Samenvatting H3-4

advertisement
Hoofdstuk 3: over mannen en vrouwen
Patriarchale maatschappij : overheersend patroon van verhoudingen tussen seksen gebaseerd op normen,
waarden en gedragswijzen  vrouwen inferieure, mannen superieure plaats en betekenis
1.
Vrouwen en mannen in de hedendaagse maatschappij

Arbeidsmarkt
-
Sterk toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen (industrielanden)
-
Kloof tussen mannen en vrouwen zet zich verder op andere wijze :

-
Routinewerk, deeltijds werk, flexibele arbeid (= onregelmatig/onzeker)
Seksesegregatie

Verticale seksesegregatie : vrouwen oververtegenwoordigd in lagere functies en
ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies

Glass ceiling : onzichtbaar plafond belet vrouwen om hoger op te klimmen

Bottleneck-effect : aandeel van vrouwen aan basis stijgt, maar vermindert hoe
dichter bij concrete machtsuitoefening


Glass cliff : als vrouwen doorstoten zijn posities moeilijker/riskanter

Vooroordelen : vrouwen die top niet bereiken = eigen schuld
Horizontale seksesegregatie : weinig vrouwen in bep. economische sectoren en beroepen

Vrouwenberoepen
 Lagere status en beloning dan mannenberoepen
 Mannen sneller leidinggevende functies dan vrouwen
-

Loonkloof

Europese wetgeving over gelijk loon voor gelijk werk (1975)

Deel loonkloof verklaard door objectieve factoren

Maar : zelfs na correctie, aanzienlijk verschil tussen mannen – en vrouwenlonen

Gelijke kansenbeleid (positieve actie of gender mainstreaming)
Taakverdeling in het gezin
-
Huishouden : vnl. vrouwentaak (zowel bij een- als tweeverdienersgezinnen)
-
Vrouwen die buitenshuis werken : onderhandeling huishoudelijke taken
-
Toch : stagnatie van voorstellingen over zichzelf en elkaar
-
Verschijnsel van compensatie of balancing :

Vrouwen die meer verdienen dan mannen : meer in huishouden dan andere vrouwen

Mannen wiens identiteit wordt bedreigd (vrouw verdient meer dan man) : compensatie
door minder vrouwenwerk te doen in huishouden

Politieke besluitvorming
-
1948 : stemrecht voor vrouwen + kandidaat kunnen stellen
-
Acties om ondervertegenwoordiging vrouwen tegen te gaan in politieke organen

1999 : Wet Tobback-Smet : 1/3 plaatsen op verkiezingslijsten voor vrouwen (quotawet)

2002 : verschil tussen aantal kandidaten van elk geslacht mag niet > 1
+ eerste 3 kandidaten op lijsten mogen niet van hetzelfde geslacht zijn
-
Soc.-eco. overlegorganen, vakbonden, patronale organisaties : ook ondervertegenwoordiging
1

Onderwijs : vrouwelijke participatie aan het universitair onderwijs
-
1882 : eerste vrouw aan universiteit
-
1990 : meer vrouwelijke dan mannelijke generatiestudenten

-
Verschillen in opleidingen


Generatiestudent = eerste x inschrijven in 1e j bacheloropleiding hoger onderwijs
Meer vrouwen in basisopleiding van 1 cyclus (professionele bachelor)
Geslachtsgebonden studiekeuzes
Geweld tegen vrouwen en mannen
-
-
Onderscheid tussen mannen en vrouwen naar ernst van geweld

Seksueel geweld : bijna uitsluitend vrouwen

Fysiek geweld : veel vaker mannen
Onderscheid tussen mannen en vrouwen bij pleger van geweld

Partner : vnl. vrouwen, zowel seksueel als fysiek

Bekenden (buiten relatie/familie) : seksueel geweld bij mannen

Onbekenden : fysiek geweld bij mannen
 Geweld hoofdzakelijk door iemand men goed kent/intimi
2.
Op zoek naar een verklaring

Nature vs. nurture-benadering
Nature
Nurture
Basis van bepaalde menselijke gedragingen is
Sekseverschillen zijn aangeleerd
aangeboren (zaak van biologie)
(door differentiële socialisatie van beide seksen)
Sociobiologische theorieën
Sociale en sociaal-psychologische theorieën
‘sekse’ : verwijst naar biologische eigenschap
‘gender’ : benadrukt sociale classificatie van mensen
in categorieën (man – vrouw)
Verschil man-vrouw is natuurlijk en vaststaand

Verschil man-vrouw is culturele/sociale constructie
Nature-benadering
Proximate oorzaken : directe anatomische en fysiologische oorzaken van gedrag
Ultimate oorzaken : situering op lange termijn in evolutie en natuurlijke selectie
 beide zijn complementair
-
Proximate (directe) oorzaken

Sekseverschillen door verschillende bedrading in hersenen

Samenhang tussen hormonen en hersenen = causale samenhang

Verschillen tussen geslachten worden benadrukt

Indien vrouwelijke mannen of mannelijke vrouwen : verhoogde dosis
hormonen van andere geslacht
2
-
-
Ultimate (verderliggende) oorzaken

Verklaringen vanuit de sociobiologie (studie v/d biologische basis van sociaal gedrag)

Gedragspatronen zijn adaptief, dwz uitgeselecteerd in evolutie (wet van de sterkste)

Centrale boodschap : soc. ongelijkheden zijn natuurlijk en liggen i/d genen verankerd
Kritiek op sociobiologische theorie

Genetisch determinisme

Bevat argumenten voor racisme, seksisme en verdediging maatschappelijke status-quo
(gebruikt ter verdediging van conservatief mannelijk maatschappelijk standpunt)


Post hoc-verklaring van sekseverschillen : kan selectief worden gebruikt

Weinig harde bewijzen te vinden : onduidelijk oorzakelijk verband sekseverschillen

Geen universele bewijzen (universeel = aangetroffen in elke historische fase en cultuur)

Gebrek aan biologische bewijzen : onvoldoende kennis over menselijke hersenen

Veel stellingen gebaseerd op dierenproeven (mens ≠ dier)
Nurture-benadering : nadruk op aangeleerde karakter
-
Roltheorie

Rolconcept : verbinding tussen individueel gedrag en sociale omgeving

Elk geslacht heeft heel specifieke taken en privileges

Vanuit structureel-functionalisme : rolverdeling verklaart doel en functie van
genderverschillen (= behoud samenleving)
-
Socialisatietheorie : ontwikkeling van geslachtsidentiteit via socialisatie en individuatie

Socialisatie = proces waarin mensen tot leden van maatschappij en tot leden van
specifiek milieu worden gemaakt

Internalisatie = proces waarbij iemand identiteit opbouwt door bep. normen en waarden
als van zichzelf te beschouwen

Individuatie = ontwikkeling van individu tot zelfstandige persoonlijkheid

Socialisatieprocessen zorgen voor overdracht van geslachtsidentiteiten tussen generaties

Traditionele geslachtidentiteiten zijn grotendeels gerelativeerd
(door emancipatie van vrouwen)
-
Kritiek

Rol- en socialisatietheorie

Genderrollen verklaard vanuit functie voor behoud maatschappelijk status-quo

Machtsverhoudingen man-vrouw uit het oog verloren

Nadruk op bewuste socialisatieprocessen  psychoanalytische mechanismen
ook belangrijk

Algemene nurture-benaderingen

Biologische aspecten volledig genegeerd
(ondanks aanwijzingen niet enkel socialisatie belangrijk)
3
3.
Besluit

Voorgaande modellen vnl. rekening gehouden met sociale en biologische factoren : geen bewijzen

Transformatief onderzoeksmodel
Additief model
Interactioneel model
Biologie + omgeving  gedrag
Biologie
omgeving  gedrag
Transformatief model
Biologie
Omgeving
Gedrag
-
Gedrag ≠ eindproduct van biologische en sociale factoren
-
Gedrag = speelt zelf actieve rol
-
Biologie, omgeving en gedrag beïnvloeden elkaar
Hoofdstuk 4: Over Belgen en Vreemdelingen
Belangrijkste immigratielanden :
-
Kongo (koloniaal verleden)
-
Italië
-
Marokko
-
Turkije
Actieve immigratiepolitiek in jaren ’60 om arbeidskrachten te lokken
Aantal vreemdelingen moeilijk te berekenen : wie Belgische nationaliteit aanneemt ≠ vreemdeling
-
Hertogen : berekening vreemdeling : ‘al wie bij geboorte niet de Belgische nationaliteit had’

Kritiek : geen rekening met sterfte/emigratie nieuwe Belgen,
gehanteerde definitie ≠ werkbaar
Vluchtelingen (asielzoekers)
-
Na registratie asielaanvraag wordt ontvankelijkheid onderzocht
-
Indien aanvaard : onderzoek naar gegrondheid (terechte vrees voor vervolging in eigen land?)
-
Aanwezigheid van asielzoekers en gastarbeiders wordt geproblematiseerd (concurrentievrees)
Nieuw type sociale verhoudingen in België : etniciteit
4
1.
Terminologie


Ras ≠ aanvaardbare term (wetenschappelijk omstreden)
Etnische groepen : gemeenschappelijke taal, gewoonten, overtuigingen en cultuur

Racisme
- Racisme als vooroordeel (microniveau) : Negatieve attitudes tov minderheidsgroepen
-
Racisme als discriminatie (mesoniveau) :
Gedragingen (ongelijke behandeling) tov minderheidsgroepen
Racisme als ideologie (macroniveau) :
Ideologie schrijft ongunstige eigenschappen toe aan minderheidsgroepen
Percipiëren (oordelen)
Houding
Vooroordeel
Klasseren (= scheiden en rangschikken)
Gedrag
Discriminatie
Verklaren/rechtvaardigen
Ideologie
Voorstelling/evaluatie
-
Racisme vaak koepelterm (dekt meerdere betekenissen)
 ! Verklaring voor racisme op een niveau ≠ verklaring voor andere niveaus
-
3 niveaus beïnvloeden elkaar

Verspreiding van vooroordelen doorheen discriminatie en politiek-ideologische strijd

Maatschappij met democratie en gelijke kansen :
discriminatie niet mogelijk, tenzij enige vorm van ideologische legitimering

Racistische ideologieën en daarop gebaseerde politieke partijen maken weinig kans,
tenzij zichtbaarheid doorheen ongelijke behandeling als groep (discriminatie)
2.
Racisme als vooroordeel (attitudes)

Houdingen : stereotype, vooroordeel, discriminatie, etnocentrisme
-
Attitude = geneigdheid om op sociaal betekenisvolle objecten +/- constant te reageren
-
3 attitudecomponenten :

Cognitieve component : stereotype

= generalisatie van gedrag/karakteristieken van leden v/e bep. groep, waarbij
individuele verschillen tussen leden worden genegeerd




Gepaard met waardeoordeel (positief/negatief)
Evaluatieve component : vooroordeel
Veralgemening negatief kenmerk/gedragswijze naar volledige groep
Gedragsintentionele component : etnocentrisme

Veralgemening negatieve houding (tov outgroups)

Positieve stereotypering van ingroup
5

Houding tav migranten
-
Ambivalente gevoelens

Onverenigbare culturen vs. culturele verrijking

Negatieve attitudes tov oude migranten vs. positieve attitudes tov oude migranten

Consensus over inburgering : migranten moeten zijn aanpassen aan onze cultuur

Achtergrondvariabelen ivm houding tav asielzoekers

Walen positiever dan Vlamingen (Opener beleid voor Walen)

Vrouwen positiever dan mannen

Ouderen positiever dan jongeren (bij vgl zelfde scholing en bedreigingsgevoel)

Gunstige woonsituatie positiever dan ongunstige

Vrijzinnigen, ongelovigen en kerkelijken positiever dan ‘randkerkelijken’ die
weinig betrokken zijn bij geloof

Positiever bij hogere integratie in maatschappelijk middenveld

Onrechtstreeks effect opleiding : hooggeschoolden positiever dan
laaggeschoolden  niet owv diploma, maar owv cultivatie andere gedragingen

Beleefde financiële situatie : mensen die vinden dat ze te weinig middelen
hebben negatievere houding
-
Verklaringen


Psychologische vs. sociologische verklaringen

Psychologische : gebaseerd op psychische processen (afspelend in individu)

Sociologische : aandacht voor sociale context van individuen en groepen
Psychologische verklaringen

Frustratie-agressietheorie : 3 concepten staan centraal
 Frustratie : mensen die niet kunnen bereiken wat ze willen
 Agressie : frustratie leidt tot agressie
 Projectie : als agressie niet kan worden geuit  projectie op
minderheidsgroep
Minderheidsgroep ≠ in staat tot zelfverdediging, owv zwakke positie

Sociologische verklaringen

Theorieën van sociaalstructurele aard :
Oorzaak in verhoudingen van concurrentie/conflict tussen groepen

Theorieën van culturele aarde :
Oorzaak in invloed die culturele opvattingen uitoefenen op meningsvorming
3.
Racisme als discriminatie

Achterstelling migranten gebaseerd op 4 inzichten :
-
Vreemdelingen zijn niet gelijkmatig verspreid : wonen vnl. in bepaalde buurten van steden
-
Mate van concentratie verschilt volgens nationaliteit : laatst aangekomen = meer geconcentreerd
-
Concentratie van bevolkingsgroepen, maar niet volledig afgezonderd (ook Belgen)
-
Migranten in buurten met slechtste woonomstandigheden
6
Maatschappelijke
positie
Ruimtelijke
woonomstandigheden
Consumptieniveau
Ruimtelijke mobiliteit
Tewerkstelling
Inkomens
Levenswijze
Woonomstandigheden
Behoefteniveau
Sociale mobiliteit
-
Concentratie vreemdelingen = ruimtelijke uitdrukking van algemene maatschappelijke
achterstelling en belangrijk element in voortzetting ervan
-

Beperkt consumptieniveau : onaantrekkelijke jobs, lage lonen, onzekere tewerkstelling

Beperkte ruimtelijke mobiliteit

 Bepalen levenswijze en woonomstandigheden

 Leiden tot laag behoefteniveau (maakt toekenning lage lonen en inkomens mogelijk)

Indien ze niet meer in dezelfde woonomstandigheden willen leven

 Werkzekerheid en lonen laten stijgen

 Comfortabelere levensstandaard mogelijk
Arbeidsmarktsegmentatie = Enerzijds primaire arbeidsmarkt met gewaardeerde jobs, anderzijds
secundaire arbeidsmarkt met slechte arbeidsomstandigheid, werkonzekerheid, lage arbeidsstatus
-
Etnostratificatie : bep. minderheidsgroepen oververtegenwoordigd bij secundaire arbeid

Minderheidsgroepen ondervertegenwoordigd in vrije beroepen en bedrijfsleiding

Loonverschillen naar nationaliteit (hoe hoger gem. lonen, hoe minder vreemdelingen)

Hogere werkloosheid onder vreemdelingen
4.
Racisme als ideologie

Biologisch en cultureel racisme
-
Biologisch racisme = doctrine die stelt dat gedrag van individu wordt bepaald door erfelijke
eigenschappen die voortvloeien uit het behoren tot welbepaalde raciale groepen, die
verschillende eigenschappen hebben en waartussen relatie van superioriteit/inferioriteit bestaat

-
3 stellingen

Menselijk gedrag = biologisch gedetermineerd

Gedragingen zijn erfelijk bepaald, volgens raciale lijnen

Verschillen raciaal verschillende groepen = verhoudingen van ongelijkheid

Onderliggend kenmerk : onderscheiden tussen rassen wetenschappelijk bepaald

Sociaal darwinistisch idee over rassen

“bepaalde rassen zijn van nature uit …”
Cultureel racisme = racismevorm waarbij volkeren dragers zijn van elkaar uitsluitende culturen

Centraal : verschillende culturen ≠ verzoenbaar

Bepaalde groepen zijn onderontwikkeld : bedreiging voor eigen cultuur
7

Racisme en de ideologie van extreem rechts
-
5 samenhangende deelaspecten die worden onderscheiden bij extreem rechtse ideologie :

Racisme (gebaseerd op biologische gronden)

Volksnationalisme

-

Mythe van homogene volksgemeenschap

Individu is ondergeschikt aan homogene volk
Sterk leiderschap

Slechts 2 soorten mensen : sterken en zwakken

Massa is zwak  elite is component

Antidemocratische en anti-parlementaire instelling

Anti-pluralistische opstelling

Verschillen worden genegeerd, volksgemeenschap = homogene massa

Verwerping van links
5 aspecten worden met elkaar verbonden :
Hoeksteen = geloof in fundamentele ongelijkheid van individuen, groepen en volkeren

Strategie van extreem rechts
-
-
Strategie van het dubbel gezicht

Front stage : gematigd voor kiezer

Back stage : radicaal voor militanten
Dubbele beweging

Ideologische deelaspecten populariseren

Populaire denkbeelden geleidelijk verruimen
5.
Besluit

Migrantenproblematiek centraal thema in België
-
1981: Wet Moureaux voor bestraffing van door racisme en xenofobie ingegeven daden
-
1989 : Oprichting Koninklijk Commissariaat voor Migrantenbeleid (KCM)
-
1993 : KCM wordt opgevolgd door Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding
8
Download