naam: _____________________ Verdeeel in lettergrepen. telraam vliegtuig potlood zondag verhaal dertien Welke woorden zijn het tegenovergestelde? Geef ze dezelfde kleur. licht droog vuil ziek nat schoon gezond donker breed glad warm oud ruw koud jong smal Bedenk een rijmwoord. scheur __________ nacht __________ fiets __________ help zucht __________ arm __________ volk __________ flink __________ __________ licht __________ Maak de zin af. Een vis heeft haren Een vogel heeft stekels Een egel heeft schubben Een poes heeft veren naam: _____________________ Schrijf de zin over en maak er één woord bij. Marieke leest een boek. De schoenen zijn vuil. Schrijf het woord in de goede rij. man vrouw zanger - zangeres _______________ _______________ nicht - neef _______________ _______________ boer - boerin _______________ _______________ schrijfster - schrijver _______________ _______________ Welke woorden zijn het tegenovergestelde? Geef ze dezelfde kleur. begin winst altijd dag nacht nooit eind verlies spannend overal links dood rechts saai levend nergens naam: _____________________ De letters liggen door elkaar - maak het woord goed. s n r i p n a r k t r o b e r Maak het woord af - zoek de stukjes bij elkaar. stui ______ pel gul ______ ken hoe ______ tel sui ______ kel kel ______ ver ei ______ ker wor ______ der kui ______ den Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Geef ze dezelfde kleur. muur wiel weg bezem straat wand veger rad wijsje arts boot morgen schip deuntje ochtend dokter naam: _________________________ Schrijf de zin over, maar laat steeds één woord weg. Onze kleine Josje speelt alleen buiten. Zet het leesteken achter de zin. . ? ! Hij slijpt de punt Hoeveel kost dat O, wat is dat mooi Kijk uit Ik ben bijna aan de beurt Hoe laat is het De plakpot is leeg Wat duurt dat lang, zeg Waar ga je heen In elk rijtje is één samenstelling fout - zet er een kruisje achter. bloem bloem bloem bloem pot tak knop bol boom boom boom boom stam tak top bos school school school school juf kind man tas naam: ______________________ In elk rijtje is één samenstelling fout - zet er een kruisje achter. zak zak zak zak lamp doek broek mes fiets fiets fiets fiets tas schoen pad pomp speel speel speel speel vaas goed tuin plaats Welke woorden rijmen - geef ze dezelfde kleur. geld help elf zelf held schelp kind kist stift mist lift wind arm hark zwart warm hart park Zet de woorden van de zin in de goede volgorde. Het laatste woord heeft een leesteken! banaan een is vrucht. een mei is jarig? hij in Verdeeel in lettergrepen. winter sandaal spiegel buiten rugzak hoepel naam: ___________________________ Twee verschillende woorden van dezelfde letters! l p m a a m a n t a m Bedenk een rijmwoord. wolf _________ zalf _________ kerk ________ schelp _________ vang _________ storm ________ hark _________ plank _________ sterk ________ Zet het leesteken achter de zin. . ? ! Hij heeft twee zusjes Ben je al klaar Help, ik val Ga je mee Gisteren was het zondag Twee en drie is vijf Pas op Waar woon jij Gefeliciteerd s naam: _____________________ Bij welke zijn hoort het woord? bedtijd sportdag handtas hoestdrank stripboek Als je naar bed moet, is het ____________________ Tegen de hoest krijg je een ____________________ Je kunt sportief bezig zijn op ____________________ Kleine spulletjes neem je mee in een ____________________ Een boek met een stripverhaal is een ____________________ Kies een woord dat het einde is van de eerste samenstelling en het begin van de tweede samenstelling. bad bord stok zwem voet brood Vul de letter in: han schoen kleurplaa t rek deeg kamer pen of bran brood bal klim school as bak stok krijt steen d weer zwemba plan je gelui pun muts hon je naam: ______________________ Maak de zin af. Iemand die zijn best doet is _________________ gierig Iemand die niets kan missen is _________________ bazig Iemand die graag de baas speelt is _________________ mondig Iemand die zijn woordje weet te doen is _________________ ijverig Kies een woord dat het einde is van de eerste samenstelling en het begin van de tweede samenstelling. rol melk voor sleutel bos tand arts bel brand tand schoen deur voet keuken hand spoor trein trap zool Maak het woord af - zoek de stukjes bij elkaar. vlin ______ pel bui ______ ter dok ______ ver spie ______ pel vij ______ ter win ______ ten rim ______ der stem ______ gel naam: _________________________ Maak van de zin een vragende zin. De bus kwam op tijd. Esma heeft nog twee broertjes. Zoek steeds drie woorden bij elkaar, uit elke rij één. Geef de woorden dezelfde kleur. mars stier viool herder bloem snoepgoed hond sterrenbeeld dier schapenhoeder planeet muziekinstrument Schrijf het woord in de goede rij. man vrouw kapper - kapster _______________ _______________ zus - broer _______________ _______________ vriend - vriendin _______________ _______________ danseres - danser _______________ _______________