interfaseC’ Plasma membraanA Interfase is de periode tussen twee kerndelingen. Chromosomen zijn draadvormig en niet zichtbaar. Er vindt DNA-replicatie (verdubbeling) plaats. Ieder chromosoom bestaat uit twee strengen, de chromatiden, nog met elkaar verbonden in het centromeer. KernmembraanB ChromatidenC Chromosoom (46) D CentromeerE PoollichaampjeF DNA replicatieC2 trekdradenG mitoseD’ profaseD’ Tijdens de profase zijn de chromosomen zichtbaar, doordat ze zich hebben gespiraliseerd. Het kernmembraan verdwijnt. De poollichaampjes verplaatsen zich naar de polen van de cel en vormen een structuur van lange eiwitdraden (trek- en steundraden). kernlichaampje cytoplasma+ metafaseD’ pool De chromosomen liggen in het midden van de cel (equatorvlak). Er ontstaat een spoelfiguur van trek- en steundraden vanuit de tegenover elkaar liggende polen naar de centromeren van de chromosomen. Fasen van de pool equatorvlak celcyclus anafaseD’ De trekdraden trekken de chromatiden van elk chromosoom uit elkaar. Van elk chromosoom gaat één chromatide naar iedere pool. Elk chromatide is een afzonderlijk chromosoom geworden. telofaseD’ vrije nucleotiden Originele strengC2 De chromosomen vormen twee celkernen. De spiralisatie van de chromosomen verdwijnt. Er ontstaan twee kernmembranen. Er ontstaat een celmembraan dat de cel in tweeën deelt. Stikstofbasen: *- AdenineH , ThymineH’ GuanineI , CytosineI’ WaterstofbrugJ DNa PolymeraseK insnoering Nieuw strengL cytokineseA’ Nucleotiden Nieuw De chromosomen zijn weer draadvormig en niet zichtbaar. Er zijn door insnoering van het celmembraan twee dochtercellen ontstaan. insnoering strengL’ Voordat een mitose begint, vormt elk chromosoom er een tweede draad bij. Hierbij wordt van het DNAmolecuul een nauwkeurige kopie gemaakt. Dit proces heet DNA-replicatie. In het DNA-molecuul worden de verbindingen tussen de basenparen verbroken. De ketens gaan uit elkaar. In het kernplasma komen vrije nucleotiden voor die zich verbinden aan de vrijkomende basen in het DNA-molecuul. Steeds verbinden adenine en thymine zich met elkaar, net als cytosine en guanine. Er worden zo twee nieuwe nucleotideketens gevormd, aan elke oude keten één.