Kwetsbare ouderen Infokaart Ouderenmonitor Zeeland 2007 Inleiding Ouderen worden steeds gezonder en zijn steeds vaker welvarend, vitaal en onafhankelijk. Lang niet alle ouderen zijn dus kwetsbaar, zoals lang uitgangspunt was voor beleid. Toch blijven er kwetsbare ouderen, die aandacht verdienen. In de nota van 2005 ‘ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing’ benadrukt het ministerie van VWS dan ook het belang van meer maatwerk ter ondersteuning van (kwetsbare) ouderen [1]. Met de invoering van de WMO zijn gemeenten verantwoordelijk geworden om dit maatwerk te leveren. Deze infokaart beschrijft de definitie, omvang en kenmerken van de groep kwetsbare ouderen binnen de zelfstandig wonende 65-plussers in Zeeland. Definitie van kwetsbaarheid Wanneer is iemand kwetsbaar? Kwetsbaarheid heeft alles te maken met balans. Van kwetsbaarheid is sprake wanneer de draaglast van een persoon (de problemen en opgaven waarvoor iemand zich gesteld ziet), langdurig groter is dan zijn draagkracht (zijn persoonlijke competenties en de hulpbronnen in de omgeving waarover hij of zij kan beschikken). Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) omschrijft kwetsbare ouderen als ‘ouderen met (ernstige) gezondheidsproblemen en geringe hulpbronnen, zoals een partner of voldoende inkomen’. Kerngegevens Van de ouderen in Zeeland heeft 37% te maken met een hoge draaglast, omdat ze beperkt zijn door de lichamelijke gezondheid en/of niet zelfredzaam zijn (zij hebben hulp nodig bij één of meer algemeen dagelijkse levensverrichtingen of kunnen drie of meer huishoudelijke werkzaamheden niet zelf uitvoeren) Een lage draagkracht komt voor bij 46% van de ouderen in Zeeland. Deze ouderen zijn alleenwonend en/of ontvangen alleen AOW als inkomen Eén op de vijf ouderen (21%) in Zeeland is kwetsbaar: deze ouderen hebben te maken met zowel een hoge draaglast als een lage draagkracht Kwetsbare ouderen maken vaker gebruik van zorg- en welzijnsvoorzieningen dan niet kwetsbare ouderen. Ook de behoefte aan welzijnsvoorzieningen is groter onder kwetsbare ouderen De combinatie hoge draaglast en lage draagkracht, en dat gedurende langere tijd, maakt iemand kwetsbaar [2]. In deze infokaart wordt draaglast beschreven aan de hand van beperkingen en zelfredzaamheid. Voor beperkingen is alleen gekeken naar het lichamelijk functioneren. Ook psychische beperkingen, zoals dementie en depressie, zorgen voor verhoogde draaglast en dus kwetsbaarheid. Hierover worden echter met de enquête geen gegevens verzameld en deze groep wordt dus buiten beschouwing gelaten. Draagkracht wordt omschreven in termen van woonsituatie (alleenwonend) en sociaal economische status (alleen AOW als inkomen). Draaglast Beperkingen Van de ouderen in Zeeland is 33% beperkt in bezigheden door de lichamelijke gezondheid. Het percentage ouderen dat beperkt is door de lichamelijke gezondheid is hoger onder vrouwen, 75-plussers, ouderen met alleen AOW als inkomen en alleenstaanden. Zelfredzaamheid Van alle ouderen in Zeeland is 9% ernstig nietzelfredzaam omdat hulp nodig is bij één of meer algemeen dagelijkse levensverrichtingen (zie kader). Deze groep is het zwaarst afhankelijk van hulp. Daarnaast is er een groep ouderen die weliswaar geen hulp nodig heeft bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen, maar wel bij drie of meer huishoudelijke werkzaamheden (11%). Dit is de groep ouderen die matig niet zelfredzaam is. Deze groep is weliswaar ook niet zelfredzaam, maar de hulp die deze mensen nodig hebben is over het algemeen minder frequent en beter planbaar. 13% van de 65-plussers in Zeeland heeft een verhoogd risico op verlies van zelfredzaamheid. Zij geven aan grote moeite te hebben bij het uitvoeren van minimaal één algemeen dagelijkse levensverrichting en/of minimaal drie huishoudelijke werkzaamheden (figuur 1). 9% 11% 13% 67% ernstig niet zelfredzaam matig niet zelfredzaam zelfredzaam met verhoogd risico zelfredzaam Wanneer is een oudere niet zelfredzaam? Niet zelfredzame ouderen hebben hulp nodig bij één of meer Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL; zoals zichzelf wassen, opstaan, eten en drinken, traplopen) of kunnen drie of meer HuisHoudelijke Werkzaamheden (HHW; zoals wassen, warme maaltijd klaarmaken of boodschappen doen) niet zelf uitvoeren. o Ernstig niet zelfredzame ouderen hebben hulp nodig bij één of meer ADL. o Matig niet zelfredzame ouderen hebben geen hulp nodig bij ADL, maar wel bij drie of meer HHW. Zelfredzame ouderen kunnen alle ADL zelf uitvoeren en ook (bijna) alle HHW (maximaal 2 niet). o Ouderen met een verhoogd risico op verlies van zelfredzaamheid zijn wel zelfredzaam, maar geven aan grote moeite te hebben bij het uitvoeren van één of meer ADL en/of van drie of meer HHW. o De overige zelfredzame ouderen kunnen alle ADL en (bijna) alle HHW (maximaal 2 niet) zonder grote moeite uitvoeren. Vrouwen, 75-plussers, alleenstaanden, ouderen beperkt door de lichamelijke gezondheid en ouderen met alleen AOW als inkomen zijn vaker niet zelfredzaam. Ouderen die niet zelfredzaam zijn, hebben met name problemen met zwaar huishoudelijk werk, klussen waarbij een huishoudtrap nodig is en kleine reparaties in en om het huis: 85% tot 93% kan dit niet. Draagkracht Woonsituatie Van alle zelfstandig wonende ouderen in Zeeland woont 34% alleen. Deze alleenwonende ouderen hebben geen dagelijkse ondersteuning van een partner of andere huisgenoot en zullen daardoor eerder hulp nodig hebben dan anderen. Hulp van een partner wordt vaak als vanzelfsprekend ervaren, terwijl ouderen vaak een drempel over moeten als zij anderen om hulp willen vragen. Sociaal economische status Figuur 1. Percentage ouderen in Zeeland naar mate van zelfredzaamheid In Zeeland heeft 22% van de 65-plussers een lagere sociaal economische status. Dit zijn ouderen die alleen AOW als inkomen hebben. Eén op de tien ouderen (10%) geeft aan enige tot grote moeite te hebben met rondkomen van hun inkomen. Ouderen met een laag inkomen zullen minder snel een beroep doen op (betaalde) hulp. Vrouwen, 75-plussers, ouderen in niet tot weinig stedelijke gebieden, alleenstaanden en ouderen die beperkt zijn door de lichamelijke gezondheid hebben vaker alleen AOW als inkomen. Kwetsbare ouderen Eén op de vijf Zeeuwse 65-plussers is kwetsbaar Van de Zeeuwse ouderen is 21% kwetsbaar (zie figuur 2). Zij hebben zowel te maken met een hoge draaglast (doordat ze niet zelfredzaam zijn en/of beperkt worden in de bezigheden door hun lichamelijke gezondheid) als met een lage draagkracht (doordat ze alleenwonend zijn en/of een laag inkomen hebben). hoge draaglast 46 kwetsbaar 21 0 10 20 30 40 13 64 8 krijgt mantelzorg 33 gebruikt welzijnsvoorziening 40 67 behoefte aan welzijnsvoorziening 17 35 0 20 40 60 80 % kwetsbare ouderen niet kwetsbare ouderen Figuur 3. Percentage ouderen in Zeeland dat gebruik maakt van zorg en voorzieningen en dat behoefte heeft aan voorzieningen onder kwetsbare en niet kwetsbare ouderen 37 lage draagkracht krijgt professionele zorg 50 % Figuur 2. Percentage ouderen in Zeeland met een hoge draaglast, lage draagkracht en dat kwetsbaar is Kwetsbare ouderen maken vaker gebruik van enige vorm van zorg (zowel professionele zorg als mantelzorg) dan ouderen die niet tot deze groep behoren (zie figuur 3). Van de kwetsbare ouderen ontvangt 64% professionele zorg en 33% mantelzorg. Ook maken kwetsbare ouderen vaker gebruik van één of meer welzijnsvoorzieningen, zoals maaltijdverstrekking, een eetpunt of vervoersdienst. Hetzelfde geldt voor de behoefte aan welzijnsvoorzieningen: 35% van de kwetsbare ouderen zou gebruik willen maken van één of meer welzijnsvoorziening maar doet dit nog niet. Onder de niet kwetsbaren is deze onvervulde behoefte 17%. Hoe komt de GGD aan deze informatie? De gegevens in deze infokaart zijn afkomstig uit de Ouderenmonitor Zeeland 2007 van de GGD Zeeland. Het onderzoek is uitgevoerd in alle dertien gemeenten in Zeeland. De gezondheidsenquête is naar 9.000 zelfstandig wonende 65-plussers gestuurd. Ouderen uit institutionele huishoudens (verzorgingshuizen en verpleeghuizen) hebben niet aan het onderzoek deelgenomen. De vragenlijst is door 6.631 65-plussers ingevuld, wat een respons van 74% betekent. Waar in deze infokaart risicogroepen worden beschreven, is steeds gekeken naar geslacht, leeftijd, etniciteit, burgerlijke staat, sociaal economische status (hier bepaald door het financieel rondkomen met alleen AOW), lichamelijke beperkingen en mate van verstedelijking (wonen de ouderen in een stedelijke omgeving of meer op het platteland). Meer informatie? Voor meer resultaten uit de Ouderenmonitor Zeeland 2007 gaat u naar www.GGDgezondheidsatlas.nl. Op deze website vindt u meer cijfers. Daar vindt u tevens de andere infokaarten die over dit onderzoek zijn geschreven: lichamelijke gezondheid, kwaliteit van leven, leefstijl, eenzaamheid, welzijn en zorg, mantelzorg, sociale veiligheid en huiselijk geweld, en wonen. Deze informatie is met name bedoeld voor de Zeeuwse gemeenten bij het onderbouwen van het lokaal gezondheidsbeleid. De GGD Zeeland kan gemeenten bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van gezondheidsbeleid ondersteunen. Bronnen 1. Ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing. Den haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mei 2005. 2. De Klerk M.M.Y. (red), Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage Ouderen 2004. SCP-publicatie 2004/4. Colofon Auteurs: Leonie de Bruijne, Karin Weterings GGD Zeeland, afdeling Beleidsadvisering en -Ondersteuning. Danielle Brunenberg GGD Brabant-Zuidoost, afdeling Gezondheidsbevordering Rebecca Bareman GGD West-Brabant, afdeling Gezondheidsbevordering www.ggdzeeland.nl en www.GGDgezondheidsatlas.nl © GGD Zeeland, Goes oktober 2008