Factsheet gepromoveerden Gepromoveerden van belang voor Nederland VSNU, september 2014 Gepromoveerden zijn van grote waarde voor de Nederlandse samenleving. Zij dragen in belangrijke mate bij aan onderzoek, het vermeerderen van kennis en aan het stimuleren van innovatie. Zij zijn de vernieuwingsimpuls voor de maatschappij. Er is een grote behoefte aan meer gepromoveerden in diverse sectoren op de arbeidsmarkt, zoals de techniek en het onderwijs. Desondanks zingen er twee ‘mythes’ rond over promovendi die hieronder worden ontkracht. Mythe 1: Er zijn teveel gepromoveerden in Nederland zonder dat daarvoor plek is in de wetenschap. Veel of weinig is uiteraard afhankelijk van het doel. Nederland heeft echter als doel tot de top-5 van de kenniseconomieën in de wereld te behoren. Daarvoor is hoogwaardige en innovatieve kennis noodzakelijk. Investeren in het kennisniveau van mensen; het aanwezige potentieel goed benutten en talenten aantrekken, is een onmisbare stap om onze welvaart te versterken. Nederland doet het daarin niet goed. Internationaal gezien heeft Nederland weinig gepromoveerden. Onder de Nederlandse beroepsbevolking zijn er per 1.000 mensen slechts 6,6 gepromoveerd. Dit is lager dan het EU-15-gemiddelde van 7,5 gepromoveerden per 1.000 en lager dan het OESO-gemiddelde van 7,2. Aantal gepromoveerden per 1.000 beroepsbevolking, 2012 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Bron: OECD (extract maart 2014), Dataset Main Science and Technology Indicators Nederland heeft meer gepromoveerden nodig omdat zij: een grote maatschappelijke en economische meerwaarde bieden. belangrijk zijn voor wetenschappelijk onderzoek en vernieuwing. onze talenten zijn die nodig zijn voor het op peil houden van onze samenleving en economie. Voor meer informatie: Bastiaan Verweij Public Affairs [email protected] www.vsnu.nl/factsheets Factsheet gepromoveerden VSNU, september 2014 Het beeld dat iedere gepromoveerde automatisch in de wetenschap terecht komt of daarin zou moeten werken, is onjuist. In Nederland vervolgt 30% van de gepromoveerden zijn carrière in de wetenschap, 70% komt op een plek buiten de wetenschap terecht. Veel gepromoveerden vinden een baan in het onderwijs, het bedrijfsleven of in de (semi)publieke sector. Daarmee komt veel kennis en innovatie beschikbaar buiten de wetenschap. Die keuze voor een baan buiten de wetenschap is natuurlijk niet altijd vrijwillig. Er is niet voor iedereen plaats in de wetenschap. Universiteiten hanteren een strenge talentselectie en veel onderzoek is afhankelijk van projectfinanciering en beurzen. Uit onderzoek (Sonneveld et al, 2010) blijkt dat 86% van de gepromoveerden aan de Nederlandse universiteiten bij hun promotie al een baan heeft. Het onderzoek Career of doctorate holders (OECD, 2013) laat zien dat gepromoveerden het beter doen op de arbeidsmarkt dan lager opgeleiden. Mythe 2: De recente stijging van het aantal gepromoveerden is veroorzaakt door de promotiepremie die werkt als een perverse prikkel. Er wordt beweerd dat de promotiepremie in de bekostiging van de universiteiten werkt als een perverse prikkel. Een universiteit wordt immers rijker door meer gepromoveerden. Zo werkt het echter niet. Per promotie ontvangt een universiteit € 90.000. Een fors bedrag maar niet kostendekkend voor de begeleiding en andere kosten die worden gemaakt. Stijgt het aantal promoties dan stijgt het totale onderzoeksbudget van de universiteiten niet. Dat betekent dat als het aantal promoties toeneemt dit ten koste gaat van de basisfinanciering in het totale onderzoeksbudget. Het geld neemt niet toe, het wordt alleen op een andere manier verdeeld. De VSNU ziet projectfinanciering als de voornaamste motor achter de stijging van het aantal gepromoveerden. In 2000 heeft de overheid besloten om het Fonds Economische Structuurversterking (FES) in te zetten voor kennis en innovatie, waaronder het opleiden van meer promovendi. In 2010 is besloten om deze tijdelijke financiering stop te zetten. De verwachting is dat daardoor het aantal promovendi zal afnemen en op termijn het aantal gepromoveerden in Nederland zal dalen. Bronnen: - Auriol, L., M. Misu and R. A. Freeman (2013), Careers of Doctorate Holders: Analysis of Labour Market and Mobility Indicators. OECD Science, Technology and Industry Working Papers, 2013/04, OECD Publishing. http://dx.doi.org/10.1787/5k43nxgs289w-en - OECD (2014), Dataset MSTI; Main Science and Technology Indicators. Total researchers per thousand labour force. Extracted on 20 Mar 2014 09:23 UTC (GMT) from OECD.Stat - Sonneveld, H., M. Yerkes and R. van de Schoot (2010). Ph.D. trajectories and labour market mobility, A survey of recent doctoral recipients at four universities in the Netherlands. - Ministerie OC&W (2012). Wetenschaps-, Technologie & Innovatie indicatoren 2012. - Goede, de M., R. Belder and J. de Jonge. (2013). Feiten & Cijfers. Academische carrières en loopbaanbeleid. Rathenau Instituut Voor meer informatie: Bastiaan Verweij Public Affairs [email protected] www.vsnu.nl/factsheets