samenvatting-wester-h1

advertisement
Inhoudsanalyse: Theorie en Praktijk
Fred Wester
Hoofdstuk 1: Inhoudsanalyse als onderzoeksontwerp
Voordelen/kenmerken inhoudsanalyse
- Het materiaal is natuurlijk: doet geen inbreuk op natuurlijke gang van zaken.
- Onderzoeker heeft geen invloed op de inhoud en de vorm van het materiaal
- Materiaal is symbolisch: het verwijst naast de centrale boodschap ook naar de
handelingssituatie waarin het geproduceerd is en wat men daar belangrijk bij vindt.
(Journalist schrijft nieuwsbericht, maar doet dat op bepaalde manier)
- Er wordt gebruik gemaakt van betekeniskaders die op de een of andere manier door
makers en gebruikers gedeeld worden. (denk aan taalgebruik: in bepaalde berichten
mensen als ‘vandalen’ bestempelen)
- Mediamateriaal fungeert als maatschappelijk memo: krijgt eenmaal opgeslagen het
karakter van een cultureel archief waarin sociaal-culturele veranderingen zichtbaar
zijn.
- Weinig bekend over inhoudsanalyse terwijl media belangrijke functie hebben: zorgen
voor integratie en cohesie in de samenleving. Daarnaast wordt aan de media een
grote invloed toegeschreven.
Hoofdbetekenissen van ‘lezen’
- Waarnemen: kennis nemen van betekenisgroepen: woorden/letters verzamelen
- Selecteren: hanteren van een invalshoek om het materiaal te kunnen lezen: altijd
uitgaan van je onderzoeksvraag
- Interpretatiekader nodig: Tekens spreken niet voor zich, maar verwijzen naar een
context waarbinnen zij betekenis hebben (bv. handlezen, sterren lezen en kaartlezen)
Belangrijk: we hebben een handelingscontext als interpretatiekadernodig om boodschappen
te begrijpen: situatie plaatsen in context van gebeurtenissen waar zij deel van uitmaakt.
Inhoudsanalyse is een systematische vorm van lezen om waarnemingen te doen. Hiermee
probeert men te voorkomen dat iedereen een andere betekenis geeft aan de boodschap.
- Doel: onderzoeksvraagstelling beantwoorden
- Invalshoek belangrijker dan inhoud zelf (gebogen knie model niet belangrijk, maar:
wat zegt dat?) Welke kenmerken vastgesteld moeten worden is dus niet
vanzelfsprekend.
- Waarnemingsprocedure toegepast aan de hand van een waarnemingsinstrument:
waarin de gezochte kenmerken en bijbehorende interpretatieruimte zijn vastgesteld
om zo indicaties te zoeken in het mediamateriaal. 2 werkwijzen:
1. Beschrijvende inhoudsanalyse: beschrijven van patronen in documenten.
Gaat om formele of simpele kenmerken die los van het materiaal te
omschrijven zijn. D.m.v. codeurs materiaal lezen.
2. Interpreterende analyse: van elk document worden complexe kenmerken
gereconstrueerd (bijv. invalshoek journalist). Dit vereist dat we
stapsgewijs lezen, waarnemen en interpreteren. Het interpretatiekader is
alleen in globale termen vastgelegd. Door het intensieve leeswerk kan
maar een beperkt aantal documenten worden gelezen.
Kwantitatief-beschrijvende inhoudsanalyse
- Grootschalig onderzoek toegepast om de media-inhoud te beschrijven. Gedaan door
codeurs: proberen vast te stellen wat men over de inhoud van de betreffende media
kan zeggen (wat er zoal in naar voren komt en hoe dat gebeurt)
- Doel: op statistische wijze een overzicht geven van de mate waarin bepaalde
kenmerken in het mediamateriaal voorkomen en of ze met andere kenmerken
samenhangen om patronen te kunnen aanwijzen.
- Groot aantal eenheden
- Bestrijkt grote tijdsperiode
- Vaak geen aselecte steekproef maar proef op basis van criteria
- Vraagstellingen hebben betrekking op trends (veranderingen over tijdsperiode)
Aspecten van waarneming
1. Instrument: codeboek: operationele uitwerking van het conceptueel model van de
onderzoeker in termen van registratie-eenheden in het materiaal, de kenmerken van
de eenheden en de variaties die daarbij voor kunnen komen in termen van
categorieën waarin eenheden worden geclassificeerd.
2. Training: codeurs moeten een gemeenschappelijk referentiekader ontwikkelen zodat
de interpretatieruimte van de waarnemers op dezelfde manier wordt ingeperkt. 
vergroting validiteit/ betrouwbaarheid
3. Organisatie: zaken die met feitelijke uitvoering van het waarnemen van kenmerken
van de documenten te maken hebben (plannen codeertijden etc)
Aspecten van analyse
1. Eerste bewerking van de ingevoerde data heeft betrekking op de constructie van
complexe variabelen. Sommige variabelen worden in deze fase pas gecreëerd
2. Zodra de variabelen in overeenstemming met de beoogde analysetechnieken zijn
geconstrueerd, vindt de statistische analyse plaats: vaak beschrijvend van aard
3. Gebruikte technieken: schaaltechnieken, regressieanalyse, discriminant-analyse
(gericht op typerende kenmerken van een object) of clusteranalyse (welke
kenmerken horen bij elkaar)
Betrouwbaarheidscontroles
- Stabiliteit: intra-betrouwbaarheid: zelfde resultaten, ander tijdstip?
- Overeenstemming: interbetrouwbaarheid: vergelijking werk codeurs onderling
- Accuraatheid: vergelijking werk codeur met normcodering
Kwalitatief-beschrijvende inhoudsanalyse
- Intensieve studie van mediamateriaal: onderzoeker doet zelf het werk, analyse en
waarneming zijn niet strak van elkaar te onderscheiden. (niets door codeurs!)
- Groot aantal eenheden maar soms ook op maar 1/enkele document(en)
- Ontwikkelend theoretisch kader: los geheel globale begrippen die tijdens het
onderzoek wordt uitgewerkt door ontdekkingen uit het materiaal
- Doel: exploratie of beschrijving in de vorm van een illustratie aan de hand van een
centraal begrip of nieuw geformuleerde typen.
- Probleemstelling en invalshoek: interpreteren door het gebruik maken van
betekenisstructuren.
o Er word gelezen vanuit de vraagstelling.
-
-
-
-
o Onderscheid tussen encodering (aan de makerskant worden boodschappen
van betekenisstructuren voorzien) en decodering (aan de ontvangerskant
worden betekenisstructuren aan het materiaal ontleend).
o Verschillende hermeutische invalshoeken van belang: Eerst: ware betekenis
van teksten, toen: subjectiviteit van de lezer. Tegenwoordig staat de structuur
van de tekst centraal. 2 stromingen:
 Narratologie: richt zich op verhaalkarakter van de tekst
 Semiotiek: houdt zich bezig met tekens en tekensystemen zoals
visuele en narratieve codes
Selectie onderzoeksmateriaal op statistische of theoretische gronden. Denk aan
snowball sampling en theoretical sampling (inzichten geven richting aan volgende
groep eenheden).
Aspecten/vragen bij waarneming:
o Zijn de betreffende documenten voldoende representatief voor de beoogde
betekenisstructuren?
o Is er relevant achtergrondmateriaal om de betekenissen te kunnen
reconstrueren?
Stappen in de waarnemingsfase:
1. Productie van transcript van het ruwe materiaal (observatie is niet direct
geschikt voor analyse) dat geschikt is voor de nadere analyse. Het ruwe
materiaal wordt bewerkt.
2. Een topiclijst; van de invalshoek onderzoeker afgeleid en thematiseert
specifieke aspecten van de documentstructuur  attenderende begrippen:
waar moet ik op letten?
Aspecten van analyse:
o Materiaal verkennen.
o Transcriptie voor nadere analyse
o Eerste beschrijving.
o Vergelijkende analyse, het coderen.
o Interpreterende analyse: opgedane inzichten worden geïntegreerd in de
formulering van de samenhang van het document.
o Vervolganalyses.
Inhoudsanalyse via de computer
- Functies: hulpmiddel / tekstverwerker / computeriseerde inhoudsanalyse.
- Patroonherkenningsprogramma’s
- Computer is voorzien van codeboek zodat hij bepaalde tekens kan herkennen en kan
classificeren
- Bij gebruik maken van gecomputeriseerde analyse: alles omzetten van ruw naar
digitaal zodat het in een digitaal codeboek past.
- Vaak gebruik van gemaakt bij het ontdekken van trends in mediamateriaal
Aspecten van waarneming:
- In de computer zijn meerdere woordenboeken ingebouwd, de onderzoeker maakt
categorieën en de computer codeert vervolgens per zin voor elk woord tot welke
categorie dit woord hoort.
- Probleem: een woord kan meerdere betekenissen hebben, en een woord kan zo in
meerdere categorieën worden ingedeeld. Dus niet alleen syntactische informatie
(inhoud van de woorden) en semantische informatie (inhoud van de woorden) moet
ook contextinformatie toegevoegd worden (bijv. omtrent andere woorden die in de
zin voorkomen) om te kunnen kiezen uit de verschillende betekenissen.
- Belangrijk: relatie tussen woorden in de tekst en geformuleerde onderwerp van
onderzoek en de samenhang hiervan waarmee de te hanteren categorieën worden
gedefinieerd.
- Afstemmingsfase van het categorieënsysteem op materiaal lijkt sterk op training van
codeurs: het gaat hier om het uitproberen van codeerregels van allerlei aard 
interpretatiesysteem bruikbaar gemaakt.
Het elektronisch codeboek:
- De computer kan daarmee de tekst lezen en woord voor woord nagaan of een
categorie voorkomt.
- LVD-schema = aansluiting bij één van de categorieën.
o Problemen: Inhoud van de categorieën van het LVD-schema formuleren naar
goed hanteerbare definitie / Vaak onduidelijkheden over herkenning van
betekenis van woorden
Disambiguatieprocedures:
- Betekenis van woorden is veelzijdig (homonymie: het gaat om 2 of meer woorden die
er wel hetzelfde uitzien, maar een verschillende betekenis hebben).
- Oplossing:
o Uitsluiting van woorden en formuleren van specifieke regels. Bijkomend
probleem is dat woorden worden soms volgens taalregels vervoegd 
computer moet voorzien worden van een programma waarmee
woordstammen kunnen worden herkend.
o Op basis van regels die door onderzoeker worden geformuleerd kan het
programma woordbetekenissen onderscheiden (KWIC-analyse) 
onderscheidingsregels.
Analyse
- De computer kan teksten lezen en coderen volgens het door de onderzoeker
geformuleerde categorieënsysteem  datamatrix  gangbare statistische
analysestrategieën worden toegepast om vraagstelling te beantwoorden (zoals bijv.
trends in onderwerpen die centraal staan.
Download