kenmerk: 520555 onderwerp

advertisement
bezoekadres Wijckermolen 2, Beverwijk postadres 325, 1940 AH, Beverwijk
T 0251 263 863 F 0251 263 888 E [email protected]
notitie
aan
De gemeente Heemstede
van
Bart van de Bovenkamp
t.a.v.
G. Klaassen
telefoon
0251 263 830
cc
datum
2 februari 2011
onderwerp
Milieuadvies omzetting bedrijfswoning
naar uitvaartcentrum
Inleiding
De gemeente Heemstede heeft de Milieudienst IJmond verzocht te adviseren op de wijziging
van een bedrijfswoning in een nieuw uitvaartcentrum met twee rouwkamers op de
gemeentelijke begraafplaats aan de Herstlaan 1-3 te Heemstede. In deze notitie geeft de
Milieudienst IJmond haar advies. Dit advies kan gebruikt worden als ruimtelijke
onderbouwing voor het op te stellen bestemmingsplan.
Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met
gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.
Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid
voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen
(Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire
'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs). Binnen het beleidskader voor externe
veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten
gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief
persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied
worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met
eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen
nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
1-8
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt
met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke
ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen
het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied
van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 %
letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de
blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke
stoffen.
Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen worden
ondervonden voor het te nemen onderliggend project. Hierbij dient te worden getoetst aan
bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden. Het gaat daarbij om de volgende
risicobronnen:

bedrijven, waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;

vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;

vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;

vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;

transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.
Situatie
De beoogde ontwikkeling is gelegen op de Herfstlaan 1-3 te Heemstede. Nagegaan is welke
risicobronnen er in de directe omgeving van het plangebied zijn gesitueerd.

Er zijn in de directe omgeving van de locatie geen bedrijven gelegen waar handelingen
met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd.

Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van wegen waarover vervoer van
gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor.

Het plangebied is niet gelegen in de omgeving van een vaarweg waarover vervoer van
gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Het plangebied is niet gelegen in het invloedsgebied van buisleidingen waardoor
gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Het project/plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron.
Conclusie
Gelet op de situatie dat de ontwikkeling op de Herfstlaan 1-3 te Heemstede is gelegen in een
omgeving waar geen invloedsgebieden van risicobronnen aanwezig zijn vormt externe
veiligheid geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
2-8
Luchtkwaliteit
Wet luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen
verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en
bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project ‘in
betekenende’ mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de
gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000
m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
Beoordeling plan
Het plan betreft het bouwen van een nieuw uitvaartcentrum op de gemeentelijke
begraafplaats aan de Herfstlaan 1 – 3 te Heemstede. Er is sprake is van een kleinschalige
ontwikkeling, het project is gezien bovengenoemde criteria niet in betekende mate van
invloed op de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de
luchtkwaliteitsnormen. In verband met een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt
langs de Herfstlaan (en in geheel Heemstede) ruimschoots kan worden voldaan aan de
luchtkwaliteitsnormen.
Conclusie
In het plangebied kan ruimschoots worden voldaan aan de normen van de Wet
luchtkwaliteit. De conclusie is dat de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor de
realisatie van het plan.
Geluid
Een uitvaartcentrum is geen geluidgevoelige bestemming in het kader van de Wet
geluidhinder. Er is daarom geen nader onderzoek naar de geluidsituatie nodig.
Bodem
Het Besluit ruimtelijke ordening (BRO) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening moet
worden gehouden met de bodemkwaliteit. Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke
plannen, projectbesluit, bestemmingsplannen is het voorkomen van bouwen op
verontreinigde grond. Een bodemtoets moet worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of
de bodem geschikt is voor de beoogde functie en of sprake is van een saneringsnoodzaak.
De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan
zijn voor de keuze van de bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het
bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van
3-8
een bestemmingsplan of projectbesluit. Daarnaast is in de Bouwverordening geregeld dat het
oprichten van gebouwen pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is voor het beoogde
gebruik. Om die reden dient bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel
van verkennend bodemonderzoek te worden vastgesteld. Het onderzoek mag niet meer dan
5 jaar oud zijn en moet voldoen aan de geldende kwaliteitseisen. Indien aan die
voorwaarden niet kan worden voldaan dient aanvullend onderzoek plaats te vinden.
Beschikbare gegevens plangebied
In opdracht van de gemeente Heemstede heeft de Milieudienst IJmond op de locatie
Herfstlaan 1-3 te Heemstede een bodemonderzoek laten uitvoeren.
De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Verkennend
bodemonderzoek Herfstlaan 1-3 te Heemstede”, opgesteld door BK bodem met
projectnummer 20101375 van 15 december 2010.
Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten:
De bovengrond van het perceel is licht verontreinigd met zware metalen en PAK’s. Plaatselijk
is de bovengrond matig verontreinigd met zink en PAK. In het plantsoen nabij het trottoir
(bij de boringen 4 en 103) is de bovengrond (0,0 – 0,4 m-mv) sterk verontreinigd met de
parameter zink. De verontreiniging op het perceel is afgeperkt. Het volume sterk
verontreinigde grond op deze locatie wordt geraamd op minimaal 78 m3. De verontreiniging
is in richting het trottoir van de openbare weg niet afgeperkt en loopt vermoedelijk door. Dit
deel van de verontreiniging valt buiten het plangebied en is daarom buiten beschouwing
gelaten. Er is geen aanleiding voor het uitvoeren van vervolgonderzoek.
Op basis van het bouwplan gaan wij er vanuit dat er geen graafwerkzaamheden noodzakelijk
zijn in de sterk verontreinigde grond. Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de
bodem en de huidige regelgeving bestaat er geen bezwaar tegen de afgifte van een
bouwvergunning. Hierbij moet worden aangetekend dat voordat er eventuele
graafwerkzaamheden plaatsvinden op de locatie van de sterke verontreiniging, het bevoegd
gezag van de Wet bodembescherming i.c. de provincie Noord Holland, moet hebben
ingestemd met een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen).
Ecologie
Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en
de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer
worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van
beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de
mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring
zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het
4-8
noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d
van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal
planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet
zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde
organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen
licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of
gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht
beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar)
beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te
worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt
deze ontheffing slechts verleend, indien:

er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige
gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling)

er geen alternatief is

geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort
Beoordeling van het plan
Het plan betreft het bouwen van een nieuw uitvaartcentrum op de gemeentelijke
begraafplaats aan de Herfstlaan 1 – 3 te Heemstede. Uit beschikbare foto’s van het perceel
en de situering van het uitvaarcentrum in de begraafplaats blijkt dat in de plansituatie
sprake is van beplantingen met opgaande bomen die waarschijnlijk gekapt zullen worden.
Gezien de stamomvang van de aanwezige bomen (> 35 centimeter) is het mogelijk dat zich
verblijfsplaatsen van vleermuizen in deze bomen bevinden. De natuurbeschermingswet 1998
is niet van toepassing op dit plan. Het plan bevindt zich buiten de EHS.
Advies
1. Als inderdaad sprake is van het kappen van de opgaande bomen in het plangebied
dan dient te worden onderzocht of zich verblijfsplaatsen van vleermuizen in deze
bomen bevinden. De Milieudienst IJmond kan dit oriënterende flora- en
faunaonderzoek begeleiden.
Om niet in strijd te handelen met de Flora- en faunawet dient het eventueel verwijderen van
vegetatie (bomen/struikgewas) buiten de vogelbroedtijd (15 maart – 15 juli) plaats te vinden
Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame
ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke
kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”.
Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door
5-8
milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de
publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde ‘groene boekje’, een
handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal
niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte
van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven
gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden die gemotiveerd kunnen
worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel
van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit
geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te
beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard
adviesafstanden.
Het toetsen van het plan bestaat uit:

het toetsen van de afstanden van nieuwe milieubelastende activiteiten aan de
reeds bestaande milieugevoelige functies (woningen, ziekenhuizen, scholen en
verblijfsrecreatie), en
Plangebied
In de directe omgeving van het projectgebied bevinden zich diverse woningen waarmee uit
het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening dient te worden gehouden
(vanwege eventuele milieuhinder). De beoogde rouwkamers dienen op de bestaande
woningen te worden afgestemd. Uitgangspunt daarbij is ter plaatse van de woningen een
aanvaardbaar woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd
Het plangebied betreft een rustige woonwijk
De beoogde rouwkamers vallen in categorie 1 namelijk uitvaartcentra.
De aan te houden richtafstanden van de milieubelastende activiteit tot de gevoelige
bestemmingen is 10 meter. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op circa 60 meter.
De geplande wijziging dient gemeld te worden in het kader van het Activiteitenbesluit.
Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat het aspect bedrijven en milieuhinder geen beperkingen
oplevert voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van de bestaande woningen is sprake
van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
6-8
Duurzaamheid
Landelijk beleid
Op landelijk niveau gelden de kabinetsdoelstellingen en hieruit voortvloeiende de gemaakte
afspraken. De volgende drie punten gelden als landelijk kader bij de ontwikkeling het
uitvaartcentrum aan de Herfstlaan 1-3 te Heemstede:
1) In Schoon en zuinig (voormalige kabinet) staan de volgende beleidsdoelen genoemd:

een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van
1990,

een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en

een aandeel van 20% duurzame energie in 2020.
Op basis van Schoon en Zuinig hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan onder andere afspraken over energiebesparing en de
overgang naar duurzame energie.
2)
Het nieuwe kabinet hanteert het aandeel duurzame energie 14% in 2020 i.p.v. 20%
in 2020.
3)
Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie
coëfficiënt voor nieuwe woningen in het bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011
aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en in 2015 naar 0,4.
Lokaal beleid gemeente Heemstede
Milieubeleidsplan 2008-2012
De gemeente voert actief beleid op het gebied van duurzaam bouwen waar meervoudig
ruimtegebruik onderdeel van uit maakt. Dit beleid wordt ook op een goede wijze uitgevoerd,
waarbij van het juiste instrumentarium wordt gebruikgemaakt.
Collegeakkoord 2010-2014
4. Duurzaamheid
Duurzaamheid gaat om de harmonieuze verbinding van de elementen ‘people, planet en
profit’ en is een leidend principe in de organisatie en bij het beleid van de gemeente.
Duurzaamheid gaat om kwaliteit en is noodzakelijk voor ons welzijn en het behoud van onze
welvaart in de toekomst. Het college beoordeelt duurzame initiatieven pragmatisch op
kosten en baten op de lange termijn en toont inzet en leiderschap op initiatieven waar veel
potentieel in zit. Ook omarmen het college energiebesparing en CO₂ - reductie zolang dit
past in een financieel duurzaam kader.
Wettelijk kader
Een uitvaartcentrum valt onder de Wet milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Een van de
voorschriften (artikel 2.15) uit het Activiteitenbesluit zegt dat indien het huidige jaarverbruik
of het te verwachten jaarverbruik op grond van de bouwaanvraag (berekend aan de hand
van vloeroppervlak, gebouwinhoud en toepassing van kengetallen) tussen de 50.000200.000 kWh elektriciteit en/of 25.000-75.000 m³ gas bedraagt, dan moet op grond van
artikel 2.15, eerste lid uit het Activiteitenbesluit aangegeven worden op welke wijze voldaan
gaat worden aan de Best Beschikbare Techniek (BBT). Voorwaarde hierbij is dat er een
7-8
terugverdientijd van minder dan vijf jaar is. Voor meer informatie over mogelijke
energiebesparingsmaatregelen, kan contact worden opgenomen met mevrouw Blokker van
de Milieudienst IJmond.
Conclusie
Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd. Het
bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Daarnaast moeten de Best Beschikbare
Technieken in het kader van de Wet milieubeheer worden toegepast. Van belang is dat
duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat
daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Het gebouw is afhankelijk
van de maatregelen dan comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen
bereikt. De Milieudienst IJmond kan in samenwerking met de gemeente Heemstede een
advies op maat geven.
8-8
Download