81 I: Dus creativiteit is heel belangrijk om iets te kunnen beschouwen als kunst? G: Ja vind ik wel. I: Vindt u dat er sommige vormen van dans minder waardig zijn dan andere vormen van dans? Bepaalde vormen en stijlen? G: Ja voor mij wel. Ik zou ze alleen niet minderwaardig willen noemen, want volksdans is voor mensen die misschien aan volksdans doen heel veel meer waard dan moderne dans. Maar voor mij is het meer waard omdat ik er meer van geniet. I: Wat vindt u van mensen die hun danssmaak beperken tot de dansstijl die u minder interessant vindt? G: Wat ik van die mensen vind? I: Ja wat vindt u van die smaak? G: Ja hmm ik laat die mensen verder in hun waarde. ja ik begrijp bijvoorbeeld echt niet dat mensen van volksdansen houden. Als dat de enige vorm van dans is die mensen consumeren dan vind ik wel ja dat ze iets missen, maar ik heb verder geen oordeel over die mensen. Ik laat ze in hun waarde. Die mensen zitten waarschijnlijk heel erg in die vorm van dans, net zoals dat ik heel erg er in zit en helemaal niet in hun dansvorm. Dus zij zullen misschien helemaal niks zien in de vorm (Winterguard) waarin ik in zit. I: Maar bestaat er zoiets als een slechte smaak hebben in dans? G: Uhm, nou ja qua keuze voor stijlen zou ik dat niet willen zeggen. Je kan natuurlijk onsmakelijke dingen van houden, maar wel een beetje tricky. Over het algemeen probeer ik daar zo openminded mogelijk over te zijn. I: oke en wat vindt u dan bijvoorbeeld van programma’s van sytycd of tudb. Als mensen zich beperken tot het bekijken van deze dans? G: Nou ik kan daar ook wel heel erg van genieten. Maar ja er zitten natuurlijk ook beperkingen aan. Kijk het is commercieel of ik kan me erg irriteren om het gebruik van de camera’s. ik wil de dans kunnen bekijken. Maar ik begrijp ook wel dat ze een breed publiek willen aanspreken en dat ze het commercieel willen houden, of het nou succesvol of niet is om dat te doen maar ik begirjp dat dat nodig is en dat men dat probeert. I: Oke, wat voor soort mensen kijken aar sytycd en een verschil in mensen die naar bijv NDt gaan? G: ik denk dat er een verschil is maar ik denk ook dat er overeenkomsten zijn. Ik bedoel ik kan er allebei van genieten maar ik ken ook mensen die het ene niks vinden en het andere alles vinden dus wat betreft zie ik wel dat dat heel persoonlijk is. I: waar ligt dat dan aan denkt u? G: nou ja ik noemde net al dat het nadeel van het kijken naar So You Think You Can Dance is het commerciële, de manier waarop het camerawerk regisseren. Ja als je daar zo aan irriteert dat het je kijkplezier wegneemt, wat 82 het bij mij ook wel eens doet. Ik ken mensen die dan zeggen dat ze er klaar mee zijn dat ze er niet meer naar kunnen kijken. I: Oke. Vindt u het hebben van kennis over danstradities, gezelschappen, choreografen of dansers belangrijk voor u persoonlijk? G: ja zeker I: waarom? G: ik vind het leuk omdat ik zelf dans maak en sterk bij betrokken ben. Ik ga ook naar dansvoorstellingen om m’n horizon te verbreden en iedere keer opnieuw geïnspireerd te worden tot nieuwe ideeën of geïnspireerd te worden om eens wat research te doen op bepaalde aspecten. En ik heb nooit een dansopleiding of iets gedaan maar ik ben eigenlijk autodidactisch daarin en ik probeer alle mogelijkheden en inspiratie te gebruiken om mn kennis te verbreden. I: en op welke manieren komt u aan deze kennis? Hoe doet u de research? G: Ja ik heb heel veel boeken, ik praat heel veel met mensen over wat ik zie en over mijn belevingen. En ik gebruik het internet als een belangrijke resource. I: vindt u het ook belangrijk dat andere mensen die dans bezoeken deze kennis hebben? G: nee dat maakt me niks uit. Iedereen haalt op een andere manier z’n plezier uit dans. En als er iemand naar dans gaat puur om geëntertaind te worden en daarom misschien alleen van effectieve dans houdt om het zo maar te zeggen, dans die makkelijk te verteren is, dan vind ik dat ook prima. Ik denk dan wel dat ze iets zouden kunnen missen, maar aan de andere kant denk ik niet dat ze t zelf missen anders zouden ze zich wel proberen te verbreden daarin, dus dat is prima. We zijn allemaal anders. I: Vindt u het belangrijk om voordat u naar een voorstelling gaat informatie te hebben over de voorstelling, de choreografen, de dansers enzo? G: Ja ik vind dat wel leuk en belangrijk. Als er een boekje is lees ik die altijd voor de voorstelling als ik al niet daarvoor op internet dingen heb opgezocht, als ik daar tijd voor heb gehad. I: ok. Wat voor type mensen gaan naar de dansvoorstellingen die u bezoekt? Kunt u dit type omschrijven? G:Dat is op zich al heel verschillend. Als ik bijvoorbeeld naar het NDT ga dan zie ik dat daar veel oudere mensen om me heen zitten dan bij Conny Janssen of bij Scapino. Dus daar is al een behoorlijk verschil in het publiek te merken. En ik vind dat het over het algemeen ook best wel een zeer gemêleerd publiek is. Als ik mensen om me heen gedurende de pauze hoor spreken dan merk ik wel dat er ook veel paralellen zijn dat we allemaal wel bij dat type dans houden anders zou je er waarschijnlijk ook niet naar toe gaan. Maar het verschilt gewoon heel erg per company. Bij het NDT merk ik gewoon heel erg een bepaalde rode lijn van publiek die anders is dan de rode draad bij Scapino. I: en wat is dan hetgene wat het anders maakt? 83 G: met name leeftijd maar dat is misschien het meest opvallende aspect. Op zich ga ik wel redelijk vaak met andere mensen en dan spreek je daardoor niet zo gauw mensen buiten je groepje. Maar dat zou ik wel eens interessant vinden eigenlijk omdat te doen en dan kan je ook meer zien of er parallelle interesses zijn maar dat zou ik zo niet durven zeggen, nee. I: Vindt u uzelf goed passen binnen het publiek van de dansvorm die u het meest bezoekt? G: Weet ik niet eigenlijk. Soms bij NDT dan denk ik inderdaad jemig wat een oud publiek om me heen. I : Wat is het dan aan het NDT dat er een oud publiek komt? G: ik denk dat het ook te maken heeft met de toegangsprijs, dus ik denk dat doordat voorstellingen van NDT wat duurder zijn dan bijvoorbeeld Scapino dat dat gewoon wat meer jonger publiek buiten de deur houdt. Omdat studenten het er niet voor over hebben of niet kunnen te betalen om er naar toe te gaan. Dat is eigenlijk de voornaamste reden denk ik. Maar het zou ongetwijfeld ook iets met imago te maken hebben, maar dat kan ik nog niet zo goed thuisbrengen. Want het verbaast me eigenlijk altijd als ik bij het NDT ben dat je daar niet meer jonge mensen ziet. I: wat vindt u ervan als er een groep ckv leerlingen in de zaal zit? G: wat ik daarvan vindt? Dat vind ik leuk! Ik vind het leuk als dat vanuit hun opleiding wordt gedaan om kennis te verkrijgen, dat vind ik leuk. Zo lang ze maar niet luidruchtig zijn. I: Wat vindt u anders aan het bezoeken van een locatie dat geen theater is? G: ja leuk, ik hou van experimenteren en ik hou ervan als dans choreografen dat doen. Ik vind dat spannend, ik vind het spannend als je een keer buiten zo’n theater komt. Ik vind het spannend om te kijken wat ze er dan mee doen en of ze het dan net zo veel kwaliteit kunnen geven als binnen het theater. I: vindt u dat het bekijken van dans of via een documentaire, Youtube of film hetzelfde is als het bekijken van dans in het theater? G: Nee absoluut niet. I: Waarom niet? G:je krijgt minder van de emotie en expressie mee en de energie die je voelt in het theater en je hebt gewoon niet zo voelt als je achter de televisie zit. Maar ik doe het verder ook wel hoor. I: Bent u dan thuis in dezelfde soort dans geïnteresseerd als in het theater? G: Nou ja ik ben wel wat breder georiënteerd als ik thuis naar dans kijk, misschien ook omdat het makkelijker voorradig is. Dus je kunt makkelijk gewoon een Youtube filmpje kijken van iets wat je halverwege weer afzet. Dat doe je in het theater niet dan zit je voor de avond zeg maar. Ja dus ik ben wat kieskeuriger in het theater dan dat ik ben als ik thuis kijk. I: Wat vindt u leuk aan het bezoeken van een theater en wat niet? 84 G: Wat ik leuk vind is nou ja de entourage, de energie, expressie en energie die ik net al noemde die je meekrijgt in het theater dat vind ik fantastisch. Wat ik ni et leuk vindt is de voordelen die je hebt als je thuis kijkt, als je het niet leuk vindt kan je het afsluiten en dan is t klaar en kan je door naar het volgende. Op het moment dat je iets gekozen hebt waarvan je het echt moeilijk vind om doorheen te komen en dat heb ik wel eens gehad dan zit je daar wel de hele avond. Ik ben niet iemand die eg maar voortijdig weggaat. Omdat er ook mensen naast me zitten waar ik dan mee ben die het misschien wel heel leuk vinden. Mocht tijdens de pauze blijken dat we het allemaal niks vinden dan is het nog een overweging, maar nee het gebeurt niet vaak. I: Voelt u zich op uw gemak in het theater? G: Jahoor. Ja ik heb wel eens het gevoel gehad dat ik een van de weinige was die underdressed was maar daar heb ik geen boodschap aan. Ik vind dat net als dat ik iedereen in z’n waarde laat moet men dat ook bij mij doen. Dus als ik in een spijkerbroek dan kom ik een spijkerbroek. I: u vindt het niet nodig dat je netjes gekleed gaat naar het theater? G: nee ik vind, ja als ze het er expliciet bij vermelden, maar dat kom je nooit tegen, dan moet je je daar wel op aanpassen. Maar als er niet bijstaat dat gala kleding gewenst is dan mag je gewoon in spijkerbroek komen. I: waarom denkt u dat er mensen zijn die dit soort etiquette wel heel erg belangrijk vinden? G: Nouja omdat ik denk dat het ook wel een stukje….Bijvoorbeeld het NDT waar ik het over had, daar kan wel eens een elitesfeertje hangen vind ik. En ik denk dat sommige van die mensen zich soms een beetje met de neus omhoog presenteren, zo van nou, die vinden dan dat je in een bepaalde cultuur moet horen om daar te mogen zijn. I: wat voor soort cultuur bedoelen ze dan? G: Nouja (denkt na), een soort elitecultuur als het ware. Mensen die dat kunnen betalen, die daar thuishoren, die dat snappen. Het zijn mensen die zich een beetje hautain gedragen, die zich meer wat meer vinden dan anderen. Maar j,a ook daar heb ik eigenlijk geen boodschap aan, dan denk ik prima. I: wat zou er van als de etiquette of eigenlijk die ongeschreven regels in het theater wat losser zouden worden? Bijvoorbeeld eten en drinken of qua kleding? G: Nou ja ik vind dat je in je eigen waarde gelaten moet worden maar ik vind niet dat je andere mensen moet storen. Op het moment dat je eten en drinken bijvoorbeeld mee zou morgen nemen in de zaal dan denk ik dat er een mogelijkheid is met chips enzo dat je andere mensen stoort. En dat zou ik heel vervelend vinden. Ik vind het soms al vervelend als iemand de hele tijd zit te kuchen naast me, of als ik zelf zit te kuchen. Ik ben laatst tijdens een pauze weggegaan omdat ik zo verkouden was dat ik de hele tijd zat te snotteren. Dan voel ik me opgelaten omdat ik dan vind dat ik andere mensen tot last ben. Ik vind niet dat je andere tot last moet zijn. I: Welke locatie had u aangekruist welke u het liefst bezoekt? G: Ja het danstheater. 85 I: Waarom heeft u deze gekozen? G: Nouja omdat ik merk dat het danstheater er ook op ingericht is om op de maximale manier dans te kunnen beleven. Terwijl ik dat zeg moet ik denken wat is dat dan, dat is dan natuurlijk je vervolg vraag. Ik denk de zaal, het theater, het toneel zelf dat leent zich gewoon optimaal om op een optimale manier dans te presenteren en ook dans te beleven. En ik denk dat dat wel is waarom ik het vaak, je kan daar dan het magische sfeertje heel goed oproepen. Terwijl dat op andere plaatsen ook wel mogelijk is, maar dat kost denk ik meer effort van de choreograaf en de producenten en de dansers zelf om je echt in die flow mee te krijgen. Dat is mijn ervaring zeg maar. I: je ervaring van de voorstelling, als je naar een bent geweest, wil je dat altijd graag delen met mensen die niet zijn geweest? G: ja I: waarom G: ja ik wil het vaak graag delen op het moment dat ik erg onder de indruk ben. Dan is het het vooral het enthousiasme en het gevoel dat ik iets heb ervaren wat heel speciaal was. En daardoor krijg je het gevoel dat je dat met anderen wil delen. I: vindt u het ook belangrijk dat je mee kunt praten met spraakmakende voorstellingen van het afgelopen seizoen? G: denkt lang na. Ja als ik dat heel belangrijk vind zou ik daar denk ik meer m’n keuzes op baseren en dat doe ik niet. Ik doe het niet omdat ik weet daar anderen daar over praten, dat ik denk van oh dat moet ik ook gezien hebben om erover mee te praten maar het is puur van he ik denk dat ik dit heel mooi of leuk ga vinden. Daar baseer ik m’n keuzes op. I: heeft u het idee dat het danspubliek in Nederland een speciale groep is met mensen? Heeft u het gevoel dat u bij een bepaalde groep hoort? G: Ja nou ja, het is een groep die dezelfde kunstvorm leuk vindt. Ik heb niet het gevoel dat ik tot een sociale groep behoor ofzo maar wel een groep die ergens eenzelfde interesse heeft. Dat hebben we wel gemeen. I: is het feit dat u vaak naar dansvoorstellingen gaat iets om trots op te zijn? Bent u er trots op? G: Ja nou ja, ja ik ben er trots op. Maar het ligt er ook wel aan naar wie. Ik loop er niet mee te koop op m’n werk bijvoorbeeld omdat ik denk van ja dat interesseert ze allemaal geen bal dat ik dat doe, terwijl in mijn hobby weet ik dat mensen zich wel voor de kunsten interesseren en dan praat ik er ook graag over. Dus uitingen van die trotsheid is een beetje afhankelijk van welke omgeving ik me bevindt. I: Oke. Dat was al weer de laatste vraag. G: jemig 86 I: Ja, heeft u verder nog vragen over of zijn er nog dingen die u wil opmerken of toevoegen? G: nee I: Oke hartelijk dank voor het interview. Respondent 6 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heeft u nog vragen voordat we het interview gaan starten? G: Nee. I: Oke. Van wat voor soort dans houdt u het meest? G: Ja ik denk toch wel een combinatie van moderne dans en wat ritmische dans. En dan maakt het me op zich niet uit of het nou, uhm, een wat klassiekere of een wat nieuwere vorm is. Het kan een Afrikaanse dans zijn, het kan een streetdance achtige dans zijn. Dat zou eigenlijk, het is niet zo dat ik altijd naar een vast ding toe ga. Maar het leukste vind ik als er live muziek is, waarbij niet helemaal achterin en dat je naar kleine poppetjes kijkt. Dat je ook een beetje de gezichten en de expressie kan zien. I: En wat voor soort dans houdt u minder of zelfs helemaal niet? G: Nou ik zou niet naar een stijldansvoorstelling gaan. Dat is te gelikt, dat is te weinig, dat zit aan zoveel regeltjes vast over hoe het moet en het is zo geforceerd. I: Zijn er veel mensen in uw directe omgeving, met wie u vaker omgaat, die ook heel erg van dans houden? G: Ja bij de balletschool waar ik dans, en daar hebben we het er ook wel eens over. Ik heb een goede vriendin die is dansdocente van huis uit, en die geeft nu ook nog wel een soort van yoga/aerobic les. En met haar ging ik ook wel mee naar de opleiding in die tijd. En daar deel ik ook wel ervaringen mee. Uhm ja mijn partner die gaat ook graag mee en die heeft ook een vrij uitgesproken wens over wat ie wel en niet leuk vindt. Dus dat kan ik altijd wel een beetje aanvoelen. Mijn dochters vinden het ook erg leuk om naar dansvoorstellingen te gaan. I: En komen jullie smaakvoorkeuren dan overeen? Of zijn er ook grote verschillen? G: Nee nou ja ik vind bijna alles wel leuk, op een paar dingen na. En dat ik wel kijk van mijn dochters kan ik niet zo maar laten zien. Dat dat wel past bij wat zij leuk vinden, dus daar stem je het wel op af. I: Zijn er ook mensen in uw directe omgeving die echt helemaal niet van dans houden? G: Ja een hele directe omgeving bedoel je collega’s op het werk of? 87 I: Familie, goede vrienden etc. G: Jawel die zijn er wel. I: Hoe komt het dan dat zij daar totaal geen interesse in hebben denkt u? G: Ja dat is de magie waarom je dans leuk vindt, dat doet iets met je of niet. Het beroert je maar dat beleeft niet iedereen zo. En ik ben van jongs af aan heb ik een soort van fascinatie voor dans gehad en ja mensen om je heen hebben dat niet allemaal. Ik denk dat het echt met je eigen interesses te maken heeft, en je partner. Ik denk dat ik mijn partner wel mee heb genomen naar dansvoorstellingen die ie anders niet had bezocht. Dus je trekt mensen toch ergens in mee. I: Welke aspecten in dans trekken u het meest aan, dus als u naar een dansvoorstelling gaat waar let u dan het meest op? G: Ik denk toch op de beweging. Hoe ze dansen. Of het er mooi uitziet en dan kijk je natuurlijk naar hoge benen en de kleding en de uitstraling van zo’n danser. Ja als je ziet dat het technisch niet zo goed is dan heb je eerder de neiging om af te haken. I: En wat voor aspecten zijn er dan waar u minder op let? G: Uhm, nou of het een knappe danser is, dat doet er niet toe. Of dat ze mager zijn. Ik denk dat iemand met wat meer geproportioneerd lijf net zo goed kan dansen. I: En andere elementen die de voorstelling bepalen? G: Decor en licht hebben wel invloed op het geheel en ja als het zo’n heel gelikt decor is denk ik dat ik me er minder in thuis zou voelen dan als het, ik heb wel eens bij Conny Janssen dat was gewoon een vrij open zaal, en dan zie je de mensen ook lopen. Ja dat vind ik juist wel grappig. Dus het hoeft niet allemaal zo strak en netjes te zijn. I: Valt de dans die u het mooist vindt, dus modern, valt te beschouwen als kunst? En waarom wel of niet? G: Ja wel. En waarom? Ja wat is kunst he. Het is denk ik iets wat mensen maken of doen wat niet zo maar iedereen kan waarderen. Om naar te kijken of om te doen. Dus ik zie het wel in de vorm was schilderen, zang, dans etc. Een verrijking van het leven. I: Klassiek ballet wordt vaak ook als echte kunst beschouwd, wat vindt u daarvan? G: Ja dat is iets dat leer je niet even 1,2,3 dat kost heel veel tijd. I: Dus het feit dat iets moeilijk te bereiken is een criterium om iets als kunst te beschouwen? G: Nee niet alleen. I: Wat nog meer? 88 G: Uhm (denkt na), ja lastig. Ik denk dat het toch iets is als mensen de moeite voor hebben genomen om te oefenen en om dat tot iets wezenlijks te maken. En dan hoeft het niet per definitie helemaal strak en gelikt te zijn. Maar je weet gewoon, omdat je het zelf ook heb gedaan, dat klassiek ballet, dat vraagt veel oefening. Kijk maar naar ‘bloed zweet en blaren’, iedere ochtend staan ze er weer. Dus dat is meer een soort van respect, van wauw die mensen doen dat toch maar. En ik hoor dan dat ze amper betaald krijgen. I: Dus moderne dans en klassiek ballet vallen onder kunst volgens u, zijn er nog andere dansvormen die ook kunst zijn? G: Eigenlijk denk ik dat iedere vorm van dans kunst is. I: Er zijn dus geen dansvormen die geen kunst zijn? G: Nee ik vind het niet allemaal mooi maar nee. I: En minder kunst dan andere vormen, als u ze vergelijkt? G: Nee onder mijn definitie van kunst kan dat allemaal wel vallen. I: Dus ook latin? G: Dus ja feitelijk wel, ook al is het dan met al die regeltjes. Later komt de dansstijl ‘linedancing’ ter sprake en merkt de respondent op: G: Haha linedancing dan noem je ook wel wat, dan vind ik dat geen kunst. Dat is toch meer een soort van boeren hakken tenen’. Nee sorry dat vind ik dus niet zo bijzonder. I: Zijn er ook sommige dansstijlen die voor u minder waard zijn dan andere dansstijlen? Die u minder waard vindt om te bezoeken in vergelijking met andere? G: Ja. Welke dan? (lacht) I: Ja. G: Uhm ja ik vind het niet minder waard maar ik zou niet zo naar zo’n heel gauw ballet gaan. Dat trekt me minder. Ik vind het heel kostbaar en dat ik het voor n keer misschien wel leuk vind maar het heeft weinig verrassends in zich, omdat het meestal wat ouder ballet vindt. Ik vind het dan leuk om naar een bewerking van zo’n ballet van Ed Wubbe te gaan. Meer vernieuwend. I: Denkt u dat er zoiets bestaat als een slechte smaak hebben in dans? Zijn er mensen met een slechte smaak in dans? G: Nee, nee dat wat ik vind is voor een ander misschien juist weer niet leuk. Nee wie ben ik om te zeggen dat iemand dan een slechte smaak heeft. Ik kan het zelf geen mooie dansvorm vinden maar dan ben ik niet iemand die zegt je hebt er een slechte smaak in, dat is zijn dansvoorkeur niet de mijne. 89 I: En wat zou er van vinden als mensen zeggen dat het klassieke ballet veel meer waard is om te bekijken dan bijvoorbeeld hiphop? G: Ja dat klopt dan niet in mijn ogen. Ik begrijp het wel omdat bij klassiek ballet komt natuurlijk veel kijken, negen vrachtwagens vol met decor die aan komen rijden en bij een hiphop dans heb je dat niet. Zou ook wel iets van een decor zijn maar dat is allemaal iets eenvoudiger. Maar het heeft denk ik evenveel waarde als dansstuk op zich. I: Kijkt u wel eens dansprogramma’s als So You Think You Can Dance enzo? G: Ja. I: Wat vindt u er van? G: Ik vind het leuke televisie. Ik kijk er graag naar maar ik merk dat ik Everybody Dance Now nu minder te kijken omdat ik vind het een soort van genoegdoening, herhaling, er is nu best veel dans op tv. En dan wordt je toch wat kritischer en dan vind ik het andere leuker. I: Vindt u de dans in So You Think You Can Dance kunst? G: Er zijn stukjes choreografie die ik echt prachtig vind, ja. I: En wat bepaalt dan of het dan kunst is? G: Zoals ik net al heb gezegd, het is natuurlijk feitelijk allemaal kunst. Maar sommige waardeer je meer dan andere, heeft met smaak te maken. I: Begrijpt u dat sommige mensen zich beperken tot het kijken naar So You Think You Can Dance? G: ja omdat dat heel toegankelijk is. Maar ik denk dat het ook wel weer kan triggeren om ook eens naar mevrouw Beernaert de voorstelling in het theater te gaan, of naar de theatershow die was nu in het Nieuwe Luxor in Rotterdam. En als je daar dan bent, dat merkt bij mij zo, dan ga je ook kijken van wat hebben ze hier nog meer. Ik denk wel dat juist omdat het zo op tv is dat het mensen meer in aanraking kan gaan brengen met dans. I: Vindt u het hebben van kennis over dansgeschiedenis, tradities, choreografen, gezelschappen etc, vindt u dat belangrijk om te hebben? G: Nou het is wel makkelijk als je weet van oh hee dat is Ed Wubbe die heeft ook dat en dat gemaakt, het helpt je wel om te begrijpen hoe zit dat wereldje, voor zover je dat kan begrijpen, in elkaar. Dus ik ja ik geloof wel dat ik het belangrijk vindt. Ik heb wel vroeger m’n werkstukjes over ballet en geschiedenis gedaan, m’n dochter heeft laatst een werkstukje gedaan. Het geeft je wel vollediger begrip. Bijvoorbeeld wat je in de enquête had gezet, die Petipa. Dat was toch een van de eerste choreografen. I: Op welke manieren komt u aan die kennis of bent u aan die kennis gekomen? 90 G: Ja vroeger natuurlijk gewoon via boeken, jezelf verdiepen, als er een film is er naar kijken, als er een documentaire op tv is, dan ook er naar kijken. internet is een goede manier, filmpjes op Youtube. I: Is kennis niet nodig bij het bezoeken van een voorstelling? Misschien om het te waarderen? G: Ja ik denk dat je je dan beter kunt voorbereiden. Dat je dan beter kunt verwachten wat je te zien krijgt. Maar nee, hoeft niet per se een belangrijk onderdeel te zijn van het waarderen. I: Vindt u het belangrijk dat andere mensen ook kennis hebben over dans en dansgeschiedenis? G: Nee moeten ze zelf maar weten. Ik denk wel dat de mensen die de subsidies verdelen dat die goed op de hoogte moeten zijn, maar de mensen die het ondergaan en die naar kijken, ja, weetje dat ligt aan de persoon zelf of die dat wil of niet. Nogmaals ik denk niet dus dat je het per definitie anders waardeert als je er meer van weet. I: Wat voor type mensen gaan naar dansvoorstellingen? Kunt u dat type omschrijven? G: Ja volgens mij toch wel gevarieerd hoor. Ik denk ook dat dat per dansstijl zou schelen. De grote theaters zijn dat zijn toch wel mensen die dat geld hebben, die een bepaalde levensstandaard hebben. Maar na de Parade gaat denk ik van alles en nog wat, naar maastheater gaan veel kinderen. Maar ik denk wel dat het liefhebbers zijn om dans te zien. Anders ga je er niet naar toe. De nieuwe dansvormen ik denk dat dat een ander publiek is dan bijvoorbeeld de klassieke dansvormen en die mensen die naar klassieke dansvormen gaan die gaan volgens meer ook meer naar toneel, naar musea. I: Wat zijn dat dan voor type mensen? G: Nou wel een mooi voorbeeld wij kwamen nog wel eens ouders van een klasgenoot van m’n dochter tegen en zij is kinderarts en hij is CEO van iets. Die hebben dan zo’n abonnement en ze gaan n keer naar dans en een keer naar toneel. Ja wat voor type mensen zijn dat? Wat hoger inkomen, hogere opleiding. De moeite er voor nemen om dat af en toe ga doen. Dat is voor hun een vorm van ontspanning, amusement. Wat de ander misschien bij de toppers doet, doet deze groep mensen dat bij theater. Ja en waardoor doen ze dat, van huis uit meegekregen of omdat het zo hoort. Kijk bij mij is het niet iets wat er bij mij van huis uit is meegekregen, is gewoon vanuit mijn interesse en ik sleep altijd wel mensen mee die dat met mij ondergaan. I: Vindt u zichzelf goed passen binnen de bezoekers van dansvoorstellingen? G: Ik moet zeggen dat ik daar nooit echt op let. Ik vind het ook niet zo belangrijk. Ik heb niet het idee van ik pas er niet tussen in ieder geval. I: U voelt zich wel op uw gemak G: Nee. I: Zijn er ook wel eens mensen waarop u zich niet op uw gemak voelde? G: Niet in dans maar wel in de bioscoop. Vroeger toen we jong waren, voel ik me ineens heel oud, gingen wij heel vaak naar de bioscoop. Maar als ik nu naar de bioscoop ga voel ik me daar echt niet meer thuis. Die bakken 91 popcorn en die teringzooi overal. Nee dan zit ik liever thuis voor een beamer bij wijze van spreken. Maar bij dans heb ik dat gevoel niet. I: Wat vindt u er van als er een groep ckv leerlingen in dezelfde zaal zitten? G: Ckv? I: Culturele en kunstzinnige vorming in het voortgezet onderwijs. G: Een schoolvoorstelling zeg maar. Ja dat ligt er een beetje aan hoe ze zich gedragen, als ze dan ook gaan schreeuwen enzo maar als ze gewoon daar als publiek zijn en van de voorstelling kunnen genieten, dan prima. I: Uit onderzoek is gebleken dat ballet en modern dans publiek voornamelijk uit hoger opgeleide bestaat. Hoe denkt u dat dat komt? G: Geld. Ja ik denk dat de prijs van kaartjes als belemmerend kunt ervaren. I: is dat de voornaamste reden? G: Wat zou het nog meer kunnen zijn. Ja misschien het niet mee in aanraking komen alhoewel dat klopt niet want het is nu ook op tv. Je zou eigenlijk het publiek van dansprogramma’s er ook eens naast moet leggen dan zou je een andere uitkomst krijgen. Dus geld en er mee in aanraking komen. I: En hoe komt het dat dan dat ze daar niet mee in aanraking komen? G: Ik denk dat al die meisjes wel eens, ook de meisjes van de lager opgeleiden zullen misschien ook aan ballet hebben gedaan. En waarom gaat het deel er dan wel in verder en waarom het andere niet? Weet ik eigenlijk niet. Ik vind dat dans is eigenlijk voor iedereen zou moeten zijn. I: Merkt u het ook aan het publiek, dat ze hoger opgeleid zijn? G: Ik zei net al ik ben daar niet zo mee bezig. Ik ben ook, er stond ook zo’n vraag van dat je ergens bij hoort, nee dat is niet een van de belangrijkste dingen waar ik mee bezig ben bij het bezoeken van theater. Ik voel me juist lekkerder als mensen niet zo heel erg opgedirkt zijn, omdat ik dat zelf ook niet doe. I: Oke. Wat is er anders van het bezoeken van een locatie dat geen theater is? G: Het geeft een extra dimensie, bijvoorbeeld op het strand ben ik wel eens geweest. Ik vind het vaak wel leuker. Meestal zit je er wat dichter op, zie je de dansers in een hele andere vorm dan op zo’n toneel. Je kan ze soms ook horen en soms ook ruiken. En dat maakt het nog meer sensorisch. Gezichten goed kunnen zien, dat vind ik wel leuk. Op het strand heeft het natuurlijk ook het effect van de zee en van mensen die voorbij lopen, een beetje onwezenlijk bijna dat daar dan een groep staat te dansen. I: En u zegt net dat u vaak naar dansprogramma’s kijkt en misschien ook wel films en documentaires. Is het bekijken van dans thuis hetzelfde als in het theater? 92 G: Mee dat is wel anders. Als ik thuis kijk dan ik nog wel eens terugdraaien, goh nog een keer even zien. Thuis zit je gewoon ontspannen, kijk je op het moment dat jij het wil. En theater daar ga je echt naar toe en dat is echt op een vast moment en dat maakt het bijzonder. Als je het van dichtbij ziet is het ook intenser dan op het beeld op tv. I: Bent u thuis in dezelfde soort dans geïnteresseerd als in het theater? G: Nee ik denk dat theater heel gericht is, dat je echt kiest van die voorstelling wil ik echt graag zien. En op tv enzo kijk ik echt van alles. Omdat het toegankelijker is ja. I: Wat vindt u leuk aan het bezoeken van een theater en wat niet? G: Wat ik niet leuk vind is dat ik er niet altijd naar toe kan door de kinderen, door werk door afstand. Wat ik wel leuk vind is dat het echt een avondje uit is, ik krijg er soms ook echt weer energie van. Het doet iets met je. En de prijs is ook een minpunt, ik vind sommige voorstelling gewoon best kostbaar. I: U voelt zich altijd op uw gemak in het theater of ook wel eens niet? G: Hm, ik zit wel vaak van goh ik zou op dat plekje willen zitten. Maar verder niet. I: Wat zou u er van vinden als de etiquette in theater, echt die ongeschreven regels van netjes kleden, goed gedragen en niet eten niet drinken in de zaal, als die wat losser zouden worden? G: Nou niet eten en drinken dat zou ik wel, kijk als iemand z’n kopje thee meeneemt en dat netjes weer mee terugneemt vind ik wat anders dan de bioscoop chaos. Dat zou wel een achteruitgang zijn. Kleden, ja als mensen niet stinken dan doet het mij er niet zo veel toe hoe ze er verder uit zien. Je ziet wel dat bij de klassieke voorstellingen netter gekleed zijn, maar eigenlijk heb ik zo iets van nou dat moeten mensen gewoon zelf weten. Bij klassiek ballet kan je ook niet tussendoor geluid maken, bij voorstellen van So You Think You Can Dance wel. I: U had aangekruist dat u het liefst vlakke vloertheaters bezoekt, waarom? G: Ik denk omdat je dan de meeste kans hebt om dat sensorische, dat dichtbij, dat anders dan in zo’n groot theater te kunnen zien. I: Wilt u uw ervaring van een voorstelling graag delen met mensen die het niet gezien hebben? G: Ik vind het wel leuk om mensen te enthousiasmeren. Maar het ligt er wel aan aan wie ik het vertel, ik ga het niet aan mensen vertellen die totaal geen interesse in dans hebben, nee. I: Er zijn per dansseizoen altijd een paar spraakmakende voorstellingen, die dan ook in de media veel voorkomen, vind t u het belangrijk om die gezien te hebben om daar over mee te kunnen praten? G: Hmm nee, ik lees wel altijd de stukjes in de krant en als er iets tussen zit wat me heel erg leuk lijkt dan ga ik wel maar als het me gewoon allemaal niet trekt dan ga ik ook niet. Ik doe het omdat ik het leuk vindt, niet omdat ik graag met iemand wil meepraten. 93 I: Vindt u het feit dat u onderdeel bent van het danspubliek in Nederland iets om trots op te zijn, bent u er trots op? G: Als ik daardoor de danssector overeind hou wel want ik zou het echt heel jammer vinden als dat zou verdwijnen. Maar niet omdat ik nou zo nodig ergens bij hoor dan ofzo, bij een bepaalde statusgroep, nee daar ben ik niet mee bezig. Ik vind het gewoon heel erg leuk en dat is het belangrijkste voor mij. I: Dat was de laatste vraag van het interview. Heeft u nog vragen of opmerkingen of wilt u nog dingen toevoegen? G: Neehoor. I: Oke bedankt voor het interview. Respondent 7 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heb je vragen voordat we beginnen? G: Wat kan ik winnen, ohnee. I: Niks helaas. Oke. Van wat voor soort dans houdt u het meest? G: Ja ik denk moderne dans toch wel. I: En waarom moderne dans? G: Het is het meest divers denk ik, meeste verschillende bewegingen. I: Wat is dan divers aan moderne dans? G: Ik denk dat het minder in een hokje zit, dat je minder in een vast patroon vast zit. Dus ik denk dat je meer mogelijkheden hebt en dat het daardoor afwisselender is. I: Oke. Van wat voor soort dans houdt u minder of misschien zelfs helemaal niet? G: Uhm, ja dat valt ook onder dans natuurlijk. Stijldansen en dat soort dingen, dat vind ik minder. I: En waarom? G: Saai, boeit me niet zo. I: Wat zijn dan aspecten die het saai maken? 94 G: Voorspelbaar, weinig inspirerende muziek. Weinig creativiteit. I: Zijn er veel mensen om u heen, in uw directe omgeving, die ook heel erg van dans houden? G: Er loopt hier in huis nog eentje rond, voor de rest niet zo veel denk ik. Nou ja, kennissen wel natuurlijk maar dat is meer van de balletscholen. Maar niet echt directe familie of vrienden. I: En hoe komt dat denkt u, dat zij niet die interesse delen? G: Weet ik eigenlijk niet, nee. I: Er zijn niet bepaalde aspecten die belangrijk zijn daarbij, die dat bepalen? G: Nee. I: Oke. Welk aspect of welke aspecten in dans trekken u het meest aan, waar let u het meest op als u een dansvoorstelling bekijkt? G: Vorm, kleuren, muziek. I: Kunt u een beetje meer omschrijven waarom u het meest op deze aspecten let? G: Ik denk nou ja, het is leuk als een stuk goed in de muziek zit natuurlijk en in een leuke vorm is gegoten. Ik vind het altijd wel fijn als er ook iets met het decor gedaan wordt weet je, die hele moderne stukken waarbij soms nauwelijks licht en decor wordt gebruikt, die vind ik minder boeiend. I: En wat zijn dan aspecten waar u minder op let, waar minder de aandacht op gevestigd is? G: Dat kan ik niet zo goed beantwoorden, kan je daar een voorbeeld van geven? I: Aspecten die tot een dansvoorstelling behoren waar uw aandacht minder op gevestigd is, bedenk daarbij welke elementen hier aan bijdragen. G: Ik vind eigenlijk voor de rest alles belangrijk denk ik. I: Valt de dans die u het mooist vindt, in dit geval dus moderne dans, te beschouwen als kunst? G: Als het goed uitgevoerd wordt wel, denk ik ja, ja. I: Ja? Dus het is alleen kunst als het goed wordt uitgevoerd? G: Nouja, het is natuurlijk ook wel kunst als het minder goed wordt uitgevoerd maar dan boeit het mij minder, dan zou ik het minder als een geslaagde voorstelling zien. I: Maar wat maakt moderne dans dan kunst volgens u? G: Als het voor mij boeiend gebracht is, als het mij boeit. Als het iets overbrengt. I: En wat moet het dan overbrengen? 95 G: Bepaalde gevoelens of een bepaald beeld. I: Klassiek wordt ook vaak door mensen beschouwt als echte kunst, wat vindt u daarvan? G: Ik vind het ook heel mooi, kan ook heel goed. I: Wat zijn dan aspecten van klassiek ballet wat dat ook kunst maakt? G: Het is iets strakker natuurlijk geregisseerd allemaal, maar als het goed wordt uitgevoerd is dat heel knap natuurlijk, dat is op zich natuurlijk ook al een kunst. I: Zijn er ook dansvormen die geen kunst zijn? G: Die geen kunst zijn, nee ik denk mits goed uitgevoerd iedere vorm van dans kunst kan zijn. I: Dus stijldansen kan ook kunst zijn? G: Ja in feite wel, maar dat is voor mij minder boeiend. I: Dus daarin acht u alle dansvormen gelijk? G: Als ze boeiend genoeg zijn voor mensen, ja denk ik wel ja. Als je thuiskomt en je denkt geweldige voorstelling je hebt echt iets speciaals gezien, dan heb je een stukje kunst te pakken. I: Zijn er sommige dansvormen of dansstijlen die minder waardig zijn aan andere dansvormen of dansstijlen? Als u ze vergelijkt met elkaar? G: Nee vind ik niet. I: Dus alles is even veel waard? G: Ja vind ik wel. Het is wel zo dat mijn voorkeur anders ligt, en ik zou misschien naar een moderne dansvoorstelling dan puur hiphop. Maar puur hiphop kan ook heel interessant zijn ja en mooi zijn. I: Wat vindt u er van als sommige mensen wel beweren dat klassiek ballet veel meer waard is dan hiphop? G: Ik denk dat het meer een persoonlijke voorkeur is van die mensen. Dus dat die naar hun eigen ideeën kijken. I: Denkt u dat die mening ook gebaseerd is op hun persoonlijke voorkeuren of spelen daar ook nog andere factoren mee? G: Nee ik denk daar op gebaseerd. I: Ok. Kijkt u wel eens naar dansprogramma’s op tv zoals So You Think You Can Dance & The Ultimate Dance Battle? G: Ja. I: Wat vindt u daar van? 96 G: Ik vind het wel grappig maar erg geregisseerd, maar ik vraag me af hoe het echt is. I: En de dans die in de programma’s zitten is dat kunst? G: Ja op zich wel denk ik, mits het dus boeiend is he. Je ziet ook wel hele slechte dingen soms. I: Hebben de mensen die hun smaak beperken tot het kijken van dansprogramma’s, hebben die een goede smaak volgens u in dans? G: Hebben die een goede smaak? Dat ligt er maar net aan wat er te zien is. Het is gewoon boeiend dus ik denk dat het een leuke start is zeg maar. En dat ze misschien dan ook verder gaan kijken en ook verder naar theater gaan enzo. Dus het is echt een opstap. I: Bestaat er naar uw mening zoiets als een slechte smaak hebben in dans? G: Een slechte smaak hebben (denkt na), er zijn vast mensen die dingen heel mooi vinden die ik niet mooi vind, maar of je dat een slechte smaak kunt noemen dat is iets anders natuurlijk. Ik vind, je kan toch niet je eigen mening op andere uitsmeren op deze manier. Je kan het niet eens zijn met of iets mooi is of niet, maar over smaak valt niet te twisten toch? I: Wat denkt u dat de voornaamste reden is van mensen dat zich alleen beperken tot bekijken van dansprogramma’s en niet naar het theater gaan? G: Ik denk geld, financiën. Het is best duur als je het goed wil kunnen zien. En ik denk dat gewoon toegankelijker ook is, het is makkelijker om de televisie aan te zetten en zo’n programma te zien of een dvd te kopen met een leuke dansfilm. I: Vindt u het hebben van kennis van dansgeschiedenis, danstradities, gezelschappen en choreografen, vindt u dat voor uzelf persoonlijk belangrijk om te hebben? G: Niet als ik naar een voorstelling kijk. Ik vind het soms wel interessant om er meer over te weten. Maar op zich moet de voorstelling op zich staan vind ik. I: Dus daar is geen kennis voor nodig. G: Daar zou geen kennis voor nodig moeten zijn maar het kan wel iets toevoegen. Ik vind zo’n inleiding en dergelijke soms ook heel interessant. Dus het voegt wel iets toe. I: Op welke manier komt u aan deze kennis of hoe bent u er aan gekomen? G: Bijvoorbeeld zo’n inleiding of als ze workshops geven bij het Nederlands Dans Theater, waarbij je een stukje van 3 seconden leert in anderhalf uur (lacht). Dat is ook leuk. I: Vindt u dat andere mensen deze kennis ook zouden moeten hebben als ze vaak dans bezoeken? 97 G: Nee, ik zei al het voegt voor mij wel iets toe, maar dat kan voor iemand anders iets anders zijn. En ik vind dat de voorstelling op zich ook al zou moeten staan. Als het een goede voorstelling is zou het in feite voor iedereen toegankelijk moeten zijn, zonder kennis. I: Wat voor type mensen gaan naar dansvoorstellingen, kunt u dit type omschrijven? G: Ik denk iedereen zo’n beetje. Allerlei verschillende types. Ja ik denk dat bepaalde mensen misschien wat minder vaak naar dans gaan, zo kan je dat beter zien. Bepaalde mensen uit onze omgeving die zie je niet bij een voorstelling weet je wel. Die gaan met hun biertje voor de televisie zitten. I: En welke aspecten spelen dan mee? G: Ja interesse waarschijnlijk denk ik dan. Het is gewoon je sociale milieu. I: En ligt het type publiek nog aan het type dansvoorstelling? G: Ik denk dat moeilijkere balletten minder toegankelijk voor dat soort mensen uit lage sociale milieus. Die zullen er toch minder gauw naar toe gaan. I: En wat voor soort mensen zie je daar dan wel? G: Ja mensen met toch meer inzicht en kennis van waar ze naar toe gaan. I: Oke. Vindt u zichzelf goed passen binnen de groep bezoekers van dansvoorstellingen? G: Ja ik denk het wel. I: Waarom dan? G: Omdat ik me wel thuis voel. I: Zijn er ook momenten geweest dat u zich niet op uw gemak voelde? G: Niet als een bezoeker nee. I: Wat vindt u er van als er een groep ckv-ers in de zaal zit? G: Ja dat heb ik wel eens gehad, dat kan soms heel storend zijn weet je wel. Die zijn gedwongen om daar te zijn. I: En wat vindt u er van dat zij worden gedwongen om daar naar toe te gaan? G: op zich wel goed denk ik, dat mensen toch aangezet worden om eens contact te maken daarmee. En te kijken gewoon, ja. I: Uit onderzoek is gebleken dat balletpubliek en moderne danspubliek een voornamelijk hoger opgeleid publiek is. Hoe komt dat denkt u? G: Misschien dat die toch iets verder kijken, en de moeite nemen om er naar te kijken en om er naar toe te gaan. 98 I: En waarom nemen zij wel de moeite en lager opgeleide mensen niet? G: Ze weten denk ik niet wat ze missen. En misschien als je het iets toegankelijker maakt dat het dan ook meer verschillende mensen toe laat. Maar ik denk dat het ook wel steeds meer gemêleerd gaat worden. Misschien na de crisis als de prijsjes, de kaartjes weer naar beneden gaan. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? G: sfeer, sfeer. Toegepaste technieken, zijn natuurlijk minder van dat soort liftmachines en dat soort flauwekul, maar dat kan ook iets toevoegen. I: Kunt u die sfeer beter omschrijven, wat houdt dat dan in? G: Dat is afhankelijk van het gebouw, een kerk heeft een hele andere sfeer dan een oud fabrieksgebouw. En een oude loods heeft weer een andere sfeer. Ik denk dat je het op die manier moet bekijken. En dat kan de voorstelling heel anders brengen, geeft een hele andere lading aan de voorstelling. I: Vindt u het bekijken van dans thuis, via tv-programma’s, films, documentaires over dans, filmpjes op youtube, vindt u dat hetzelfde als het bezoeken van een voorstelling? G: Nee totaal anders. I: Wat is er anders aan? G: In een zaal ben je aanwezig, ben je fysiek mee bezig. En anders is het maar een plat schermpje natuurlijk. Het is meer een ervaring als je er bij bent, vooral het geluid, licht, muziek, alles er omheen. I: En kijkt u vaak dans thuis? G: Wij hebben ook wel films en video en soms Youtube ofzo. I: En heeft u dan dezelfde smaak als in het theater? G: Nee dan is het makkelijker om wat anders te kijken, van wat is dat. Meer divers in m’n smaak denk ik ja. Maar wat ik echt mooi vind blijft wel hetzelfde. Alleen het blijft platter natuurlijk, het is niet de volledige experience als je er niet in zit. I: Wat vindt u leuk aan het bezoeken van een theater en wat niet? G: Sfeer, je hebt dan een bepaalde sfeer. En de grootsheid denk ik. Het is super breedbeeld. I: Kunt u die sfeer omschrijven? G: Nou ja, je bent er echt mee bezig en als je een beetje voorin dan hoor je de dansers ademen weet je wel, je ziet het zweet van ze af vliegen, dat soort dingen. Dat maakt het echt natuurlijk. En als je op televisie ziet dan is dat natuurlijk, dan zie je en hoor je dat niet eens. I: En wat zijn dingen die uit niet of minder leuk vind? 99 G: Dat je er naar toe moet gaan, dat is meestal het lastigst. Parkeren, dat soort dingen dat is minder. Maar dat zijn bijzaken natuurlijk. I: Voelt u zich op uw gemak in een theater? G: Jahoor. I: Zijn er wel eens momenten geweest dat u zich niet op uw gemak voelde? G: Nee. I: Wat zou u er van vinden als de etiquette, de ongeschreven regels van het theater, als die wat losser zouden worden? G: van mij hoeft dat niet, het voegt niks toe denk ik als de mensen bijvoorbeeld met eten en drinken zouden zitten in het theater, dat voegt voor mij niks toe. Dat zou alleen maar overlast geven. Dus ik vind dat wel goed zo. I: En qua kleding? G: Qua kleding, ja dat vind ik dat iedereen zich moet kleden zoals hij zich prettig voelt. Maar dat je iets meer er aan doet, dat is wel goed. Maar het scheelt ook wel naar welke voorstelling je gaat. I: Dus als die etiquette wat losser zou worden, bijvoorbeeld bij het Nationale Ballet zie je vaak mensen die wat chiquer gekleed zijn. G: Ja dat is een ander publiek. Dat vind ik niet zo erg, dat is prima. I: Daar doet u dan wel aan mee? G: Ja we kwamen een keertje, hadden we het verkeerd begrepen. We hadden een keer een middag voorstelling geboekt en we kwamen ’s avonds kwamen we aan en dus hadden we dus de verkeerde kaartjes maar we hadden het niet door want we gaan altijd ’s avonds. En we waren daar binnen en toen kwamen we er pas achter. Toen dachten we wat een vreemd publiek, wat zien ze er allemaal netjes uit en er zijn zo weinig mensen. En ze zagen er allemaal keurig uit in pak en dergelijken. Toen bleek het dat een speciale voorstelling was. En we dachten we zijn er nu toch we zijn al binnen gelaten, dus laten we maar gewoon gaan zetten. Dat was trouwens wel ongemakkelijk, dan gingen we aan de zijkant kijken en dan zochten we een lege plek opzoeken. Het was een speciale voorstelling waar ook televisie opnames gemaakt werden. I: U had aangekruist dat het danstheater uw meest favoriete locatie is, waarom? G: Ja die zijn er speciaal opgebouwd, je hebt veel faciliteiten, er kan daar dus veel. Het Nederlands Dans Theater zie je ook reizen met een vrachtwagen waar alles inzit, dat geeft enorm veel opties natuurlijk zo’n theater. I: Wilt u uw ervaring van een dansvoorstelling graag delen met mensen die het niet hebben gezien? 100 G: Dat is moeilijk om over te brengen. Als het een goede voorstelling is dan heb je het er wel over, dan praat je er over. I: Er zijn elk seizoen zijn er een aantal spraakmakende voorstellingen die dan ook wel in de media verschijnen, vindt u het belangrijk dat u die heeft gezien, dat u er over mee kunt praten? G: Niet belangrijk maar wel leuk om er over mee te praten. Dus het is leuk om die mee te maken, ja natuurlijk. Als mensen zeggen dat het heel erg goed is dan vinden wij het ook leuk om te kijken ja. I: Is het feit dat u tot het danspubliek van Nederland behoort is dat iets om trots op te zijn? Bent u daar trots op? G: Ik ben daar niet echt trots op nee, ik vind het meer leuk gewoon om te doen. Ik doe het niet om daar bij te horen ofzo iets. Ik vind het leuk als je Hans van Manen ziet in een voorstelling dat je kunt zeggen he die ken ik. Maar voorderest, nee. I: Dat was m’n laatste vraag. Heeft u verder nog vragen, opmerkingen of toevoegingen? G: Hoeveel punten heb ik? I: Geen helaas. Bedankt voor het interview. Na het interview kwam z’n vrouw er bij die mee had zitten luisteren en verbaasde zich over de antwoorden van haar man, zij zei een meer uitgesprokenere mening te hebben. Zij vond volksdansen bijvoorbeeld wel echt minder dan andere vormen van dans. Ik ben daar minder ruimdenkend over. Ik vind er ook gewoon niks aan. Ik zou wel dans kunnen zien waarvan ik denk dat is wel een slechte smaak. Ja het maakt me niet uit, als die mensen dat leuk vinden is dat prima, maar het is wel echt minder. Het heeft helemaal geen uitstraling, maar toch hebben ze onwijs veel plezier. Ik vind het als dansuiting, ik zie dans als iets waar dingen in worden geuit, en dat zie ik daar helemaal niet in terug. En dat vind ik dan minder, dan zou ik dat geen kunst noemen. Ik gun het die mensen wel en ik vind die mensen dan niet gelijk minderwaardig. Zumba vind ik ook geen kunst. De achtergrondinformatie is ook niet voor iedereen geschikt. Zij vond niet dat dans altijd maar zo voor zichzelf spreekt, zonder de achtergrond is het soms veel moeilijker om te begrijpen en met achtergrond zie je gewoon veel meer dingen en kun je op veel meer dingen je aandacht vestigen. Dat is niet voor iedereen. Het scheelt ook weer als je zelf danst. Het kan soms heel abstract zijn dan en als je dan iets leest kun je het misschien wel waarderen. Dat van Isabelle is veel toegankelijker en dat gaat direct op de emotie. Dans dichterbij de mens, meer gemêleerd publiek.is ook heel erg leuk trouwens. Respondent 8 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heb je vragen voordat we beginnen? 101 G: Nee wat voor soort onderzoek wordt het? Beschrijvend of uhm? I: Ja het is een kwalitatief onderzoek en dus beschrijvend en ik wil onderzoeken hoe het danspubliek in Nederland denkt over bepaalde aspecten. G: Oke en als het klaar is mag ik het dan zien? I: Dan mag u het zeker zien! G: Oke. I: Wan wat voor soort dans houdt u het meest? G: Nou ik vind moderne dans echt heel erg leuk. I: En waarom? G: Ja het is verrassend, het sluit aan bij de realiteit, bij de maatschappelijke gebeurtenissen die alle dagen kunt tegen kunt komen of dingen van vroeger. Het is vaak heel erg actueel en ik vind het ook heel verrassend. Verrassend de combinatie van muziek en beweging, de kostuums de choreografie de decors. Ja ik vind dat echt heel leuk. I: En wat voor soort dans houdt u minder of misschien helemaal niet? G: Line- dancing (lacht). I: En wat is het dan aan line-dancing wat u niet zo aanspreekt? G: Zo stijf, zo veel hetzelfde. Ook het publiek, toch ander soort publiek dat aan line-dancing doet. Maar als je ziet hoeveel plezier mensen daar aan hebben, kan ik daar ook niks van zeggen. Maar ik vind het minder spannend om naar te kijken. I: Zijn er nog meer stijlen? G: Ja uhm nou dat Ierse dansen bijvoorbeeld vind ik heel knap om te zien maar ik vind het snel saai. En verder zijn er heel veel dansvormen die ik wel leuk vind, dus het is wel heel divers. Maar moderne dans staat echt met stip bovenaan. I: Zijn er veel mensen in uw directe omgeving die ook heel erg van dans houden? G: Ja m’n man houdt er ook wel van en vriendinnen van de dansschool waar ik dans natuurlijk en mensen ook wel van m’n werk die het leuk vinden en soms ook verrassend mensen die je dan kent in Leidschendam zoals Pien Scholten van de slager die zei: hou je van dans dan gaan we een keer samen want ik hou er ook zo van en ik zoek een maatje om naar dansen te gaan. Dus eigenlijk zijn er best wel veel mensen die van dans houden. I: En komen de smaakvoorkeuren dan overeen of zijn er ook grote verschillen? G: Kan ook grote verschillen zijn ja. 102 I: En waar zit het verschil dan in? G: Ja nou niet iedereen begrijpt modern ballet of die hebben wat meer met klassiek ballet. Dat meer voorspelbaar is. Meer een verhaal verteld, of waar het verhaal in ieder geval duidelijke wordt verteld. Want in moderne dans zit ook verhaal, vaak wel, maar dat is veel moeilijker te begrijpen. Meer begrijpelijke dans, dat kan. Of meer van showballet houden maar nou ja het is ook een kwestie van geven en nemen waar je dan naar toe gaat. Het is wel divers waar ik naar toe zou gaan. I: Welke aspecten in dans trekken u het meest aan, op welke elementen let u het meest tijdens het bekijken van dans? G: De combinatie van muziek en bewegingen en de muziek vind ik een heel belangrijk onderdeel, maar het is heel belangrijk maar het kan natuurlijk niet zonder de bewegingen. En dat vind ik heel boeiend ook omdat dat samenspel te zien en hoe de choreografen dat in de muziek heeft opgelost. Hoe die daar dan toch prachtige of gekke of verrassende combinaties van maakt, hoe moeilijk het soms ook is en hoe mooi het dan ook past in de muziek. Dat vind ik echt een heel mooi element daar van. Zelfs bij muziek die ik zelf niet mooi vind, kan het toch heel mooi zijn in combinatie met dans. Ik heb wel eens dat ik de dans heel erg bijzonder vond, misschien niet mooi maar wel bijzonder of knap. Muziek en dans zijn onlosmakelijk verbonden. I: Waar let u minder op? G: Ik denk dat ik minder op technische uitvoering. Er zijn wel eens mensen nou dat was technisch niet sterk, voor mij telt dat minder als de uitvoering aanspreekt, als je goed je presenteert op het podium als danser en de muziek is goed dan is de techniek voor mij minder belangrijk. Het moet natuurlijk wel goed zijn maar sommige zijn daar veel kritischer op, ik merk dat ik daar iets minder kritisch naar kijk. I: En hoe denkt u dan dat het komt dat zij daar wel kritisch op letten? G: Ik ben iemand die veel naar het totaal kijk, als ik iets zie dan zie ik het totaal plaatje, andere mensen kijken soms eerder naar details. Dat heeft met persoonlijkheden te maken. Sommige hebben natuurlijk een historie van dans en zelf he, en kunnen dan die techniek beter interpreteren. En sommige vinden het gewoon belangrijk denk ik. Ik vind de beleving belangrijk. I: Valt de dans die u het mooist vind, in dit geval dus moderne, te beschouwen als kunst? G: Ja. I: En waarom is dat kunst? G: Omdat het ontzettend creatief is, omdat het grenzen over gaat die er besproken of onbesproken zijn. Nieuwe dingen worden verzonnen en dat gaat ook om de combinatie van alles bij elkaar. Het moet bij elkaar kloppen, ook al is het volkomen bizar. Dan nog kan het heel mooi zijn, of een beleving zijn. En dat vind ik kunst. I: En zijn er dan ook dansvormen die geen kunst zijn? 103 G: Pfoe, ligt wel aan hoe je het uitvoert. Kijk als je gewoon de Rock ‘n Roll, dat vind ik niet echt kunst. Het is hartstikke leuk, maar het is geen kunst. Er zijn heel veel dansen die zijn voorgeprogrammeerd en dat vind ik geen kunst, dat vind ik meer sport en misschien ook wel leuk om naar te kijken maar ik vind het minder spannend. I: Klassiek ballet wordt ook als kunst beschouwd, wat vindt u daar van? G: Ja toch wel mee eens. Het heeft wel iets kunstzinnigs, terwijl het veel meer geprogrammeerd is natuurlijk. De bewegingen zijn beperkt, er zijn een beperkt aantal bewegingen het is natuurlijk niet vernieuwend. Maar het is wel ongelofelijk knap. Het is een stukje kunst uit de historie. Maar als je, ik heb ook wel eens n balletvoorstelling gezien van een inktzwarte man met een hele blanke danseres in een witte tutu. En hij was in een zwart pak. En zij was klassiek en hij was een hiphopper en het was prachtig. Het was heel erg klassiek maar gecombineerd met het hiphop, dat vond ik wel echt kunst. Maar ik als naar een Giselle ga kijken vind ik het heel mooi en het is wel kunst uit de historie maar minder dan ik modern ballet vind. I: En vindt u dan dat sommige stijlen minder waard zijn om te gaan bekijken dan andere? G: Omdat het dan geen kunst is? Hm, nee want dat ligt echt aan de mood ook. Waar je zin in hebt. Het is ook wel eens leuk om naar een ongecompliceerde voorstelling te gaan en je gewoon lekker te laten vermaken. Dat ook, maar ik denk dat ik automatisch wel meer voor de kunstzinnige vormen kies. Dat wel. I: Hoe komt dat denkt u? G: Ja omdat het me meer aanspreekt, je hebt toch beperkte tijd en ik zou veel meer willen gaan maar het komt er niet van. Maar dan kies ik toch heel vaak voor modern of voor nieuwe dingen. Maar als ik meer tijd zou hebben zou ik ook wel meer de conventionele dansvormen bezoeken. I: En wat vindt u er dan van als sommige mensen wel beweren dat er echt een waarde verschil is tussen klassiek ballet en hiphop bijvoorbeeld? G: Nou dat vind ik, daar ben ik het niet mee eens. En dat vind ik voor hun een verarming, en jammer dat ze niet verder kijken. ik vind het ontzettend leuk om juist jonge mensen te zien die nieuwe dingen bedenken. Ja dingen aan het veranderen zijn. I: En u zegt wel net van line-dancing, dat ligt me helemaal niet. Zou u dat ook niet als minder waardig beschouwen dan bijvoorbeeld moderne dans? G: Ja eigenlijk wel. Maar dat komt ook een beetje dat het soort mensen. En ik moet zeggen we hebben les een keer gehad met een groep en het was echt hartstikke leuk. Maar het is zo simpel dat dat eigenlijk voor mij niet meer aanspreekt, maar het is misschien meer beeldvorming uhm, he dat als je line-dancing zo laat uitvoeren door NDT in een creatieve vorm dat het misschien prachtig is. Dus misschien heel gek, dat is denk ik toch beeldvorming ja. I: Denkt u dat er zoiets bestaat als een slechte smaak hebben in dans? 104 G: Nee. I: Of een minder goede smaak? G: Nee smaak is heel persoonlijk, ik ben niet zo snel in het veroordelen van dat is minder of niet. Nee. I: Dus mensen die zich beperken tot het houden van line-dance, die hebben niet een minder goede smaak dan mensen die zich beperken tot het bekijken van moderne dans? G: Nee want dat kan ook heel beperkt zijn als je alleen daar toe beperkt. Dat is ook maar een klein stukje. En het is ook welke kansen heb je gehad om je smaak te ontwikkelen. Want smaak ontwikkelt zich ook. En mensen hebben lang niet allemaal geld genoeg om naar het theater te gaan, om dingen mee te maken om zelf te dansen. Dus dan, zij hebben hun wereld en als ze daarin dat leuk vinden en dat waarderen, prima! Ik zou het niet, ik doe het niet af als minder, anders. I: Wat voor factoren bepalen dan bijvoorbeeld dat ze zich beperken tot line-dancing? G: Geld speelt ook een rol natuurlijk. En of mensen de kans hebben om naar de duurdere voorstellingen te gaan. Het is best duur. En opvoeding en in aanraking komen met , denk dat dat wel heel erg essentieel is. Plus een stukje eigen belangstelling. Want je ziet ook mensen die uit een bepaald milieu komen soms doorgroeien, andere weer niet. Is ook niet erg maar je zit dat daar wel verschillen kunnen ontstaan. Dat mensen dan naar een andere vorm doorgroeien, dat kan. I: Wat vindt u bijvoorbeeld van dansprogramma’s op televisie als So You Think You Can Dance of the Ultimate Dance Battle? G: Ik volg het niet echt, maar ik heb wel eens stukjes gevolgd. Ik vind het ontzettend leuk om te zien hoe enthousiast willen mee doen. En ook mensen die wat minder uit de verf komen, ook leuk om te zien. Ja soms is het lachwekkend soms is het knap soms is het verbazend. En dat vind ik leuk maar het is wel een poppenkast. Dat vind ik wel en als ik dan hoor over dat het eigenlijk niet gaat om de dans maar dat het om de verhalen gaat dan denk ik ja dat vind ik gewoon doodzonde. Verarming van het programma. I: En zou u die dans in zulke programma’s dan nog beschouwen als kunst? G: Soms, dat ligt er aan hoe het wordt uitgevoerd. Dat je soms groepen die zijn ontzettend grappig leuk hebben creatieve dingen erin gestopt en sommige dat zijn, ja dan doen ze de geijkte dansen. Voor zo ver dat ik het heb gezien, dat kan ontzettend verschillen. Ik vind creativiteit belangrijk. I: Vindt u het hebben van kennis over danstradities, geschiedenis, gezelschappen en choreografen belangrijk om te hebben? G: Voor mij zelf wel, ik vind het leuk. I: En waarom vindt u het dan belangrijk? 105 G: Het zet toch je dansbeleving in een perspectief. Je kan het nu zo vinden maar hoe was het vroeger? Waar hechtten men vroeger waarde aan? Ontzettend grappig als je verhalen leest over klassiek ballet dat eigenlijk pas goed kon ontstaan toen de rokken wat hoger mochten zijn. Toen de enkels zichtbaar mochten zijn. En daarvoor was dat natuurlijk heel moeilijk. En zo als je die ontwikkeling dan ziet, dat het heel los is geworden , andere dansstijlen zijn ontstaan. Vind ik geweldig om te horen. Dat je die dingen er nog steeds uit kunt pikken. En het voedt ook de huidige dans he. Die technieken worden weer gebruikt maar dan weer op een andere manier en ja, ik vind het heel leuk. I: In het begin had u het er over dat het voor sommige mensen te begrijpen is, moderne dans. Denkt u dat die kennis nodig is om het te kunnen begrijpen en leuk te vinden? G: Ja soms wel denk ik. Als je nou een heel modern stuk hebt met hele moderne muziek dan is kennis wel nodig. Ik weet niet zo zeer een voorbeeld maar wel in de muziek. Je hebt Schönberg, dat was een componist die hele nieuwe muziek maakte en vrij moeilijk toegankelijk maar op het moment dat je daar een uitleg over krijgt, dan spelen ze een stuk, dan hoor je ook wat er bedoelt is en dan kun je het ook beter waarderen. En soms is het dan met dans ook. Maar niet altijd, niet altijd is het ook nodig. Maar ik denk dat kennis mensen wel helpt om moderne dans meer te gaan waarderen. I: En vindt u dan ook dat het voor andere mensen ook belangrijk is om die kennis te hebben? G: Ja een uitleg van te voren denk ik. Ik heb dat ook een paar keer meegemaakt, dat er dan van te voren uitleg was maar ook hoe dan zo’n stuk ontstaan was en welke experimenten ze gedaan hadden en dat was heel leuk. Ik ben toen naar die dansvoorstelling in het danstheater waarbij je op het toneel zat, en daar was van te voren een uitleg van Lightfoot & Leon hoe ze daartoe gekomen waren wat de achterliggende waren en dat vond ik echt ontzettend leuk en dat gaf heel veel begrip van wat er gebeurde, maar zonder had ik het ook leuk gevonden. Maar het gaf meer verrijking. I: Hoe komt aan kennis of bent u eraan gekomen? G: Lezen, Googlen, boekjes. I: Doet u dat ook gewoon zonder dat de voorstelling de aanleiding is? G: Nou soms ook wel zonder maar dan is de aanleiding in het nieuws ofzo of als je zelf met dans bezig bent. Dat was nog toen ik modern danste en dan zei de lerares over verschillende stijlen. Graham en..? I: Cunningham G: Ja die. Dan lees je wat, klassiek ballet of van een gezelschap van waar je meer over leest of een danseres of een danser waar je meer over leest en zo tot de historie komt. I: Kunt u het type mensen dat naar dansvoorstellingen gaat? 106 G: Ja het zijn soms heel verrassend een gemêleerd publiek. Soms hele nette Haagse dametje en heertjes, ook soms alternatief, dat zie je wel veel. Mensen die niet zo keurig in de paden lopen denk ik maar ook zelf creatief zijn en ik stel me voor dat ze alternatieve beroepen hebben maar dat weet ik natuurlijk niet of dat zo is, dat denk ik. Vooral bij moderne dans ja. Ja bij klassiek is t veel meer publiek wat ook netjes in de paden loopt denk ik. Maar modern vind ik zijn ook veel homo’s en lesbiennes. Dat is ook gewoon grappig dat je dat ziet. Veel dansers denk ik ook, die zelf dansen, vrij goed kunnen dansen. I: En wat voor type ziet u dan bij het Nationale ballet? G: Ik denk keuriger publiek, meer ouder publiek. Mensen die zelf aan klassiek ballet doen en die dan ook snappen hoe moeilijk het is. Minder alternatief publiek, het zit er wel bij, maar minder. I: En vindt u zichzelf goed passen binnen het publiek, voelt u zich op uw gemak? G: Jawel. I: Zijn er ook wel eens momenten geweest dat u zich niet op uw gemak voelde? G: Nee want je weet ook als je naar ISH gaat dat er ander publiek dan wanneer je naar het Nationale Ballet gaat en neuh daar heb ik niet zo last van. Daar stel je je op in, je past je aan, het is leuk, je kijkt ook anders naar mensen dan. I: Uit onderzoek is gebleken dat het moderne dans en het klassieke ballet publiek dat bestaat voornamelijk uit hoger opgeleide mensen. Hoe komt dat denkt u? G: Omdat het duur is? En een stuk cultuur die je misschien is bijgebracht. Ik denk met modern ballet ook weer het begrijpen. En ook duiding kunnen geven aan wat je ziet. Daar moet je dan toch een bepaalde intelligentie willen hebben. Dat zou ik niet willen koppelen aan een niveau hoor maar als je heel laag intelligent bent dan is het moeilijker te begrijpen. En ja het is toch beide een soort abstractie van de werkelijkheid en dan moet je een bepaalde intelligentie voor hebben. Misschien dat het dat is, ik weet het niet. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? G: Ik vind het spannend. Hoe ze het doen , hoe ze het oplossen, ja vind ik leuk. Ik vind een theater ook leuk, zit je heerlijk in die stoelen maar zo’n alternatieve locatie vind ik ook heel leuk. I: Wat vindt u van dans bekijken thuis, achter de computer, tv, film of een documentaire kijken? doet u het wel eens? G: Ja maar dan doe ik het voor de achtergrond, voor de achterliggende verhaallijn, maar voor de dans zelf vind ik het veel minder spannend hier thuis. Ik vind het zelfs minder spannend in de bioscoop bij Pathe, ik heb het nog nooit gedaan. Ik wil het een keer gaan doen omdat ik het Bolshoi wil zien bijvoorbeeld en mensen zeggen dat het echt heel mooi is wat je ziet op het doek. Maar ik zou bijvoorbeeld, want het NDT doet het ook, maar ik zou liever live naar het NDT gaan. I: Wat vindt u aan het bezoeken van een theater en wat niet? 107 G: In de rij staan voor de wc is niet leuk. In de rij staan voor de jassen, dat meer. Maar verder vind ik het heerlijk. Beetje rondlopen, mensen ontmoeten, kijken, drankje, ontspannen, je hoeft niks. Ja heerlijk. I: Wat zou u er van vinden als de etiquette, die ongeschreven regels in het theater, die conventies, als die wat losser zouden worden? Dan kunt u bijvoorbeeld denken aan het netjes kleden of het niet eten en niet drinken. G: Nee ik vind het zelfs in Nederland dat mensen slecht gekleed aan en als je dat vergelijkt met Engeland bijvoorbeeld vind ik het ontzettend leuk als je in Engeland ziet hoeveel moeite mensen doen om gekleed naar een theater te gaan, en dat hoeft niet duur te zijn maar dat is wel gekleed. Het is toch je maakt er iets van, het is een avond uit, het is iets bijzonders. En als je dan, we hebben wel eens voorstellingen meegemaakt ook in het buitenland dat je mocht eten en drinken, ongelofelijk veel onrust! Ik vind het niet fijn. I: Welke locatie had u aangekruist die u het liefst bezoekt? Danstheaters, waarom danstheaters? G: Ja omdat dat toch een speciale entourage is, het is de thuisbasis dus het voelt heel vertrouwd. Het is, je zit goed, het toneel is groot, ik vind het heel leuk, het is bekend. Maar wat ik zei, ik vind het wel heel leuk om het eens af te wisselen met een alternatieve locatie. Dat vind ik ook niet erg. I: Als u naar een voorstelling ben geweest, wilt u die ervaring dan altijd graag delen met mensen die het niet hebben gezien? G: Ja ik vind het leuk om er over te vertellen. Bijvoorbeeld die voorstelling op het toneel dan vertel je hoe dicht je op de dansers zat en hoe goed je kon zien hoe ze zich moesten inspannen, bij de jongens zag je de zweetdruppels in het rond gaan als ze een pirouette deden. Die beleving, dat vond ik ontzettend belangrijk. En dat is ook wat je probeert terug te vertellen, of bijvoorbeeld een prachtige oplossing voor een decor, je had bij het danstheater ik weet niet of je dat ooit gezien hebt had je drie wanden en die gingen draaien. I: Shoot the moon. G: Ja die. Ja ieder moment denk je nu raakt de wand de danser en dan maakte ze weer een beweging nou dat was fantastisch. Nou dat soort dingen dat vertel je dan. Dat vind ik dan heel leuk om te delen. I: Er zijn natuurlijk elk dansseizoen een paar spraakmakende voorstellingen die dan ook veel in de media komen, vindt u het belangrijk dat u die dan ook hebt gezien? Dat u daar over mee kan praten? G: nou als heel veel mensen er over praten dan denk ik ook wel oh ja dat wil ik ook wel zien als het zo bijzonder is. Ik hecht niet zo veel aan recensies want ik vind dat recensenten zijn, het is toch je persoonlijke smaak en ik ben het er ook lang niet altijd mee eens. Maar als er veel mensen wat over zeggen, en enthousiast zijn dan, dan wil ik het ook zien. Of als er heel veel kritiek zou komen, ligt er wel een beetje aan wat voor kritiek, dan heb ik ook wel zoiets dan wil ik het ook wel zien, kijken wat ik er van vind. Je wil weten wat er dan mis mee is. I: Is het feit dat je naar dansvoorstellingen gaat, dat je onderdeel bent van het danspubliek, is dat iets om trots op te zijn? 108 G: Ja vind ik wel. Ik vind het een waanzinnige kunstvorm en amusement en uhh is iets waar we in Nederland ook trots op zijn. Dat we goed ontwikkelde danscultuur hebben, dat we toch gerenommeerde gezelschappen die echt leuke dingen laten zien, heel verschillend. Ja vind ik leuk om daar bij te horen. Trots dat je daar onderdeel van bent. I: Dat was m’n laatste vraag. Heb je nog vragen of dingen die je wil opmerken of toevoegen? G: jeetje, nouja niet zo in dit kader maar je onthoudt mooie dansen en dat is het ook leuk als je die na zoveel tijd weer terug ziet. Wat het NDT af en toe doet he, ik weet dan ook van dansen die ik zag toen ik net hier in Den Haag kwam en die ze dan af en toe weer hebben herhaald, dat is ook leuk. Respondent 9 I: Ten eerste, hartelijk dank dat u wil meewerken aan dit interview. Ik zal even uitleggen waar het interview over gaat. Ik doe een aantal interviews met mensen die tot het danspubliek van Nederland behoren, in deze interviews probeer ik er achter te komen hoe de leden van deze zij zich bewegen in de danssector van Nederland. Ik ben hierbij dus expliciet op zoek naar individuele belevingen en ervaringen. Het allerbelangrijkste van dit interview is dan ook dat u zo eerlijk mogelijk de vragen beantwoord, het gaat in dit onderzoek immers om uw persoonlijke visie en mening. In het onderzoek blijft u verder volledig anoniem. Heeft u nog vragen voordat we het interview gaan starten? G: Is het een lang interview? I: Het duurt ongeveer een half uur. G: Oooooh. Oke van start. I: Van wat voor dans houdt u het meest? G: Moderne dans. I: En waarom? G: Ik vind het spannend, in grote lijnen he vind ik het spannend. En minder, zeker ten opzichte van klassiek ballet, wat vaak toch heel voorspelbaar is. En ik heb het zelf gedaan en het was echt een hele grote passie van mij. I: En wat maakt moderne dans dan voor u bijzonder, meer dan bijvoorbeeld klassiek ballet? G: Omdat het naar mijn idee veel minder gebonden is aan allerlei vaste regels. Klassiek ballet ligt, lag altijd, veel meer vast. Met moderne dans heb je veel meer mogelijkheden om je uit te drukken. I: Van wat voor soort dans houdt u minder of misschien zelfs helemaal niet? G: (denkt na) Dat is eigenlijk ook een vorm van moderne dans maar dan, ik weet niet welke naam dat is. Wat voor naam dat heeft. Expressief is dat geloof ik. Dan moet je, weet ik wat, een banaan uitbeelden en daar 109 bewegingen bij maken. Een beetje erg experimentele dans. Daar heb ik niet zo veel mee. Gaat ook niet altijd op hoor, er zijn ook dingen die me wel aan spreken dat heeft met gevoel/emotie te maken. I: En als u kijkt naar dans in de brede zin, verder dan alleen klassiek en modern, zijn er dan nog stijlen die u misschien niet zo goed liggen. Minder dan het modern? G: Minder goed? I: Ja of misschien helemaal niet? G: Ik heb denk ik heel weinig met, op grond van wat ik daar van heb gezien, zeg maar die Indiase dansen. Dat Bollywood, die Bollywood stijl. Ik heb ook heel weinig, terwijl dat heel dichtbij m’n roots ligt, met dansen uit Indonesië. Daar heb ik niks me. Dat zijn meer volkskunsten. Niet volksdansen, want daar heb je dan weer andere ideeën bij. Maar ja die pure volkskunst, daar heb ik toch minder mee denk ik. I: Wat zijn dan de aspecten in die dans die u minder mooi vindt? G: Ik weet niet of het te maken heeft met minder mooi want hert is vaak wel heel mooi, mooi aangekleed mooi opgemaakt. Maar ik denk dat wij het niet begrijpen, of dat ik dat niet begrijp. Er zit heel veel verhaal achter. En die ontgaan mij iig. I: Dus u vindt het belangrijk dat u het kunt begrijpen? G: Ja, ja. Toch wel. Hoewel het ook niet altijd opgaat hoor. Dat wil niet zeggen dat ik alle moderne dans snap. Maar daar komt ook weer een emotie bij. Je hebt nooit een bepaalde klare antwoord, het is van zoveel factoren afhankelijk. Maar in grote lijnen is dat het denk ik wel. I: Zijn er veel mensen om u heen, met wie u vaker omgaat, die ook van dans houden? G: Jaaa heel veel. De mensen van de balletschool waar ik zit. Dat zijn grotendeels ook vriendinnen en die delen allemaal dezelfde passie en dat is dans. I: En merkt u dat u dezelfde smaakvoorkeuren heeft in dans of zijn er ook heel veel grote verschillen? G: Nou niet zo veel grote verschillen denk ik. Zo’n balletschool biedt een beperkt pakket aan en dat is dan ook vaak je kijkwijdte. Dus ik denk dat je het heel veel over dezelfde dansvormen hebt en dat zijn die dansvormen waar je dan zelf ook aan deelneemt en die je van nabij meemaakt, bijvoorbeeld binnen zo’n school. I: Oke dus u zegt dat het actief zelf dansen van grote invloed is op de smaakvoorkeuren binnen de dans? G: Ja heel vaak wel ja denk ik. I: En zijn er ook nog andere aspecten die denkt u invloed hebben op de interesse in een bepaalde soort dansvorm? 110 G: Ja ik denk dat een hele belangrijke factor is wat er in de media over verschijnt. Je nieuwsgierigheid. Ik ben heel nieuwsgierig naar dingen en als ik in de krant lees dat er een gezelschap X naar Nederland komt en die halen volle zalen dan wil ik in een van die volle zalen zitten. En dat is nieuwsgierigheid. I: Welk aspect in dans/welke aspecten trekken u het meest aan, als u naar dans kijkt waar let u dan het meest op? G: Lichamen, lichaamstaal. De houding. Maar ook vaak naar de aankleding. Alhoewel vooral in moderne dans die vaak minimaal is, dus dat gaat ook niet altijd op. De lichamen, de kracht van zo’n lijf, vind ik fantastisch. I: En waar let u dan minder op? G: Decors bijvoorbeeld, dat kan ook heel erg afleiden. I: Valt de dans die u het mooist vindt, is dat kunst voor u? G: Ja vind ik wel. I: Waarom? G: Omdat het sowieso moeilijk is om te doen, dat heb ik zelf ervaren. Dat wil niet zeggen dat het daarom kunst is . Ja ..ik…ik. Ik vind, ja wat moet ik zeggen. Ik vind het net zo zeer kunst als schilderkunst want ik vind van moderne dans weet ik dat je er heel veel moeite voor moet doen. Of je nou talent hebt of niet. Schilderen heb ik wel eens, kan ik me voorstellen dat voor sommige heel makkelijk is. Als ik een schilderij zie wat alleen maar een rood vlak is, dat is ook kunst, dat hangt ook in de dure musea en dat wordt ook kunst genoemd. En daarvan denk ik dan, dat klinkt heel lullig, maar dat kan iedereen. Alleen ik heb t niet verzonnen en daarmee wordt het dus kunst, denk ik. Maar toch is het minder inspannend, het proces zelf is minder inspannend dan het proces wat je ten uitvoer brengt. Dat is in de voorbereiding heel zwaar en ook in de uitvoering. I: Dus de moeilijkheidsgraad van de uitvoering maakt het kunst voor u? G: Nou niet alleen moeilijk maar ik zet het op hetzelfde niveau als bijvoorbeeld schilderkunst of beeldhouwkunst. I: Een klassiek ballet wordt ook vaak als echte kunst beschouwd, wat vindt u daarvan? G: Vind ik ook wel. I: Om welke redenen? G: Ik vind het een hele zware, ja het zit op een grensvlak want ik vind het is ook topsport. Dus, moeilijk, ik vind het wel kunst maar of het nou alleen te maken heeft met het feit dat het zwaar is, moeilijk is. Misschien dat het ook meer het totaal is, zeker van een balletvoorstelling, de hele aankleding. Het idee erachter. I: Zijn er soorten dans die niet te beschouwen zijn als kunst? G: Dat is een hele moeilijke vraag. I: Het gaat om uw persoonlijke mening. 111 G: ja ja ja. Dus wat ik geen kunst zou vinden? (denkt na)Ik denk het eigenlijk niet. Ik denk niet dat er een dansvorm is, een serieuze dansvorm. En dat is net zo goed hiphop of breakdance dat zijn ook serieuze dansvormen. I: En wat zijn dan geen serieuze dansvormen? G: Nee nee dat weet ik niet. Het zijn allemaal dansvormen die, ja ik ga er vanuit dat als je je daar mee bezig houdt dat je er serieus in bent. Ik kan ook geen voorbeeld noemen van niet serieuze dans. Maar ik denk dat het allemaal vormen van kunst, dat ik het als vormen van kunst beschouw. I: Zijn er dan nog dansvormen die minder kunst zijn dan bijvoorbeeld moderne dans? Of liggen ze allemaal op een lijn? G: Nee nee, maar dat heeft denk ik ook direct te maken met je affiniteit met iets. Wat ik zei die experimentele dansvorm dat vind ik helemaal niks en dat zou ik dan niet zo gauw als kunst beschouwen mar dat is dan niet echt kunst, maar dat is dan wel subjectief. En dus niet zo eerlijk dan. I: Maar ik denk dat er ook mensen zijn die zich alleen op hiphop toeleggen en dat geen kunst vinden, dus dan heeft dat weer minder met smaak te maken. G: Nee, nee. Dus ik denk dat het ook altijd te maken heeft met je persoonlijke smaak. Ja want ja waarom zou hiphop, waar ook heel veel voorbereiding aan ten grondslag ligt, en wat ook een soort topsport is, waarom zou dat dat dan geen topsport zijn. Nu denk ik dus hardop he, ik vind het heel moeilijk om daar dan iets over te vinden. Omdat het mijn smaak niet is en ik nooit naar een voorstelling toe zou gaan, zou dat dus geen kunst zijn, nee dat geloof ik niet dat dat zo werkt. I: Zijn er dansvormen die minder waardig zijn dan anderen, als u ze met elkaar vergelijkt? G: Nee dat denk ik niet. I: Dus ze zijn allemaal gelijk voor u? G: Ja, ja je kan het allemaal als kunst benoemen. I: Wat vindt u er van als sommige mensen wel beweren dat een bepaalde dansvorm veel meer waard is dan andere dansvormen? G: Ja dat zijn allemaal persoonlijke meningen en heel subjectief dus. Dan denk ik, daar ben ik het niet mee eens. Ik bedoel als dat is hetzelfde met schilderen en beeldhouwen, het kan je smaak niet zijn. Maar de schilderkunst is kunst en dat is het in het geheel. En dat geldt ook zo voor de dans. I: Wat vindt u bijvoorbeeld van het dansprogramma’s op televisie zoals So You Think You Can Dance? G: Ik weet het niet, nee wij kijken nooit tv. I: Oke, dus u bent er niet echt in geïnteresseerd? 112 G: Uhm even denken, ik heb wel eens stukjes gezien. Maar ik vind een keertje een stukje zien leuk maar niet zo’n hele serie waar ze iedere keer opkomen en het is altijd hetzelfde format. Nee dat vind ik niet boeiend. I: Denkt u dat mensen dat beschouwen ook als kunst? En doet u dat? G: Nee. Er is niet iedereen, weet ik wat, niet iedereen heeft het talent om daar in door te groeien denk ik. Nee zo’n programma kan een leuke aanloop zijn maar dat is nog niet, ik weet niet hoe ik dat moet duiden. Op zich wat zij doen misschien, als een meisje bij So You Think You Can Dance een stuk moderne dans doet, dan is dat kunst. Dat wil nog niet zeggen dat hoe zij het beoefent of wat zij doet dat dat gelijk kunst is. Het zijn natuurlijk allemaal meisjes jongens die beginnen en die proberen via dat programma ergens te komen dus de vorm wat zij brengen is wel kunst maar wat zei uitvoeren is niet per se kunst. I: Bestaat er zoiets als een slechte smaak hebben in dans? Zijn er mensen die een slechte smaak hebben in dans? G: En dan bedoel je het publiek? I: Ja danspubliek. G: Weet ik niet of je dat kunt zeggen. Ik zou het ook heel aanmatigend vinden hoor om te zeggen bijvoorbeeld t mijn buurvrouw die naar weet ik wat voor dans gaat dat dat dus een slechte smaak is, nee. I: Mensen die bijvoorbeeld maar een bepaalde vorm van dans kijken, bijvoorbeeld stijldansen of iets in die richting. Die hebben volgens u een even goede smaak als mensen die heel veel verschillende soorten dans bezoeken? G: Ik weet niet of dat per se met smaak te maken heeft. Als ik naar veel dansvoorstellingen ga dan kan het zijn dat ik een abonnement heb en dat ik dus een aantal voorstellingen moet volgen om het geld eruit te krijgen. Daar kan een voorstelling bij zitten die jou helemaal niet aanspreekt natuurlijk. Het is vaak met toneelvoorstellingen dus misschien een slecht voorbeeld. Uit nieuwsgierigheid kan je er misschien naar toe gaan he omdat je het wil zien omdat je er veel over hebt gelezen. Er is veel over te doen geweest. Wil nog niet zeggen dat dat jouw smaak is. Dus dat vind ik dus moeilijk. Omdat mensen naar een soort dans gaan wat niet mijn smaak is betekent dat niet mijn smaak is, hebben ze geen smaak ofzo? Nee zo werkt dat niet. I: Vindt u het hebben van kennis over dansgeschiedenis, danstradities, choreografen en gezelschappen belangrijk om te hebben voor u persoonlijk? G: Ik denk dat ik het belangrijk vind om te hebben als ik naar die voorstellingen ga. Als ik naar een voorstelling ga van Jiri Kylian dan wil je weten, los van hoe die dans heet, maar waar het over gaat, wil je er ook wat van snappen. Hoeft niet altijd hoor want je kan het ook gewoon mooi vinden, zonder dat je weet of er een heel verhaal achter zit. Maar ik denk dat dat inherent is aan het feit dat je naar die voorstellingen gaat, dat je er ook wat over wil weten. Of dat je er al wat over weet. I: Op welke manier komt u aan deze kennis of bent u al aan de kennis gekomen 113 G: Heel veel tegenwoordig natuurlijk via internet, eigenlijk het meeste. En dan vooral via nieuwsbrieven die je krijgt van theaters en van gezelschappen. Gaat allemaal tegenwoordig via internet. I: Vindt u het ook belangrijk dat andere mensen ook deze kennis hebben? G: Nee vind ik totaal onbelangrijk. I: En waarom? G: Omdat het me niet zo boeit wat andere mensen vinden of hebben of doen. I: Dus u vindt niet dat er een bepaalde kennis nodig is om die voorstelling te bezoeken? Of te begrijpen? G: Ja voor mij wel, maar hoe andere daar tegenover staan vind ik niet interessant. I: Wat voor type mensen gaan naar dansvoorstellingen? Kunt u dat type omschrijven? G: Ouderen, veel ouderen. En ook veel, nou ja veel, veel homo’s, bij bepaalde balletten zeker. En uhm ook wel jongere die zelf aan ballet doen, dat hoor je dan tijdens de pauze bijvoorbeeld. Maar ik vind over het algemeen dat er toch wel veel ouder publiek is. Niet allemaal hoogbejaard maar veel ouder. Maar dat zou ook te maken hebben waarschijnlijk met de portemonnee, het geld. Het is natuurlijk best prijzig als je naar het Lucent (danstheater) gaat. Zeker voor de jongere mensen. I: En ligt het type publiek dan nog aan het type dansvoorstelling? G: Ja zeker, naar Giselle of naar andere traditionele balletvoorstelling dat daar een ander, niet altijd hoor, maar dat die mensen die daar naar toe gaan, de wat ouderen, dat daarvan minder naar moderne dans gaan. Ik denk dat moderne dans veel meer jonger en moderner publiek aantrekt. Vanwege het aardse van de dansvorm. I: Zijn er nog andere factoren waarmee je het publiek kunt omschrijven? Behalve leeftijd en de portemonnee? Wat vormt het danspubliek? G: Ja ik denk dat de dansvorm primair is, het type dans bepaalt ook het type publiek. En ik denk toch ook, hoewel ik er altijd een hekel aan heb aan dat soort kwalificatie etiketten, maar toch ook een bepaald sociaal milieu. Dat dat belangrijk is. I: Wat voor type sociaal milieu is het danspubliek zich in? Hoe omschrijf je dat? G: Beter. Beter milieu. Denk ik wel. Een beter, ja een vervelend woord. Ik bedoel mensen uit de achterstandswijken zullen minder sowieso minder geld maar ook minder interesse en minder bekendheid. Het heeft ook alles te maken met bekendheid natuurlijk, als je er nooit meer in aanraking komt. Als je er nooit iets over hoort en je krijgt de mogelijkheden niet krijgt of grijpt om er wat over te weten te komen dan ga je gewoon niet naar dansvoorstellingen. I: Voelt u zich op uw gemak tussen het danspubliek? G: Jahoor. 114 I: Zijn er ook wel eens momenten dat u zich niet op uw gemak heeft gevoelt? G: Nee bij dansvoorstellingen eigenlijk niet. I: Wat zou u er van vinden als er een groep ckv leerlingen in de zaal zit? G: Als ze het niet al te bont maken vind ik het ook niet erg. Ik kan wel tegen geluid. I: En uit onderzoek is gebleken dat vooral het danspubliek van klassiek ballet en moderne dans in Nederland vooral uit hogeropgeleiden bestaat. Hoe komt dat denkt u? G: Interesse, het kweken van interesses. Dat heb je niet allemaal automatisch denk ik. Je moet er ook wat van meekrijgen, je moet het leren waarderen. Dus dat. De portemonnee is natuurlijk heel belangrijk aspect. I: En merkt u het ook bij een dansvoorstelling dat het hoger opgeleid publiek is? G: Nou wat je wel merkt dat het een bepaald publiek is, dat wel. Dan maak ik wel onderscheid tussen zeg maar een voorstelling in het Lucent en bijvoorbeeld Conny Janssen danst in de Lantaarn in Rotterdam ofzo. Dat is toch anders. Maar Den Haag en Rotterdam is sowieso anders qua mentaliteit. Ja je merkt het wel aan de manier van praten, aan de manier van de hele houding. Is toch een bepaald beter, tussen aanhalingstekens, publiek. I: Wat is er anders aan het bezoeken van een locatie wat geen theater is? G: Dat is bijzonder. En dat is heel leuk voor de afwisseling. Bijvoorbeeld dansen aan zee, ja dat is gewoon heel bijzonder, leuk om eens mee te maken. I: Doet u dat vaker of minder vaak dan naar het theater gaan? G: Nee veel minder vaak. I: Oke. Bent u thuis ook geïnteresseerd in dans, zoekt u filmpjes op of kijkt u dansfilms documentaires etc? G: Ja. I: Bent u dan in dezelfde stijlen geïnteresseerd als in het theater? G: Nee ik denk wat breder. Omdat je dan, ja het is niet avondvullend, dus je zoekt eens wat op Youtube waar je dan over hebt gehoord he. Dat kijk ik allemaal via programma gemist. Daar kan ik me wel in verzuild raken. I: En vindt u dan dat hetzelfde als in het theater? G: Nee theater is een avondje uit. Net zo goed als bioscoop, we kijken ook bijna geen films op televisie. Ik vind film ook een avondje uit. En dan beginnen we met een hapje of een slokje. En dan naar de bioscoop en dat vind ik ook met dansvoorstellingen. Want anders hoef je ook nooit meer te gaan, je kan ook zoveel via Youtube en televisie bekijken, dan ga je niet meer uit. En het uitgaan is een deel van de fun. I: Wat vindt u leuk aan het bezoek aan een theater en wat niet? 115 G: Minder leuk aan een bezoek aan het theater, eigenlijk niks. Ik vind het hele theater bezoek leuk. De hele sfeer, de binnenkomst even met een glaasje beginnen of met een kopje thee. Met z’n allen die zaal instromen, daar gaat een bepaalde energie vanuit. Vind ik heel prettig. I: En dingen die minder leuk zijn? G: Dat vind ik wel verstorend, vooral tijdens dansvoorstellingen. Mensen die een snoepje gaan eten en dan met een papiertje gaan zitten kraken. Fluitsteren of aan toe wat zeggen vind ik dan minder storend. I: Er zijn natuurlijk bepaalde ongeschreven regels in het theater, etiquette. Wat zou je er van vinden als die regels wat losser zouden worden? Bijvoorbeeld eten of drinken? G: Nou eten niet, dat maakt te veel geluid. Drinken wat mij betreft is geen probleem, als je met een glaasje, net als in bioscopen. In het filmhuis mag je ook je glaasje wijn in de zaal meenemen, dat vind ik prima. Dat heeft ook wel wat. I: En qua etiquette, qua kleding bijvoorbeeld? G: Ja daar hou ik van. Wanneer moet je je anders nog kleden als je het ook al niet voor theater wat extra aandacht geeft. Als je ziet hoe sommige erbij lopen. Wij waren laatst naar een gala première, voor het eerst dat ik naar een gala première ging. Nou dan steek je je in de kosten he want je wil iets nieuws, je wilt er mooi uitzien. Je weet dat iedereen van bekend Nederland in gala loopt. Er zijn allemaal camera’s, tot mijn stomme verbazing zie ik iemand lopen in een spijkerbroek en sportschoenen en een hemd met korte mouwen. Nou die man viel zo uit de toon die kan zich nooit meer prettig hebben gevoeld. Maar dan denk ik hoe haal je het in je hoofd om naar een gala première om er dan zo bij te gaan lopen. Onbestaanbaar, maar goed het gebeurt. I: Dus die vorm van etiquette zou wel moeten blijven? G: Ja moet juist wel ja, als ik het voor het zeggen had zou ik dat zeker behouden. I: U had aangekruist dat uw danstheaters het liefst bezoekt? Waarom? G: Ja dat heeft voor mij toch een bepaalde sfeer. Daar gaat iets vanuit. Iets koninklijks of iets. Daar hou ik van. I: Dus dat sfeertje, kunt u dat sfeertje beter omschrijven? U zei al koninklijk? G: Wat ik de mooiste theaters vind dat is bijvoorbeeld de stadsschouwburg in Leiden, echt nog die ouderwetse theaters. Dat zijn voor mij theaters. En dat bevordert het avondje uit zijn. Dus vandaar danstheaters. Alhoewel het Lucent heeft die allure niet meer, maar het heeft toch ook allure dat theater met dat enorme podium en al die coulissen. Dat is de sfeer die mij aanspreekt. I: Wil je je ervaring achteraf graag delen met mensen die het niet hebben gezien? G: Nee. I: Waarom niet? 116 G: Nou vooral met moderne dans, wat je hebt gezien, ik zou het niet over kunnen brengen. Ja je kan het delen door te zeggen dat je een prachtvoorstelling hebt gezien en dat iedereen z’n best moet doen om er ook naar toe te gaan. In die zin kun je het delen maar niet over de inhoud. Ik zou wel reclame maken voor voorstellingen en dat doe ik ook meestal als ik echt onder de indruk ben. Net zoals laatst die voorstelling van Isabelle Beernaert, dat was zo fantastisch. En ik weet dus dat mensen van mn sportclubje er naar toe zijn gegaan omdat ik dat had gezegd. Kijk ik zal dus wel reclame maken voor iets, maar over inhoud niet. Dat is moeilijk te grijpen. I: Vindt u het belangrijk dat u kunt meepraten over spraakmakende voorstellingen van een dansseizoen. Er zijn natuurlijk altijd voorstellingen die in de media staan, die uitverkochte zalen heeft. Is het belangrijk dat u daar heen gaat en daar over mee kunt praten? G: Nou niet om er over mee te kunnen praten. Wel voor m’n eigen. Nee niet om mee te praten. Wel ik wil ze wel zien, maar dat is voor mezelf vanuit m’n eigen nieuwsgierigheid en gevoel. Maar niet om er over mee te kunnen praten nee. I: Is het feit dat u vaak dansvoorstellingen bezoekt, dat u behoort tot het danspubliek van Nederland, is dat iets om trots op te zijn? G: N nee nee. Nou kijk het feit dat ik toch wel tot een klein groep mensen behoor die van dans houden is wel iets, heeft niet echt iets met trots te maken, maar je bent toch iets anders dan de rest. Ik wou dat ik er iets aan kon doen om meer mensen voor dans te interesseren, dat kan ik niet anders dan reclame maken voor bepaalde voorstellingen. Maar ik vind het heel jammer, maar het is niet zo dat ik trots ben dat ik dus wel van dans hou. Dat is eigenlijk een toevalligheid, doordat je zelf ben gaan dansen, doordat je kind is gaan dansen. Het is wel een ons soort mensen groepje, onbewust hoor, maar dat voel ik wel. Dat je met elkaar kunt identificeren, je hebt allemaal dezelfde passie. I: dat was al weer m’n laatste vraag. Wilt u nog dingen vragen opmerken of toevoegen? G: Nee. Ik ben benieuwd naar je vervolgfase. I: ik hou u op de hoogte. Dank voor het interview. 117 118