2-7-2009 13:45:10

advertisement
Definities ICF Categorieen
Typering:
●
●
●
●
S: sterkte
N: neutraal
A: aandachtspunt
W: werkpunt
[1] Functies
b 1261: inschikkelijkheid
ICF: Een persoonlijke aard die is te
karakteriseren als coöperatief,
vriendelijk en gemakkelijk, in
tegenstelling tot onvriendelijk,
tegendraads en opstandig.
operationele definitie: Is vriendelijk, behulpzaam,
kan goed samenwerken
S
is vriendelijk en behulpzaam, houdt rekening met
anderen, kan goed samen werken
N
A
overlegt weinig met anderen, houdt geen rekening met
de mening van anderen, is niet behulpzaam en is eerder
onvriendelijk
W lokt conflicten uit, star, koppig, bazig, tegendraads,
opstandig, onvriendelijk, kan niet samenwerken.
b 1262: Nauwgezetheid
ICF: Een persoonlijke aard die is te
karakteriseren door hardwerkend,
zorgvuldig en gewetensvol, in
tegenstelling tot lui, onbetrouwbaar
en onverantwoordelijk.
operationele definitie: heeft oog voor detail, werkt
zorgvuldig, maakt zelden fouten en levert graag goed
werk af.
S
maakt weinig fouten, controleert eigen werk, kan
zonder controle van derden werken, levert goede
kwaliteit af. het werk moet niet meer verbeterd worden
N
A
levert half werk af, is te snel tevreden, moet
aangespoord worden om verder te werken. Maakt
regelmatig fouten, controleert oppervlakkig waardoor
veel fouten niet gezien of opgemerkt worden. Toezicht
op het werk is nodig.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
W
b 1263: Psychische stabiliteit
ICF: Een persoonlijke aard die te
karakteriseren is als gelijkmoedig,
kalm en gelijkmatig, in tegenstelling
tot lichtgeraakt, zorgelijk, labiel en
wispelturig.
.
Werkt slordig en maakt veel fouten. Controleert het
werk nauwelijks of niet. zet zich helemaal niet in, is lui.
is niet geïnteresseerd in goed werk afleveren. Extra
toezicht op het werk is onontbeerlijk. moet voortdurend
aangespoord worden om te werken.
operationele definitie: is van nature uit evenwichtig,
staat met beide voeten op de grond, stabiel en kan om
met moeilijke situaties. In tegenstelling tot labiel,
angstig, wispelturig en lichtgeraakt.
S
N
A
is van nature uit evenwichtig, staat met beide voeten op
de grond, stabiel en kan om met moeilijke situaties.
voorbeelden: kan situaties in hun perspectief zien,
relativeert. maakt zich niet snel zorgen, blijft rustig, kan
overweg met stressgevoelens. realiteitszin. kan zich
inleven in andere personen. kan tegen een stootje.
herpakt zich snel wanneer hij/zij bij onverwachte
gebeurtenissen uit balans wordt gebracht.
neutraal
lichtgeraakt, maakt zich snel zorgen, piekert veel. kan
moeilijk relativeren. is wispelturig.twijfels.
W Angsten. maakt zich over alles zorgen en piekert hier
voortdurend over. kan niet relativeren. labiel.
voorbeelden: geraakt snel uit balans. is ongelukkig,
voelt zich niet goed in zijn vel. heeft vaak
slaapproblemen.
b 1266: Vertrouwen
ICF: Een persoonlijke aard die is te
karakteriseren als zelfverzekerd
moedig en assertief in tegenstelling
tot timide, onzeker en
teruggetrokken.
operationele definitie: zelfzeker in de omgang met
anderen, heeft zelfvertrouwen, kan zijn eigen
standpunten handhaven als dat nodig is en vertrouwt op
eigen mogelijkheden. In tegenstelling tot onzeker en
verlegen.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 2/27
S
Is zelfzeker, heeft zelfvertrouwen, durft zowel gekende
als ongekende opdrachten aan. Komt op voor zijn/haar
eigen mening zonder aanvallend te zijn. Durft initiatief
nemen, durft verbeteringen voor te stellen.
N
A
heeft weinig zelfvertrouwen, heeft bevestiging nodig,
durft moeilijk vragen te stellen of zijn mening te geven.
is eerder verlegen. Durft geen initiatief nemen, stelt
geen verbeteringen voor.
W is onzeker, twijfelt snel aan zichzelf of aan zijn/haar
kunnen. heeft altijd bevestiging nodig. durft eigen
mening niet te uiten en blijft altijd op de achtergrond. is
verlegen. Durft geen nieuwe dingen te proberen.
Ontwijkgedrag (figuurlijk verstoppen)
b 1267: Betrouwbaarheid
ICF: Een persoonlijke aard die is te
karakteriseren als betrouwbaar en
gewetensvol, in tegenstelling tot
oneerlijk en asociaal.
operationele definitie: de mate waarin iemand eerlijk,
geloofwaardig en integer is. de mate waarin iemand zijn
beloftes en afspraken nakomt. In tegenstelling tot
iemand die oneerlijk is en geen rekening houdt met zijn
omgeving.
S
houdt zich aan regels, afspraken en beloftes. Anderen
kunnen op hem/haar rekenen en vertrouwen. “je kan er
op bouwen”.
Voorbeelden: Vertrouwelijk medegedeelde informatie
wordt niet verder verspreid. Fouten, vergissingen en
nalatigheden worden zonder probleem toegegeven.
Komt altijd op tijd, verwittigt tijdig bij ziekte of
afwezigheid, komt afspraken na, is tijdens het werk
enkel met het werk bezig.
N
A
komt niet altijd regels, afspraken en beloften na. durft
hierover liegen.
voorbeelden: voor belangrijke opdrachten zal hij/zij
geen verantwoordelijkheid krijgen omdat men twijfelt of
de taak goed zal uitgevoerd worden. zegt dat hij/zij
bepaalde afspraken heeft nagekomen maar dit blijkt bij
nader inzien toch niet het geval te zijn.
W komt bijna nooit regels, afspraken en beloftes na. Men
kan niet op hem/haar rekenen of vertrouwen. Liegt vaak
en doet altijd zijn eigen zin.
Voorbeelden: Te laat komen zonder duidelijke reden of
met drogredenen (‘ze hebben voor alles een uitleg’),
liegen, te vroeg weggaan, te laat opdagen na pauzes,
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 3/27
komt afspraken niet na. Is tijdens het werk met andere
(privé)zaken bezig.
b 1300: Energieniveau
ICF: De mate van kracht en
uithoudingsvermogen.
operationele definitie: Het vermogen om een
lichamelijke of geestelijke inspanning te doen en deze
gedurende een langere tijd vol te houden.
voorbeelden: Een goed uithoudingsvermogen hebben,
vitaal zijn, en lange tijd achtereen kunnen presteren.
vb : marathonloper
te onderscheiden van: motivatie en algemeen fysiek
uithoudingsvermogen
S
N
A
Kan gedurende langere tijd aan een stuk werken, de
kwaliteit van het werk blijft hetzelfde, houdt vol tot het
doel is bereikt. vitaal zijn en lange tijd achtereen
kunnen presteren.
voorbeelden: Mensen met veel mentale energie
kunnen taken met meer dynamiek opnemen.
neutraal
werkt gedurende een kortere tijd aan een taak. Kan een
voltijds takenpakket niet aan. Heeft meer pauzes nodig.
Heeft de helft meer tijd nodig dan anderen om een
opdracht uit te voeren.
Voorbeelden: verminderde kracht door zwakkere
spieren, weinig energie voelen,...
W Wil wel maar kan het niet. Heeft dubbel zo veel tijd
nodig om een opdracht uit te voeren. Kan maximaal
50% werken.
b 1301: Motivatie
ICF: De trigger om te handelen, de
bewuste of onbewuste drijfveren.
operationele definitie: De mate waarin iemand iets
(een zeker doel) probeert te bereiken of een bepaalde
prestatie wil leveren of een bepaalde behoefte (zie
behoeftenpiramide van maslow) wil vervullen.
Opmerking: motivatie is niet direct zichtbaar, is
afhankelijk van meerdere factoren. Kan beïnvloed
worden door werkomstandigheden, gedrag van
collega’s, de mate van hulp en ondersteuning die
iemand krijgt, de mate van appreciatie, enz
te onderscheiden van: energieniveau en algemeen
fysiek uithoudingsvermogen
S
Is intrinsiek gemotiveerd. heeft plezier in het uitvoeren
van zijn/haar taak en gaat op in zijn/haar werk. de
bereidheid om zich in te zetten. De prikkel om iets te
doen, na te streven.
Voorbeelden: De mate van engagement,
enthousiasme en gedrevenheid in het werk of de taak,
gedrag dat getuigt van het stellen van hoge eisen aan
het eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met
gemiddelde prestaties. Zich inspannen om de taak zo
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 4/27
goed mogelijk te doen. Enthousiast zijn, toegewijd en
betrokken bij de uitvoering van de taken. Spant zich in
om het werk zo goed mogelijk te doen door het
uitvoeren van extra activiteiten die niet strikt
noodzakelijk zijn voor de taak.
N
A
W
b 1303: Hunkering
ICF: De dringende behoefte stoffen te
nuttigen, inclusief stoffen die tot
verslaving kunnen leiden
ziet op tegen een opdracht, is snel afgeleid (omdat er
geen interesse is) en is snel tevreden. begint aan zijn
taken na aansporing. weinig enthousiasme.
stelt uit, zoekt uitvluchten om opdracht niet te hoeven
uitvoeren. Toont geen interesse in de opdracht.
Ongeïnspireerd.
operationele definitie: Fysieke en psychische
afhankelijkheid (alcohol, drugs, cafeïne, sigaretten,
gokken, …).
S
Functioneert zonder nood te hebben aan één of ander
stimulans. Heeft controle over eigen behoeften of
verlangens.
N
A
Fysieke en psychische afhankelijkheid belemmert het
functioneren.
W Door de fysieke en psychische afhankelijkheid kan er
niet meer gefunctioneerd worden.
voorbeelden: moet kunnen drinken om nog te kunnen
functioneren.
b 1304: Driftbeheersing
ICF: Het reguleren van en het
weerstand bieden tegen plotselinge
intense behoeften om iets te doen
operationele definitie: de mate waarin iemand
doelbewust zijn impulsen onder controle kan houden.
voorbeelden: In staat zijn om gedisciplineerd te
werken, zich niet laten meeslepen door de eigen
emoties… Het negatieve krijgt niet de overhand en
positieve gevoelens worden snel hervonden.
S
Kan gemakkelijk weerstaan aan verleidingen. toont
beheerst en voorspelbaar werkgedrag, laat zich niet
snel gaan. Is zich bewust van de uitlokkende factoren
die hevige emoties of bepaald gedrag veroorzaken,
weet hoe er mee om te gaan en ze onder controle te
krijgen. ( vb time-out nemen, diep ademhalen en tot 10
tellen). “Bezint eer je begint”
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 5/27
N
A
W
moeilijk om eerst na te denken voor te handelen. In een
gesprek er plotseling iets ‘uitflappen’ of een ongepaste
opmerking maken. Plots aan een andere taak beginnen,
zonder na te gaan of andere taken niet eerst afgewerkt
moeten worden. Moeilijk om beurt af te wachten (bv in
een kantine).
●
●
●
b 140: Aandacht
ICF: Specifieke mentale functies
gerelateerd aan het zich richten op
een externe stimulus of een innerlijke
ervaring gedurende de vereiste
periode.
Inclusie:
- vasthouden van aandacht: Het in
staat zijn om de concentratie
gedurende de vereiste tijdsduur vol te
houden.
- veranderen van aandachtsgebied:
Het in staat zijn om de aandacht te
verplaatsen van de ene stimulus naar
de andere.
- verdelen van aandacht: Het in staat
zijn om de aandacht te richten op
twee of meer stimuli tegelijkertijd.
- afleidbaarheid.
snel boos
Woede uitbarstingen en (huiselijk) geweld,
vechtpartijen.
Geen standvastigheid : Plots levensveranderde
en ingrijpende beslissingen nemen. zonder
aanleiding snel en plots van
relatie/werk/woonplaats/…. Veranderen. Altijd
meerdere relaties tegelijk hebbend.
Operationele definitie: Richt zich op een taak
gedurende een vereiste periode.
Kan aandacht volhouden. Verdeelt de aandacht. De
aandacht wordt verplaatst zonder afleiding.
S
Blijft in alle omstandigheden bezig met het werk. Is niet
afgeleid wanneer er invloeden zijn die niet met het
werk te maken hebben. Kan de aandacht verdelen
tussen 2 taken.
N
A
Is regelmatig afgeleid door collega’s en de omgeving. Bij
storende invloeden wordt het werk onderbroken of
gestopt. Kan geen 2 taken tegelijk doen.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 6/27
W Kan slechts gedurende een zeer korte periode de
aandacht bij het werk houden. Bij de minste afleiding
gaat de aandacht verloren wordt gestopt met werken.
b 1641: Organisatie en planning
ICF: Het gecoördineerd samenvoegen
van delen tot een geheel, het
systematiseren; het ontwikkelen van
een methode tot handelen.
Operationele definitie: Het gecoördineerd
samenvoegen, het systematiseren en het ontwikkelen
van een methode tot handelen om de taak/opdracht
tijdig uit te voeren
voorbeelden:
● Plant en besteedt de tijd in functie van
dringende of onverwachte taken. Vele taken
kunnen tegelijk zonder dat het een chaos wordt.
● Deelt de taken op in deeltaken. Gelijkaardige
taken worden gebundeld.
● Organiseert het materiaal en de werkomgeving
op zo’n manier dat er optimaal kan
gewerkt/gepresteerd worden.
S
Kan verschillende taken gecoördineerd samenvoegen.
Kan systematiseren. Kan een methode ontwikkelen om
tot een planning te komen. Kan taken tijdig uitvoeren.
N
A
Vertoont soms planmatige aanpak maar werkt soms ook
volgens ‘trial and error’.
Kan eenvoudige, repetitieve taken, maar bij complexe,
moeilijke of meervoudige opdrachten is er begeleiding
nodig om structuur te bieden. Er is hulp nodig van
begeleider of anderen om zichzelf en de
taken/opdrachten te organiseren en te plannen. Als
deze structuur door anderen wordt aangereikt volgt
men dit op.
W Vertoont geen planmatige aanpak en werkt eerder
volgens toeval (op basis van ‘trial and error’). Gebruikt
geen vaste volgorde in repetitieve taken : geen
structuur. Als structuur door anderen wordt aangereikt,
kan men dit niet opvolgen. Alle taken en opdrachten
moeten onder supervisie gebeuren om ze uit te voeren.
b 1642: tijdmanagement
ICF: Het ordenen van gebeurtenissen
in een chronologische volgorde,
het toewijzen van een bepaalde
hoeveelheid tijd aan gebeurtenissen
en activiteiten.
Operationele definitie: Het ordenen van
gebeurtenissen in een chronologische volgorde. Het
toewijzen van een bepaalde hoeveelheid tijd aan
gebeurtenissen en activiteiten.
S
●
●
De eigen tijd wordt ‘verstandig’ gepland: De
beschikbare tijd wordt efficiënt gebruikt.
Er is een fundamenteel besef van wat eerst
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 7/27
●
●
moet komen en wat erna moet komen. De
mogelijkheid om de effectiviteit, efficiëntie of
productiviteit te verhogen op basis van
(bewuste) controle over de hoeveelheid tijd dat
besteed wordt aan (specifieke) activiteiten.
Er is meer dan een louter besef van tijd. De tijd
wordt permanent ‘in ’t oog gehouden’. Kan exact
inschatten hoe lang een activiteit duurt.
Kan gebeurtenissen/taken/opdrachten ordenen
in een logische volgorde.
N
A
Er is weinig besef van tijd. Betrokkene houdt in het
dagelijks leven weinig rekening met tijdig klaar zijn van
taken en activiteiten. De geplande activiteiten of
plaatsgevonden gebeurtenissen kunnen moeilijk in de
juiste chronologische volgorde worden geplaatst.
W Er is geen besef van tijd. Hierdoor wordt men
voortdurend geconfronteerd met ‘verrassingen’ in
negatieve zin. Niet in staat om gebeurtenissen en
activiteiten in chronologische volgorde te plaatsen.
b 1643: cognitieve flexibiliteit
ICF: Het veranderen van strategieën,
of het wijzigen van mentale sets, met
name in verband met het oplossen
van problemen.
operationele definitie: Aanpassen aan veranderende
of nieuwe situaties.
voorbeelden: nieuwe collega, nieuwe werkplaats,
nieuwe woonplaats, nieuwe arbeidstaak, nieuwe
leidinggevende, andere uurroosters, andere werkpost…
te onderscheiden van: oplossen van problemen
S
N
A
past zich aan aan veranderende of nieuwe situaties.
neutraal
kan zich moeilijk aanpassen aan veranderende, nieuwe
situaties. Heeft veel sturing nodig om om te gaan met
de gewijzigde omstandigheden.
W kan zich niet aanpassen aan veranderende, nieuwe
situaties. Raakt overstuur. Kan niet meer werken en
wordt ziek.
b 1644: Inzicht
ICF: het zich bewust zijn en het
begrijpen van zichzelf en van het
eigen gedrag
operationele definitie:
kent zichzelf, sterke en zwakke punten, kan zichzelf in
vraag stellen, toetst op gepaste wijze eigen gedrag af
bij anderen
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 8/27
S
heeft zelfinzicht, kan over eigen handelen nadenken en
er met anderen over praten
voorbeelden: zelfinzicht kan blijken uit de kennis van
de eigen persoonlijkheid en het voorkeursgedrag. is zich
bewust van hoe hij overkomt naar anderen toe en stuurt
eventueel gedrag bij
N
neutraal
A
Nadenken over zichzelf is moeilijk. heeft weinig inzicht
in het effect van het gedrag op anderen.
voorbeelden: oorzaak van problemen worden vaak
buiten zichzelf gelegd
gedrag is moeilijker te corrigeren, staat niet open voor
feedback over eigen gedrag
weet niet wat hij/zij wil, kent eigen sterktes en zwakten
niet
over- of onderschatting van zichzelf en mogelijkheden
W houdt vast aan eigen mening waardoor er geen
bereidheid is om aan zichzelf te werken, is niet
ontvankelijk voor feedback op gedrag of
belevingswereld
voorbeelden: oorzaak van problemen worden altijd
buiten zichzelf gelegd
grote over-of onderschatting van zichzelf en
mogelijkheden
geen openheid om gedrag of mogelijkheden
bespreekbaar te maken
b 4550: Algemeen fysiek
uithoudingsvermogen
ICF: Het algemene niveau van
tolerantie voor fysieke inspanning of
uithoudingsvermogen
operationele definitie: de eigenschap om een fysieke
inspanning te verwerken of de wijze van omgaan en
reageren op een fysieke inspanning. De mate van
weerstand tegen vermoeidheid. De mate van
uithoudingsvermogen.
te onderscheiden van: energieniveau en motivatie.
S
de fysieke conditie en uithoudingsvermogen is beter
dan gemiddeld; is fysiek snel hersteld.
voorbeelden
● kan ook nieuwe taak aanvatten zonder dat er
enig fysiek nadeel ondervonden wordt.
● kan een fysiek zware opdracht tot een goed
einde brengen (38u/week)
● kan langdurig fysieke inspanningen leveren
N
A
ondervindt moeite met normale fysieke inspanningen: is
snel buiten adem, heeft recuperatietijd nodig na
normale fysieke inspanningen, rustpauzes zijn nodig.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 9/27
kan maximum 4u per dag fysiek zwaar werk aan.
voorbeelden: Het is moeilijk om een fysieke inspanning
gedurende langere tijd vol te houden. Er zijn extra
rusttijden nodig om op adem te komen. botst sneller op
zijn fysieke grenzen. Af en toe moet een collega een
taak of deeltaak overnemen.
W kan geen normale fysieke inspanningen uitvoeren: is
snel vermoeid, buiten adem, moet vroegtijdig afhaken,
lange recuperatietijd. kan geen fysiek zwaar werk aan
(<1u/dag)
[2] Activiteiten en participatie
d 155: Ontwikkelen van
vaardigheden
ICF: verwerven van basale en
complexe vaardigheden in
samenhangende taken en acties door
volhardend aanleren, zoals het leren
gebruiken van gereedschap of het
leren spelen van een spel,
bijvoorbeeld schaken.
operationele definitie: de capaciteit tot leren van
nieuwe vaardigheden of de capaciteit om gekende
vaardigheden te verbeteren. vaardigheden kunnen
complex of eenvoudig, repetitief van aard zijn.
bandwerk = eenvoudige, repetitieve vaardigheid.
complexe vaardigheid = combinatie van verschillende
taken, onverwachte situaties.
S
Nieuwe taken en opdrachten worden snel aangeleerd en
met een prima resultaat neergezet.
voorbeelden: Een minimum aan toelichting of
ondersteuning is voldoende. Een beknopte uitleg en/of
demonstratie van de opdracht volstaat. Volledig
zelfstandig werken en bijsturen is mogelijk. Spontane
vraag naar feedback over bereikte resultaten zorgt voor
veel vertrouwen. Daardoor kunnen op relatief korte tijd
veel nieuwe taken toegewezen worden.
N
A
heeft veel herhaling nodig om complexe vaardigheden
aan te leren. Eenvoudige, repetitieve vaardigheden
worden snel aangeleerd.
voorbeelden: Nieuwe taken en opdrachten moeten
worden aangeleerd onder begeleiding van experten.
Ondersteuning door collega’s is noodzakelijk.
W kan geen complexe vaardigheden aanleren. het
aanleren of verbeteren van eenvoudige, repetitieve
vaardigheden lukt slechts na lange tijd en veel
herhaling.
d 166: lezen
ICF: Begrijpen en interpreteren van
geschreven materiaal (zoals boeken,
instructies, kranten, in tekst of in
operationele definitie: Het begrijpen van geschreven
taal (boeken, instructies, kranten, teksten,...)
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 10/27
Braille) met als doel algemene kennis
of specifieke informatie te verwerven.
S
is een kei in lezen.
N
A
kan enkel woorden en korte zinnen lezen en begrijpen
W herkent woorden maar kan niet lezen OF herkent geen
woorden en kan niet lezen.
d170: schrijven
ICF: Symbolen gebruiken of
produceren om informatie over te
brengen, zoals gebeurtenissen of
ideeën opschrijven of een brief
opstellen.
Operationele definitie: een boodschap overbrengen in
symbolen (woorden, cijfers,...)
S
heeft een vlotte pen.
N
A
kan eenvoudige zinnen schrijven maar maakt heel veel
fouten tegen regels van de grammatica, spelling, enz.
W Kan enkel zijn eigen naam schrijven.
d172: rekenen
ICF: Berekeningen maken door
wiskundige principes toe te passen op
problemen die zijn verwoord en de
resultaten tonen, zoals de som
berekenen van drie cijfers of een
getal door een ander getal te delen.
operationele definitie: optellen, aftrekken,
vermenigvuldigen en delen
S
is een kei in rekenen.
N
A
kan enkel optellen en aftrekken. kan niet
vermenigvuldigen of delen.
W kan niet optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 11/27
d 175: Oplossen van problemen
ICF: Oplossingen vinden voor vragen
of situaties door het identificeren en
analyseren van vraagstukken, het
ontwikkelen van opties en
oplossingen, het evalueren van
mogelijke effecten van oplossingen,
en het uitvoeren van de gekozen
oplossing, zoals het oplossen van een
geschil tussen twee personen.
operationele definitie: de eigenschap om problemen
te kunnen oplossen bij een taakgerichte opdracht.
Voorbeelden: machine valt uit of loopt vast, zoeken
naar nieuwe manieren om een opdracht of taak uit te
voeren,
S
Een uitstekend probleemoplossend vermogen wat blijkt
uit tal van situaties waarin vooruit gelopen wordt op
moeilijkheden en hun mogelijke oplossingen.
Kenmerkend is het actief op zoek gaan naar ideeën en
oplossingsstrategieën. Oplossingen vinden voor veel
voorkomende moeilijkheden gaat als vanzelf. Nieuwe
moeilijkheden worden ervaren als een uitdaging.
N
A
Problemen worden doorgaans niet spontaan opgemerkt.
Wanneer het probleem geduid wordt, kan men mee
naar een oplossing zoeken. Inzicht en steun van
anderen is nodig. Het is moeilijk om zelfstandig tot de
juiste oplossing te komen. Bij herhaling van dezelfde
problemen kan wat er geleerd werd ingezet worden.
W Problemen worden niet opgemerkt tenzij anderen er op
wijzen. Het is moeilijk in te zien dat er een probleem is
en men is niet in staat om een oplossing te bedenken.
Ook al gaat dit over problemen die zich vaker voordoen
en waarvoor methodes werden aangeleerd.
d 177: Besluiten nemen
ICF: kiezen uit opties, de keuze
uitvoeren, en de effecten van de
keuze evalueren, zoals een specifiek
voorwerp selecteren en verwerven, of
besluiten tot en daadwerkelijk
uitvoeren van één taak uit
verschillende uit te voeren taken.
operationele definitie: kunnen onderscheiden van en
kiezen uit opties, de keuze uitvoeren, actie ondernemen
en de effecten van de keuze evalueren
te onderscheiden van: cognitieve flexibiliteit en
oplossen van problemen
S
neemt zelfstandig beslissingen en onderneemt actie
door verschillende opties tegenover elkaar af te wegen.
Heeft bij beslissing oog voor de korte of lange termijn
effecten. kan ook bij moeilijke beslissingen knopen
doorhakken.
voorbeelden: klant gebruikt een bestaande checklist
om zijn beslissing/besluit te nemen. klant is met een
informatievraag naar een instantie toegestapt. klant
stelt de opleidingsvraag omdat deze hem als suggestie
werd meegegeven. in overleg met andere kan hij/zij
voor en tegens benoemen.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 12/27
N
A
neemt zelfstandig beslissingen, gaat over tot actie maar
kan daarbij onvoldoende verschillende opties zien of
bedenken en heeft geen oog voor de lange termijn
effecten.
W maakt geen afwegingen tussen opties, ziet geen andere
opties of aanvaard geen andere optie. schat de effecten
op lange termijn niet in (bij het maken van beslissingen)
d 2401: omgaan met stress
ICF: Eenvoudige of complexe acties
uitvoeren om te kunnen voldoen aan
de mentale eisen van het uitvoeren
van taken waarbij men grote
verantwoordelijkheid draagt en
waarbij sprake is van stress, afleiding
of crisissituaties zoals het autorijden
in druk verkeer of het verzorgen van
vele kinderen.
operationele definitie: kunnen omgaan met stress,
afleiding, crisissituaties en kritiek.
indicatoren:
1) omgaan met stress: doelgericht reageren op
frustraties, obstakels en tegenwerking. kalm blijven in
stresserende werksituaties en ook onder druk een goed
resultaat behalen.
2) Omgaan met kritiek: kritiek aanvaarden zonder
defensief of zelfs vijandig te worden; na kritiek
constructief verdergaan en er lessen uit trekken, zelfs
als die kritiek niet terecht was.
S
●
●
kan om met stress: weet het hoofd koel te
houden in allerlei omstandigheden; blijft effectief
presteren onder tijdsdruk, bij complicaties,
tegenslag, teleurstelling of tegenspel. Kanaliseert
frustraties of de negatieve houding vanwege
anderen of buigt deze om. Kanaliseert kritiek en
benadert ze rationeel. Kan omgaan met en
verdraagt kritiek. Toont zelfzekerheid bij
stresssituaties of problemen en is zo in staat om
vertrouwen van anderen te winnen.
kan omgaan met kritiek: Neemt kritiek niet
persoonlijk op, gaat na kritiek constructief verder
met werk, als hij/zij onder druk staat, voert
hij/zij werkzaamheden uit met dezelfde
zorgvuldigheid. Blijft objectief bij persoonlijke
aanvallen of kritiek. Is gericht op de inhoud en
niet op de persoon.
N
A
●
●
blijft effectief presteren als de stresserende
factoren van korte duur zijn. Als de
stresserende factoren van langere duur zijn
vermindert de kwaliteit en het tempo van het
werk.
kan moeilijk om met kritiek: kritiek dient
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 13/27
uitvoerig geduid worden en zal niet altijd
aanvaard worden. lessen trekken uit kritiek en
constructief meewerken moeten afgedwongen
worden.
W
●
●
d 4: mobiliteit
ICF: Het bewegen door het
veranderen van lichaamshouding of
van locatie, het van de ene plaats
naar de andere gaan, dragen,
verplaatsen en manipuleren van
voorwerpen, lopen, rennen of
klimmen, en door het gebruiken van
verschillende vormen van transport.
kan niet om met stress: jaagt zich snel op en
presteert niet onder tijdsdruk, bij complicaties,
tegenslag, teleurstelling of tegenspel. geeft op,
vlucht weg.
kan niet om met kritiek: reageert bij kritiek op
een agressieve, woedende wijze. neemt kritiek
persoonlijk op. reageert bij opmerkingen vaak op
de persoon en niet op de boodschap.
operationele definitie: kan zelfstandig de werkplek
bereiken, zich toegang verschaffen tot en binnen de
werkplek
S
kan zelfstandig (fysiek, mentaal, psychisch, financieel)
werkplaats bereiken (zie handleiding)
N
A
De mobiliteit is beperkt voor één of enkele aspect(en)
en deze beperking(en) vraagt/vragen aanpassing(en).
voorbeelden: mentaal probleem zorgt dat iemand
moeilijk bus alleen kan nemen. financiële problemen
verhinderen om openbaar vervoer te nemen maar dit is
oplosbaar.
W De mobiliteit is ernstig beperkt en de beperking kan niet
door redelijke maatregelen worden verholpen.
voorbeelden: sociale fobie maakt het onmogelijk om
buiten te komen en zich te verplaatsen. persoon
woonachtig in een afgelegen gebied en geen financiële
middelen om zich een auto aan te schaffen.
d 520: verzorgen van
lichaamsdelen
ICF: Verzorgen van delen van het
lichaam, zoals de huid, het gezicht, de
tanden, de hoofdhuid, de nagels en de
genitalia, waar meer voor nodig is dan
alleen wassen en afdrogen
operationele definitie: Verzorgt zich en hecht
voldoende belang aan persoonlijke hygiëne. kleedt en
gedraagt zich volgens de maatschappelijke normen/
eisen van de werksituatie.
S
goede verzorging van de lichaamsdelen
voorbeelden: Is goed verzorgd, gekleed naar de
omstandigheden zonder overdrijving.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 14/27
N
A
verzorgen van lichaamsdelen is een probleem
voorbeelden: Onverzorgd, besteedt geen aandacht aan
uiterlijk of kleding. Eerder onfris maar niet vuil. Weet
wel wat moet maar doet het niet altijd (vb handen
wassen, douchen, …)
W verzorgen van lichaamsdelen is een ernstig probleem
voorbeelden: Ziet er verwaarloosd uit. Onverzorgd op
vlak van lichaamsverzorging en kledij: ongewassen,
onfris, geurhinder. Geen kennis van of respect voor
elementaire hygiëne regels (handen wassen, tanden
poetsen, …).
d 570: zorgdragen voor eigen
gezondheid
ICF: Zich verzekeren van fysiek
comfort, gezondheid en fysiek en
mentaal welbevinden, zoals door het
volhouden van een utigebalanceerd
dieet, in voldoende mate fysieke
activiteiten verrichten, het lichaam
warm of koel houden, het vermijden
van schade aan de gezondheid, veilig
seks bedrijven, inclusief
condoomgebruik, zich laten inenten
en zich regelmatig fysiek laten
onderzoeken
operationele definitie: Zich verzekeren van fysiek
comfort, gezondheid en fysiek en mentaal welbevinden.
voorbeelden: volhouden van een uitgebalanceerd
dieet, in voldoende mate fysieke activiteiten verrichten,
dokter contacteren bij gezondheidsproblemen, ...
S
goed zorgdragen voor eigen gezondheid
voorbeelden: Zorgt voor evenwichtige voeding,
voldoende slaap, heeft een redelijk niveau van
lichamelijke activiteit, ondergaat de nodige medische
onderzoeken, volgt medische aanbevelingen op en voert
deze aanbevelingen uit (vb medicatie innemen). Wijkt
soms af van de gezondheidsvoorschriften zonder dat dit
nadelig is voor de gezondheid. kan in dergelijk geval
gepast bijsturen.
N
A
zorgdragen voor eigen gezondheid is een probleem
voorbeelden: Eet eerder ongezond, heeft een
onregelmatig levensritme en doet weinig
lichaamsbeweging. Geen aandacht voor de eigen
gezondheid, volgt de medische voorschriften van de
dokter niet op bij gezondheidsproblemen.
Overdreven bezig met de eigen gezondheid: zo bezig
met de eigen gezondheid dat andere activiteiten moeilijk
in het dagschema zijn in te passen.
W
zorgdragen voor eigen gezondheid is een ernstig
probleem
voorbeelden:Ongezond en ongevarieerd
voedingspatroon, geen lichaamsbeweging, geen
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 15/27
aandacht voor de eigen gezondheid. Weigert medische
begeleiding bij gezondheidsproblemen en houdt zich aan
geen enkel voorschrift.
leven staat enkel in het teken van gezondheid en
gezond levenspatroon. er is geen ruimte voor andere
activiteiten of zij komen bedreigend over op de persoon
in kwestie (angst om ziek te worden door deelname aan
bepaalde activiteiten). Obsessief bezig met gezondheid.
d 610: verwerven van woonruimte
ICF: Kopen, huren, meubileren en
inrichten van een huis, appartement
of andere woonruimte
operationele definitie: Heeft een woonruimte die
gezond is en voorzien van het noodzakelijke comfort.
S
goede woonruimte
voorbeelden: Woning is in goede staat, past binnen
het budget en is voorzien van het nodige comfort. Geen
overlast. Er vallen geen problemen te verwachten op
vlak van wonen.
N
A
woonproblemen
voorbeelden: Woning is in slechte staat: ongezonde
woning (isolatie, vocht, schimmel, lekkend dak...).
Woning is te duur voor het budget. Er is achterstand in
afbetaling/huur (1 maand).
W ernstige woonproblemen
voorbeelden: Er is geen vaste verblijfplaats (leeft
tijdelijk bij derden, crisisopvang, dakloos, …) of een
dreigende uithuiszetting. Woning is een krot: zware
gebreken tot onbewoonbaar. Er is zware achterstand in
betaling (> 1 maand).
d 640: huishouden doen
ICF: Het huishouden verzorgen door
het schoonmaken van huis, wassen
van kleding, gebruiken van
huishoudelijke apparatuur, opbergen
van voedsel en verwijderen van
vuilnis, zoals door vegen, dweilen,
soppen van werkbladen, muren en
andere oppervlakken; verzamelen en
weggooien van huishoudelijk afval;
kamers, kasten en ladekastens
schoonmaken; verzamelen, wassen,
drogen, opvouwen en strijken van
kleding; poetsen van schoeisel;
gebruikmaken van bezem, borstel en
stofzuiger; gebruiken van
wasmachine, wasdroger en strijkbout.
operationele definitie: Het huishouden voldoende en
onafhankelijk kunnen opnemen, in overeenstemming
met de woonvorm (type van woning en de omvang van
het huishouden dat dit met zich meebrengt, graad van
zelfstandigheid op vlak van de woonsituatie). Op
correcte en efficiënte manier hulp inschakelen om alle
huishoudelijke activiteiten te laten uitvoeren.
S
huishouden doen is een sterkte
voorbeelden: Huishouden is georganiseerd, alle taken
worden tijdig en consequent uitgevoerd: Het huis op
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 16/27
orde houden, schoonmaken, verzamelen en verwijderen
van afval, wassen, strijken, schoenen verzorgen. Kan
prioriteiten stellen op momenten dat er weinig tijd is.
Doet dit zelf of schakelt efficiënt hulp in zonder dat dit
een zware belasting van het gezinsbudget vormt.
N
A
huishouden doen is een probleem
voorbeelden: Huishoudelijk werk is niet georganiseerd.
Heeft hulp nodig om het huishoudelijk werk uit te
voeren. Slaagt er niet in om gepaste hulp in te
schakelen (bijvoorbeeld: dienstencheques). Kan geen
prioriteiten stellen. Werkt de opdrachten inefficiënt af,
moet er te veel tijd aan besteden, heeft geen inzicht.
W huishouden doen is een ernstig probleem
voorbeelden: Het huishoudelijk werk wordt niet
uitgevoerd. Heeft hulp nodig om het werk uit te voeren
én zelfs om het huishouden te organiseren. Heeft geen
kennis van de verschillende activiteiten of is niet in de
mogelijkheid om ze uit te voeren of ze te laten
uitvoeren. Het huishoudelijke werk vormt een
belemmering om andere activiteiten op te nemen
(poetsmanie, huisslaaf, …)
d 7200: Aangaan van relaties
ICF: interacties met anderen
aangaan en onderhouden, voor korte
of lange tijd, in overeenstemming
met de context en de cultuur, zoals
door zichzelf voor te stellen,
vriendschappelijke en professionele
relaties aan te gaan en te
onderhouden, een relatie aangaan
die permanent kan worden,
romantisch of intiem
operationele definitie:
de mate waarin iemand relaties met anderen kan
aangaan of net afstand weet te bewaren, rekening
houdend met de gedragscodes die gelden binnen de
context en cultuur.
S
gaat gemakkelijk relaties aan met anderen, legt vlot
contact. voelt aan welke de gedragscode is in de sociale
omgang en gedraagt er zich naar
voorbeelden:
● ontmoeting: hand, kus, omhelzing: afhankelijk
van cultuur
● bedrijfscontext: afhankelijk van bedrijfscultuur
verschillende aanspreking tav meerderen
● non verbaal: afhankelijk van cultuur en context
een verschillende comfortzone respecteren met
je gesprekspartner
N
A
voelt niet goed aan welke de verwachtingen zijn in
relaties met anderen, legt moeilijk contact
voorbeelden: iemand niet durven aanspreken of niet
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 17/27
weten hoe en wanneer een gesprek te beïndigen.
oogcontact vermijden of te lang aanhouden. moeite
hebben met sociale babbels (weerpraatjes). gedraagt
zich soms impulsief en emotioneel. Is té lichamelijk.
kent geen grenzen. bewaart geen afstand (werk-privé).
Is oversociaal.
W gaat sociale contacten uit de weg, durft deze niet
aangaan.
voorbeelden:
● komt gesloten, introvert over
● heeft een heel beperkt sociaal netwerk
● kan geen vriendschaprelaties onderhouden
d 870: Economische
zelfstandigheid
ICF: beschikken over economische
bronnen, privé bronnen of
sociaalmaatschappelijke bronnen, om
economische zekerheden veilig te
stellen in verband met de huidige en
toekomstige behoeften
operationele definitie: Beschikt over een inkomen of
kan terugvallen op spaargeld of een netwerk.
S
heeft geen financiële problemen om in zijn/haar
behoeften te voorzien
N
A
W
Het inkomen is niet toereikend om te voorzien in de
basisbehoeften (wonen, eten, gezondheidszorg). Geeft
meer uit dan het inkomen toelaat. heeft schulden
(minder dan 2500€)
●
●
d 9205: Sociale activiteiten
ICF: meedoen aan informele of
toevallige bijeenkomsten, zoals het
bezoeken van vrienden of familie of
informeel samenkomen op openbare
plaatsen.
heeft schulden (+2500€). Leeft in een
armoedesituatie.
of heeft geen bron van inkomsten.
operationele definitie: Neemt deel aan het sociaal en
cultureel leven. Betrokkene neemt deel aan het
verenigingsleven. Kan terugvallen op vrienden en
familie
S
heeft een ruim sociaal netwerk van vrienden, familie
en/of sociale activiteiten
(buurtwerk, hobby’s,...)
N
A
Kan zich soms geïsoleerd voelen. Heeft een beperkt
sociaal netwerk. Participeert weinig of niet aan het
verenigingsleven.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 18/27
W Is sociaal geïsoleerd. neemt zelden of nooit deel aan
activiteiten buitenhuis. heeft geen sociaal netwerk.
[3] Omgevingsfactoren of externe
factoren
e 310: Ondersteuning en relatie
met naaste familie
ICF: Mensen verbonden door
geboorte, huwelijk of andere relaties
die in de cultuur als naaste familie
worden erkend, zoals echtgenoten,
partners, ouders, broers en zusters,
kinderen, pleegouders, adoptiefouders
en grootouders.
operationele definitie: De mate waarin naaste
familie een positieve of een negatieve invloed hebben
op het functioneren van de betrokkene. Met naaste
familie bedoelen we echtgenoten, partners, ouders,
broers en zusters, kinderen, pleegouders,
adoptiefouders en grootouders.
S
Je naaste familie ondersteunt je in je functioneren.
voorbeelden:
stimuleren om je leven in eigen handen te nemen
ondanks beperking: creëren mogelijkheden, zoeken
mee naar oplossingen voor probleemsituaties.
● Als je er niet in slaagt om zelf problemen op te
lossen bieden ze praktische ondersteuning op
vlak van administratie, opstaan, openbaar
vervoer, …
● Maar ze bieden ook emotionele, psychische
ondersteuning: ze zijn er voor je wanneer je het
nodig hebt, ze staan voor je klaar met raad en
daad.
N
A
Je kan niet bij je naaste familie terecht bij problemen.
voorbeelden:
● ze ondersteunen je niet in je levenskeuzes. ze
bieden geen emotionele, psychische of
praktische (administratie, opstaan, openbaar
vervoer,...) ondersteuning. ze zoeken niet mee
naar oplossingen indien dit nodig is. Je moet het
zelf maar oplossen. staat niet achter
tewerkstelling en plaagt je hiermee, ze lachen je
uit en trekken de begeleiding en de gemaakte
afspraken in twijfel. Ze zetten je onder druk om
de tewerkstelling/begeleiding stop te zetten. Ze
weerhouden je ervan om op afspraken (tijdig)
aanwezig te zijn.
● betrokkene heeft geen naaste familie.
W Je naaste familie belemmert je sterk in je functioneren.
Je kan er niet bij terecht bij moeilijkheden & ze zorgen
door hun gezondheidstoestand, gedrag en levenswijze
voor bijkomende problemen. Beide elementen moeten
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 19/27
aanwezig zijn. Je familie eist je op zodat je eigen leven
wordt afgeremd.
voorbeelden:
naaste familie kampt met ziekte,
afhankelijkheidsproblematiek (alcohol, drugs,...),
psychische instabiliteit, … en bieden de betrokkene
daardoor geen ondersteuning & ze vragen overmatig
aandacht. Ze zijn emotioneel belastend. ze versterken
uw problematiek (stimuleren alcohol of drugsgebruik)
e 320: Ondersteuning en relatie
met vrienden
ICF: Mensen met een nauwe relatie
gekenmerkt door vertrouwen en
wederzijdse ondersteuning
operationele definitie:De mate waarin vrienden een
positieve of een negatieve invloed hebben op het
functioneren van de betrokkene.
S
vrienden ondersteunen je in je functioneren.
voorbeelden: stimuleren om je leven in eigen handen
te nemen ondanks beperking: creëren mogelijkheden,
zoeken mee naar oplossingen voor probleemsituaties.
Als je er niet in slaagt om zelf problemen op te lossen
bieden ze praktische ondersteuning op vlak van
administratie, opstaan, openbaar vervoer, … Maar ze
bieden ook emotionele, psychische ondersteuning: ze
zijn er voor je wanneer je het nodig hebt, ze staan voor
je klaar met raad en daad.
N
vrienden hebben noch een positieve, noch een
negatieve invloed op je functioneren
A
Je kan niet bij je vrienden terecht bij problemen.
voorbeelden:
● ze ondersteunen je niet in je levenskeuzes. ze
bieden geen emotionele, psychische of
praktische (administratie, opstaan, openbaar
vervoer,...) ondersteuning. ze zoeken niet mee
naar oplossingen indien dit nodig is. Je moet het
zelf maar oplossen. staat niet achter
tewerkstelling en plaagt je hiermee, ze lachen je
uit en trekken de begeleiding en de gemaakte
afspraken in twijfel. Ze zetten je onder druk om
de tewerkstelling/begeleiding stop te zetten. Ze
weerhouden je ervan om op afspraken (tijdig)
aanwezig te zijn.
● Betrokkene heeft geen vrienden.
W Je vrienden belemmeren je sterk in je functioneren. Je
kan er niet bij terecht bij moeilijkheden & ze zorgen
door hun gezondheidstoestand, gedrag en levenswijze
voor bijkomende problemen. Beide elementen moeten
aanwezig zijn.
voorbeelden: je vrienden kampen met ziekte,
afhankelijkheidsproblematiek (alcohol, drugs,...),
psychische instabiliteit, … en bieden de betrokkene
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 20/27
daardoor geen ondersteuning & ze vragen overmatig
aandacht. Ze zijn emotioneel belastend. ze versterken
uw problematiek (stimuleren alcohol of drugsgebruik)
e 325: ondersteuning en relatie
met collega’s
ICF: Mensen die vertrouwd zijn met
elkaar als collega's in werksituaties.
operationele definitie: De mate waarin collega’s een
positieve of een negatieve invloed hebben op het
functioneren van de betrokkene.
S
je collega’s ondersteunen je in je functioneren.
voorbeelden: stimuleren om je zelf oplossingen te
zoeken voor werkgerelateerde problemen. Als je er niet
in slaagt om zelf problemen op te lossen, bieden ze
praktische en administratieve ondersteuning; zelfs voor
privézaken (belastingsbrief, woning, auto,...). Maar ze
bieden ook emotionele, psychische ondersteuning: ze
zijn er voor je wanneer je het nodig hebt, ze staan voor
je klaar met raad en daad.
N
e 330: Ondersteuning en relatie
met meerderen
ICF: Mensen die besluitvormende
verantwoordelijkheden voor anderen
hebben en die sociaal gezien invloed
en macht hebben gebaseerd op hun
sociale, economische, culturele en
religieuze rol in de maatschappij,
zoals leraren, werkgevers, opzichters,
religieuze leiders, plaatsvervangende
besluitvormers, bewakers of
beheerders.
A
Je kan niet bij je collega’s terecht bij problemen.
voorbeelden: ze bieden geen emotionele, psychische
of praktische ondersteuning. ze zoeken niet mee naar
oplossingen indien dit nodig is. Je moet het zelf maar
oplossen. Ze geloven niet dat je problemen hebt en ze
lachen met je (problemen). Ze minimaliseren de
problematiek en trekken de noodzakelijke begeleiding
en de gemaakte afspraken in twijfel. Je collega’s zijn
emotioneel belastend (afhankelijkheidsproblematiek
(alcohol, drugs,...), psychische instabiliteit, … ).
W
Je collega’s belemmeren je sterk in je functioneren. Je
kan er niet bij terecht bij problemen & ze zorgen door
hun werkattitude voor bijkomende problemen. Beide
elementen moeten aanwezig zijn.
voorbeelden: Ze versterken uw problematiek
(stimuleren alcohol of drugsgebruik).
Er is sprake van pestgedrag door collega’s. ze vinden je
niet bekwaam voor de job. Ze zetten je onder druk om
de tewerkstelling stop te zetten . Ze zijn jou liever kwijt
dan rijk.
operationele definitie:De mate waarin meerderen
een positieve of een negatieve invloed hebben op het
functioneren van de betrokkene.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 21/27
S
de meerdere heeft een positieve invloed op het
functioneren van de betrokkene.
voorbeelden: Meerdere heeft geen probleem om meer
praktische hulp te bieden of extra begeleiding te
voorzien. Er worden (extra) overlegmomenten
georganiseerd en het functioneren van betrokkene
wordt besproken. Is begripsvol voor eventuele
problematiek. Doet extra moeite om meer te weten over
de problematiek en van de tewerkstelling een succes te
maken.
N
A
Je kan niet bij je meerdere terecht bij problemen. Er is
geen meerdere terwijl je hier wel nood aan hebt.
voorbeelden: deze biedt geen emotionele, psychische
of praktische ondersteuning. deze zoekt niet mee naar
oplossingen indien dit nodig is. Je moet het zelf maar
oplossen. Deze gelooft niet dat je problemen hebt en/of
deze lachen met je (problemen). de meerdere
minimaliseert de problematiek en trekt de noodzakelijke
begeleiding en de gemaakte afspraken in twijfel. Je
wordt door je meerdere geviseerd: je wordt sneller
aangesproken op (werk)afspraken dan anderen hoewel
je dezelfde richtlijnen hebt opgevolgd.
W
Je meerdere belemmert je sterk in je functioneren. Je
voelt je onder druk gezet en kan niet rekenen op
begrip.
voorbeelden: Er is sprake van pestgedrag door je
meerdere. Hij/zij vindt je niet bekwaam voor de job.
Hij/zij zet je onder druk om de tewerkstelling stop te
zetten . Je meerdere is je liever kwijt dan rijk.
e 355: ondersteuning en relatie
met hulpverleners in de
gezondheidszorg
ICF: Alle dienstverleners die werken
in het gezondheidszorgsysteem zoals
dokters, verpleegkundigen,
fysiotherapeuten, ergotherapeuten,
logopedisten, audiologen,
prothesemakers, medisch
instrumentmakers, bandagisten,
psychologen of medisch
maatschappelijk werkers.
operationele definitie: De mate waarin de
hulpverleners in de gezondheidszorg een positieve of
negatieve invloed hebben op het functioneren van de
betrokkene.
voorbeelden: psychiater, psychologen, psychiatrische
thuiszorg, mobiele teams (artikel 107)...
S
Hulpverleners - indien noodzakelijk - ondersteunen
betrokkene. De hulpverlener kijkt over de grenzen van
de eigen specialiteit (multidisciplinaire aanpak,
hulpverleners staan op één lijn)
voorbeelden:
alle noodzakelijke hulpverleners zijn aanwezig
(psychiater, psychologische ondersteuning,
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 22/27
psychiatrische thuiszorg, mobiele teams , …). de
hulpverleners stimuleren de betrokkenen, moedigen de
betrokkene aan, … om eigen leven in handen te nemen.
N
De hulpverleners hebben noch een positieve, noch een
negatieve invloed op de begeleiding
A
De hulpverlening beschouwt tewerkstelling als een extra
stressfactor en raadt het af. De hulpverlening is te
betuttelend en neemt alles uit handen. Hulpverleners
werken elkaar tegen en geven tegenstrijdig advies (bv:
psychiater vs psycholoog).
W Er is geen noodzakelijke hulpverlening aanwezig
(psychiater, psychologische ondersteuning,
psychiatrische thuiszorg, mobiele teams …).
voorbeelden: wachttijden, hulpverlening staat
weigerachtig tegenover opstarten begeleiding, weigert
begeleiding
e 360: Ondersteuning en relatie
met andere dienstverleners
ICF: Alle dienstverleners buiten het
gezondheidszorgsysteem die aan de
gezondheidszorg verwante diensten
verlenen, zoals maatschappelijk
werkers, leraren, architecten en
ontwerpers.
operationele definitie:De mate waarin andere
dienstverleners mbt werk, wonen en welzijn een
positieve of negatieve invloed hebben op het
functioneren van de betrokkene.
voorbeelden: dienstverleners van caw, ocmw,
begeleid/beschut wonen, budgetbegeleiding
S
De gepaste begeleiding is aanwezig en de
dienstverleners stimuleren de betrokkenen, moedigen
de betrokkene aan, … steunen hem/haar in zijn
functioneren. De verschillende instanties/sectoren staan
op één lijn qua visie en aanpak van de betrokkene:
multidisciplinaire visie.
N
A
Dienstverleners op vlak van werk, wonen en welzijn
werken elkaar tegen. Geven tegenstrijdig advies.
W noodzakelijke dienstverlening op vlak van wonen en
welzijn ontbreekt: dienstverleners van thuiszorg, caw,
ocmw, begeleid/beschut wonen, budgetbegeleiding
e 460: Maatschappelijke attitudes
ICF: Algemene of speciale meningen
en opvattingen van mensen in een
cultuur, samenleving, subcultuur of
andere sociale groep over andere
mensen of over andere sociale,
politieke en economische zaken die
gedrag en handelingen van de groep
of de persoon beïnvloeden.
operationele definitie: Opvattingen, meningen van
samenleving over de betrokkene op basis van:
● leeftijd
● origine
● werkloosheidsduur
● juridisch verleden
● handicap
● economische situatie
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 23/27
S
N
A
50+, van allochtone origine, meer dan twee jaar
werkloos, ex-gedetineerden, arbeidsgehandicapt,
armoede, laaggeschoold
W minstens twee elementen van A.
[4] Persoonlijke factoren
werkervaring
operationele definitie: mate van werkervaring
S
recente werkervaring (minder dan 6 maanden geleden)
én meer dan 1 jaar werkervaring
N
A
minder dan 1 jaar werkervaring
OF meer dan 1 jaar werkloos
W minder dan 6 maanden werkervaring, nog niet gewerkt,
enkel korte (minder dan 4 dagen aaneensluitend)
interimopdrachten
OF meer dan 2 jaar werkloos
Opleiding
operationele definitie: behaalde diploma’s
S
In het bezit van 1 of meerdere kwalificaties of diploma’s
die onmiddellijke bruikbaarheid zijn naar werk toe.
bijvoorbeeld: minimum diploma secundair onderwijs,
getuigschrift Buso OV3
N
A
geen diploma secundair onderwijs, Buso OV3 gevolgd
maar geen getuigschrift
W hoogst behaalde diploma is Buso OV2 of Buso 0V1
gezinslast
operationele definitie: subjectief ervaren last van het
gezin. De gezinslast heeft geen impact op je
functioneren in de maatschappij.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 24/27
S
gezin heeft geen negatieve impact op functioneren in
de maatschappij.
voorbeelden: opvang is ter beschikking,
hulpbehoevende ouders hebben ondersteuning
N
A
gezin heeft impact op het maatschappelijk
functioneren. dit verhindert zoektocht naar werk of
belemmert in het professionele leven.
voorbeelden: opvang niet altijd toegankelijk, ouders
die gebroken hebben met de familie, alleenstaande
vrouwen met meerdere kinderen, andere
hulpbehoevende gezinsleden waarvoor moeilijk
ondersteuning kan worden gevonden ,...
W gezin heeft een heel grote negatieve impact op
maatschappelijk functioneren.
voorbeelden: Minimaal 1 van de kinderen heeft een
handicap of heeft een ernstige
gezondheidsproblematiek waardoor het vinden van
opvang bemoeilijkt wordt of onmogelijk is. Eveneens
kinderen met ernstige gedragsproblemen zijn moeilijk
of
helemaal niet op te vangen.
andere gezinsleden met een handicap of ernstige
gezondheidsproblematiek waarvoor geen externe hulp
kan gevonden worden.
Copingstijl
operationele definitie: Kan met situaties en
gebeurtenissen op een gepaste wijze
omgaan.
S
N
A
actief ontspannen, rust nemen, sociale steun zoeken
(vrienden, familie, collega’s,…), problemen aanpakken,
beheersing van negatieve gedachten, je houdt je
lichamelijk bezig (tuinieren, sporten,…). geen gebruik
van genotsmiddelen, de moed niet laten zakken, niet
afwachten of vermijden.
neutraal
Is niet geneigd om hulp te vragen. je vermindert de
stress door te eten of te roken, je piekert veel, je stelt
het probleem uit, je verbergt je emoties, je blokkeert en
slaagt er niet in om het probleem aan te pakken, je legt
de lat hoog voor jezelf, je gunt jezelf geen rust, je
twijfelt aan jezelf/aan je eigen kunnen, je voelt een
grote spanning of agitatie
W Kan gevoelens niet beheersen. Reageert agressief.
vermindert de spanning door alcohol te drinken of drugs
te gebruiken, neemt iets kalmerend (slaapmiddelen,
kalmeringsmiddelen, antidepressiva), voelt zich een
loser, krijgt hysterische aanvallen, ontwikkelt vage
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 25/27
psychosomatische klachten.
Kennis van de Nederlandse taal
operationele definitie: beheerst voldoende de
Nederlandse taal om te functioneren in de maatschappij.
S
Nederlands is de moedertaal.
N
A
Kent onvoldoende Nederlands om in de maatschappij
zelfstandig te functioneren.
voorbeelden: Je begrijpt de Nederlandse taal niet
goed. Je moet vaak aan je gesprekspartner vragen om
zijn boodschap te herhalen of deze eenvoudiger te
maken. Je hebt erg veel moeite om Nederlands te
spreken. Je moet voortdurend zoeken naar je woorden.
Ook je uitspraak is niet altijd even verstaanbaar voor je
gesprekspartner.
W spreekt noch begrijpt Nederlands
[5] Andere Werkvaardigheden
Fijne motoriek
operationele definitie: het gebruik van handen en
vingers in het vastnemen, vasthouden en manipuleren
van kleine objecten
voorbeelden: grijpen naar kleine objecten, kleine
objecten aan elkaar bevestigen, gebruiken van
precisiewerktuigen (fijne schroevendraaier, fijne
kniptang,...),...
S
blinkt uit in het grijpen naar kleine objecten, kleine
objecten aan elkaar bevestigen, gebruiken van
precisiewerktuigen (fijne schroevendraaier, fijne
kniptang,...),
N
A
●
●
●
heeft moeite met grijpen naar kleine objecten
heeft moeite met het aan elkaar bevestigen van
kleine objecten
heeft moeite met het gebruik van
precisiewerktuigen.
W minstens 2 elementen van A
Grove motoriek
Operationele definitie: grote onderdelen en
materialen vastnemen, vasthouden en manipuleren
voorbeelden: zagen, tuinonderhoud, hanteren van
machines (bosmaaier, kettingzaag)
S
Kan langdurig grote onderdelen en materialen
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 26/27
vastnemen, vasthouden en manipuleren.
N
A
heeft moeite met het vastnemen, vasthouden en
manipuleren van grote onderdelen en materialen.
voorbeelden: houterig bewegen,...
W kan geen grote onderdelen en materialen vastnemen,
vasthouden en manipuleren.
voorbeelden: laat deze onderdelen en materialen
vallen,...
Werktempo
Operationele definitie: snelheid van taakuitvoering.
S
hogere snelheid van taakuitvoering dan gemiddeld in
het NEC. “Kan als het nodig is een tandje bijsteken”.
N
A
snelheid van taakuitvoering lager dan gemiddeld in het
NEC
W snelheid van taakuitvoering op niveau beschermde
tewerkstelling
ICT kennis
operationele definitie: Kan overweg met de computer
om in deze maatschappij te
functioneren op basis van het gekozen beroep.
S
Heeft een uitstekende kennis van het office pakket en
de windows omgeving. kan vlot overweg met internet
en mailverkeer.
N
A
Kennis van ICT is beperkt. Een computer opstarten lukt
nog wel maar gebruik
maken van internet of mail vraagt veel ondersteuning.
W is niet in staat om met de computer te werken.
gespecialiseerde trajectbepaling en –begeleiding vzw
pag. 27/27
Download