Pedagogisch beleidsplan peuteropvang ‘Dol-fijn’ Sibculo , Januari 2016 Inhoudsopgave pagina 1. Inleiding 4 2. Functie en visie van de peuteropvang 5 3. Pedagogisch handelen op de peuteropvang 4. Het vier-ogen beleid. 6 5. VVE (voor-en vroeg voorschoolse educatie) 6. Methode: UK en Puk 7. De ontwikkeling van het kind stimuleren 7 7.1.Verschillende aspecten van de ontwikkeling 7.2. Sociale ontwikkeling 7.3. Motorische ontwikkeling 7.4. Cognitieve ontwikkeling 8 7.5. Ontwikkeling van fantasie en creativiteit 9 7.6. Taalontwikkeling 8. Het kind laten wennen aan de nieuwe omgeving 10 9. Inloopkwartiertje 10. Dagindeling op de peuteropvang 11. Brengen en halen 12.eten en drinken 11 13. Belonen en straffen 14. Buiten spelen. 15. contact met ouders , informatie uitwisseling 15.1. Betrokkenheid van ouders 12 16.De leiding besteed extra aandacht aan 17.Vrijwilligers op de peuteropvang 17.1.Verantwoordelijkheid professionals versus vrijwilliger 2 17.2.Profiel vrijwillig(st)er op de peuteropvang 13 18. Kinderen met een handicap 19. Verzorging 14 19.1.Veiligheid 19.2.Hygiëne 19.3.Ziekte en afmelding 19.4. Gezondheid en veiligheid 19.5 Medicijngebruik 15 19.6. Hoofdluis 20.contacten met externe instanties 21. Meldcode kindermishandeling 16 22.Privacy 23. eisen aan kwaliteit en veiligheid 24. plaatsingsbeleid 25. Groepsindeling 26. Klachten 17 27. Verzekering 28. Evaluatie van het pedagogisch beleidsplan 3 1. Inleiding De Stichting Peuteropvang “Dol-fijn” is een zelfstandige ,laag drempelige peuteropvang in het dorpje Sibculo. In de peuteropvang draait het om de kinderen en staat het pedagogisch handelen centraal. Kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 3 maand tot 4 jaar kunnen twee dagdelen per week de peuteropvang bezoeken. Dit pedagogisch beleidsplan is bedoeld om ouders, subsidiegever(s) en andere betrokkenen inzicht te geven in hoe op de peuteropvang met de kinderen wordt omgegaan en welke pedagogische visie hieraan ten grondslag ligt. Voor de totstandkoming van dit plan heeft de leiding in overleg met het bestuur verschillende beleidsplannen bekeken en is daarna tot dit beleidsplan gekomen . 4 2.Functie en visie van de peuteropvang De peuteropvang levert een bijdrage aan de opvoeding van kinderen in een omgeving waarin veiligheid en geborgenheid centraal staan. Ook zien wij de peuteropvang als een algemeen toegankelijke voorschoolse educatieve voorziening .Het gaat om pedagogische begeleiding van de peuter en niet om opvang. De peuteropvang is een belangrijke stap in het leven van een kind. Wij willen er alles aan doen om deze stap zo goed mogelijk te laten verlopen. “Dol-fijn” wil kinderen leren respect te hebben voor zichzelf, de medemens en de leefomgeving, ze leren zelfvertrouwen op te bouwen, om te gaan met andere kinderen en zelfstandig te functioneren. Uitgangspunt is dat ieder kind zich in zijn eigen tempo emotioneel, lichamelijk, cognitief, sociaal en creatief kan ontwikkelen. De peuteropvang biedt ieder kind optimale ontplooiingskansen door er voor te zorgen dat: •er aandacht en respect is voor ieder kind, wat betekent dat de aandacht zo goed mogelijk over alle kinderen wordt verdeeld en dat de eigenheid, het persoonlijke in ieder kind wordt geaccepteerd, en gerespecteerd. Ieder kind is uniek. • er een omgeving wordt geboden waarin het kind in relatie tot de leiding en tot de groep veiligheid en geborgenheid ervaren kan en ervaart dat hij/zij ´gewenst´ is. Het ontmoeten van andere kinderen en volwassenen. Ieder kind maakt zijn ontwikkeling in zijn eigen tempo door. Maar op deze leeftijd is dat wel een stormachtige ontwikkeling. Wij kunnen die ontwikkeling stimuleren en positief beïnvloeden. Maar bovenal vind “Dol-fijn” het van wezenlijk belang dat peuters plezier beleven aan de peuteropvang. Dit betekent dat “het spelen” voorop staat. Spelen is Leren. 3. Pedagogisch handelen op de peuteropvang. Met pedagogisch handelen wordt bedoeld het stimuleren van de ontwikkeling van het kind, het verzorgen van kinderen en het overbrengen van waarden en normen. De opvoeding op de peuteropvang is een aanvulling op de opvoedingssituatie thuis. De leiding vervult hierbij een begeleidende, stimulerende en observerende rol. Dit betekent, dat er gekwalificeerde leiding op de groepen staan, die allen een opleiding hebben gevolgd , die gericht is op werken met kinderen. Ook voor het VVE aanbod, zijn cursussen gevolgd en is de leiding gekwalificeerd. De leiding gaat in 2016 de cursus OGW ( opbrengst gericht werken ) volgen (met 2 personen) en de cursus KIJK (door 1 persoon) . Alle leiding zal weer herhaling van de kinder EHBO gaan doen, en de BHV. 5 4. Het vier-ogenbeleid. De groepen bestaan uit maximaal 16 kinderen en worden geleid door twee gediplomeerde peuterleid(st)ers en 2 dagen in de week is er een vrijwilliger aanwezig. Er zijn dus altijd 2 of meer leiding op de groep aanwezig, waardoor het vier-ogenprincipe gedekt is. Er is dus controle op elkaar als leiding. 5.VVE (Voor- en Vroegschoolse educatie) Voor- en vroegschoolse educatie is onderwijs bestemd voor jonge kinderen bij wie mogelijk de (taal)ontwikkeling is vertraagd. Via speciale onderwijsprogramma’s worden deze kinderen bijgeschoold, om een slechte start op de basisschool te voorkomen. De voorschoolse en vroegschoolse educatie begint al op de peuteropvang. Het kind is dan verplicht om 4 dagdelen te komen op de peuteropvang. Deze dagdelen worden gesubsidieerd door de gemeente. Alleen kinderen met een medische indicatie(mi) komen hier voor in aanmerking. 6.Methode :UK EN PUK Op de peuteropvang wordt gebruik gemaakt van een totaalprogramma: Uk en Puk. Dit programma stimuleert de brede ontwikkeling van peuters. Want de eerste stapjes op het gebied van taal , rekenen, sociale en motorische vaardigheden komen allemaal aan bod. Uk en Puk werkt doelgericht aan de doorgaande ontwikkelingslijnen voor kinderen tot 4 jaar. Daardoor legt Uk en Puk een stevige basis voor het basisonderwijs. Met Uk en Puk groeien peuters als vanzelf toe naar groep 1 Uk en Puk organiseert alle activiteiten rondom tien thema’s . Deze thema’s komen uit de directe belevingswereld van jonge kinderen en spelen zich af in het hier en nu . Een thema bied activiteiten voor ongeveer vier weken. De volgorde van de thema’s is vrij , wel is het de bedoeling om alle thema’s binnen anderhalf jaar aan de orde te laten komen, zodat iedere peuter elk thema mee kan beleven. Dit zijn de thema’s van Uk en Puk.: Welkom Puk! Dit ben ik! Knuffels Eetsmakelijk Hatsjoe! Reuzen en kabouters Ik en mijn familie Oef wat warm Wat heb jij aan vandaag Regen 6 Extra thema: Ik ga naar de basisschool. 7De ontwikkeling van het kind stimuleren 7.1. Verschillende aspecten van ontwikkeling Op de peuteropvang worden kinderen gestimuleerd zich te ontwikkelen op de volgende aspecten: sociaal, emotioneel, motorisch, cognitief, creatief, fantasie en taal. 7.2.Sociaal-emotionele ontwikkeling Hiermee wordt bedoeld het kenbaar maken van gevoelens en de interactie tussen het kind en zijn omgeving. In de peuterfase is er een opkomend ik-bewustzijn. Het kind wil daarmee experimenteren het heeft een eigen wil en probeert die door te zetten. Hierbij stuit het kind op weerstand van andere mensen (ouders, leiding of kinderen die ook een eigen wil hebben), voorwerpen en situaties. Het kind moet leren rekening te houden met en respect te hebben voor de ander. Dit is voor peuters nog erg moeilijk, wat zich uit in conflicten, speelgoed afpakken, slaan en niet kunnen delen. Bovendien is het juist in deze fase belangrijk dat kinderen zelfvertrouwen opbouwen. Omdat dit essentieel is voor de toekomstige ontwikkeling van een kind, worden kinderen hierin zoveel mogelijk ondersteund. Waarom is het belangrijk dat de peuteropvang die ontwikkeling stimuleert? Omdat kinderen op de peuteropvang in groepsverband bij elkaar komen, is dit de plaats bij uitstek voor die ontwikkeling.. Spelenderwijs ontmoet het kind andere kinderen, leert wat je met de ander wel of niet kunt, leert dat andere volwassenen, dan ouders ook wat voor je kunnen betekenen. De sociale ontwikkeling wordt gestimuleerd door samen te eten, drinken, zingen, naar een verhaaltje te luisteren en te spelen. Ook wordt aandacht gegeven aan huilen, angst en boosheid van de peuter zelf of van de andere kinderen. Naast het leren om in een groep te functioneren, is er ook ruimte voor de individuele ontwikkeling van het kind. 7.3.Motorische ontwikkeling. a. grote motoriek: alle grove bewegingen b. fijne motoriek: alle verfijndere bewegingen c. zintuigen: proeven, voelen, ruiken, zien en horen d. seksuele ontwikkeling: bewust worden van het eigen lichaam, daarna ook dat van anderen Ad. a. De grote motoriek is belangrijk voor het kind om zeker te worden van zijn eigen mogelijkheden in relatie tot de wereld. Het beheersen van deze functies ontwikkelt het gevoel van zelfstandigheid en zelfvertrouwen. 7 Ad. b. De fijne motoriek is ook van belang voor de ontwikkeling van zelfstandigheid. Het kind ervaart een stuk onafhankelijkheid als het zelf iets kan maken of doen. Ad. c. De ontwikkeling van de zintuigen komt voor bij veel activiteiten en gebeurt veelal onbewust. Het is belangrijk om kinderen bewust te maken dat ze proeven, voelen, ruiken, zien en horen en te laten benoemen hoe ze een zintuiglijke waarneming ervaren. Begrijpen wat er gezegd wordt en herkennen speelt bij het benoemen een rol. Dit alles draagt er toe bij dat het kind een gevoel van veiligheid krijgt. Ad. d. Door bewustwording van het eigen lichaam bouwt het kind zelfvertrouwen op. Ad. a. Op de peuteropvang oefent het kind de grove motoriek door te klimmen, kruipen, rennen, glijden en op fietsjes te rijden .Daarnaast worden er ook regelmatig oefeningen gedaan in de kring, zoals op 1 been staan, met 2 voeten tegelijk springen en dans oefeningen. Naast motorische vaardigheid speelt ook durf hierbij een rol. De leiding houdt rekening met wat ieder kind kan en durft. Ad. b. Het kind kan de fijne motoriek oefenen door te spelen met puzzels, blokken, lego en kralen. Daarnaast kunnen de kinderen knippen, plakken, tekenen, schilderen en kleien. Voor een optimale ontwikkeling wordt het kind gestimuleerd zoveel mogelijk zelfstandig te werken. De leiding probeert, door spelenderwijs te helpen, het kind zijn ´taak´ succesvol af te laten ronden. Dit geeft meer zelfvertrouwen. Ook het geduld van het kind speelt een belangrijke rol. Als het puzzelen of knippen niet lukt loopt een kind vaak gewoon weg. Uiteraard wordt hulp geboden als het kind daarom vraagt of als de leiding ziet dat het kind hulp nodig heeft. Praten en zingen leveren eveneens een bijdrage aan de fijne motoriek. Ad. c. De zintuiglijke ontwikkeling wordt gestimuleerd door te benoemen wat er gehoord en gezien wordt. Vaak wordt er ingespeeld op situaties die zich voordoen op de peuteropvang. Bijvoorbeeld: buiten is het warm, koud of het regent, er wordt in de muur geboord, er hangt een vies luchtje, alle kinderen hebben een andere kleur trui aan etc. Ook zijn er kinderboeken aanwezig die het kind zelf kan inkijken of die worden voorgelezen door de leiding. Kinderen vinden het prettig om zand en water met hun handen te voelen, daarom is er buiten zand en met warm weer water aanwezig, waarmee de kinderen mogen spelen. Ook binnen worden materialen uit de natuur aangeboden, zoals in de herfst eikels en dennenappels of we gaan voelen hoe koud sneeuw is en wat gebeurt ermee als het in de zon staat. Ook wordt er regelmatig klei aangeboden waarmee kinderen hun fantasie vrij kunnen uiten. Ad. d. De seksuele ontwikkeling lijkt nog niet zo’n grote rol te spelen op de peuteropvang, maar het bewust worden van het lichaam is daarvoor de basis. Denk maar aan spelletjes waarin lichaamsdelen worden benoemd, doktertje spelen en met een ander kind meelopen naar het toilet. 7.4. Cognitieve ontwikkeling De ontwikkeling van het denken en het verwerven van kennis. Die ontwikkeling komt al vroeg op gang door imiteren, oefenen en leren. Juist in deze levensfase maakt de peuter een snelle ontwikkeling door. Het is dus van belang om veel basisbenodigdheden aan te bieden om zo de zelfstandigheid te bevorderen. 8 Op de peuteropvang gebeurt dit alles op speelse wijze. Onder andere door het aanbieden van en het leren omgaan met verschillende materialen, afgestemd op het niveau van de peuter. Bijvoorbeeld door voorlezen, puzzels, gesprekjes tussen leiding en kinderen en het stimuleren van gesprekjes tussen peuters. Ook is het belangrijk om goede vragen te stellen aan kinderen, waarop ze niet alleen maar ja en nee kunnen antwoorden. Dus stelt de leiding veel open vragen , door te vragen naar het , hoe, waarom, wat, en hoe zou dat komen, weet jij een antwoordt, enz. Dol-fijn probeert kinderen te stimuleren in het zelfstandig nadenken en ontdekken van kennis. 7.5.Ontwikkeling van creativiteit en fantasie Creativiteit wordt gestimuleerd door plakken, verven, kleien en tekenen. Ook taal kan op creatieve wijze gebruikt worden. Het gaat om iets nieuws ontdekken en daar uitdrukking aan geven. Fantasie is denken in beelden, die op dat moment geen afspiegeling van de werkelijkheid zijn. Een klein kind weet vaak nog niet het verschil tussen fantasie en werkelijkheid. Volwassenen hebben ervaring met de dingen zoals ze zijn en ook met de samenhang, een klein kind heeft die ervaring nog niet. Het kent een klein beetje de werkelijkheid en vult die aan met fantasie. Waarom is het belangrijk dat de peuteropvang die ontwikkeling stimuleert? Omdat die ontwikkeling helpt bij het ontdekken van de wereld en de mogelijkheden van het kind zelf. In de peuteropvang wordt spelenderwijs geoefend om het onderscheid te leren tussen zogenaamd en echt, bijvoorbeeld door samen in de poppenhoek te spelen, een verhaal te vertellen, doktertje te spelen en te koken in het keukentje. Met de aanwezige verkleedkleding kunnen de kinderen de rol spelen van bijvoorbeeld een piraat, brandweerman of prinses. Plakken, verven, kleien en tekenen hebben een vaste plaats in het programma. 7.6.Taalontwikkeling De ontwikkeling van baby tot het moment dat een kind zich door spreken voor iedereen verstaanbaar kan maken. De taalvaardigheid kan op dezelfde leeftijd per kind heel verschillend zijn. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Meestal begrijpen kinderen veel meer dan ze kunnen zeggen. Een kind van twee jaar kan twee woorden combineren tot korte zinnetjes. Een kind van drie jaar maakt zinnetjes van drie tot vijf woorden, waarbij driekwart van wat het kind zegt verstaanbaar is. Het kind van vier jaar heeft een behoorlijke zinsopbouw. Als het kind verstaanbaar praat kan het in toenemende mate zelfredzaam worden. Bovendien kan het kind door vragen zijn kennis vergroten, het kan zijn gevoelens makkelijker uiten en ervaren dat door praten andere mensen hem begrijpen . Via spel, prentenboeken, samen zingen, samen praten en kringactiviteiten is er in de peuteropvang voortdurend aandacht voor de taalontwikkeling. Als een kind rond het derde jaar nog niet voldoende met woorden duidelijk kan maken wat het wil, kan deskundige hulp nodig zijn. De leiding maakt de ouders hierop attent en kan op beperkte schaal meehelpen de taalvaardigheid met extra aandacht te vergroten. Ook wordt er in overleg met de ouders contact gezocht met de wijkverpleegkundige, en 9 dan kan er een observatie door een logopedist plaats vinden. Ook kunnen ouders zelf deze stap zetten. 8.Het kind laten wennen aan een nieuwe omgeving Ieder kind heeft in het begin tijd nodig om te wennen aan de nieuwe omgeving van de peuteropvang. De wenperiodes verlopen heel verschillend. Sommige kinderen maken direct in het begin een moeilijke periode door. Met andere kinderen gaat het in het begin goed, maar volgt zonder aanwijsbare reden een terugval. In deze periode wordt extra tijd besteed aan het kind. Het kind mag, als hij dat wil op schoot of dicht bij de leiding zitten. Het verdriet of de boosheid over het vertrek van de ouder wordt erkend en benoemd: je bent boos (of verdrietig) omdat je mama nu naar huis is gegaan en jij nu hier moet blijven. Wel wordt het kind zoveel mogelijk positief gestimuleerd om aan het programma mee te doen. Ouders wordt geadviseerd om het afscheid zo kort mogelijk te houden , omdat het kind toch wel weet dat je weg gaat. Hoe langer het afscheid gerekt wordt hoe moeilijker het wordt voor kind en ouder. In overleg met de ouders kan leiding altijd bellen hoe het kind na een uurtje reageert. 9.Inloopkwartiertje De peuters worden gebracht. Vaste rituelen hierbij zijn jas ophangen, tas opruimen, boekje voorlezen door de ouder of samen een puzzel maken, goedendag zeggen en de ouder uitzwaaien. Daar waar behoefte is speelt de leiding mee met de peuters. 10. Dagindeling op de peuteropvang. Een dagdeel verloopt volgens een bepaald patroon, waarbij vrije- en groepsactiviteiten (gestructureerde activiteiten) elkaar afwisselen. Structuur in een dagdeel is belangrijk omdat kinderen willen weten waar ze aan toe zijn: structuur biedt veiligheid. Ook wordt er gewerkt met dagritme kaarten , zodat het visueel voor het kind wordt wat er die dag op het programma staat. Dagindeling: -Inloop met ouders – Vrij spel – Kring, met namen opnoemen , zingen , en wat vertellen– 5 min. zelfstandig aan tafel - Vrij spel, of activiteit. – Drinken en fruit. – Activiteit – Afsluiting. 11.Brengen en halen van de peuter. Wij geven de peuter niet zomaar aan een anderen mee. Mocht een kind door iemand anders dan de ouder/ verzorger opgehaald worden , dan wordt dit vooraf aan de leiding meegedeeld. Als de kinderen weer opgehaald worden , dan wachten ouders voor in de hal , tot dat zij door een kind worden geroepen om binnen te komen. Zo kunnen leiding en kinderen de ochtend rustig af sluiten. 10 12.Eten en drinken Halverwege de ochtend wordt er gezamenlijk fruit gegeten en gedronken. Om de beurt halen de kinderen hun tasje en als iedereen alles op tafel heeft staan, wordt eerst het liedje “smakelijk eten” gezongen . Daarna wordt er gegeten. Kinderen worden gestimuleerd om uit een gewone beker te drinken en geen flesjes of tuitbekers. Na afloop ruimt ieder kind zijn eigen spulletjes weer op met of zonder hulp, dat ligt aan de leeftijd. 13.Belonen en straffen. Peuters zijn in het algemeen actief, enthousiast en impulsief. Ze weten nog niet goed welk gedrag acceptabel of onacceptabel is. Hiermee wordt op de peuteropvang rekening gehouden. Gewenst gedrag wordt zoveel mogelijk beloond. Bij ongewenst gedrag maakt de leiding het kind duidelijk welk gedrag ongewenst is, waarom dit gedrag ongewenst is en welk gedrag wel gewenst is. Voorbeelden van ongewenst gedrag bij peuters zijn: speelgoed afpakken, slaan, duwen, schreeuwen en met speelgoed gooien. 14.Buiten spelen . Als het weer het toelaat, wordt er buiten gespeeld. “Dol- fijn “heeft een ruime buitenspeelplaats waar gefietst , gerend kan worden. Er is een klim en draai toestel en een trampoline en een glijbaan. Ook is er een ruime zandbak , met een speelhuisje. In de zomermaanden als het erg warm is kunnen badjes en sproeiers worden buiten gezet , wat voor verkoeling en veel plezier zorgt. Ook worden er in de zomermaanden 2 schaduw doeken geplaatst, die voor de nodige schaduw zorgen. 15. Contact met ouders; informatie-uitwisseling Met de ouder delen we een stukje van de opvoeding van hun kind. Daarom vinden we het belangrijk om ouders bij activiteiten van de peuteropvang te betrekken. Men kunt gevraagd worden voor een uitstapje, een knutselmorgen voor Sinterklaas, de Kerstviering, etc. .De spelinloop aan het begin van de ochtend leent zich goed voor een kort gesprekje met de peuterleidsters. Voor een langer gesprek kan er natuurlijk altijd een afspraak gemaakt worden. Rond de leeftijd van 3 jaar zal er een kort tussengesprekje zijn over het welzijn en de ontwikkeling van de peuter. Wanneer het kind bijna 4 jaar wordt zal er een eindgesprek zijn. Over wetenswaardigheden, nieuwtjes en ontwikkelingen wordt u op de hoogte gesteld middels ons “Dol-fijn nieuws”. Ook de peuters komen hierin aan het woord. Daarnaast komt er elke twee maanden een nieuwsbrief uit. 11 Verder heeft de peuteropvang ook een facebook pagina, hierop komen leuke foto’s en nieuwtjes te staan. ( peuters komen alleen op de foto op facebook ) indien ouders toestemming hiervoor hebben gegeven ) 15.1. Betrokkenheid van de ouders Met de ouders delen we een stukje van de opvoeding van hun kinderen. Daarom vinden we het belangrijk om ouders bij activiteiten van de peuteropvang te betrekken. Ouders worden op verschillende manieren betrokken bij het werk op de peuteropvang: 1. het halen en brengen: een vast contactmoment tussen ouders en peuteropvang 2. tijdens jaarlijkse thema-avonden voor ouders worden thema’s met betrekking tot opvoeding aan de orde gesteld en kan gerichte informatie over opvoeding, speelgoed of andere zaken aangaande peuters worden gegeven. 3. ouders worden betrokken bij feesten en andere activiteiten , wanneer dit nodig is. 4. opruimen aan het eind van de ochtend via een rooster. 5. de mogelijkheid plaats te nemen in de oudercommissie of in het stichtingsbestuur 16.De leiding besteedt extra aandacht aan: • Verjaardag: feestmuts voor de jarige en verjaardag liedjes. • Sinterklaas: Sinterklaas en Piet komen op bezoek en ieder kind krijgt een cadeautje. • Kerstmis: een kerstboom, liedjes zingen, kaarsjes, traktatie. • Pasen: paasversieringen maken, paaseieren zoeken. • Juffen dag en dagje uit. Vaderdag en moederdag, er wordt dan een cadeautje gemaakt. 17.Vrijwilligers op de peuteropvang In peuteropvang Dol-fijn wordt met vrijwilligers gewerkt. Hierbij gaat het om personen die als aanvulling op de peuterleidsters meewerken in de peuteropvang. Vrijwilligers verrichten 12 aanvullende, ondersteunende werkzaamheden, direct of indirect ten behoeve van de peuters op de peuteropvang. 17.1 Verantwoordelijkheid professional versus vrijwilliger Er is een duidelijk verschil in taken van de peuterleidster en die van de vrijwilliger. De leidster, pedagogisch medewerker, is een gekwalificeerde beroepskracht en is eindverantwoordelijk voor de opvang, ontwikkeling en verzorging van de peuters tot 4 jaar. De vrijwilliger binnen onze organisatie is de helpende hand van de professionele beroepskracht. 17.2 Profiel vrijwillig(st)er peuteropvang Vereisten: - Is bereid om de ‘Verklaring Omtrent Gedrag’ te verstrekken aan het bestuur. Dient minimaal de Nederlandse taal te beheersen. Geen specifieke peuter- opleiding vereist Enthousiasme en betrokken inzet. Beschikbaarheid op de afgesproken tijd. In geval van verhindering, zal de vrijwilliger de organisatie hiervan tijdig op de hoogte stellen. Bereidheid om onder leiding te werken. Bij problemen deze bespreken met de leidster. Regelmatig gesprek met de leidster over functioneren. Besproken zaken worden geacht binnen het team te blijven en gaan niet naar derden toe. Netjes en gepast gekleed. Collegialiteit tonen Gemotiveerd zijn voor het assisteren van de peuterleidster bij alle voorkomende werkzaamheden in de speelopvang o Peuters en ouders ontvangen bij binnenkomst. o Afscheid nemen van ouder(s). o Peuters begeleiden en stimuleren in hun spel, evt. ruzies of conflictjes samen met de peuters oplossen. o Voorlezen, warme relatie opbouwen. o Luiers verschonen. o Liedjes zingen of verhaaltjes vertellen. o Samen eten / bij peuters aan tafel zitten (eten / drinken verzorgen). o Tasjes opruimen samen met de peuters. o Handjes en mondjes afvegen. o Kring maken. o Peuteropvang opruimen. o Helpen met knutselen en werkjes voorbereiden. 13 18.Kinderen met een handicap Na overleg met de leiding , kunnen er soms ook kinderen met een handicap geplaatst worden op de peuteropvang. De groepen bestaan uit maximaal 16 kinderen en worden geleid door twee gediplomeerde peuterleid(st)ers en 2 dagen in de week is er een vrijwilliger aanwezig. Indien de handicap van een kind te belastend is voor de leiding, zodat dit ten koste gaat van de veiligheid, dagindeling en aandacht voor alle andere kinderen, zal het kind niet in aanmerking komen voor plaatsing op de peuteropvang. 19.Verzorging. 19.1Veiligheid Peuters zijn (vanzelfsprekend) in vele opzichten nog afhankelijk van de begeleiding en verzorging van volwassenen. Veiligheid is daarom een belangrijk aandachtspunt op de peuteropvang. De omgeving is zodanig ingericht dat de kans op onveilige situaties zoveel mogelijk wordt beperkt. Voorbeelden zijn: veilige klimtoestellen, voldoende begeleiding, vingersafe langs de deuren, verwarmingen zijn afgetimmerd , goede afsluitbare hekken om de speelplaats. De leiding wordt ieder jaar getraind in kinder-EHBO. In het kader van de arbowet wordt periodiek een RI&E (Risico Inventarisatie & Evaluatie) gehouden en een plan van aanpak opgesteld. Eén keer per jaar komt de GGD om te inspecteren of wij aan alle gestelde eigen op het gebied van veiligheid en gezondheid en aan de kwaliteitseisen van de gemeente Hardenberg voldoen. Het rapport van de GGD-inspectie ligt ter inzage op de peuteropvang en staat ook op de website. 19.2.Hygiëne Elke week wordt er stof gezogen en gedweild in de speelzaal. De tafels en de banken worden dagelijks gereinigd. Het speel materiaal wordt om de week afgenomen en 2 maal per jaar wordt met behulp van ouders alles grondig onder handen genomen. De toiletten worden dagelijks afgenomen en zo nodig ook tussentijds. Het verschonen van luiers vindt plaats buiten de speelruimte. Na gebruik van het toilet wassen de kinderen hun handen. Elke morgen wordt er geveegd na het gebruik van de speelzaal. Wanneer er neuzen schoongemaakt zijn of er moet braaksel opgeruimd worden dan worden handen gereinigd met een desinfecterend middel . 19.3.Ziekte en afmelding. Als een kind ziek is of zich niet lekker voelt, wordt er geadviseerd om het kind thuis te houden. Een kind is dan het liefst in zijn vertrouwde omgeving. Heeft een kind een besmettelijke ziekte als 14 waterpokken, dan vragen wij om dit zo snel mogelijk door te geven aan de peuterleidsters. Bij besmettelijke ziekten worden de richtlijnen van de GGD gevolgd. Als een kind ziek wordt tijdens een ochtend op de peuteropvang, worden ouders gebeld op één van de telefoonnummers die zij opgegeven hebben op het inschrijfformulier. 19.4.Gezondheid en veiligheid Als er over een kind bijzonderheden te vertellen zijn, zoals bijv. een allergie, zindelijkheid of bepaald gedrag, dan wordt dit besproken tussen ouders en leiding . Naar aanleiding van het gesprek wordt bekeken hoe te handelen. 19.5.Medicijngebruik In principe worden er op de peuteropvang géén medicijnen toegediend. Mocht dit toch noodzakelijk blijken, dan zal een daarvoor bestemd formulier ingevuld moeten worden. 19.6.Hoofdluis Helaas komt dit nog steeds voor. Als een kind last heeft van hoofdluis of neten, is het prettig als dit zo snel mogelijk doorgegeven wordt aan de peuterleidsters. Zij zullen dit anoniem aan de andere ouders melden om verdere verspreiding te voorkomen. Het is noodzakelijk voor ieders gezondheid om hoofdluis zo snel mogelijk te behandelen 20. Contacten met externe instanties De peuteropvang werkt met een peutervolgsysteem. Deze wordt gebruikt als overdracht naar de basisschool. Er is sprake van een warme overdracht, wat inhoud , dat de overdracht mondeling wordt toegelicht. Het overdrachtsformulier wordt minimaal 2x ingevuld en besproken met de ouders. Pas na ondertekening van de ouders , zal het naar de basisschool gaan. Als de leiding afwijkend gedrag of problemen in de ontwikkeling signaleren bij kinderen, wordt hierover altijd in eerste instantie met de ouders gesproken. Eventuele doorverwijzing naar huisarts, consultatiebureau of jeugdzorg is mogelijk. Aan de hand van het peutervolgsysteem, waarin richtlijnen voor de ontwikkeling van de peuter worden aangegeven, kan gekeken worden of een kind zich in een opgaande lijn ontwikkeld. Wanneer blijkt dat een kind met bijv. 3 jaar nog weinig praat, of alleen nog maar enkele losse woordjes praat, dan kan de leiding ouders adviseren om een logopediste te raadplegen voor een test. Ook kan afwijkend gedrag bestaan uit , het minder goed functioneren op motorisch gebied. In overleg met de wijkverpleegkundige, die om de 6a7 weken de peuteropvang bezoekt, kan er een advies gegeven worden voor fysiotherapie. Ook kan afwijkend gedrag voorkomen in de sociale contacten. Er wordt dan ook in overleg met de wijkverpleegkundige en de ouders een plan van aanpak gemaakt, om het gedrag positief te stimuleren. Soms gaat de 15 wijkverpleegkundige kijken naar de thuissituatie, of ouders worden nog eens extra opgeroepen naar het c.b. voor nog een controle bij de kinderarts. Soms wordt er gevraagd of de logopedist , of een fysiotherapeut wil komen observeren op de peuteropvang , om zo een duidelijk beeld van de peuter te krijgen. Daarna zal zij dan een gesprek hebben met de ouders en hen en ons adviseren geven over hoe verder de peuter te begeleiden. Het meeste contact is er met de wijkverpleegkundige , omdat zij op geplande datums langs komt en ouders worden dan ook in de gelegenheid gesteld om met haar te praten over bijv. slecht eten, slaapproblemen, problemen rond de zindelijkheid , koppige peuters enz. En de leiding kan met haar de peuters doornemen , waarover zij vragen hebben w.b.t. de ontwikkeling. 1 maal per jaar worden er informatie avonden gehouden soms m.m.v. de wijkverpleegkundige . Het onderwerp betref dan vaak een opvoedingsprobleem waar bijna alle ouders met peuters mee te kampen hebben. Op deze avonden ontvangen ouders tips en kunnen met andere ouders ervaringen uitwisselen. 21.Meldcode Kindermishandeling Als er vermoedens zijn van mishandeling, verwaarlozing of seksueel misbruik, dan neemt de leiding hierover contact op met de daarvoor bestemde instanties (bijvoorbeeld consultatiebureau of jeugdzorg). Bij vermoeden van kindermishandeling kan een leidster advies vragen aan het AdviesMeld punt Kindermishandeling (AMK). Leiding hanteert bij mishandeling en misbruik de richtlijnen van de meldcode kindermishandeling. 22.Privacy De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is ook van toepassing op het peuterwerk. Hierin staat dat persoonsgegevens alleen voor een bepaald doel mogen worden vastgelegd en gebruikt. Peutergegevens zowel bij de administratie als op de peuteropvang mogen niet aan anderen verstrekt worden zonder toestemming van de ouders/verzorgers. Alles wat op vergaderingen over peuters en / of hun ouders / verzorgers besproken wordt komt niet buiten de vergadering. Voor de leidsters valt dit onder hun beroepsgeheim. 23.Eisen aan kwaliteit en veiligheid De peuteropvang streeft na om alle kinderen veiligheid en kwaliteit te bieden. De kwaliteit van de peuteropvang wordt bepaald door de kwaliteiten en capaciteiten van de leiding, de wijze waarop de pedagogische visie wordt uitgedragen, de aanwezige faciliteiten en de huisvesting. De leiding is bij voorkeur gediplomeerd voor peuterleiding of beschikt over een vergelijkbare (en volgens het ministerie erkende) opleiding. Voor de faciliteiten, inrichting en speelmateriaal wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen en eisen van de peuters en eventueel geldende normen en richtlijnen van instanties zoals ARBO, ministerie, Europese Unie en GGD. 16 24.Plaatsingsbeleid Kinderen worden op volgorde van aanmelding geplaatst op de peuteropvang. De leeftijd voor toelating is twee jaar en drie maanden. 25. Groepsindeling Elke morgen is de peuteropvang geopend van half 9 tot half 12. Een groep bestaat uit 16 kinderen. We hanteren verticale groepen, wat inhoud , dat er kinderen van bijna 4 inzitten en kinderen van 2 jaar en drie maanden. Het voordeel hiervan is dat de jongere kinderen leren van de oudere, en de oudere kinderen leren rekening te houden met jongere. Ouders kunnen bij opgave zelf aangeven welke 2 dagdelen ze kiezen. Als leiding houden we rekening met deze keuze en proberen er aan te voldoen. Wanneer dat niet mogelijk zou zijn , zal er overleg met de ouders zijn , om tot een zo goed mogelijke oplossing te komen. 26.Klachten Peuterwerk is mensenwerk en waar mensen werken kunnen fouten gemaakt worden. Natuurlijk proberen we dit zoveel mogelijk te voorkomen. Zijn ouders ontevreden over de gang van zaken op de peuteropvang dan kan men dit te allen tijde met de leidsters bespreken. Dikwijls biedt een gesprek al een oplossing. Mocht onverhoopt geen adequate oplossing gevonden worden, dan kan men een schriftelijke klacht indienen bij het bestuur van de peuteropvang. De klacht zal worden behandeld volgens het klachtenreglement. Ouders kunnen ook rechtstreeks met een klacht of geschil terecht bij de geschillencommissie. 27.Verzekeringen “Dol-fijn” heeft een Collectieve Ongevallenverzekering en een Aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van kinderen en personeel afgesloten. Inzage in de polisvoorwaarden kan men op verzoek verkrijgen. De kinderen zijn verzekerd vanaf het moment van brengen tot ophalen van de peuteropvang. “Dol-fijn” is noch verantwoordelijk noch aansprakelijk voor het zoek raken of beschadigen van kleding en meegebracht speelgoed. 28.Evaluatie van het pedagogisch beleidsplan 17 Dit pedagogisch beleidsplan zal de komende jaren steeds bijgesteld en desgewenst uitgebreid worden. Enerzijds als gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen waarin de visie op de ontwikkeling van kinderen en de visie op het opvoeden van kinderen verandert. Anderzijds door evaluatie van het pedagogisch beleidsplan door de leiding en bestuur. Ook de toenemende aandacht voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) kan leiden tot aanpassing van het beleidsplan. 18