Preek van ds. Henk van de Berg, oud-veldprediker, tijdens de kerkdienst ter gelegenheid van de 70e herdenking van gesneuvelde en overleden Stoottroepers te Beneden-Leeuwen op 11 oktober 2015 Beste mensen, - In de aanloop naar deze viering voorafgaande aan de 70e herdenking van de gesneuvelde Stoters vroeg ik een Oud-Stoter of hij misschien iets uit de Bijbel kon noemen wat ik zou kunnen gebruiken voor de preek. Daar hoefde hij niet lang over na te denken. "Dat verhaal van Kaïn en Abel, staat dat niet in Genesis 4?. In de geschiedenis van ons Regiment zijn momenten aan te wijzen waarop de vraag "Ben ik mijn broeders hoeder?" speelde. Vaak met een positief antwoord, soms ook niet." Ik heb naar hem geluisterd. Het begin van de Bijbel, in de eerste hoofdstukken van het boek Genesis, wordt wel de oer-geschiedenis genoemd. Veel mensen kennen die verhalen nog wel, over Adam en Eva, over Kaïn en Abel, over de ark van Noach en de regenboog. Deze verhalen stammen uit een ver verleden, toen de mensen ook al nadachten over het ontstaan van de wereld, over hoe mensen met elkaar en met de natuur dienen om te gaan. Menselijke vragen, vragen van alle tijden. Daarom zijn die verhalen, hoe oud ook, nog steeds actueel. Het is goed om de bedoeling van deze verhalen zien te weten te komen. Dat is, denk ik, verstandiger dan te blijven discussiëren of het allemaal wel echt is gebeurd. - "Waar is Abel, je broer?" vraagt God aan Kaïn. Dat is niet Gods eerste vraag aan hem. Zijn eerste vraag was: "Waarom ben je zo kwaad en kijk je zo naar beneden? Als je goed handelt, kun je iedereen toch recht in de ogen kijken?” - Meteen maar even uit het verhaal naar ons toe, hier. Dat geldt vandaag ook nog, toch? Als je goed handelt, kun je iedereen toch recht in de ogen kijken? Hoe heerlijk is het een schoon geweten te hebben. Opgewekt sta je dan in het leven, met heldere ogen. - Zo is het niet met Kaïn. En God waarschuwt hem. Kijk uit, als je slecht handelt, dan ligt de zonde op de loer, begerig om jou in haar greep te krijgen. Jij moet sterker zijn dan de zonde, anders wordt het van kwaad tot erger. En dat gebeurt. Kaïn slaat Abel dood. "Waar is Abel, je broer?" "Dat weet ik niet", antwoordt Kaïn. "Ben ik mijn broeders hoeder?" Zijn wedervraag aan God is zijn antwoord. Hij voelt zich niet verantwoordelijk voor zijn broer. En dus wordt hij gestraft. Hij moet zwerven over de aarde, de aarde die, hoe hij die ook bewerkt, zijn vijand is geworden. - 70 tot 75 jaar geleden hadden de mannen en vrouwen van het verzet kunnen zeggen: “Ben ik mijn broeders hoeder?" Dat zeiden ze niet, nee, ze voelden zich verantwoordelijk voor mensen in nood, voor onderduikers en ze overvielen distributiekantoren voor bonkaarten, ze vernietigden in gemeentehuizen kaartenbakken met gegevens, ze haalden Nederlanders uit hun dodencel bij de Gestapo, met gevaar voor hun leven. - De bevrijde verzetsmensen zuid van de grote rivieren hadden kunnen zeggen: "Ben ik mijn broeders hoeder?" Dat deden ze niet, nee, ze streden als Stoters mee aan de dijken van de grote rivieren om daarna met de Amerikanen en de Britten tot in Duitsland mee te vechten. - Velen van hen en anderen gingen daarna naar Indië, vrijwillig, terwijl ze hadden kunnen zeggen: "Ben ik mijn broeders hoeder?". - Toen zij en hun dienstplichtige makkers uit Indië terugkeerden, na drie jaar dienen kwamen ze in Nederland niet in een gespreid bedje. Integendeel, met achterstand op die mannen die niet waren uitgezonden geweest. Hoe moeilijk kwamen zij aan werk, aan verkering, aan een huis. Vaak met de nek aangekeken, alsof zij het in Indië hadden verkloot. - Gelukkig waren er toen een paar mannen die hun verantwoordelijkheid namen en optraden als 'hun broeders hoeder’. Zich het vuur uit de sloffen liepen om te zorgen voor een baan, een huis, een wasmachine of een koelkast. Op sociaal, politiek en medisch terrein vochten voor erkenning van het leed als gevolg van ‘Indië’. Luisterend oor waren wanneer mannen, soms pas na vele jaren spraken over hun schuldgevoel over wat er was gebeurd daar in Indië. - Ik wil vanochtend hier de namen noemen van de voortrekkers van wat later de Sociale Begeleidingscommissie van de BOSS werd. Theo Goossens, Jan van Rossem, Wim Bos, Adriaan de Winter. En in hun voetsporen Joop Meyer, Frits Beyer, Cees van Steensel, Theo Roeffen en Jacques Severijns. Mag ik trots zijn dominee te zijn geweest bij een Regiment waarbinnen mannen zó voor elkaar opkwamen? En of ik trots ben! - Hoe verdrietig waren wij, en teleurgesteld, toen achteraf bleek dat Dutchbat III het slachtoffer was van politieke en militaire niet-beslissingen met een hoog Kaïn gehalte. - In Bosnië en Afghanistan en elders hebben jonge Stoters laten zien hun verantwoordelijkheid te willen nemen. Dat geeft hoop voor de toekomst, want uitzendingen zullen nodig blijven. Helaas zullen er altijd landen zijn waar de bevolking lijdt onder dictatuur, discriminatie en onderdrukking. Ben ik mijn broeders hoeder? Ja, dat zijn wij. - Beste mensen, nu zou ik 'amen' kunnen zeggen. Maar dat kan niet. We moeten het even hebben over het probleem waarmee wij vandaag de dag als Nederlandse samenleving worden geconfronteerd. Zeker nu we het vanochtend hier vanuit de oer-geschiedenis hebben over de verantwoordelijkheid voor onze medemens. De vluchtelingen. Een probleem dat onze samenleving dreigt te splitsen. Een splitsing, dat moet ik u zeggen, die ik in mijzelf ervaar. Een splitsing tussen hart en hoofd. Waardoor het probleem schier onoplosbaar lijkt. De enige weg om te gaan is volgens mij die vanuit ons hart naar het hoofd. En dan hoop ik, ja, dat hoop ik, dat allereerst ons hart ‘ja’ zegt op de vraag "Ben ik mijn broeders hoeder?” om daarna ons hoofd te bieden aan de praktische consequenties. - Amen