fiscus heeft 3 jaar tijd om te controleren, aanslag moet

advertisement
FISCAAL RECHT EN
ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
1 ALGEMENE INLEIDING: BASISPRINCIPES
1.1 OORSPRONG VAN BELASTINGEN


Belasting
o Wordt opgelegd door de overheid
o Opgelegd volgens de regels van het recht
 No taxation without representation- principe
o Een opgelegde en verplichte bijdrage
o Over personen of feiten die een band hebben met het territorium
 Territorialiteitsbeginsel
o Bestemd ter financiering voor diensten van algemeen nut
o Geheven volgens wettelijke bepalingen goedgekeurd door bevoegde parlement
 Democratische controle
 Legaliteitsbeginsel (art 170GW)
 Jaarlijkse toestemming tot heffen van belastingen en doen van uitgaven
 Financiewet & rijksmiddelenbegroting (art 171 GW)
 Nationale fiscale wetgeving
 Diverse rechtsbronnen
 Meer en meer effect internationale normen
o Dubbelbelastingverdragen
Onderscheid met andere bijdragen en heffingen
o Sociale zekerheidsbijdragen
 Verplicht maar specifiek
 Viseren specifieke aanwending, bepaalde uitgaven
o Verzekeringsbeginsel : beginsel van de verzekering van
de uitgaven die met bepaalde risico’s gepaard gaan
 Inning door parastatalen
 Formele benadering in concrete uitgehold: overhevelingen,
financiering door schatkist
 SZ is geen belasting
 Algemene beginselen van belastingrecht zijn niet van toepassing
 Geen jaarlijkse wettelijke controle
 Verhoogd bij koninklijk besluit
o Retributies
 Vergoeding voor tegenprestatie van overheid in rechtstreeks en
onmiddellijk belang begunstigde (geïndividualiseerde dienst)
 Niet verplicht, specifiek
 Vb: havengelden, tolgelden, parkeergeld, bruggen
 Vergoeding moet in redelijke verhouding staan met dienst, anders is er
toch sprake van een belasting
1
Verhaalbelasting
 Verplichte overheidsheffing naar aanleiding van specifieke prestatie, ook
wanneer belastingplichtige er geen specifiek voordeel uit haalt
(onweerlegbaar vermoeden dat belastingplichtige er voordeel uit zal
halen)
 Vb: in vorm van gemeentebelasting: aanleg riolering, wegen,..
o Motief onderscheid belasting
 Andere regels inzake geldige invoering, procedure
o Bestemmingsheffingen
 Verzamelbegrip: dienen om welbepaalde overheidsuitgaven te dekken
 Vb: verhaalbelastingen, RZ-bijdragen,
 Verwateren (dunne lijn met algemene belasting)
Actuele tendens:
o Naar een taks shift (belastingverschuiving): ene of meer worden geëlimineerd of
verlaagd en anderen worden verhoogd, terwijl totale ontvangsten gelijk blijven
Functies van belasting
o Financiële
 Financiële middelen om publieke taken te kunnen vervullen
o Economische
 Stimulerend en ontradend
o Sociale:
 Herverdeling van inkomen en vermogen door progressief tarief
 1e inkomstenschijf is vrijgesteld = belastingvrije som
 Draagkrachtbeginsel
 Taks shift
o Gedrag sturende functie
 Stimuleren van economie en investeringsbeleid
 Fiscale concurrentie: om buitenlandse investeerder aan te trekken
o Politiek
o


1.2 OVERZICHT VAN BELASTINGEN IN BELGIË

Inkomsten ten behoeve van het Rijk
o Inkomstenbelastingen
 personenbelasting
 vennootschapsbelasting
 rechtspersonenbelasting
 belasting der niet inwoners
o BTW (ontvangst gedeeltelijk overgemaakt aan EU)
o Accijnzen
o Zegelrechten
 Beurstaksen, taks op afgifte toondertitel
o Registratierechten
o Successierechten
o Douanerechten
o Met inkomstenbelasting gelijkgestelde belasting
2

 Verkeersbelasting
 Taks op verzekeringskapitalen op 60jarige leeftijd
Inkomsten van regionale en lokale overheden
o Samenvallen heffingsbevoegdheid en bestedingsbevoegdheid bevordert
democratisch gehalte
o Opdeling van belastingbevoegdheden
= stappen naar fiscale autonomie
Vb: successierechten: tariefvoorstelling is regionaal
Vb: korting op personenbelasting, belasting op onroerende goederen
1.3 INKOMSTEN VAN GEWESTEN EN GEMEENSCHAPPEN


Verschillende vormen van verdeling van fiscale bevoegdheden in gedecentraliseerde
staat (federaal, regionaal, provenciaal, gemeentelijk)
o Heffingsbevoegdheid/bestedingsbevoegdheid
 Heffingsbevoegdheid
= bevoegdheid om omvang en de aard van fiscale inkomsten te bepalen
 Bestedingsbevoegdheid
= bevoegdheid om belastingsgelden uit te geven
! vallen vaak samen !
o Volledige vs beperkte fiscale autonomie
 Regionale bestedingsvoorkeur koppelen aan heffingsbevoegdheid
 Gewesten hebben na 3e staatshervorming ruimere autonome
heffingsbevoegdheid gekregen op vlak van personen belasting
 Volledige fiscale autonomie
= alle bevoegdheden aan bepaald bestuursniveau
 Beperkte fiscale autonomie
= slecht gedeelde van bevoegdheden aan bepaald bestuursniveau
Verdeling fiscale bevoegdheden tussen gemeenschappen en gewesten
o
5 financieringsmechanismen:
 1. Niet fiscale eigen ontvangsten
 Schenkingen, patrimoniale inkomsten
 Vb jachtrechten
 2. Fiscale eigen ontvangsten
 Fiscale autonomie (art 170!)
 Eigen regionale belastingen
o Volstrekte autonomie, maar geen afbreuk op Belgische
interne markt
o Uitzondering:
 Non bis in idem: geen heffing van wat al federaal
belast is
<-> una via principe: er moet een keuze worden
gemaakt tussen administratieve en
strafrechtelijke vervolging
 Geen opcentiemen of vermeerderingen op
federale belastingen
3
o
o Belasting op leegstand, lozingen
 3. Door federale overheid toegewezen belastingsopbrengsten
 4. Nationale solidariteitstussenkomst
 Welvaartsverschil tussen gewesten minimaliseren
 5. Leningen
Gewesten
 Bevoegd om gewestelijke opcentiemen op deel van personenbelasting (=
DE GEREDUCEERDE BELASTING STAAT)
 Gereduceerde belasting staat
= personenbelasting – autonomiefactor (25.99)
DUS 74.01% wordt toegewezen aan Federale staat
1.4 VLINDERAKKOORD 2011


3 fiscale luiken
o Overheveling fiscale uitgaven naar de gewesten
o Verdere uitbouw fiscale autonomie van gewesten
o Sanering van overheidsfinanciën
Fiscale autonomie
o Mogelijkheid om gedifferentieerde opcentiemen per belastingschijf te heffen
o 30% van tarief gaat naar gewesten
 Dus tarief van 50% gaat naar 35% en regie kan % invullen daarboven
waarvan opbrengst naar de regio zou moeten gaan
 Om verarming tegen te gaan
o Principe van progressiviteit blijft behouden
o Federale wetgever blijft exclusief bevoegd om belastbare basis vast te stellen
o Bedrijfsvoorheffing blijf exclusief federale bevoegdheid
1.5 PROVINCIALE EN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN
o
o
Gemeenten (ART 464 )
 Vrij belastingen heffen binnen territorium
 Grote diversiteit aan kleinere belastingen
 Non bis idem-principe
 Geen opcentiemen op personenbelasting, vennootschapsbelasting,..
 Opcentiemen op onroerende voorheffing,
 gewestelijke opcentiemen of aanvullende gemeentebelasting op de
totale personenbelasting (tarief varieert)
Provincies
 Verboden opcentiemen te heffen op personenbelasting,…
 Uitzondering: onroerende voorheffing
1.6 GRONDREGELS BELASTINGHEFFING



Niet vervat in specifieke belastingswetten of besluiten, wet grondwet!
Algemene interpretatieregels, specifieke fiscale regels
Voortvloeiend uit publiekrechterlijk karakter
1.6.1 LEGALITEITSBEGINSEL (ART 170)
4
o
o
o
= enkel door een wet kan belasting geheven worden , vereist dat belastingwet op
nauwkeurige en ondubbelzinnige wijze alle essentiële elementen van belasting
vastlegt, delegatie is mogelijk
Alles wat niet expliciet belastbaar wordt gesteld in wet, is belastingvrij
Bewijslast fiscus
1.6.2 ANNUALITEITSBEGINSEL (ART 171 GW)
o
o
o
o
= regering moet ieder jaar opnieuw toestemming krijgen van het parlement om
uitgaven te doen en belastingen te heffen in overeenstemming met wetgeving
Analoog voor geweten, gemeenschappen, gemeenten en provincies
ART 174 : financiewet
 fiscus niet gebonden voor standpunten eerdere jaren
 conflict met beginsel behoorlijk bestuur (rechtszekerheid) en
vertrouwensbeginsel
gevolgen:
 Inkomstenbelasting wordt geheven over de inkomsten die tijdens een
belastbaar tijdperk zijn verwezenlijkt (ART360) en dat belastingplichtige
de plicht heeft deze inkomsten jaarlijks aan te geven
 Beroepskosten enkel aftrekbaar voor belastbaar tijdperk tijdesn welk zij
zijn gedaan of waarop ze betrekking hebben (ART 49)
1.6.3 GELIJKHEIDSBEGINSEL (ART 10/11 EN 172 GW)
o
o
o
o
o
Geen voorrechten in belastingzaken
Autonome toetsingsgrond Grondwettelijk hof voor wetten en decreten
‘Gelijkheid in de inhoud van de norm’
Schending indien gelijke situaties ongelijk of ongelijke situaties gelijk worden
behandeld
Gerechtvaardigde onderscheiden op basis van objectieve relevante criteria en
redelijk verantwoord, rekening houdend met doel en gevolgen van de maatregel
1.6.4 BELASTINGRECHT IS VAN OPENBARE ORDE
o
o
o
o
Dwingend: geen afwijkingen door akkoorden met fiscus
 Wel akkoorden met fiscus over feitelijke kwesties
Rechtbank: ambtshalve inroepen van middelen
 Toetsen van akkoorden aan een wet
Wet bepaalt wie schuldenaar is van belasting
 Geen afwijkingen bij akkoord fiscus/belastingplichtige
 Verschil ‘betaling belasting’ en ‘dragen van belasting’
 Akkoorden tussen particulieren over ‘dragen’ mogelijk, tenzij wet
verbiedt
Interpretatie van belastingwet
 Strict
 In dubio contra fiscum
1.6.5 BELASTINGONTDUIKING EN BELASTINGONTWIJKING
5
o
o
o
o
o
Belastingontduiking
 Verboden (fraude)
 Vb: verkoop zonder factuur, niet-boeken ontvangsten, boeken van
fictieve kosten, niet aangifte inkomen (zwart werk), simulatie
Belastingontwijking: toegelaten
 Onthouding & substitutie
 Brepols en ‘au viex St Martin’- arresten
 Het recht om minst belaste weg te bewandelen ook al is deze niet
meest normale en zelfs met een exclusief fiscaal oogmerk op
voorwaarde dat men de juridische gevolgen van de gekozen weg
ondergaat
 Vb: wetsontduiking:
o Verhuring door zaakvoerder aan vennootschap vs
o Verhuring door zaakvoerder aan derde die aan
vennootschap verhuurt
= omzeiling van art 32, 3°
Belastingontwijking versus veinzing
 Civielrechtelijk begrip doen alsof men zich in niet-belastbare toestand
bevindt maar men aanvaardt de juridische gevolgen van zijn handelen
niet
 Vb: niet betalen onderhuurder, kan hoofdhuurder rechtstreeks
aanspreken
 Tegenbrief: geheim houden overeenkomst tussen parijen die de
contractuele gevolgen die aan fiscus getoond worden wijzigen of
vernietigen
 Absolute veinzing: tegenbrief vernietigt alles
o Vb: schenkingsakte maar goederen blijven bij schenker,
zo vermijden van successierechten
 Veinzing aard overeenkomst
o Verkoopovereenkomst maar prijs nooit betaald
 Veinzing door tussenplaatsen personen (huur/onderhuur)
Reactie Di Rupo: Art 344, §1
Vb:
 Rug-aan-rug lening
 Te ontbinden vennootschap
 Tussengeplaatste holding
 Tijdelijk aandelenbezit met oog op vrijstelling RV
 Management vennootschap
1.6.6 BEPERKTE AUTONOMIE BELASTINGRECHT


Impact andere rechtstakken op begrippen gebruikt in belastingwet
Non bis in idem
 Juridisch dubbele belasting (1 BP, 2x zelfde type belasting)
 Economisch dubbele belasting (2BP of 1BP, 2 types belastingen)
6
1.6.7 BEGINSELEN BEHOORLIJK BESTUUR
o
o
Vertrouwensbeginsel vs legaliteitsbeginsel !!
o Tegenstelling dus niet veel vertrouwen in vertrouwensbeginsel
o Zeer uitzonderlijk van toepassing
o Fiscus mag van gedachte veranderen! Geen absolute zekerheid!
Rechtszekerheid (niet retroactiviteit belastingwet): wettelijk, maar geen
grondwettelijk principe
o Retroactiviteit tast rechtszekerheid aan, kan alleen verantwoord
worden door bijzondere omstandigheden
7
2 INKOMSTENBELASTING
2.1 ALGEMEEN




Uiting van sociale en financiële draagkracht
4 soorten
o PB (wonen in BE)
o VEN.B
o RPB (zonder commerciële activiteit)
o BNI (niet in BE wonen, maar wel BE inkomen)
Mate van onderwerping aan inkomstenbelasting
o Inwoners: onbeperkte wereldwijde belastingplicht
 Universaliteitsprincipe (alle inkomsten zijn belastbaar, ongeacht land
van oorsprong)
o Niet-inwoners: beperkte belastingplicht
 Enkel inkomen van BE bron!
 Bronstaatbeginsel
 Territorialiteitsbeginsel
o Combinatie van wereldwijd en beperkte belastingplicht leidt tot juridische
internationale dubbele belasting
 Uitgeschakeld door:
 Eenzijdige maatregelen (ART 155-156)
o intern recht: verlaagd tarief of verrekening in
buitenlandse belasting met Belgische belasting
o Aftrekpost: je betaalt 15% in het buitenland, dus krijgt
85%,en hier Belgische belasting op berekend (milder)
o Soms krediet: je mag buitenlandse belasting aftrekken
voor berekening
 Internationale bilaterale belastingverdragen: in dit geval mag je
niet belasten
o Dubbelbelastingverdrag = bepaald welke staat bevoegd
is, maar verplicht de staat niet om belasting te heffen
Inkomstenjaar en aanslagjaar
o Inkomstenjaar = belastbaar tijdperk = jaar gedurende welk men de aan de
inkomstenbelasting onderworpen inkomsten verkrijgt (kalenderjaar - boekjaar)
o Aanslagjaar= jaar voor welk belasting op dit inkomen verschuldigd is (volgend
op inkomstenjaar)
2.2 PERSONENBELASTING
2.2.1 ALGEMEEN



Directe belasting
Progressieve belasting (draagkrachtprincipe)
Gehuwden & samenwonenden hebben gemeenschappelijke aanslag (art126)
o Apart berekend en samengevoegd:
8
Eigen beroep, eigen on/roerend goed + (1/2) inkomen uit gezamenlijk
goed en wettelijk genot kinderen -> voordeel
o Toekenning van meewerkende echtgenoot
o Verliescompensatie
 Elke partner trekt zijn kosten af binnen categori
 Verlies van ene partner aftrekken bij andere, ENKEL bij zelfde soort
inkomen!!
! wettelijk samenwonende worden voor personenbelasting gelijkgesteld aan
gehuwden
Personenbelasting opgesplitst
o Federale personenbelasting
o Regionale personenbelasting


2.2.2



PERSONEEL TOEPASSINGSBEBIED
Rijksinwoner
o natuurlijke personen met woonplaats of zetel van fortuin in België
o Belgische diplomaten in het buitenland
 Woonplaats: feitelijk
 Inschrijving bevolkingsregisters niet doorslaggevend
 Zetel van fortuin: feitelijk: plaats van waaruit fortuin wordt beheerd,
plaats van waaruit instructies m.b.t vermogensverrichtingen gegeven
worden
 Fiscale woonplaats is niet noodzakelijk gelijk aan burgerlijke woonplaats
 Werkelijke woonplaats krijgt voorkeur op domicilie (indien verschillend)
! woonplaats primeert, zetel van fortuin is voor regionale doeleinden
enkel nog relevat indien een belastingplichtige geen woonplaats heeft in
België
2 wettelijke vermoedens
o Weerlegbaar: tot bewijs van het tegendeel wordt men geacht rijksinwoner te
zijn indien met een inschrijving heeft in het register
o Onweerlegbaar: gehuwden -> vestiging gezin (u woont waar u gezin gevestigd
is)
Uitsluiting: beginsel van diplomatieke immuniteit
o buitenlandse diplomaten en gezin
o steeds geacht belgisch inwoner te zijn -> personenbelasting!
o Immuniteit: fiscale controle + sancties hinderen zending
2.2.3 MATERIAAL TOEPASSINGSGEBIED


Belasting op 4 soorten inkomsten door wet gedefinieerd (staan los van elkaar)
o Onroerende inkomsten
o Roerende inkomsten
o Bedrijfsinkomsten
o Diverse inkomsten
WIB bepaalt per categorie:
o Wat is belastbaar?
9



o Wat is vrijgesteld?
o Wat is aftrekbaar?
Dit geeft een netto-inkomen per categorie. Deze worden samengevoegd tot het
belastbaar inkomen (uitz. Afzonderlijke belastbare inkomen)
Hiervan worden de aftrekbare bestedingen afgetrokken.
Belastbaar inkomen
- belastbare bestedingen
(vb: allimentatiegeld, 80% aftrekbaar)
= belastbaar netto-inkomen
 Tarief= progressieve belasting (ART130)
- Belastingkredieten en verminderingen
= totale belasting staat
 Verrekening voorheffingen en voorafbetaling
 Bijbetalen of terugkrijgen
 Aanvullende gemeentebelasting: % van totale belasting staat
2.2.4 TIMING
! fiscus heeft 3 jaar tijd om te controleren, aanslag moet binnen 3 jaar
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Aangifte (ingediend)
Aanslag (aangekregen)
Controle: korte controle + onderzoek per dossier adhv data mining
Bericht van wijziging van aangifte
a. Je hebt 30 dagen om te antwoorden
b. 24 november niks? = veilig!
c. Als fiscus niet akkoord is met uw antwoord:
Aanvullende aanslag
a. Aanwijzingen van fraude?
7 jaar!
Fiscus stuurt brief mtb verlening termijn + vermoeden
Elke fraude is een misdrijf
BOETE
50% van belasting (bij fiscale fraude)
10% van belasting (discussieerbaar, fiscus heeft altijd gelijk!)
Bezwaar
a. Bezwaarschrift indienen
Duurtijd = lang
Na 6 maand kan je naar de fiscale rechtbank van 1e aanleg , maar duurt nog jaren
Rechtbank van eerste aanleg
Hof van beroep
2.2.5 SCHEMA
10
2.2.6 ONROERENDE INKOMSTEN



Art7-14: OG in privé vermogen niet aangewend voor beroepsgebruik van eigenaar of
houder zakelijk recht
(Indien beroepsgebruik: Art 37)
 ENKEL PRIVE!
Meerwaarde op vast goed is geen OI
o 1 uitz: als het je job is om actief te verkopen
Taxatie op cashbasis
Belastbare inkomsten

Kadastraal inkomen (KI) (ART 471)
o Voor alle in België gelegen onroerend goed
o Door kadaster geschat netto huurinkomen (onder aftrek van kostenforfait
verwerving) door vergelijking met refertepercelen (werkelijk verhuurde
percelen)
o Reden:
 Belastingheffing op niet-verhuurde goederen (geïmputeerd inkomen)
 Controlemogelijkheden privéverhuur
o KI veel lager dan werkelijk netto huurwaarde (fundamentele onderschatting)
dus jaarlijkse indexatie en verhoging van KI met 40%
(indexeringcoëfficiënt=1.7) (+ onrechtvaardig verdeeld)
o Eigen gebruik/verhuring =KI
 Gronden
 Niet verhuurd: KI
 Verhuurd aan particulier niet beroepsmatig gebruik: KI
11

 Pachtwetgeving: KI
Gebouwen
 Niet verhuurd: KI + 40%
 Verhuurd aan particulier niet beroepsmatig gebruik: KI + 40%
! vrijstelling eigen woning (2e woning = vermenigvuldigen met 1.4)
! machine-eigenaar ≠ grondeigenaar, vaak onderverdeeld onder 2
vennootschappen, omdat machines anders bij kadastraal inkomen
worden geteld, dus belastingen stijgen
o
Verhuring: niet KI, maar reële huur!
 Aan natuurlijk persoon die het ook professioneel gebruikt,
rechtspersoon, aan een vennootschap
 Belastbaar op werkelijke netto-huur indien meer dan KI(grond) of KI+
40%(gebouw)
o Reden
 Huur is gekend
 Aftrek kosten bij huurder (zie aftrekbare kosten)
 Gemengd gebruik: proratering
o Geregistreerde huur, waarom opsplitsing wordt gemaakt
Aftrekbare kosten




De onderhouds- en herstellingskosten worden m.a.w. reeds in mindering gebracht bij
vaststelling van het bedrag van KI
o WEL VOOR werkelijke huurinkomsten, hier mag kostenaftrek wel gebeuren
o Maar begrensd op 2/3 van gerevaloriseerd KI (zie verder)
VERHUURD
huur=basis, we gaan kosten aftrekken bij huurder, forfaitaire aftrek (uitz. interest)
o grond: forfait onderhoud + herstelling (10% huur + voordelen)
o gebouw: forfait onderhoud + herstelling (40% huur + voordelen)
! aftrek is beperkt tot 2/3 van gerevaloriseerd KI
= 40% van gebruteerd KI
( KI x 100/60 ) x 40/100
= 40/60 KI
Met Revalorisatiecoeff. = 4.23
NIET-VERHUURD
KI=basis, geen werkelijke aftrek meer mogelijk (uitz.:interest) want KI is nettoinkomen
Gedeeltelijk verhuur en gemengd gebruik
o Slecht een gedeelte van geindexeerd KI met 40% verhogen
o Deel beroeps- en deels privédoeleinden: belastbare grondslag apart opgesteld
12




Verhuur door bedrijsleider aan vennootschap
o Bedrijfsleider belast op werkelijke huurinkomsten
= huurprijs + huurvoordelen – 40% kostenaftrek
Efpacht en opstalhouder
o Vergoedingen voor recht op erfpacht of opstal zijn aftrekbaar van belastbare
onroerende inkomsten
Interestlasten
o Betaalde interesten op leningen om OG te verwerven zijn aftrekbaar
o Niet beperkt tot inkomsten uit onroerend goed waarvoor lening werd aangegaan
o Geld niet voor hypothecaire leningen! (elk gewest eigen regeling!)
o Verliescompensatie bij partners
Werkelijke kosten?
o Interesten van schulden specifiek voor verwerving/behoud van OG (Art 14)
o Uitz:
 Schulden mbt eigen woning
 Aftrek steeds beperkt tot OI
 Effect decumul: negatief OI partner 1 mag afgetrokken worden van OI
partner 2
Vrijstellingen en verminderingen

Vrijstelling KI bij eigen woning
o Geldt slechts voor woning waar fiscale woonplaats gevestigd is
o Vrijstelling voor woning die gehuwde BP beide betrekken
o Bij niet-bewoning wegens sociale of beroepsredenen of bouwwerkzaamheden
(vb: eigenaar gebruikt gebouw zelf om beroep uit te oefenen)
Eigen woning


Volledige vrijstelling KI => geen aangifte PB
Voorwaarden
o BP is eigenaar, bezitter, erfpachter, vruchtgebruiker van woning
o BP betrekt zelf de woning waarop vrijstelling van toepassing is
! Enkel privé-deel: geen vrijstelling voor het deel van de woning dat beroepsmatig
wordt gebruikt, of dat wordt betrokken door personen die geen deel uitmaken van het
gezin van BP




Gewetsbevoegdheid
Meer dan 1 woning? Enkel 1 fiscale woonplaats
Gehuwde? Vrijstelling slechts voor woning die ze beide betrekken
Onroerende voorheffing blijf verschuldigd aan het gewest waar het gelegen is!
o Veel mensen geen belastingen, maar interest wel aftrekken -> OV weg
o Woonbonus invoeren (algemene aftrek)
13
o
Ten gunste van gewest, provincie, gemeente
Woonbonus




Vanaf 1/1/2005: woonbonus
Aftrek van eigen woning is vervangen door een belastingvermindering (art145/37,
145/46)
o Aftrek: aftrek van totaal belastbaar inkomen
o Vermindering: (aan marginaal tarief)
! zelfde eindresultaat voor belastingsplichtige
Geregionaliseerd! => Vlaams gewest is bevoegd
Welke uitgaven? (totaalpakket!)
o Interest
o Kapitaalaflossing lening
o Premie schuldsaldoverzekering

Voorwaarden voor voordeel aftrek:
o 1. Woning = enige en eigen woning van BP
 31/12 van jaar van afsluiting lening te beoordelen (ijkmoment)
o 2. Eigen woning: BP betrek op 31/12 de woning en is eigenaar, bezitter,…
o 3. Enige woning: in principe geen andere woning hebben op 31/12 van het jaar
van de lening
 Geldt per partner (niet per gezin)
 Vb: partner is reeds eigenaar van een woning, andere partner krijgt toch
nog woonbonus
o 4. Hypothecaire lening
 Specifiek voor behouden of verwerven van eigen woning
 Looptijd minimum 10 jaar
o 5. Voorwaarden levensverzekering (schuldensaldoverzekering)
 Voordelen bij overlijden bedongen ten gunste van de personen die
ingevolgde het overlijden de volle eigendom of het vruchtgebruik van de
woning erven
o 6. Hypothecaire lening en levensverzekering moeten aangegaan zijn bij een
instelling die in EER gevestigd is

Grens van de bedragen die in aanmerking komen voor de belastingvermindering
o Per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk (!!)
o Basisbedrag en verhoging voor eerste 10 jaar
o Verhoging voor gezinnen met 3 of meer kinderen ten laste
o Vanaf AJ 2016: maximumbedragen worden niet meer geïndexeerd
o Tarief belastingvermindering = 40% (voor 6e: marginaal tarief)
o Verhogingen vervallen bij verwerven van ander vastgoed (ook geërfde woning)
Samengevat
14
Gebouwde onroerende goederen
Verhuurd?
Professioneel gebruik
huurder?
Nee
-
Belastbare basis?
Aftrekbare kosten
Eigen woning: vrijgesteld!
Andere: geindexeerd KI x 1.4
Geindexeerd KI x 1.4
-
Werkelijke huurprijs +
huurvoordelen zonder dat
deze lager mogen zijn dan het
gindexeerd KI x1.4
40% werkelijke
brutohuurprijs +
huurvoordelen
zonder dat deze
hoger mogen zijn dan
2/3 van het
gerevaloriseed KI
Professioneel
gebruik?
Nee
Belastbare basis?
Aftrekbare kosten?
Geïndexeerd KI
-
Ja
-
Werkelijke huurprijs +
huurvoordelen zonder dat
deze lager mogen zijn dan het
geïndexeerd Ki
Ja, aan natuurlijk Nee
persoon
Ja
Ja, aan een
vennootschap
-
Niet gebouwde onroerende goederen
Verhuurd?
Nee
Ja, aan natuurlijk
persoon
Ja, aan een
venootschap
ONROERENDE VOORHEFFINGEN



Algemeen
o Voorschotten op PB worden per type inkomen geïnd door schuldenaar en
rechtstreeks betaald aan Staat
o Genieter ontvangt inkomen na aftrek voorheffing (netto)
o Moet bruto-inkomen aangeven in PB
o Krijgt aanslag aan progressief tarief en mag voorheffing verrekenen met aanslag
o Niet verrekenbaar met PB
De uitzondering
o Jaarlijkse aanslag ten laste van eigenaar of houder zakelijk recht OG (art 251 )
o Niet meer verrekenbaar met PB
o Gewestenbelasting geworden: gewest bevoegd voor grondslag, tarief,
vrijstellingen, inning en administratieve procedure
o Tarief
 VL: 2.5% KI (sociale woning 1.6%)
 Wall en BR: 1.25% KI (sociale wonng: 0.8%)
 Daarenboven gemeentelijke en provinciale opcentiemen
! opcentiemen vermenigvuldigen met % van KI
Vrijstellingen
o OG is vrijgesteld van KI:
 Eigen woning
15
o
Vrijstellingen gewesten
 Vb: in VL: nieuwe investeringen in M&O en vervangingsinvesteringen,
openbaar domein
2.2.7 ROERENDE INKOMSTEN



Geen onderscheid tussen landen
Binnen het privévermogen van natuurlijke personen
Belastbare basis in principe: nettobedrag = brutobedrag – kosten om inkom te
verwerven
o Afwijkingen
 Voor dividenden, interesten : apart belastingtarief namelijk de roerende
voorheffing of via aanslag in PB, er worden geen kosten in verminder
gebracht!!
 Voor inkomsten uit verhuring van roerende goederen en auteursrechten:
apart belastingtarief via roerend voorheffing of aanslag PB, hier wel
brutobedrag verminderd met kosten die belastingplichtige maakt
Belastbare basis




Onderscheid inkomen en meerwaarde
o Meerwaarde meestal niet belast tenzij divers inkomen
o Privémeerwaarden enkel belastbaar als ze in art 90 ten 1e,8e, 9e, 10e voorkomen
Categorieën
o Inkomen uit risicodragend kapitaal: dividend
o Inkomen uit niet-risicodragend kapitaal: interest
o Inkomen uit verhuring van (on)lichamelijke roerende goederen
o Lijfrenten en tijdelijke renten
o Auteursrechten
Enkel voor privé-beleggingen !!
o Vermogen mag niet beroepsmatig aangewend worden (art 37)
o Uitzondering: auteursrechten
Eigenschappen
o RI worden niet geglobaliseerd
o De PB op RI is in principe gelijk aan de RV
o De RV wordt ingehouden door de debiteur van de RI (BE inkomsten) of door de
tussenpersoon die in België de betaling verricht (buitenlandse inkomsten)
 Geen RV bij inning zonder tussenpersoon, maar volgens art 313 wel
aangeven in PB en kunnen alsnog onderhevig zijn aan BE PB.
 Beperkte controlemogelijkheden
 Fiscaal revelante informatie uitwisselen tussen nationale
autoriteiten
o Art 216, 1°: beperkt tot Belgische schuldenaars
o RV is bevrijdend/liberatoir: budgettaire maatregel, we kunnen niet controleren
dus opgetrokken tot 25%
16
= RV vormt de eindbelasting
De belastingsplichtige moet de inkomsten niet meer aangeven in de
aangifte van de personenbelastingen moet dus geen bewijsstukken van
de roerende inkomsten bijhouden
o Geen RV -> aangifte verplicht
 Art 313!
= welke inkomsten moet een natuurlijk persoon aangeven in aangifte van
PB (RV niet, behalve auteursrechten moeten altijd aangegeven worden)
U mag RI altijd aangeven, ook al 25% er al af is (globalisatie)
o RI aangeven, computer gaat RI toevoegen aan accolade en kijken wat je dan moet
betalen
o Goedkoopste wordt toegepast!
o Enkel beter als u beneden de belastingvrije som blijft! (RV krijg je terug als je
minder moet betalen volgens 2e methode)
o Boven belastingvrije som? Nadelig! Want er komt aanvullende
personenbelasting op (7%)
o Dus het verschil tussen beide bestaat er evenwel in dat de toepassing van de
belastingvrije som uitwerking krijgt bij een geglobaliseerde belasting, terwijl dit
niet het geval is als de belasting wordt voldaan via de bevrijdende RV



Wijze van heffing



Belgische inkomsten (art 261, 1°)
o De in B gevestigde debiteur (natuurlijk persoon, vennootschap, ver.)
o De in B gevestigde inrichting van een buitenlandse vennootschap wanneer
inrichting interesten/royalties als kost aftrekt
Buitenlandse inkomsten (art 261, 2°)
o Eerste BE tussenpersoon die tussenkomt bij uitbetaling
Tarief: art 269, opgelet art 21
Dividend
= elk voordeel dat je krijgt omdat je aandeelhouder bent (gewone dividend, inkoopbonus,
liquidatiebonus)
B ELASTBAAR ( ART 18 WIB)


Zowel op aandelen (maatschappelijk kapitaal) en winstbewijzen (geen maatschappelijk
kapitaal)
Een bevrijdende RV van 25%. Bij aangifte in PB ook tarief van 25%.
 Elke terugbetaling van kapitaal tenzij ..
.. 2e, ter: inkoop en liquidatiebonus
o Verschil tussen van de venn. verkregen bedrag en maatschappelijk kapitaal
vertegenwoordigd door de ingekochte aandelen
17
In de mate dat vergoeding de kapitaalcomponent overschrijdt, vormt de
vergoeding vanuit fiscaal oogpunt een dividend (= inkoopbonus
 Geen trucjes met inkoop van aandelen meer
o Wat krijg je bij liquidatie?
 Kapitaalcomponent en dividend
 Dividend = liquidatiebonus
 Uitgekeerde reserves zijn toch belastbaar (25%) (=liquidatiebonus)
o Vanaf 1/1/2015: liquidatiereserve
 U mag beslissen of u geheel of stuk van winst in liquidatiereserve steekt.
Hier betaalt u meteen 10% op. Bij liquidatie 0%. (U betaalt van dag 1, en
niet op moment van liquidatie)
 = gefaseerde uitwerking
 Te bestemmen winst toewijzen aan liquidatiereserve, fiscale kost
van 10%
 Dividend toekennen aan aandeelhouders
o Geen bijkomende RV
 Kosten afhankelijk van termijn:
o Minder dan 5 jaar: 15% RV
o Meer dan 5 jaar: 5% RV
4e: excessieve interesten
o Fiscaal gemotiveerde onderkapitalisatie
 Venn heeft 100 nodig, bedrijfsleider heeft 100
 Optie1: bedrijfsleider stort 100 als maatschappelijk kapitaal in
ruil voor aandelen
 Optie2: bedrijfsleider stort 10 als maatschappelijk kapitaal in ruil
voor aandelen en staat lening toe van 90% aan 10% interest
o Fiscale gevolgen
 Optie 1: vennootschap maakt 9 winst
 Tarief 34%, ven.B. : 3, nettowinst = 6
 Keer divident uit aan AH, RV op dividend: 6 x 0.25 = 1.25
 Netto voor bedrijfsleider = 6 – 1.5 = 4.5
 Optie2: venn maakt 9 winst
 Aftrekbare interesten: 9
 Belastbare winst: 9-9=0
 Rv op interest: 9 x 0.25 = 2.25
 Netto voor bedrijfsleider/geldschieter: 9 – 2.25 = 6.75
(financiering met schulden = hogere winst)
 Dividend is duurder dan interest, daarom 18, ten 4e (!!)
o Reactie wetgever
 Excessieve (teveel) interest = dividend = FICTIE
 Dubbel gevolg: niet aftrekbaar venn. + 25% RV voor bedrijfsleider
 Besmette lening: geldlening van AH/natuurlijk persoon of
bestuur/zaakvoerder aan vennootschappen
 Wanneer de som van de besmette leningen het fiscaal eigen vermogen
overschrijdt, en er een rentevergoeding > marktrente wordt
overeengekomen, valt de excessieve interest en de interestvergoeding op


18
o
het excessieve leninggedeelte onder het toepassingsgebied van de
herkwalificatieregel
 Interesten die op basis van art 18, 4° geherkwalificeerd worden in
dividenden, zijn onderhevig aan belasting van 25%
 Uitzondering:
 Obligaties openbaar beroep spaarwezen
 Geldleningen vanwege Belgische vennootschap
Wanneer?
 Ratio schuld/fiscaal eigen vermogen: 1/1 (debt/equity-ratio), als deze
overschreden is, zitten we met excessieve interest
 Totaal besmette leningen (schuld) is hoger dan som van belaste reserves
op begin belastbaar tijdperk + gestort kapitaal einde belastbaar tijdperk
(fiscaal eigen vermogen)
 Interest is hoger dan marktrente per lening (art 55)
 Opmerking: Notionele interestaftrek maakt verschil kleiner!
V RIJGESTELD ( ART 21)




Aandelen van kleine vennootschappen : art 269, §2; verlaagde belastingdruk vanaf het
derde boekjaar volgend op het jaar waarin de nieuwe aandelen zijn uitgegeven
Liquidatie en inkoopboni van B en niet-B beleggingsvennootschappen die afwijkend
regime genieten: collectieve beleggingen
o BEVEKs met veranderlijk kapitaal
 Kapitalisatie-aandelen
 Aandeelhouder verzilvert belegging door aandelen aan BEVEK te
verkopen
= inkoop eigen aandelen
= onbelast
(belastingvrij rendement)
 Voorwaarde: rendement mag niet gewaarborgd zijn!, het mag geen
obligataire bevek zijn (= meer dan 25% in obligaties, hier gaat inkomen voor
een stuk belast zijn)
o BEVAKs met vast kapitaal
 Distributie-aandelen
 Aandeelhouder casht zijn belegging in door ontvangst van dividenden
door BEVAK
= dividenduitkering gewoon belastingregime (maar vast tarief van 15%)
o Residentiële vastgoedbevak: 15% RV + strenger voorwaarden
Art 18, 2°; terugbetaling gestort maatschappelijk kapitaal door vennootschap
o Alleen bij regelmatige kapitaal vermindering conform venn. W. en
o Niet voor geïncorporeerde reserves
Art 18, 2° bis; terugbetaling uitgiftepremies (gelijkgesteld aan gestort kapitaal)
o Op voorwaarde dag
 Afzonderlijk EV-rekening passief balans
19

Onbeschikbare EV-rekening: kan alleen verminderd worden bij
regelmatige beslissing algemene vergadering (conform de regels van
Vennootschappen omtrent statutenwijziging)
T ARIEF



Gewone dividenden: 25%
Verlaagd tarief
o Residentiële vastgoedBEVAKS: 15%
o KMO’s: dividenden op aandelen op naam, verworven met inbreng van geld vanaf
1 juli 2013
 Dividenden in 2e boekjaar na inbreng: 20%
 Daarna: 15%
 Strikte voorwaarden: art 269 §2
Liquidatiebonus: 25%
o Maar liquidatiereserve: 10%
o Geen RV bij liquidatie
o Bijkomend 15% bij dividenduitkering binnen 5 jaar, 5% daarna
Interest
= inkomsten uit niet-risicodragend kapitaal

Vastrentende effecten (art 19,§2)
o Bepaalt dat de interestcomponent bij effecten, iedere som omvat die boven de
uitgifteprijs wordt betaald of toegekend
o Betekenis: uitgifte- en terugbetalingspremies dragen de kwalificatie van interest
o Bijgevolg: als een obligatie beneden pari wordt uitgegeven (lager dan nominale
waarde van effect), dan zal het positieve verschil tussen de uitgifteprijs en de
nominale waarde deel uitmaken van de belastbare grondslag in hoofde van de
investeerder
B ELASTBAAR ( ART 19 WIB)



Art 19, 2°; rentecomponent van onroerende leasing-termijn (‘verleend’)
o Terugbetaling is kapitaalcomponent en interestcomponent
o In hoofde van lessor belastingvrij
o Gedeelte dat kapitaalcomponent overschrijdt, is interestvergoeding en dus
onderworpen aan PB
o Voorwaarden : zie art 10§2
Onderscheid:
levensverzekeringen (beleggingsproduct) en risicoverzekeringen (klassieke)
Inkomsten begrepen in kapitaal van levensverzekeringen
o Branchevervaging: verzekering of belegging?!
o Gedenatureerde levensverzekeringen = aan menselijke levensduur gekoppeld
o Tak21 (gedenat. Levensverzek.)
20
Contracten met gewaarborgd rendement waarbij premie geen aanleiding
kan geven tot belastingvermindering
 Niet in rekening gebracht bij woonbonus
 Je krijgt kapitaal + gekapitaliseerde interest terug
 Korter dan 8 jaar: vrije interest van verzekeraar, belast als
interest!
 Langer dan 8 jaar: meer gereglementeerd, vrijgesteld!
 Fiscaal: wat substituut is van bankproduct, moet belast worden
als bankproduct!
 U kan vrijstelling hebben als korter dan 8 jaar enkel met
overlijdenscomponent v 130%. (Als ik overlijd, krijgen
nabestaande 130% vrijgesteld want niet concurrentieel met
bank)
 Financieel zeer vergelijkbaar met kasbon (fiscaal zelfde regime)
o Tak 23 (gedenat. Levensverzek.)
 Levensverzekering gekoppeld aan een beleggingsfonds (verzekeraar
belegt voor u – opbrengst volledig afhankelijk hiervan)
 Substituut voor BEVEK
 Riscodragende belegging
 Verzekeraar betaalt verzekerde op vervaldag geen kapitaal uit, maar wel
delen uit beleggingsfonds
 Indien verbintenissen over duur en bedrag/rendement-> belastbaar als
interest!!
 Indien geen gewaarborgd rendement = vrijgesteld (mag niet in België!
Luxemburg =ok)
 Obligataire tak23 bestaat niet
o Belastbaar bedrag (beide types): verschil tussen door verzekeraar betaald
bedrag (- winstdeelname, art 40) en totale premie (art 19, §4)
 Premietaks van 2% bij storting van premies
o Uitzonderingen
 Uitkering bij overlijden: geen belastbaar roerend inkomen
 Geen focus op beleggingsdimensie: buiten toep. van RI
 Kwalificatie pensioenen: inkomsten vervat in kapitalen en
afkoopwaarden van levensverzekeringscontracten worden niet als RI
beschouwd als minstens een van de betaalde premies heeft geleid tot een
fiscaal voordeel (= pensioenen)
Fix-fondsen
o Beleggingsvennootschap die, bij het openbaar aanbod in belgie, een vast
rendement garanderen (8jaar of minder)
o Beveks waarvan bij openbare uitgifte van de aandelen garanties aan de AH zijn
gegeven over terugbetaalde bedrag of rendementsgarantie en deze garantie
loopt over vaste looptijd van max 8 jaar
 Beveks die in obligaties en vastrentende effecten beleggen
o Bevek inkoop eigen aandelen: onbelast dividend
o Vastrentend effect is interest: 25% RV
o Sterke gelijkenis! Gewaarborgd rendement, zelfde fiscale behandeling


21
Belastbaar bedrag: iedere som boven de uitgifteprijs bevek-aandelen ongeacht
betaling op vervaldag of voordien
o Uitzondering:
 Inkomsten uit fondsen die voor meer dan 25% in schuldvordering
beleggen (afwijkend fiscaal regime
Obligatiefondsen (art 19 bis)
o Viseert beleggingsvennootschappen en beleggingsfondsen
o Welke?
 Alle collectieve beleggingsinstellingen die > 25% in schuldvorderingen
beleggen
 Obv fondsreglement of staturen; zoniet feitelijke samenstelling
portefeuille
 Bij gebrek aan bewijs: percentage wordt geacht 100% te bedragen
o Enkel kapitalisatie-aandelen
o Belastbare grondslag
 De inkomsten in het bedrag verkregen ingeval van inkoop, liquidatie of
overdracht onder bezwarende titel van effecten, die overeenstemmen
met de interesten, meerwaarden of minderwaarden uit de activa die
werden belegd in schuldvorderingen
 Voor zover deze inkomsten betrekking hebben op de periode
gedurende dewelke de verkrijger houder was van de rechten van
deelneming (vorm van transparantie)
 Kan beheerder dit bedrag niet vaststellen -> forfait
 Belastbare basis= verschil tussen het bij de verrichting
ontvangen bedrag en de aanschaffings- of beleggingswaarde van
de effecten x percentage van het vermogen belegd in
schuldvorderingen
 Hoe wordt het belast?
 RV inhouden door Belgische beleggingsinstelling of
tussenpersoon
 Gevolg: belegging in kapitalisatiebevek is onbelast als
o Geen fix-fonds
o Gemengd fonds minder dan 25% vastrentend effect
o

VRIJGESTELD


Spaardeposito’s (art 21)
o Schijf tot 1830€ interest (afzonderlijk voor gehuwden)
o Voorwaarden: art 2 KB/WIB
o Vrijstelling aan de bron (wordt bruto uitbetaald)
o Sommige banken aanvaarden meerdere spaarboekjes (binnen dezelfde
instelling)
 Hoe dit misbruik op lossen?
 Bankier houdt roerende voorheffing af van interest. Vrijstelling
doorvoeren door terugbetaling op einde van het jaar
= frauderen (art 310)
Levensverzekering tak 21 en 23 met waarborgen qua rendement (art 21,9 °)
22
o
Vrijgesteld als
 Contract > /8 jaar en uitbetaling alleen na 8 jaar OF
 Kortere contracten alleen voordelen bij leven enkel ten gunste van de
verzekerde en bij overlijden kapitaal minimum 130% van totale premie
Inkomsten uit verhuring van roerend goed (art 17, §1, 3°)





Art 17, §1, 3°; geen eigendomsoverdracht!
Buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid (zoniet: beroepsinkomen)
Gemeubeld verhuren: stuk van de huurprijs richten op de meubels, dus betalen van
25% belasting op de helft van de huurprijs)
Roerende goederen: lichamelijk of onlichamelijk:
o Vb: niet-professionele verhuur van het meubilair van gemeubelde
appartementen, boten, kleding, theaterdecors, kranen, ligstoelen,..
o Maar ook: royalty’s ontvangen door licentiegeving van onlichamelijke roerende
goederen, zoals octrooilicenties, merkenlicenties etc
(dit was voor kort ook zo voor auteursrechten)
o Tarief: 25%
Belastbare basis:
o Netto inkomsten = brutobedrag – kosten gedragen om de inkomsten te
verkrijgen of behouden
 Indien werkelijke kosten niet kunnen worden aangetoond, worden de
kosten in beginsel forfaitair vastgesteld op 15% van brutobedrag
 In bepaalde gevallen wordt dit forfait gebracht op 50%, verhuring
toneeldecors, kostuums,..
 Andere gevallen: 85% (zie codex)
o Tarief: 25% (art 171, 3° WIB)
Auteursrechten (art 17, §1,5°)





Nieuwe kwalificatie als roerende inkomsten (ipv divers), zelfs indien zij in
beroepsmatige omstandigheden zijn verkregen
= een intellectueel eigendomsrecht dat de bescherming beoogt van werken van
letterkunde of kunst)
2 voorwaarden
o Creatie moet gematerialiseerd zijn (idee is niet beschermd)
o Creatie moet origineel zijn (persoonlijke stempel)
2 categorieën
o Vermogensrechten (economische exploitatie: overdracht of licentie mogelijk)
o Morele rechten ( eerbied voor werk en reputatie: persoonlijk recht en
onvervreemdbaar)
Naburige rechten
23
Rechten van vertolkers/uitvoerende kunstenaars op hun werken/prestaties
Rechten van producenten van fonogrammen of van ‘eerste vastleggingen van
films’
o Recht van omroeporganisatie
Maximumbedrag?
o Niet aangewend als beroepswerkzaamheid: geen maximumbedrag
o Beroepskarakter: 57080
o Aangifteplicht in PB, RV heeft hier geen bevrijdend karakter ( art313)
Tarief RV
o 15% eerste schijf
o 25% hierboven
o Altijd RV (ongeacht bedrag)
o Voor gedeelte boven grens
 Beroep? 25% extra eraf
 + kostenaftrek forfaitair
Belastbare basis: nettobedrag van inkomsten = brutobedrag verminderd met
o 50% voor 1e schijf
o 25% voor schrijf tussen .. en ..
o Van x€: geen forfaitaire aftrek mogelijk
o Maximumbedrag forfaitaire kostenaftrek!
o
o



Netto-roerende inkomsten





Van interesten en dividenden is er niks aftrekbaar, u betaalt op bruto
Enkel bij verhuring kostenaftrek (bij roerende inkomsten)
Financieringskosten: nooit aftrekbaar
Innings- en bewaringskosten: aftrekbaar (niet bij bevrijdende RV)
Verhuringsinkomsten en auteursrechten:
o Werkelijk bewezen kosten wel aftrekbaar (met uitzondering van
financieringskosten)
Bevrijdende roerende voorheffing





Roerende inkomsten worden in principe aan de bron belast door afhouding RV door de
debiteur (art 261)
Tarief varieert: 15 – 25 % (art269)
Voordelen
o Inkomstenbelasting wordt sneller en juister geïnd
o Kans op fiscale fraude beperken
Uitzondering:
o Buitenlandse inkomsten (niet langs B bank), inkomsten uit verhuring van
roerend goed,.. (art 262 en 313 WIB en art 111- 114 KB/WIB)
Roerende inkomsten die aan RV zijn onderworpen moeten niet worden aangegeven
= deglobalisatie (RV= bevrijdende = eindheffing)
24


Toch optie voor aangifte inkomsten die aan RV zijn onderworpen
o Als progressief tarief op RI lager is dan RV
 RV verrekenbaar met aanslag aan progr. Tarief en saldo terugbetaalbaar
 Bij aangifte zijn inningskosten aftrekbaar
o Interessant bij lage netto RI
Alleen bij aangifte RI vervult RV zijn eigenlijke functie van voorschot op PB
2.2.8 BEROEPSINKOMSTEN
Algemene principes







Zelfde regels voor bepaling netto-winst in PB en Venn. B (art 183)
o Sommige dingen zinloos voor venn.b.
OI en RI uit vermogen dat bedrijfsmatig wordt aangewend is bedrijfsinkomen (art37)
o Gevolgen:
 Eigen OG wordt bedrijfsmatig gebruikt: geen aangifte KI (uitgespaarde
huur!)
 Regels aftrek van kosten zijn deze van beroepsinkomsten en niet deze
van OI of RI
 Geen bevrijdende RV mogelijk
Tijdstip belastbaarheid
o Winst (art24): vorderingsbasis (accrual)
 Gevolg: belast op nog niet ontvangen inkomen
 Correctie: waardevermindering (art 48)
o Rest: cashbasis
Gemeenschappelijke kenmerken BI
o Rechtstreeks vergoeding beroepsactiviteit
o Ook belasting op onrechtstreeeks vergoedingen en voordelen van alle aard
(VAA)
Voordelen van alle aard
o Elk voordeel dat (in)direct wordt behaald ter gelegenheid van uitoefening
werkzaamheid
o Oorzakelijk verband beroep/voordeel !! (art 24, 27, 30)
o Bewijs = fiscus!
o Waardering?
 Werkelijke waarde verkrijger (art 36)
 Maar veel forfaitaire waarderingen/voordelig (art 18 KB/WIB)
o Vb: gratis gebruik woning, lening aan verlaagd tarief, privéreizen,…
Art 24
o 1°: beroepsmatige verrichtingen
o 3°: stille reserves niet belastbaar, tenzij waardestijgingen van FVA waarop
vroeger fiscaal minderwaarde zijn aanvaard
o 4°: stille reserves niet belastbaar, tenzij onderwardering/overwaardering in
strijd met de boekhoudwet
Art 25
25




o 6°: wegenwerken voor deur (a) ziektevergoeding (b)
Art 26 (abnormale goedgunstige voordelen)
o In België:
 Abnormale voordelen worden in eigen land toegevoegd ookal betalen ze
belasting in het buitenland
 Art 26 = basisbepaling voor internationale verschuiving, anti-transfer
pricing-bepaling (winst derving wordt toegevoegd aan resultaat)
 BEPS= Base Erosion Profit Shifting
 Kleinere, minder aantrekkelijke landen verlagen hun
vennootschapsbelastingen om internationale investeringen aan te
trekken. Dit mag eigenlijk niet volgens BEPS. (tegen artificiële
winstverschuiving)
o Winstverschuiving binnen vennootschapgroep
 Verzaken aan winst/winst derven: X neemt veel risico, Y is verbonden
aan vennootschap, 50% marge als groep moet bij Y, minder belast (???)
 Overdreven kosten (art 49): basisregels van fiscale planning,
o Vb: geen winst opslag bij verkoop aan X (dus verkoop aan aankoopprijs), dit is te
goedkoop, X betaalt geen belasting, maar deze gederfde verkoop wordt
toegevoegd aan belasting van vennootschap
Art 27 (baten)
o Ontvangsten uit vrije beroepen
o Ontvangsten uit zelfstandige activiteiten en winstgevende bezigheden
 Ook uit de hand gelopen hobby
 Geen commerciële bezigheid
o Vb: freelance journalist, parlementsleden,.. (art 90)
o Ook:
 Meerwaarden
 Voordele van alle aard
 Vergoedingen compensatie vermindering winstpotentie
 Vergoeding volledig/gedeeltelijk herstel tijdelijke derving betalen
 Wedde van leden van parlementen
o Belastbaar op:
 Baten behaler betaalt belastingen wanneer cash binnenkomt
 Beroepsgoederen
 Geschenken van onderneming
Art 28 (winsten en baten vorige beroepswerkzaamheid)
(niet zo belangrijk)
o Na stopzetting onderneming
o stopzettingsMW: verkregen na stopzetting of voor stopzetting gebruikte
bedrijfsactiva
o compensatievergoeding
Art 30-31 jo 36 (bezoldigingen werknemers)
o Wie? Werknemers die arbeidsprestaties leveren in dienst van WG met
arbeidsovereenkomst (terugkerende bron/elke maand)
o Bezoldigingen: basissalaris + alle soorten boni (art 31,1°)
 Uitz: niet recurrente resultaatsgebonden bonus (art 38, §1, 24°)
 Bron houdt belasting in (ontvangen van nettoloon)
o Voordelen van alle aard: belangrijk!
26
Vergoedingen: volledig/gedeeltelijk herstel tijdelijke derving bezoldigingen:
vervangingsinkomen
 Vb: ziekte en werkloosheidsuikeringen (art 31, 4°)
 Sommige brugpensioenen en aanvullende vergoedingen (art31bis)
o Niet belast?
 MW;
 Bezoldigde heeft geen eigen business, geen beroepsactiva
 MW zijn dus niet van toepassing
 vb: eigen bedrijfsvoertuig WN
 Terugbetaalde kosten eigen aan werkgever (Reynders)
 Vb: terugbetaling verplaatsing, buitenlandse beroepsmatige
reiskosten, representatievergoeding
 Misbruik mogelijk!
o Bewijslast?
 Dubbel bewijs te leveren door werkgever
 Vergoeding bestemd tot het dekken van kosten die eigen zijn aan
werkgever
 Vergoeding id daadwerkelijk besteed aan die kosten
 Administratie mag bewijzen dat vergoeding een verdoken bezoldiging is
en dus belastbaar is
o Forfaitaire vergoeding mogelijk indien overeenkomstig ernstige normen
 Vb: vergoeding dienstreizen in belgie, gebruik door WN van eigen auto
 ! misbruik mogelijk: forfaitaire terugbetaling kosten (overdreven) en
terugbetaling privékosten
Art 32 jo 36 (bezoldiging bedrijfsleider)
o Categorieën
 Mandaathouders: bestuurders, zaakvoerders,.. (volmachthouders)
 Niet-mandaathouders: belast met leidende functie in vennootschap op
vlak van dagelijks bestuur (zelfstandige manager)
o ENKEL CATEGORIE 1 valt onder fictiebepaling zoals art 18, 4° (interest =divid)
en ar 32, 3° (huur=loon)
o Belastbaar inkomen (1&2)
 Vaste/variabele tantième (ander dan dividenden)
 Voordelen van alle aard: opzegvergoedingen, vervangingsinkomen
Art 32, 3° (Enkel categorie 1: overdreven huur vastgoed (zaakv aan eigen venn)
o Doel BP: wedde (aan RSZ onderworpen) converteren in huur (niet aan RSZ
onderworpen en 40% kostenforfait onroerende inkomsten)
o Reactie wetgever: fictie! Overdreven huur is wedde (RSZ en geen kosten!)
o Hoeveel?
 Bruto-huur + voordelen hoger dan 5/3 van gerevaloriseerd KI = wedde
 Geen aftrek vastgoedkosten op geherkwalificeerde huur (nog 40%
forfait, nog reële kost)
Belasting? Deze 3 elementen moeten aanwezig zijn:
o Beroep
o Inkomen
o Oorzakelijk verband
o



27
Vrijgestelde inkomsten


Art 38-40 (Sociale en culturele vrijstellingen)
o volledige vrijstelling: kinderbijslagen, kraamgelden, adoptiepremies,
terugbetaling geneeskundige verzorging, vergoeding levensverzekering (1°/8°)
o gedeeltelijke vrijstelling: PC-privéplan (tussenkomst WG aankoop homecomputer
WN) (17°)
 je krijgt hier een voordeel omdat je werkt (geen kost WG)
o voorwaardelijke vrijstelling: terugbetaling door WG van woon-werkverkeer wnw
 hoeveel? Afhankelijk van vervoersmiddel
 openbaar vervoer: 100%
 andere: beperkt: (9°, 14°)
o niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen aan WN betaald of toegekend door
WG (24°): maximumbedrag per jaar per WN, onderworpen aan RSZ van 33%,
eerste schijf ook onderworpen aan solidariteitsbijdrage van 13.07%
o 25°: maaltijd-, sport-, cultuur en ecocheques
 Je betaalt 1.1€ belasting voor een gratis maaltijd in de refter van het
werk, als je geen refter hebt = maaltijdchecks
 Van zodra dat je 1.1€ hebt betaalt voor maaltijd = geen belasting
 Ecocheque: stuk salaris waar je geen belasting op betaalt als je groene
producten koopt
o 11°: sociale voordelen: 3 categoriën worden vrijgesteld
 Wegens wijze toekenning onmogelijk voordeel te behalen = niet
individualiseerbaar (personeelsfeest, gebruik sportveld)
Deze kosten zijn ook niet aftrekbaar bij werkgever
 Individualiseerbaar maar geen echte bezoldiging (terugbetaling beroep
gerelateerde studiekost, rouwkrans)
 Geringe voordelen en gelegenheidsgeschenken (huwelijk)
Art 66bis -77 (economische vrijstellingen)
o Stimuleren van nieuwe investeringen
o Art 68 ev: Investeringsaftrek (!!!)
 Deel aanschaffingskost nieuwe (im)materiële vaste act. aftekbaar
 Voorwaarden: als active in BE bedrijfsmatig worden gebruikt en
afschrijfbaar zijn over minimum 3 jaar
 Uitgesloten: vb: auto’s
 Eenmalige IA
 In jaar verwerving
 Gelijk aan % van aanschaffingskost
o KMO: 4%
o KMO: 20.5% voor investeringen in beveiliging
o 13
o 13.5% voor investeringen in octrooien, O&O,energiebesp.
 Definitief verworven, wat ook gebeurt met actief!
 Gespreide IA (optioneel)
 Onderneming met minder dan 20 WN
28

 IA gespreid over afschrijvingsduur van actief
 Basispct.: 10.5%¨van jaarlijkse afschrijving
 20.5% voor milieuvriendelijke investeringen inO&O
Aftrek winsten en baten
 Bij onvoldoende winst: IA overdraagbaar naar volgend BT
Meerwaarden (art 41-47)
= inkomen volgend uit waardeschommelingen actief (in plus), passief (in min)
! verkoopswinst op voorraad is nooit een meerwaarde!
! in vennootschapsbelasting, vrijstelling v HWMW op passief boeken
 personenbelasting: hier moet dit niet! (nooit aan vrijgestelde reserves, HWMW, deel
kapitaal)



Prive-belegd vermogen:
o MW onbelast
o Uitz: DI
Beroepsvermogen
o MW belast, maar veel uitzonderingen: aparte tarieven, vrijstellingen
o Vaste activa beroepsmatig belegd (art 41)
 In kader beroep aangeschaft of vervaardigd (grond, gebouw, machine)
 Waarop afschrijvingen zijn aanvaard (gronden niet afschrijfbaar)
 IVA die tijdens beroepswerkzaamheid tot stand gebracht ongacht of ze
als actief geboekt zijn (goodwill)
Verwezelijkte versus niet-verwezelijkte meerwaarden
o Niet-verwezenlijkte MW
 Loutere uitdrukking in boekhouding
 Niet belastbaar (art 44, 1° corrigeert art 24,2°)
 Geen realisatie inkomen, geen geld om belasting te betalen
 Uitzondering 1: MW op voorraden en bestellingen in uitvoering
 Uitzondering 2: Terugname eerder afgeboekte waardevermindering op
financieel vast actief
 Zelfs als ze boekhoudkundig niet zijn uitgedrukt (art 24,3°)
 Eerder theorie: op aandelen fiscaal geen minwaarde te claimen,
bewijs MW bij fiscus)
o Verwezenlijkte meerwaarden
 Positieve verschil tussen ontvangen vergoeding of verkoopwaarde (min
de vervreemdingskost) en aanschaffingsprijs, verminderd met fiscaal
aanvaardbare afschrijvingen (of fiscale boekwaarde)
o Verwezenlijkte MW op (im)materiaal VA (bijzondere regimes)
 Vrijwillig verwezenlijkt of gedwongen activa >= 5 jaar (LT – MW)
 Historische inflatiecorrectie (indien voor 1950: verkoopprijs
overeenstemmend met gerevaloriseerde aanschaffingsprijs min
afschrijvingen (art 2,§2,7°), MW vrijgesteld (art 44,§1,2°)
29

o
o

MW wordt tijdelijk vrijgesteld mits wederbelegging van volledige
verkoopprijs of schadevergoeding in afschrijfbare (im)mat. activa
binnen 3 jaar
o Ieder jaar wordt MW belast aantempo van afschrijving op
wederbeleggingsgoed
o Vrijstelling tijdelijk/MW wordt over tijd belast aan
progressief tarief
o Maar BP/nat. Pers kan opteren voor onmiddellijke taxatie
aan 16.5% (voordeel? In jaar met globaal verlies)
Verwezenlijkte MW op aandelen (FVA)
 Indien >= 5 jaar in bedrijf belegd: taxatie aan 16.5%
 Tenzij MW een recuperatie is van eerder aanvaardbare minwaarde dan
altijd progressief tarief
Verwezenlijkte MW op gronden
 Altijd belastbaar tenzij land- en tuinbouw (onvoorwaardelijk vrijgesteld)
Art
47 en 28:
Stopzettingsmeerwaarden
o MW behaald of vastgesteld nav volledige en definitieve stopzetting van
onderneming of zelfstandig beroep (verwezenlijk, en in akte)
o Vb: notaris laat praktijk over
o Herinvesteer in afschrijfbaar goed, dan ben je vrijgesteld!
 Vb: niet in grond, enkel fabriek die op grond staat,
30
U gaat altijd u vastgoedinvesteringen beleggen. Deze worden over 20/30
jaar afgeschreven, dus wordt taxatie gespreid over toekomst
o Belastbaar regime
 Taxatie aan progressief tarief (regel)
 Maar meestal taxatie aan afzonderlijk tarief
 Immaterieel vast actief (goodwill)
 33% in de mate dat MW niet meer bedraagt dan belaste nettowinst/baat van laatste 4 jaar)
 16.5% bij gedwongen definitieve stopzetting, stopzetting vanaf
60jaar, stopzetting bij overlijden (art 171,1°,c)
 Materieel vast actief: 16.5%
 Indien het geen activa betreft die als wederbeleggingsactief
gelden voor gespreide taxatie (art171,4°,a)
 Financieel vast actief: 16.5%
 Tenzij recuperatie eerder genomen minwaarde (theoretisch)
Art 46: vrijstellingsregime: voortzettingsregime
o Steeds optioneel
o A heeft bedrijfstak overgebracht in andere vennootschap, A is
holdingvennootschap
o Wanneer?
 Overname door echtgenoot/erfgenaam in rechte lijn
 Inbreng in vennootschap en exclusief vergoed door uitgifte van aandelen
o Neutraliteit: activa schuiven onveranderd door van overlater naar overnemer
 Behoud van hun fiscale waarde van overlater bij overnemer, ongeacht de
werkelijke overnameprijs of -waarde
 GEEN STEP UP! Dus uitstel van belasting (tijdelijke vrijstelling)
o Dus arbitrage tussen:
 Taxatie overlater aan 16,5 - 33% en step up bij overnemer( dwz.
afschrijving op de werkelijke overnameprijs of –waarde) v.
 geen taxatie overlater maar geen step up overnemer
o Dus keuze tusen:
 Taxatie bij overlater aan 16.5% - 33%
 Step up bij overnemer
 Dwz: afschrijving op werkelijke overnameprijs of –waarde
 Geen taxatie bij overlater
 Maar geen step up overnemer
o Tegenwoordig: We gaan vennootschap met overgedragen verliezen overnemen.
Men gaat een belaste verrichting doen voor joint venture (schuldovername). We
gebruiken de aftrekbare verliezen van A in B.


Vaststelling netto beroepsinkomsten

Art 48 WIB jo art 22 KB/WIB: vrijgestelde waardeminderingen
o Waarom? Ondernemingen belastbaar op vorderingsbasis
31
Waardevermindering op vordering: principieel alleen aftrekbaar indien zeker en
vaststaand (art. 49 WIB)
o Waardevermindering op dubieuze debiteuren toch aftrekbaar als:
 scherp omschreven
 waarschijnlijkheid blijkt uit bijzondere omstandigheden (dus geen
algemene risico’s)
 geboekt
Art 48 WIB jo – art 24 KB/WIB: Vrijgestelde voorzieningen risico’s en kosten
o Kosten aftrekbaar als ze betaald zijn of eisbaar zijn: art. 49 WIB
o Zeker en vaststaande schuld
o Toch mogelijkheid belastingvrije provisie voor risico’s en kosten die niet aan art.
49 voorwaarden voldoen maar toch op resultaat boekjaar drukken en gevolg zijn
van tijdens boekjaar uitgeoefende wkz of voorgedane gebeurtenis
o Voorbeeld:
 provisie groot onderhoud gebouw/machines (10 jaar);
 provisies voor garantieverplichtingen
Art 49: Aftrek beroepskosten/voorwaarden
o Gedaan om BI te verwerven of te behouden
 Band van noodzakelijkheid beroepsactiviteit
 Geen privé-kosten
 Grijze zone
 stewardessarrest;
 evolutie in RS: doktervenn/app aan zee-arresten
o kosten zijn niet aftrekbaar. Alle inkomsten zijn belast
o Gedaan/Gedragen in BT
 Betaald of zeker en vaststaande schuld en geboekt (factuur).
 Bel pl die niet op vorderingsbasis wordt belast heeft keuze in tijdstip
aftrek
o Causaal verband heel belangrijk!
 Studeren o min uzelf te investeren is niet aftrekbaar
 Studeren om loon te verdienen of meer gaan verdienen: soms deel wel
aftrekbaar
o U gaat beleggen in venn. Dat dochteronderneming wordt. Deze gaat beleggen. U
belegt 10 en rendement van 8 = niet interessant. Maar 8 is fiscaal aftrekbaar.
Werkelijke kost van 10 wordt maar 6.6 => pré-taxregistratie
(kosten zijn meer dan opbrengst voor belastingen, maar kosten zijn aftrekbaar
en inkomsen zijn belastingvrij = voordeel)
Art 49-51 en 57: Bewijs van aftrek beroepskosten
o Aftrek reële kosten versus forfait
o Aftrek reële kosten:
 Bewijsstukken: facturen, ereloonstaten, kastickets
 Moeilijk: individuele akkoorden fiscus/bel pl (feiten) (kleinere kosten)
 Nader bewijs: (ere)lonen en pensioenen alleen als er individuele fiches
worden opgesteld.
 Sanctie: niet-aftrekbaar en aanslag aan 300% voor vennootschap
 We willen forfait optrekken
o



32




Optrekken tot leefloon? Te duur + helpen ook mensen die niet
werken
Federale jobkorting? Verhoging van plafonds v aftrek van
beroepskosten
o Vermindering van belasting op beroepskosten
(werkenden!)
o Verhoging forfait
Aftrek forfait
o Kostenforfait: minimum waar u recht op heeft (wordt altijd toegepast)
o Nooit voor ondernemers: Logisch: verplichte boekhouding
o Maar altijd aftrek RSZ-bijdragen bovenop forfait
o Type 1: werknemers en baten: art. 51, 1° WIB
 Degressief, met max. forfaitair bedrag van 3.950 € (AJ 2015)
 0,01 - 5.710 €: 28,7%
 5.710 - 11.340 €: 10%
 11.340 - 18.880 €: 5%
 Vanaf 18.880 €: 3%
 Extra forfait voor lange woon/werkverplaatsingen: art 28 KB/WIB
 75 € (75 - 100km); 125 € (101 - 125 km); 175 € (> 125km)
o Type 2: bedrijfsleiders: art. 51, 2° WIB:
 3%, max. forfaitair bedrag van 2.370 € (AJ 2015)
o Type 3: meewerkende echtgenoot zonder eigen statuut: art. 51, 3°:
 5%, max. forfaitair bedrag van 3.950 € (AJ 2015)
Aftrek reële kosten
o Overzicht
 Huur, interest, wedden etc. en gelieerde RSZ, pensioenen, afschrijvingen
(I)MA, bijdragen extra-legale pensioenvorming, kantoorkosten,
collectieve kinderopvang, beroepsmatige verzekeringspremies etc. (art.
52 ev)
o Art 53: Nooit aftrekbare kosten
 alle directe belastingen, incl. opcentiemen en accessoria (uitz. OV is
gewestbelasting!)
 geldboeten,
 kledij (uitzondering voor specifieke beroepskledij) (vb: toga,
secretaresse, arts)
 receptiekosten en relatiegeschenken (uitz: 50% beroepsdeel),
 restaurantkosten (uitz. Aftrekbaar 69% beroepsdeel- u moest anders
ook eten ) etc.
o Fiscus mag opportuniteit uitgaven niet beoordelen
 vaste Cassatierechtspraak
 Uitz: art. 53, 10° WIB : onredelijke wijze beroepsbehoeften overtreffen
(Porsche-rechtspraak)
o Afschrijvingen
 Vast actief:
 Niet in éénmaal aftrekbaar in jaar verwerving
33





Afschrijving ifv. fysische slijtage: spreiding kost over eco.
levensduur
 Fiscaal aftrekbaar indien reële waardevermindering in BT
Gronden: geen waardevermindering, dus: niet afschrijfbaar;
Fin. VA: waardeverminderingen:
 ja maar niet wegens eco. slijtage,
 maar omdat realisatiewaarde op de markt lager is dan de
boekwaarde.
Systemen: art. 36-43 KB/WIB
 Lineair: vast jaarlijks pct. op aankoopprijs
 Degressief: dubbel lineair pct. op aankoopprijs min eerdere
afschrijvingen
o Als degressief minder voordelig is dan lineair → switch
naar lineair = versnelde afschrijving.
o Keuzemogelijkheid per groep activa (niet voor auto’s)
Voorbeeld: machine 1000; lineair 20% per afschrijving
 Lineair: Y1 > Y5: 200
 Degressief: 40% p.a.: fiscale restwaarde
Y1: 40% op 1000 = 400/ FRW: 600
Y2: 40% op 600 = 240/FRW: 360
Y3: 40% op 360 = 144 > switch lineair = 200/FRW: 160
Y4: lineair: 200 gecapped op160/FRW:0
Aftrek reële autokosten
 3 bewerkingen:
 uitsluiting privékm: Niet aftrekbaar
 woon-werk: kost forfaitair bepaald (forfait binnen de reële
kosten!); 0.15/km
 werk-werk: reële kost maar gecapped (tot 75%) (budgettaire
maatregel)
 Woon-werk (art. 66): forfait 0,15 € p/km: ongeacht eigen wagen of
firmawagen, niet voor carpoolers
 Het groene tegenoffensief (Art. 66 bis): ook forfait 0,15 € p/km
voor verplaatsing anders dan “met Art. 66 voertuig” →
(brom)fiets, te voet! Met limiet van 100km enkele reis, 200 km
heen en terug (art. 66 bis WIB)
 Werk-werk: aftrekbaar maar beperkt tot 75%
 uitz. Interest en mobilofoon: 100%
 Werkgever organiseert zelf woon-werkvervoer:
 Fiscale stimulus: kosten van bussen aftrekbaar à 120%!
 Niet verwarren met belastingvrije terugbetaling door WG aan WN van
kosten woon-werkverkeer
Toekenning aan medewerkende echtgenoot
o Twee systemen:
 MWE “zonder eigen sociaal statuut”
 MWE “met eigen sociaal statuut”
o

34
MWE “met eigen sociaal statuut”: art. 86 WIB:
 MWE die eigen werkzaamheid heeft die recht geeft op sociale
uitkeringen,
 Die zelf niet meer dan 8.700 € (AJ 2015: 13.240€) netto verdient
 Toekenning winst/baat van andere partner, gelijk aan normale
bezoldiging. Nooit meer dan 30% van winst/baat, tenzij
tegenbewijs.
 Aftrekbaar bij ene echtgenoot
 Belastbaar als eigen inkomen van zelfde aard bij MWE
 Netto: geen aftrek kosten mogelijk!
o MWE “zonder eigen sociaal statuut”: art. 33 WIB
 Wie? Hulp van winst/baatverdiener die geen sociaal statuut heeft uit
hoofde eigen wkz.
 Wat? Toekenning winst/baat van andere partner, gelijk aan normale
bezoldiging. Nooit meer dan 30% van winst/baat, tenzij tegenbewijs
 Aftrekbaar bij ene echtgenoot, belastbaar als bezoldiging bij MWE. Wel
aftrek kosten mogelijk (reëel of forfait van 5% zie supra)
 Tegelijkertijd regeling van sociaal statuut van deze MWE: automatische
onderworpenheid aan statuut zelfstandigen (tenzij verklaring op eer van
tegendeel)
Art 78-80 WIB: beroepsverliezen
o negatieve jaarresultaat van beroepswerkzaamheid
o Aftrek (art. 23 §2,2°): alleen van andere beroepsinkomsten maar ongeacht
categorie; verliezen van ene job verrekenen bij winst van andere job
 vb. verlies zelfstandige activiteit van wedde bezoldigde
o Overdracht mogelijk tussen gehuwden (art. 129)
o Onbeperkt overdraagbaar naar volgende belastbaar tijdperk (art. 78)
o Bij beroepsverlies geen fiscale controle. Deze wordt gecontroleerd in het jaar dat
deze verliezen gebruikt worden
 Afgetrokken van de winst van 5 jaar later, alle boeken weer heropenen
van alle jaren
o

Inning van de belasting

Bedrijfsvoorheffing
o Wat: in te houden door WG /vennootschap op bezoldigingen van
WN/bedrijfsleiders.
 Bezoldiging leidt tot bedrijfsvoorheffing (gebasseerd op bruto-inkomen)
o Hoe: Volgens wettelijke barema’s (met alleen een vermindering kinderen ten
laste + groepsverzekering).
o Verrekenbaar met PB
o Bijbetalen bij te weinig BV
o Teruggave zonder interest bij teveel bedrijfsvoorheffing (leidt vaak tot
terugbetalingen)
o Nieuwe zelfstandige moet eerste 3 jaar geen voorafbetalingen doen
35

Voorafbetalen per kwartaal

Art 157-168: Voorafbetalingen (VAB!)
o Wie?
 Personen met als BI: winsten, baten of bezoldigingen van bedrijfsleiders
of bezoldigingen van meewerkende echtgenoot, moeten
personenbelasting hierop voorafbetalen (voor zover geen
Bedrijfsvoorheffing werd ingehouden)
 Uitzondering: indien voor de eerste maal gevestigd als zelfstandige in
hoofdberoep: geen verplichting tot VAB tijdens eerste 3 jaar (art. 164
WIB)
o Wat?
 Vooraf te betalen bedrag = (106 % x PB op netto-BI) – verrekenbare
bedragen (bedrijfsvoorheffing, evt. FBB) die betrekking hebben op het BI
 Ratio verhoging 6% = rekening houden met verschuldigde gemeentelijke
opcentiemen
 Berekening PB verschuldigd op BI = fictieve berekening
o Data van VAB voor AJ 2015: 10/4, 10/07, 10/10 en 22/12
o Verrekenbaar met aanslag: bijbetalen (vermeerdering) of terugkrijgen
(bonificatie)
o U wordt gestraft wanneer u niet vooraf betaald
 Verhoging van 1.69% als je niet vooraf betaalt
 Interest is fiscaal aanvaardt als beroepskost (vrijgesteld)

VAB: belastingvermeerdering?
o Bij onvoldoende/geen voorafbetaling: globale vermeerdering van 1,69% (AJ
2015) van de niet-voorafbetaalde belasting.
o Vermeerderingspercentages, afhankelijk van het tijdstip:
 Kwartaal 1: 2,25%;
 Kwartaal 2: 1,88%
 Kwartaal 3: 1,5%
 Kwartaal 4: 1,13%
(u wordt gestraft als u niet vooraf betaald)
o Voor elke voorafbetaling ontvang je bonificaties
o Berekening?
 Indien geen voorafbetalingen: Vermeerdering = vooraf te betalen bedrag
(zie vorige slide) x 1,69%
 Indien gedeeltelijke voorafbetalingen: Vermeerdering = (Vooraf te
betalen bedrag x 1,69%) – (VAB kwartaal 1 x 2,25%) – (VAB kwartaal 2 x
1,88%) – (VAB kwartaal 3 x 1,5%) – (VAB kwartaal 4 x 1,13%)
 Vermeerdering wordt slechts voor 90 % in aanmerking genomen (art.
160 WIB)
o In sommige gevallen: geen belastingverhoging van toepassing (art. 163 WIB)
 Vermeerdering < 1% van de belasting waarop zij is berekend
 Vermeerdering < € 40
o Interest is fiscaal aanvaard als beroepskost (vrijgesteld)
o Verhoging van 1.69% als je niet vooraf betaald
36
o


U kan bijbetalingen van voorafbetalingen vooraf betalen. Hiervoor krijgt u een
bonificatie (=50% van de gewone bonificatie van voorafbetalingen)
VAB: bonificatie (art 175-177)
o Belastingvermindering ingeval van vrijwillige VAB op inkomsten waarvoor VAB
niet verplicht zijn en waarvoor de verschuldigde PB niet (volledig) als
voorheffing werd ingehouden (vb. bel pl met belangrijke OI)
o Zowel voor inkomsten belastbaar tegen progressief tarief als voor afzonderlijk
belastbare inkomsten. Ook voor vrijwillige VAB van de aanvullende
gemeentebelasting tbv 6%
o Indien personen die verplicht zijn tot VAB teveel VAB hebben gedaan om
vermeerdering te vermijden wordt excess als bonificatie aangemerkt (Art. 176)
Berekening:
o Maximale bedrag waarvoor vermindering kan worden bekomen = bedrag PB –
voorheffingen – FBB – andere verrekenbare bedragen – bedrag VAB nodig om
vermeerdering (zie hoger) te vermijden
o Bonificatie = percentage van dit bedrag, afhankelijk van moment van VAB.
Percentage is steeds ½ van vermeerderingspercentages. Voor AJ 2015:
 kwartaal 1: 1,13 %
 kwartaal 2: 0,94%
 kwartaal 3: 0,75%
 kwartaal 4: 0,56%
2.2.9 DIVERSE INKOMSTEN (ART 90-103 WIB) -> 33%

Art 90,1°: Occasionele winsten of baten/prestaties
o Alles wat u krijgt of verdient omdat u iets doet buiten beroep.
o Heel breed: alles wat u krijgt is belastbaar tenzij het betreft opbrengsten die
komen uit normale verrichtingen (privé)
 Vb: gras maaien van buurman, aangeven als divers inkomen (33%
belast)
 Vb: studenten die geld beleggen
 Vb: kopen om te verkavelen
o Moeilijke afbakening met winstgevende bezigheid), m.u.v. normale verrichtingen
beheer privaat vermogen (ttz. OG,roerende waarden/voorwerpen), dus ook
abnormaal beheer van privé-vermogen = belastbaar
o
o
o
o
o
Wat is abnormaal beheer?
 Speculatie: “transactie met veel risico, waarbij men tgv prijsstijging of –
daling, kans op veel winst maar ook groot verlies” Moet “onderscheiden
worden van bedoeling die iedere belegger heeft om zijn belegging te
doen opbrengen” en viseert dus “het opzettelijk kopen om na korte of
lange termijn met winst te verkopen maar met risico van verlies” (Cass.
18/5/77, 15/5/87, 6/5/88)
Netto: kosten aftrekbaar (art. 97); verliezen 5 jaar overdraagbaar binnen de
categorie 90, 1° (art. 103)
Cass., 30/11/06: bij abnormale beheersverrichting alleen het abnormaal deel
van de meerwaarde is belastbaar
Belastbaar zodra bedrag effectief ontvangen
Tarief: 33% (geen BI dus geen RSZ) (art. 171, 1° WIB)
37

Art 90, 3°: Onderhoudsgelden
o Netto: 80% van de uitkering is belastbaar (Art. 99)
o Vanaf aj. 2013: ook buitenlandse uitkeringen komen in aanmerking
o Geen verdere kostenaftrek meer
 Vb: kind dat huishouden verlaten heeft en nog student met instemming
ouders, dus ouders moeten onderhoudsgelden betalen
o Art 104 hangt samen met art 90, deel3
o Dit is aftrekbaar (besparing van 50% voorafbetalers, ontvanger betaalt belasting
(30-40%) want is 1e inkomen

Art 90, 5°: inkomsten uit onderverhuring
o Netto-inkomen
o Is geen onroerend inkomen
 Je hebt geen vastgoed als onderverhuurder
 Geen zakelijk recht op vastgoed
o Deze inkomsten zijn niet belastbaar volgens gewone inkomsten
 Aan 25% en mogen afgetrokken worden
 MAAR je betaalt zelf ook nog uur aan vastgoedhouder (=kost)
 Je betaalt enkel belasting op het verschil!
o Tarief: 25% (art 171, 3°)

Art 90, 8°; 93, 101: MW op gronden (uitzondering: onteigening)
Netto: verschil tussen verkoopprijs (als evt. herschat RegR) min verkoopkosten
en aankoopprijs (als evt. herschat RegR), plus aankoopkosten (reëel of forfait
25%) te verhogen met 5% per verlopen jaar tussen aan- en verkoop.
 Verliezen: zelfde regime als speculatieverliezen
 Vb.: aankoop in 2009 voor 1.000, verkoop in 2015 voor 6.000,
aankoopkosten niet bewezen, verkoopkosten: 20
→ MW: ((6.000-20) – ((1.000 + 25%)+20%) = 4.480
o Tarief: 33% bij realisatie binnen 5 jaar, 16,5% realisatie tussen 5 - 8j
o Grondspeculatie wordt tegengegaan
 je mag niet binnen 5 jaar terug verkopen anders 33% betalen (art 171)
o U moet opletten voor vrijstellingen en kosten die aftrekbaar zijn
Van de MW die u realiseert wordt er 5% vrijgesteld
 Geen belastbare MW meer
o

MW op gebouwde OG indien vervreemd binnen 5 jaar
o Uitz. eigen woning (art. 90,10° en 93bis)
o Netto: regime vgl. gronden (art. 101)
o Tarief 16,5% (art. 171, 4°)
o 2e verblijf verkopen binnen 5 jaar = belastbaar
 Vb: u koopt app, maar verkoper wil nog niet verkopen. U mag al
gebruiker en aankoopoptie aan vaste prijs.
 Is dit aanvechtbaar? Strijdig met antimisbruik?
 Door gratis ter beschikking te stellen, lijkt het verkoop dus wel
belastbaar maken
o ART 46, deel 2/6 en ART 43 deel (EXAMEN!) => over misbruikbepaling

Art 90, 9°: MW op aandelen
o nieuw art. 90,9°; vroeger vielen ze onder art. 90,1°
o In principe niet belastbaar tenzij:
38
Alle MW op aandelen zijn belastbaar tenzij de overdracht valt binnen
normaal beheer (nieuw art. 90, 9°); tarief:33%;
 Verkoop aandelen werkpmij aan eigen holding met MW (‘interne
meerwaarden’).
o Fiscus slaat terug na verlies onder art. 344 §1 ( zie slides
infra)
o Rechtbanken zijn eerder pro belastingplichtige: interne
MW = normaal beheer en dus niet belast
 Maar als de MW abnormaal is :volledige meerwaarde belastbaar
en niet enkel meer het gedeelte voortvloeiend uit het abnormaal
gedeelte
o Wetgever overruled Cass. 30/11/06 (art. 102)
MW op belangrijke deelnemingen (25% van de aandelen van een Belgische venn
met familie) maar alleen als koper een vennootschap is buiten de EER;
 Tarief: 16,5%; ook opletten art. 94 (12 maanden tijdvak)
 Familiebedrijf moet in EU verkocht worden, anders MW belast
 Vb: Familiebedrijf, samen met naastenfamilie (tot 3e graad,
neefjes) bezit u 25%, dus 16.5% belasting als u buiten EU
verkoopt
 Hoe cash eruit halen?
o Ik neem aandelen en verkoop aan venn. Di ik zelf heb
opgericht. Deze venn. Heeft schulden aan mij
(marktwaarde van de aandelen). Op deze manier cash
uitkeren als dividend aan holding vennootschap.
 1. Onder EU-regelgeving is er geen RVH bij
uitkeren van dividend (dividend tusen
moedervenn >10% voor minstens 12 maanden =
vrijgesteld
 2.Voor 95% vrijgesteld onder DBI-regime
 Dividenden niet 2x belasten, dus vrijgesteld bij
moedervennootschap
o Als u aandelen verkoopt aan holdingvenn., dan wil u dit
verhaal spelen
 = abnormale verrichting
 Dus je betaalt 33% op de MW die je realiseert
o ! je moet er voor zorgen dat het geen abnormale
verrichting is
o Vb: 2 kinderen met opleiding, we gaan met z’n 3e het
bedrijf leiden, dus familieholding nodig zodat we met 1
stem kunnen spreken. Ik ga m’n aandelen niet verkopen,
maar inruilen (er komt geen cash aan te pas). Ik engageer
mij om gedurende 3 jaar niet met cash te spelen.
o Waarom familieholding oprichten?
 Zonder holding = geen dividend (te duur)
Voorbeeld:
 Vlaming met familiebedrijf, verkoopt het aan Japanees. = 16.5% betalen
op MW
 Dus japanees moet Belgische venn oprichten (om 16.5% te vermijden),
en belg moet dan 12 maanden in BE blijven
 Hierna kan het van Belg naar Japanees, hierna naar Japan

o
o
39
o
2.2.10
U betaalt 33% als het buiten normaal beheer valt
 Vb: shampoobedrijf: MW > 10 MIO, MW gerealiseerd door venn dus
vrijgesteld (van vennootschapsbelasting, niet personen), maar als ze
gaan lenen om te gaan beleggen = buiten normaal beheer!
 Normaal beheer:
 Redelijk bedrag, niet gaan lenen
 Termijn: ok (niet te veel schommelingen, rustig werken)
 Aantal verrichtingen is beperkt
 U werkt met privémiddelen
BEREKENING VAN BELASTING
Overzicht
Stap 1: bepaling belastbare grondslag
1. Bepalen netto OI/RI/BI/DI (wat we tot nu toe bestudeerd hebben)
2. Uitsplitsen gezamenlijk belastbaar en afzonderlijk belastbaar inkomen (idem)
3. Aanrekenen aftrekbare bestedingen op GBI
Stap 2: bepaling basisbelasting op GBI
GBI x progressief tarief
Stap 3: Belastingvrije som
Stap 4: Toepassing belastingverminderingen op belasting mbt GBI
Vermindering LT sparen
Vermindering pensioenen en vervangingsinkomsten
Andere
Stap 5: Berekening belasting afzonderlijk belastbaar inkomen (ABI)
Stap 6: In voorkomend geval: toepassing vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen
= personenbelasting
Stap 7: Vermindering met bonificatie VAB, verrekening VAB, voorheffingen en andere
verrekenbare bestanddelen
Stap 8: Toepassing regionale en gemeentelijke opcentiemen / verminderingen
(= gewestelijke personenbelasting)
40
Stap 1: Belastbare basis: gezinsfiscaliteit en aftrekbare bestedingen (slide 60)


Bepaling van het geheel van belastbare inkomsten
GEZINSFISCALITEIT


Vanaf aj. 2005: volledige gelijkstelling gehuwden en wettelijk samenwonenden.
o Volledige decumul:
 eigen inkomsten gehuwden worden afzonderlijk belast (eigen
beroep/activiteit, eigen onr/roerend goed) + ½ inkomen uit gezamenlijk
goed en wettelijk genot kinderen (Art. 127 en 130).
 Weliswaar 1 aanslag op naam van beide
o Wettelijk genot goederen kinderen: alle OI en RI van de kinderen zolang zij geen
18 jaar zijn.
 Wettelijk vruchtgenot strekt zich niet uit over de BI van de kinderen
ongeacht hun leeftijd
o In het jaar van huwelijk nog geen decumul maar afzonderlijke aanslag
 Idem voor een aantal andere situaties: art. 126 § 2
 In dat geval geen huwelijksquotiënt/toekenning meerwerkende
echtgenoot.
o Elke partner trekt zijn kosten af binnen categorie.
 Bij verlies overheveling naar positief inkomen partner eenzelfde
categorie, vb. verlies man naar BI vrouw, idem Divers inkomen (art. 103
en 129)
Huwelijksquotiënt (art. 87):
o Geval 1: bij gezamenlijke aanslag en maar 1 partner heeft BI (dus niet bij 2
verdieners en toekenning Meewerkende-echtgenoot):
 wordt 30% totaal netto-BI toegekend aan andere partner, met absoluut
max. € 10.200 (AJ 2015).
 Daar belast in decumul aan eigen tarief
o Geval 2: bij gezamenlijke aanslag en 2 partners BI, maar partner minste BI lager
dan 30% totaal BI:
41
Toekenning uit netto-BI hoogste verdiener tot laagste aan 30% komt,
absoluut max. € 10.200 (AJ 2015).
 Daar belast in decumul aan eigen tarief
Wordt automatisch gedaan bij verwerking aangifte door fiscus en alleen
wanneer het in belang is van de belastingplichtige.

o


Toekenning aan meewerkende echtgenoot met/zonder statuut (art. 86 WIB)
o Zie supra bedrijfsinkomsten (alleen voor verdieners winsten en baten)
3 situaties:
o Beide partners werken
 Inkomen van normaal niveau, belastbaar!
 Dit staat los als 1 partner belasting betaalt voor andere.
 Verliezen van ene partner, aftrekbaar van inkomsten van andere
o De ene werkt mee (meewerkende echtgenoot)
 Toekennen van een deel van de belasting aan meewerkende echtgenoot
(30%)
 Alsof 2e partner afzonderlijk inkomen heeft
o 1 van de 2 partners is professioneel actief, of 1 heeft uiterst klein inkomen (<
€10 200 per jaar)
 Huwelijksquotiënt
AFTREKBARE BESTEDINGEN



Geheel van gezamenlijke belastbare inkomsten = globaal netto belastbaar inkomen (GBI)
o Overige inkomsten zijn afzonderlijk belastbaar aan afzonderlijk tarief
GBI wordt verminderd met aftrekbare bestedingen: art. 104-125 WIB:
o Voornaamste aftrekbare bestedingen zijn: veelal geprivilegieerde privé-kosten
 80% van onderhoudsgeld (in uitvoering BW/GerW/wet 23/11/1998)
 Voorwaarden: zie diverse inkomsten: onderhoudsuitkeringen
Wijzigingen vanaf aj. 2013 (Di Rupo-maatregelen)
o Enkele aftrekbare bestedingen worden vervangen door een belastingvermindering:
 aftrek van “inkomen van inkomen” vervangen door aftrek van “belasting
van belasting”
 progressief belastingtarief beïnvloedt niet langer grootte
belastingvoordeel
o Welke?
 giften aan erkende instellingen
 kosten voor kinderopvang
 kosten voor huisbediende
 Monumentenzorg
 Woonbonus (vanaf 1.7.2014: Gewesten zijn bevoegd)
Stap 2: Berekening belasting GBI

Voor GBI toepassing van het progressief tarief (art. 130 WIB):
42
! LET OP: in stapjes toepassen
Stap 3: Belastingvrije som






Belastingvrijstelling in de onderste schijf t.b.v. € 7.350 of € 7.070 (AJ 2015)
(belastingvrije basissom) per belastingplichtige in decumul
o Voor inkomen van € 0 – 26.280  € 7.350 vrijgesteld
o Voor inkomen tussen € 26.280 en € 26.560 [= 26.280 + (7.350 – 7.070)]  €
7.350 – (belastbaar inkomen – 26.280) vrijgesteld
o Voor inkomen boven € 26.560  7.070 € vrijgesteld
Te verhogen voor kinderen ten laste:
o + € 1.500 voor 1 KTL
o + € 3.870 voor 2 KTL, etc.
o + € 560 bij kind jonger dan 3 jaar en geen belastingvermindering kinderoppas
(cf. infra)
o Gehandicapte KTL: x2
KTL = inwonend zonder eigen netto-bestaansmiddelen > 3.110 € (art. 136)
o Bezoldiging jobstudent niet meegerekend tot 2.590 € (art.143, 7°)
Te verhogen met € 3.000 per ATL (vb. inwonende oma met laag pensioen)
Extra verhogingen van € 1.500 (vb. belastingplichtige is zelf gehandicapt, alleenstaande
met kinderen) (Art. 131 en 133)
Belastingvrije som en decumul (art. 134)
o Elke partner heeft recht op standaard-belastingvrije som
o Partner met hoogste inkomen recht bij voorrang op verhoogde vrijstelling KTL
o Indien partner te laag inkomen heeft om vrijstelling uit te putten → overheveling
naar andere
o som wordt per belastingplichtige steeds aangerekend op de opeenvolgende
inkomstenschijven, te beginnen bij de eerste
Stap 4: Belastingverminderingen en belastingkredieten

Verschil belastingvermindering (belastingkrediet) v. aftrekbare uitgave/besteding
o Belastingverminderingen (algemeen):
 de politieke grabbelton: bevoordeling van categorieën bel.pl.
(zelfstandigen, kleine spaarders, sociaal zwakkeren, ethische
investeerders, etc.).
 Vaak marginale impact
 Grote symboolwaarde voor laagverdieners (en hun politieke
beschermengelen)
 Verwaarloosbaar voor grootverdieners (uitz. pensioenen)
o Belastingvermindering (of belastingkrediet): aftrek van een bedrag (niet
noodzakelijk een uitgave) van de principieel verschuldigde belasting waardoor
deze “vermindert”. Besparing: 1/1
43
o
Aftrekbare uitgave: aftrek van een uitgave van het inkomen waardoor inkomen
daalt en indirect de belasting. Besparing: bedrag uitgave x marginaal tarief

Belastingvermindering voor LT-sparen: art.145/1 e.v.
o premies gewone levensverzekering; extra-legale pensioenopbouw deel WN,
pensioensparen etc.
o geld opzij voor minstens 10 jaar
o Evolutie:
 Tot 1993: aftrek premie als bedrijfsuitgave van BI.
 Daarna: belastingvermindering.
 Waarom? Lage inkomens ondersteunen en stimulus extra-legale
pensioenvorming.
o Tot voor kort: “bijzondere” gemiddelde aanslagvoet”: meestal tussen 30 en 40%
 Vanaf aj. 2013: belastingvermindering bedraagt 30%
o Hoe?
 Door afbetaling van hypothecaire lening voor hoofdwoning
 Door pensioensparen (belastingaftrek van 40-50%)
 Als zelfstandige: fiscaal aftrekbaar (individueel pensioensparen)
 Groep-pensioensparen

Belastingvermindering voor giften aan erkende instellingen (art.145/33):
o Vanaf aj. 2013: geen aftrekbare besteding, wel belastingvermindering
o Belastingvermindering: 45% van de werkelijke gedane giften
o Voorwaarden:
 min. bedrag per gift: 40 € (AJ 2015)
 max. 10% netto-inkomen met absoluut max. 376.350 € (AJ 2015)
o Bij gemeenschappelijke aanslag: evenredige omdeling ifv bb. inkomen van elk
der partners tov som van totale bb. inkomen van beide partners

Belastingvermindering voor huisbediende (art. 145/34)
o Vanaf aj. 2013: geen aftrekbare besteding, wel belastingvermindering
o Welke bedrag?
 50 % van de betaalde bezoldigingen + sociale bijdragen
o Belastingvermindering: 30% van in aanmerking genomen bedrag
 max. vermindering van 7.610 € (AJ 2015)
o Voorwaarden: al 6 maand werkloos of bestaansminimum, …
o Bij gemeenschappelijke aanslag: evenredige omdeling ifv bb. inkomen van elk
der partners tov som van totale bb. inkomen van beide partners
o U mag schenken aan wie u wil
o Wat u ook verdient, het kost iedereen evenveel!

Belastingvermindering voor kinderopvang (art. 145/35)
o Wat? Kinderopvang voor kinderen ten laste of voor kinderen waarvoor
belastingplichtige de helft van de verhogingen van de belastingvrije som krijgt
toegekend
o Belastingvermindering: 45% van werkelijke gedane uitgaven beperkt tot max.
bedrag van uitgave van 11,20 €/per opvangdag
44
o
o
o
Voorwaarden: buiten normale lesuren, 3-12 jaar, erkende oppas, …
Niet combineerbaar met verhoging belastingvrije som voor kinderen onder 3
jaar (art. 132, 6° WIB)
Bij gemeenschappelijke aanslag: evenredige omdeling ifv bb. inkomen van elk
der partners tov som van totale bb. inkomen van beide partners

Belastingvermindering voor vervangingsinkomsten (art. 146)
o Complex regime
o Afnemende forfaitaire vermindering ngl. inkomen stijgt.
o Doel: geen belasting voor bel. pl. met enig inkomen wettelijk pensioen,
werkloosheidsuitkering, vervangingsinkomen. (art. 146 e.v. WIB)

Belastingkrediet voor bijkomende investeringen (art. 289bis)
o Ondernemers en zelfstandigen: 10% aangroei van de “eigen middelen” met max.
3.750 €
 “Eigen middelen”: positieve verschil tussen fiscale waarde van de vaste
bedrijfsactiva en bedrijfsschulden
 “Aangroei”: “Eigen middelen” van belastbaar tijdperk (2012) moeten
hoger zijn dan hoogste van de “Eigen middelen” van 3 vorige tijdperken
(20011-2009)
Stap 5: Berekening belasting ABI

Voor ABI: toepassing van afzonderlijke aanslag, tenzij toepassing van het progressief
tarief voordeliger is (art. 171 WIB):
o 10% (art. 171, 2° WIB)
 vb. liquidatie- en inkoopboni (geen aangifte bij bevrijdende RV
o 15% (art. 171, 2°bis):
 vb., royalty's, auteursrechten (geen aangifte bij bevrijdende RV), aantal
DI
o 16,5% (art. 171, 4° WIB)
 vb. bepaalde stopzettingsmeerwaarden, meerwaarden op bedrijfsactiva
die meer dan 5 jaar werden gebruikt, meerwaarde op belangrijke
deelnemingen (DI)
o 25% (art. 171, 3° WIB):
 Vb: dividenden, interesten
o 33% (art. 171, 1°WIB)
 vb. occasionele speculatieve meerwaarden (ook op aandelen),
meerwaarde op bepaalde gronden, verwezenlijkt binnen 5 jaar, bepaalde
stopzettingsmeerwaarden;
o Gemiddeld tarief laatste vorige jaar normale beroepswerkzaamheid (art . 171,
5° WIB): opzegvergoedingen en achterstallige bezoldigingen
o Gemiddelde aanslagvoet AJ zelf (art. 171, 6° WIB): vb. vakantiegeld als WN
bedrijf verlaat, achterstallige baten
45

Sportbeoefenaar: art. 171
o Rijksinwoner
 16-26 jaar: 16,5%, met inkomen ten hoogste 18.720 € (AJ. 2015)
 ≥ 26 jaar: 33%, mits nog andere beroepsactiviteit met hogere inkomsten
 Als sportactiviteit de enige activiteit is: progressief belast
o Niet-rijksinwoner
 Zelfde regime van toepassing
 Indien > 30 dagen in België, anders: BV van 18%
Stap 6: Vermeerdering wegens onvoldoende VAB

Art 157 ev WIB
Stap 7: Bonificatie voor VAB (voorafbetaling?)

Wat?
o
Berekende PB verminderen met voorheffingen, VAB en andere verrekenbare
bestanddelen
Stap 8: Regionale en lokale bepalingen

Aanvullende gemeentebelasting (AGB): art. 465 e.v. WIB
o Grondslag van AGB is PB, vastgesteld
 vóór verrekening van voorafbetalingen, voorheffingen en andere
verrekenbare bedragen; en
 vóór toepassing van de belastingvermeerdering wegens
geen/onvoldoende VAB, de bonificatie wegens VAB of toepassing van
eventuele verhogingen (art. 444 WIB)
o Tarief AGB = % van de PB
 is autonoom vastgesteld door de gemeente: art. 468 WIB
 ‘goedkope’ gemeentes: aantal kustgemeentes ( Koksijde en
Knokke: 0%) en Zwijndrecht: 1%, Beveren: 4%
 ‘dure’ gemeentes (9%): Mesen, Tielt-Winge, Kortessem
 Gemiddelde van 7% wordt aangerekend via bedrijfsvoorheffing
o Inning gebeurt door federale belastingadministratie en wordt doorgestort naar
de gemeente, onder afhouding van 1% voor administratiekosten (art. 470 WIB)
2.2.11
FISCALITEIT VAN PENSIOENEN
4 pijlers
46
1.
2.
3.
4.
Wettelijke pensioenen
Aanvullende pensioenen verbonden aan uitoefening beroepswerkzaamheid
Vrij aanvullend pensioensparen
Levensverzekering met uitkering kapitaal bij leven en/of overlijden: tak21,23, 26
Pijler 1: wettelijke pensioenen



Art. 34 § 1, 1° WIB
Wat?
o Wettelijk pensioen = het pensioen verkregen krachtens een wettelijk stelsel
van sociale zekerheid (heeft u recht op omdat u werkt)
o Overlevingspensioen = verkregen door de overlevende echtgenoot uit hoofde
van de beroepsactiviteit van de overleden echtgenoot
Belastbaarheid?
o Belastbaar tegen het progressief tarief, maar met mogelijke
belastingvermindering van max. € 2.046,7 (AJ 2015). Deze vermindering daalt
volgens het volledig belastbare inkomen (art. 146 e.v. WIB).
o Indien de betaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het
bestaan van een geschil slechts plaatsvindt na het verstrijken van het belastbare
tijdperk waarop het pensioen in werkelijkheid betrekking heeft, is dat pensioen
belastbaar tegen de gemiddelde aanslagvoet met betrekking tot het geheel van
de belastbare inkomsten van het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige
een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad (art. 171, 5° b))
o Art 23, ten 5e: belastbaar als beroepsinkomen, maar belastingvermindering
 Wie enkel minimum wettelijk pensioen behaalt, moet geen belasting
betalen
 = minimuntrekkers
Pijler 2: aanvullende pensioenen verbonden aan uitoefening
beroepswerkzaamheid; Collectieve pensioentoezegging

Wat?
o
o
o
Toezeggingen van de werkgever ten gunste van werknemers of bedrijfsleiders
met het oog op aanvullend pensioen bij pensionering
Moeten worden toegestaan op dezelfde wijze zonder discriminatie aan alle
personeelsleden of een bepaalde categorie ervan  collectief en nietdiscriminerend
Financiering kan gebeuren via een pensioenfonds of door een
groepsverzekeringsovereenkomst (externalisatie verplicht!  onderhandse
pensioenbelofte is verboden)
 Betaling van premies
 Door werkgever alleen
 Door werkgever en werknemer
 Door werknemer alleen
47

Belasting van premies
o Fiscaal voordeel voor werkgever (artt. 52, 3°, b; art. 59; art. 195 § 1, tweede lid
WIB en artt. 34 en 35 KB/WIB)
 Werknemers: Betaalde premies zijn aftrekbaar als beroepskosten onder
bepaalde voorwaarden:
 Definitieve storting van premies aan instelling gevestigd in EER
 80%-regel (= niet overdrijven, zie verder)
 Met oog op vestigen van een rente of van een kapitaal in geval
van overlijden
 Bewijsstukken voorleggen
 Bedrijfsleiders: dezelfde voorwaarden + de bezoldiging moet regelmatig
en maandelijks worden betaald (dus niet 1-jaarlijkse storting)
Fiscaal voordeel voor de werknemer/bedrijfsleider (artt. 38 § 1, 18° en 19°)
 Bijdrage betaald door werkgever wordt niet als voordeel belast in hoofde
van de werknemer/bedrijfsleider (als bovenvermelde voorwaarden
voldaan zijn)
 Voor bedrijfsleider: extra voorwaarde dat de betalingen
betrekking moeten hebben op bezoldigingen die regelmatig en
ten minste om de maand worden betaald of toegekend (dus niet
1-jaarlijkse “storting”).
 Persoonlijke bijdragen, betaald via inhouding op de bezoldiging (artt.
145/1, 1°, art. 145/2 en 145/3 WIB)
 Belastingvermindering indien bovenvermelde voorwaarden zijn
voldaan (berekening vermindering: zie volgende slide)
 Bijdragen zijn NIET aftrekbaar als kost
o “Nieuw” artikel 145/2 WIB: belastingvermindering voor lange termijnsparen
 30% van de werkelijk betaalde uitgaven
 Deze gewijzigde bepaling is van toepassing sinds AJ 2013
80%-regel
o

o
o
o
Wettelijke en extra-wettelijk pensioen: er wordt GEEN rekening gehouden met
uitkeringen van pensioensparen en individuele levensverzekeringen
Laatste normale brutojaarbezoldiging = brutojaarbezoldiging die rekening
houdend met de vorige bezoldigingen van de werknemer, als normaal kan
48
o
o
worden beschouwd en hem wordt betaald of toegekend tijdens het laatste jaar
voorafgaand aan zijn pensioen
Normale duur beroepswerkzaamheid: in principe 40 jaar
Premies zijn aftrekbaar als ze pensioenkapitaal vormen en als je dat zou
omzetten in een rente mag het niet meer zijn dan 80%

Belasting van de uitkering opgebouwd met WG-bijdragen
o Tarief?
 Hangt af van:
(a) aard uitkering (rente/kapitaal)
(b) bijdragebetaler (WG/WN)
(c) het tijdstip van uitkering
o Rente: BI (Art. 34 §1, 2° WIB)  progressief tarief met belastingvermindering
pensioen Pijler I (zie supra)
 Belastbaar als beroepsinkomen (door fiscaal voordeel)
o Kapitaal:
 Gunstig tijdstip: belasting aan afzonderlijk tarief van 10%, 16,5%, 18% of
20%
 Ongunstig tijdstip: belasting aan afzonderlijk tarief van 33%
o Meeste mensen nemen het kapitaal op 1 en als ze niet willen beleggen, kopen ze
rente bij bankier (die niet wegvalt bij overlijden)

Overzicht (van toepassing op kapitalen betaald vanaf 1 juli 2013):
o 10% (art. 171, 2°, b WIB):
 Uitkering ten vroegste op datum wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar voor
mannen en vrouwen) + de betrokkene is minstens tot die leeftijd actief
gebleven;
 Uitkering bij overlijden na het bereiken van de wettelijke
pensioenleeftijd (65 jaar) + overledene is actief gebleven tot aan de
wettelijke pensioenleeftijd.
o 16,5% op de kapitaaluitkeringen (art. 171, 4°, f WIB):
 Uitkering naar aanleiding van de wettelijke pensionering (ten vroegste
vanaf de leeftijd van 60 jaar);
 Uitkering bij leven vanaf de leeftijd van 62 jaar (zonder wettelijke
pensionering);
 Uitkering naar aanleiding van het overlijden van de persoon van wie hij
de rechtverkijgende is
 Kapitaal opvragen op goed moment (vanaf 60 – lage kapitaaltarieven)
o 18% (art. 171, 2°quater WIB):
 Uitkering op de leeftijd van 61 jaar (zonder wettelijke pensionering)
o 20% (art. 171, 3°bis WIB):
 Uikering op de leeftijd van 60 jaar (zonder wettelijke pensionering)

Belasting van de uitkering opgebouwd met WN-bijdragen
Overzicht (van toepassing op kapitalen betaald vanaf 1 juli 2013):
o 10% (art. 171, 2°, b WIB) op kapitaaluitkeringen bij:
 Pensionering

49
o
o
 Vanaf leeftijd van 60 jaar
 Overlijden
33%: indien dergelijke uitkering plaatsvindt op een ander tijdstip (art. 171, 1°, d
WIB)
Mogelijkheid om afstand te doen van uitkering van kapitaal en kiezen voor een
lijfrente (art. 17 § 1, 4° io. 20 WIB)
 Twee taxatiemomenten
 Kapitaal: zie supra
 Rente:
o Belastbaar bedrag = roerend inkomen dat forfaitair
wordt bepaald op 3 % van het kapitaal (ongeacht bedrag
van de werkelijk ontvangen lijfrente)
o Belastbaar aan 25% (art. 20 en art. 171, 3° WIB)
Pijler 3: vrij aanvullend pensioensparen met fiscaal voordeel
Pijler 4: levensverzekering (privébelggingen)
2.3 VENNOOTSCHAPSBELASTING
2.3.1 TOEPASSINGSGEBIED (ART 179-182)
Binnenlandse vennootschappen


art. 179 jo. Art. 2, 5° b)
3 voorwaarden
o (1) Rechtspersoon:
 naar Belgisch recht of naar buitenlands recht: IPR de plano erkenning
buitenlandse rechtspersoonlijkheid
 Dus niet: vennootschap opgericht zonder rechtspersoonlijkheid (cfr.
Belgisch BW: maatschap, stille en tijdelijke handelsvennootschap)
→ fiscale transparantie: winst/baat wordt belast in hoofde van vennoten
prorata deelnemingsverhouding (Art. 29 WIB).
o
(2) Statutaire zetel, voornaamste inrichting of zetel van beheer of bestuur in
België
 Alternatieve criteria
 Anti-misbruikbepaling tegen keuze statutaire zetel in
belastingparadijs
 Statutaire zetel: weerlegbaar vermoeden dat de vennootschap vanuit zijn
statutaire zetel geleid wordt (HvB Brussel, 29/6/82)
 Werkelijke zetel bepaalt dit
 Voornaamste inrichting en zetel beheer/bestuur:
50





o
synoniem: plaats van waaruit de vennootschap effectief wordt
geleid. (kloppend hart)
is een geheel van feitelijke omstandigheden wijzend op
voornaamste beslissingscentrum
in regel plaats waar de Raad van Bestuur samenkomt, debatteert
en beslissingen neemt. Maar fiscus kijkt naar werkelijkheid!
Dus:

naar buitenlands recht opgerichte RP kan binnenlandse
vennootschap zijn als ze effectief vanuit B wordt geleid en vice
versa
 kan naar B recht opgerichte vennootschap buitenlandse
vennootschap zijn als ze effectief buiten B wordt geleid
3 aanvalroutes van de fiscus
 Verblijfplaats van vennootschap (allemaal in het
buitenland=geen belgische vennootschap)
 Wat doet vennootschap? Werkplaats in België, dan heft u een
Belgische vaste inrichting, dus belastbaar in België)
o !! enkel op stukje van de winst
 In verschillende landen een bureautje. Geen exploitatie verblijf
meer in België, maar wie zijn u klanten?
 KAIMANTAKS
o Belgen met zwart geld in het buitenland, gaan naar
Luxemburg of Zwitserland (bankgeheim).
o 1e golf: je moet in België melden over buitenlandse
rekening (liegen=valsheid in geschriften, en zelfs na
fiscale verjaring niet oke! )
 Meesten kwamen terug naar België, anderen
staken geld in verzekeringsmaatschappij
o 2e golf: Geld in verzekeringsmaatschappij melden. Er
kwam weer een deel terug
o 3e golf: Kaimantaks invoeren
 U heeft buitenlands venn? Melden aan fiscus! U
moet vanaf nu ook belasting betalen in belgie op
inkomsten van deze venn
3) Exploitatie of verrichtingen van winstgevende aard
 Exploitatie: art. 24 WIB: nijverheid, handel, landbouw
 Verrichting winstgevende aard:
 iedere andere activiteit die een regelmatige beroepsactiviteit zou
zijn indien uitgevoerd door nat p en dus belastbaar zou zijn
 vb. advocaten-, dokters-, revisoren-, consultantsvennootschap
Vzw’s
51


Uitgesloten rechtspersonen:
o vb: autonome havenbedrijven O’de, Gent, Antwerpen; de drie regionale
vervoermpijen (art. 180)
VZW’s?
o Onderscheid:
 Zuivere: geen exploitatie/winstgevende bezigheid → criterium 3 niet
voldaan → geen VenB wel RPB (zie infra);
 Onechte: in strijd met statuten exploitatie of winstgevende bezigheid →
VenB;
 Gemengde: geen winstbejag toch exploitatieofwinstgevende bezigheid
om stat.doel te realiseren
o Principiële onderwerping van VZW’s met exploitatie of winstgevende bezigheid.
 Maar eliminatie uit VenB mogelijk op grond wet
 Mag 1 of 2 verrichtingen doen (alleenstaande en afzonderlijke) om geld
binnen te halen voor werking
 Of commerciële activiteit moet bijkomstig zijn (vb: hockeymatch, vader,
klein café)
o
Eerste eliminatie ifv aard vereniging (art. 181):
 beroepsverenigingen; sociale werkgeverssecretariaten; sociale
verzekeringskassen; onderwijs, bejaarden-en ziekenzorg, gezins-en
bejaardentehulp, beschutte werkplaatsen, handelsbeurzen, enz…
 private stichtingen, administratiekantoren voor certificering aandelen in
vennootschappen met onmiddellijke doorstortverplichting dividend
(fiscaal transparante behandeling van de certificering).
o
Tweede eliminatie ifv aard verrichting (art. 182): “worden niet als verrichting
van winstgevende aard aangemerkt”:
 Alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen
 vb. het jaarlijkse mosselfeest van de school
 Bijkomstige verrichtingen
 dwz: ondergeschikt aan het culturele, filantropische, religieuze
hoofddoel of niet volgens normale nijverheids- of
handelsmethoden worden uitgevoerd
 bijkomstigheid getoetst via de inzet van middelen en mensen in
twee categorieën activiteiten.
 Nijverheids- en handelsmethoden niet de courante
marktmethoden: reclame, distributie, financiering etc.
 vb. paters van Westvleteren
 Als de uitzondering speelt gaat de VZW uit de VenB voor alles, zoniet
blijft zij erin voor alles
bijzondere gevallen (deze slide niet echt gezien!!!)

Beveks en Bevaks
52
o

2.3.2


collectieve beleggingsvennootschappen: vennootschappen naar Belgisch recht in
de vorm van een NV of CVA
 gevolg: rechtspersoonlijkheid
 dus: aan VenB onderworpen, maar hun belastbare basis is in principe
steeds gelijk aan nul (art. 185bis WIB)
Pensioenfondsen:
o vroeger waren het VZW’s (onderworpen aan RPB)
o Sedert 1/1/07 moeten het Organismen voor Financiering van Pensioenen (OFP)
zijn en bestaande VZWs moeten zich omvormen
o OFPs hebben rechtspersoonlijkheid en wetgever gaat er vanuit dat ze
winstgevende verrichtingen uitvoeren
 dus: aan VenB (art. 179), maar hun belastbare basis is in principe
steeds gelijk aan nul (art. 185bis WIB)
GRONDSLAG (ART 183-207)
Algemene beginselen
1) Art. 183: steeds uitgaan van de PB-regels over exploitatiewinst (art. 24,1°).
2) Idem voor de aftrekbaarheid van kosten (art. 49-66)
Gevolgen:
o Winstbepaling op vorderingsbasis (cfr. PB - art. 24 WIB)
o Alle inkomen is bedrijfswinst, dus:
(1) conversie van (on)roerend inkomen in winst;
(2) geen aangifte KI van gebouw voor eigen gebruik (wordt geacht deel
uit te maken van winst/uitgespaarde huur, cfr. PB Art. 33)
o Niet alle kosten automatisch aftrekbaar
 Art. 49 ev. blijven gelden en worden nog verder gecorrigeerd in art. 195198bis (zie infra)

Wat met onroerende goederen?
o Art 7: Als onroerend goed geen inkomsten oplevert, niks in RR, maar RVH
betalen
 Kadastraal inkomen: dient ook om onroerende voorheffing te heffen.
Dit betaalt vennootschap wel! Niet bijgerekend bij algemeen inkomen.
o Art 21: niet relevant voor venn. belasting, dit zijn vrijstellingen voor
personenbelastng; enkel kijken naar winsten (art23ev)
o Als u belegt in vennootschap, op normale manier belastingen betalen
 Geen vrijstellingen
 Alles mee in RR (belastbaar aan 34%)

Is het nuttig om te beleggen in vennootschap? Of privé? Hoe fiscaal afwegen?
o Privé beleggen is nuttiger (intuitief)
 Bevrijdende roerende voroheffing
 Belasting vrije rendementen kunnen behaald worden (tak 21, tak 23)
 Beleggingsopbrengst in vennootschap zitten vast, niet vrij voor privé
vermogen
53
o

2.3.3
Waarom in vennootschap beleggen?
 Belangrijke aandelen investering doen ( 10% van venn kopen of 2.5 MIO,
dan heb je DBI-regime (dividenden worden vrijgesteld))
 Meerwaarden op aandelen zijn altijd belastingvrij na 1 jaar (soms betaal
je 0.4%)
 MW belastbaar aan 33% als je gaat lenen om aandelen te kopen
=speculatieve aandelen
 De aftrek voor risico-kapitaal (notionele interestaftrek): rendement tot
1.63% vrijgesteld, KMO tot 2.13%
 1 nadeel: centen zitten in vennootschap, kost geld om deze uit te keren
Hoe geld uit vennootschap halen? (EXAMEN)
o Mogelijkheid 1: terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal (art 13)
 Betreft dit reserves? Dit is fiscaal geen werkelijk kapitaal
o Mogelijkheid 2: zakken tot minimum kapitaal en rest als dividend uitkeren
o Mogelijkheid 3: inkoop van eigen aandelen (deel is een kapitaaluitkering)
o Mogelijkheid 4: vennootschap ontbinden en vereffenen
 Kapitaal is belastingvrij, reserves belast aan 25%
 Indien ik liquidatiereserve had aangelegd aan 10% (25% wordt
vermeden)
o Mogelijkheid 5: activa substitutie
 Met niet leiden tot:
 meerwaardenbelasting aan mezelf,
 vennootschap zelf mag geen slechter fiscaal regime krijgen
(sommige dingen sluiten notionele aftrek uit)
 vb: familiezaken zoals juwelen heeft negatieve impact!
VASTSTELLING VAN WINST/VERLIES

Uitgangspunt
o boekhoudkundig resultaat van het boekjaar als bestemd door de AV
 mogelijkheden: uitkeren winst (dividend) of reserveren (reserve) of
combinatie van beide
o met correctie
 omdat sommige boekhoudkundige kosten fiscaal niet aftrekbaar zijn
(verworpen uitgaven)
 of omdat sommige inkomsten (meerwaarden op aandelen, art. 192 WIB)
of reserves (provisies voor waarschijnlijke risico’s en lasten en dubieuze
debiteuren) niet belastbaar
e
o = 1 bewerking: som van dividenden, belaste reserves en VU

Daarna toepassing van 8 bewerkingen:
o Zijn verdere eliminatie uit (gecorrigeerde) boekhoudwinst van
winstbestanddelen die fiscaal zijn vrijgesteld
54
Bepalen fiscaal resultaat (BHkundige winst + VU - vrijgestelde
inkomsten)
 Vrijstellen buitenlandse inkomsten
 Aftrek van giften
 DBI aftrek
 Aftrek octrooi inkomsten
 Notionele interestaftrek
 Aftrek overdraagbare verliezen
 Investeringsaftrek
Eindresultaat: belastbare fiscale netto-winst



Winstcorrectie abnormale/goedgunstige voordelen (art 26 en 185 §2a)
o In belgische context
 Correctie voor intra-groepswinst-verschuivingen binnen België en naar
buitenland (art. 26 en 185 § 2 WIB):
 wettelijke middelen voor fiscus om gederfde winst (onder vorm
winstverzaking of overdreven kosten) van de vennootschap te
corrigeren
 Belgische wettelijk begrip “abnormale of goedgunstige voordelen”
 Winstcorrectiemechanisme van art. 26 meestal niet van toepassing
 tegenbewijs: “tenzij voordelen in aanmerking komen voor
bepalen bel I verkrijger”) → als genieter voordeel een in B
gevestigde onderneming is, altijd belast op winst in PB/Ven B
 Maar recente uitzondering: methode 2 (overdreven
kostenaftrek) “onverminderd toepassing van art. 49”: wetgever
zoekt eco. dub. bel!
o In internationale context/ fiscale jargon:
 het niet-respecteren van het “arm’s length principe”
 dwz: handels- of financiële voorwaarden die afwijken wat op de markt
onder vrije mededinging tussen onafhankelijke partijen courant is
 Tegenbewijs mag NIET geleverd worden als:
(1) genieter een gelieerde buitenlandse venn is;
(2) genieter in belastingparadijs is gevestigd
 Gevolg: winstcorrectie door B fiscus → internationale economische
dubbele. belasting!
o
Voorbeeld:
55

Aftrekbare en niet aftrekbare kosten: verworpen uitgaven
o Art. 49 WIB speelt ook in VenB
 dus geen algemeen onweerlegbaar vermoeden dat elke uitgave een
bedrijfsmatig karakter heeft
o De aftrekregels uit de PB spelen in de Ven B zowel in positieve als negatieve zin
o Altijd aftrek reële kosten: art. 52-66 WIB
o

Belangrijke en specifieke regels voor vennootschappen:
 Art. 18, 4°: onderkapitalisatie vennootschappen (de 1/1 regel geldt ook
voor de bepaling van de aftrekbare interest)
 Art. 54: maatregel tegen betaling van fictieve of overdreven kosten aan
inwoners van belastingparadijzen → omkering bewijslast
 Art. 198, 1°: VenB zelf: niet aftrekbaar
 uitz.: OV (art. 198,3°)
 Art. 198, 5°: eigenlijke gewestelijke belastingen en retributies: niet
aftrekbaar
 dus niet de oneigenlijke gewestelijke belastingen (club van 12)
 Art. 198, 10°: niet-aangegeven betalingen aan belastingparadijzen (zie
ook art. 307 WIB)
 Art. 198, 11°: onderkapitalisatie vennootschap door hoge leningen (5/1
ratio) verstrekt door verbonden vennootschappen of inwoners van
belastingparadijzen
 Antie-base erosion regele
 Als schuld aan zusters meer is dan 5 x eigen vermogen = niet
aftrekbaar
 BEPS: based erosion/ profit shifting
o Wereldwijd moeten multinationals voldoende belasting
betalen daar waar inkomsten behaald worden
o Ze mogen geen based erosion doen ( inkomsten
verplaatsen naar goedkopere landen)
 België heeft niche beleid om multinationals aan te trekken
Bewerkingen:
56
1e bewerking

Vrijgestelde inkomsten:
meerwaarden: 1° bewerking
PB regels gelden in de VenB
o Uitgedrukte niet gerealiseerde MW op activa (herwaarderingsMW) niet
belastbaar
o Gerealiseerde MW op activa die meer dan 5 jaar in het vermogen van de
vennootschap belegd waren zijn tijdelijk vrijgesteld op voorwaarde van
wederbelegging van de volledige verkoopprijs binnen 3 jaar in nieuwe
afschrijbare immat of mat.VA (5 jaar in nieuw og, schepen, vliegtuigen)
 MW wordt belast a rato van de afschrijvingsritme van het
wederbeleggingactief (art. 47 WIB, zie slides PB “roll over relief”)
o Maar altijd één bijkomende vwd:
 bedrag van de vrijgestelde MW moet steeds op een onbeschikbare
reserverekening worden geboekt: “onaantastbaarheidsvoorwaarde”
 Waarom: vrijstelling MW alleen uitstel geen definitief afstel van belasting
(art. 190 WIB)

Bijzondere regel in VenB voor MW op aandelen (art. 192 WIB):
o Voorwaarden: dividenden die op de aandelen worden uitbetaald moeten
kwalificeren voor DBI-regime
 kwalitatieve vwd: dividend op aandelen in binnen-en buitenlandse
vennootschappen die aan VenB zijn onderworpen en niet van het DBIregime zijn uitgesloten
 permanentievwd: aandelen gedurende ononderbroken periode van
minstens 1 jaar in volle eigendom houden (vanaf aj. 2013)
 andere voorwaarden voor DBI-regime gelden hier niet!
 zoals mininumdeelneming en boekhoudkundige verwerking
 dus ook voor zeer kleine deelnemingen!
 Geen vereiste onaantastbaarheid = definitieve vrijstelling!
o Vrijstelling?
 alle voorwaarden voldaan: volledige vrijstelling
 indien niet voldaan aan permanentievwd: bijzonder tarief van 25,75%
 vanaf aj. 2014: 0,4% op MW op aandelen verwezenlijkt door “grote”
vennootschappen (art. 217, 2° WIB)
 Definitie grote vennootschappen: zie art 15 W.Venn.

3 bijzondere regels:
o Verlaagd tarief voor LT-meerwaarden geld NIET voor venn. belasting
o Onaantastbaarheidsvoorwaarde geldt in venn. belasting
 Als een MW wordt vrijgesteld zoals in personenbelasting (art 47), dan
geldt in venn. belasting dat je deze apart moet boeken (niet aanraken,
anders belasting betalen)
o MW op aandelen kennen bijzondere regeling
57




Goede aandelen (=aandelen van goede vennootschap)
 MW volledig belastingvrij
Maar u moet de aandelen 12 maanden aangehouden hebben
 Ander 25% belasting!
U betaalt een belasting van 0.4% op de vrijgestelde MW, tenzij u een
KMO bent
Vrijgestelde inkomsten: investeringsreserve (art. 194quater) (1° bewerking)
o Wie?
 kleine vennootschappen (art. 15 Venn. W)
o Wat?
 50% van de aangroei van de belaste reserve van het BT vrijgesteld
indien wederinvestering binnen 3 jaar in afschrijfbaar (I)MA die voor
investeringsaftrek in aanmerking komen.
 Vrijstelling max. 18.750 €
o Wanneer?
 1° bewerking
2e bewerking: opsplitsen van binnenlands en buitenlands resultaat


Vrijgestelde inkomsten: buitenlandse inkomsten (andere dan dividenden van
buitenlandse dochters)
o Om internationale dubbele belasting te voorkomen →
dubbelbelastingverdragen (DBV)
o Indien winst van B venn onder DBV in buitenland belast wordt moet B deze
winst vrijstellen
o Uitsluiting van dergerlijke winst uit (gecorrigeerd) boekhoudkundig resultaat
(2° bewerking)
o Vb: inkomsten van vastgoed in het buitland: wordt in het buitenland belast,
vrijgesteld in België
o Vb: Dividenden en interesten voor belgen behaald in het buitenland, wel belast
in België
2 maatregelen: art 155 en art 285
3e bewerking: aftrek van vrijgestelde buitenlandse en andere vrijgestelde
inkomsten

Aftrek van giften: 3° bewerking
o Aan door WIB erkende instellingen
o Beperkt tot 5% netto-winst met absoluut max. 500.000 € (art. 200 WIB)
58
4e bewerking: definitief belastbaste inkomsten (!!!)



Dividenden: aftrek “definitief belaste inkomsten” of DBI-aftrek
(95% vrijgestelde dividenden, op 5% wel belasting betalen)
Aan de hand van voorbeeld:
De uitkerende vennootschap (Xco NV)
o Dividend = winst van de vennootschap die aan de aandeelhouder wordt
uitgekeerd (return on investment)
 Uit winst boekjaar, uit overgedragen winst, uit belaste reserve, uit
vrijgestelde reserve
 → onaantastbaarheidvwd niet langer vervuld
o Dividend = component van de winst Xco (zie supra)
 Geen aftrekbare uitgave (vwd art. 49 niet vervuld)
 met vermindering belaste reserve = neutraal
 met vermindering vrijgestelde reserve = belastbaar
 uit winst van het jaar = belastbaar
o
Onderscheid kapitaalvermindering: teruggave aan AH van werkingsmiddelen
die hij aan de vennootschap ter beschikking heeft gesteld
→ onbelaste operatie zowel voor Xco als voor AH op voorwaarde dat ....
terugbetaling “ werkelijk gestort kapitaal” en vermindering conform
procedure Venn W (art. 18, 2° WIB)
= werkelijke inbrengen in kapitaal door AH in cash/natura (art. 184 jo.
art. 2 §1,6° WIB)
o
Kapitaalverhoging door incorporatie belaste/vrijgestelde reserves
→ geen werkelijke gestort kapitaal want geen inbreng AH
→ incorporatie winst venn in kapitaal
Op in kapitaal geïncorporeerde reserves rust altijd een latente roerende
voorheffing-claim.
 Geïncorporeerde vrijgestelde reserves ook een latente VennB-claim
 onaantastbaarheidsvwd
Gevolg: kapitaalvermindering aangerekend op reserves → dividenduitkering →
RV (+evt. VenB)
 Keuze in notariële akte.
 Zoniet fiscus prorata
o
o

Aandeelhouder natuurlijk persoon (Mr. X):
o Dividend:
 belastbaar RI (art. 18)
 bevrijdende RV aan 25%
 In te houden door Xco NV
o Inhouding is bevrijdend voor AH: geen aangifteplicht meer
59



AH vennootschap (Zco NV)
o Toepassing van regime definitief belaste inkomsten (DBI, 4° bewerking)
o Alle opbrengst uit activiteit vennootschap → in principe belaste winst:
 Ook ontvangen dividend
 Gevolg: economische dubbele belasting: 2x VenB bij 2 verschillende belpl
 Ongewenst → regels ter vermijding van economische dubbele belasting
→ 2 technieken: vrijstelling of belastingkrediet
 Vrijstellingsmethode: dividenden geen tweede maal bij AH
belast
 Belastingkrediet: dividenden worden opnieuw bij AH belast
maar AH mag van zijn VenB aftrekken de VenB betaald door de
dochter
 In Europa: 1990 Moeder/DochterRL: laat keuze aan LS
 België kiest voor vrijstellingsmethode voor alle dividenden ontvangen
door B venn (ongeacht EU-bron of niet)
Welke dividenden?
o gewone winstuitkeringen en inkoop-en liquidatie-boni (art. 202 §1)
Voorwaarden? (art. 202 §2)
1. Minimumparticipatie
2. Minimumbezitsduur
3. Boekhoudkundige voorwaarde
4. Taxatievoorwaarde
o
o
o
Voorwaarde 1: Minimumparticipatie
 10% deelneming in kapitaal of aanschaffingswaarde 2,5 mio € (probleem
winstbewijzen)
 Geldt niet voor banken en verzekeraars
Voorwaarde 2: Minimumbezitsduur
 1 jaar (ononderbroken) volle eigendom bij uitkering dividend of erna
(post factum bewijs)
Voorwaarde 3: Taxatievoorwaarde
 Gelet op ratio alleen voor reeds aan VenB belaste winst
 Dus dochter aan VenB onderworpen
 Uitgesloten dividenden
 1. Vennootschap niet onderworpen aan VenB of gelijksoortige
buitenlandse belasting (art. 203, §1, 1° WIB)
o * Subjectieve onderworpenheid volstaat (venn is aan
VenB onderworpen). Geen objectieve onderworpenheid
vereist (inkomen is effectief in VenB belast)
 2. Gemeenrechtelijke vennootschapsbelasting aanzienlijk
gunstiger dan in België (art. 203,§1, 1° WIB)
o Nominaal of werkelijk tarief lager dan 15%
o Lijst in Art. 73/4 quater KB/WIB (weerlegbaar)
o Niet voor EU-vennootschappen
 3. Financieringsvennootschappen of beleggingsvennootschap
onderworpen aan regime afwijkend van gemeen recht
60
Financieringsvennootschap: dienstverrichtingen van
financiële aard voor niet-groepsvennootschappen
o Bv: Ierse IFSC
o Beleggingsvennootschappen: bv (Belgische) Bevek en
Bevak
 Uitz. Voor distributiebeleggingsvennootschap
(art. 203, §2, 2e lid WIB)
4. Vennootschappen in landen die buitenlandse inkomsten
(“offshore”) aan apart voordelig systeem onderwerpen
o Hong Kong? Neen (is gewoon regime in Hongkong, dus
geen belastingsparadijs meer (didier reynders)
o Normale dochter maar deze betaalt geen belasting op
buitenlands inkomen
o


DBI-regime: praktische werking
o vrijstelling maar toch niet volledig
 Vrijstelling ten belope van 95% ontvangen dividenden (art.204)
 5% blijft “hangen” om venn toe te laten kosten af te trekken
 Interesten van leningen om aandelen aan te kopen zijn aftrekbaar zelfs
als dividenden tbv 95 vrijgesteld zijn!
o Effectieve belastingdruk intra-groepdiv: 1,65% (5div* 33%VenB)
o Dochter Xco moet RV inhouden maar moeder Zco mag RV verrekenen met VenB
op div (RV als echte voorheffing)

DBI-regime en vrijstelling RV:
o Moeder/DochterRL: 2° eis: geen RV op div van dochter aan moeder op
voorwaarde:
 10% deelneming
 Ononderbroken bezit van 1 jaar (post factum bewijs toegelaten)
 Zie art. 106, §5 KB/WIB
5e bewerking: de belastingaftrek voor octrooi-inkomsten

Niet
6e bewerking: belastingaftrek voor risicokapitaal (notionele interestaftrek)(!!!)

Doel:
o
o
o
o
vervanging van de coördinatiecentra;
gelijkschakeling fiscale behandeling financiering venn met vreemd versus eigen
vermogen
versterking eigen vermogen en solvabiliteit van Belg vennootschappen
Belgische verankering
61




Wat?
o
o
Wie?
o
Een “fictieve” (notionele) aftrek op eigen vermogen (alsof het vreemd vermogen
betrof)
Art. 205bis – 205 novies WIB
Alle B venn tenzij winst niet volgens normale regels wordt berekend
 vb. beveks en bevaks
 geen staatssteun
o Geen combinatie met vrije investeringsreserve mogelijk
Hoeveel?
o Aftrek gelijk aan 2,63% (AJ 2015) of 1,63% (AJ 2016) van eigen vermogen
balans vorig boekjaar
 voor kleine venn: 3,13 (AJ 2015) of 2.13% (AJ 2016)
Berekeningsbasis?
o Eigen vermogen = Kap + uitgiftepremies + reserves + overdragen winst/verlies +
herwaarderingsMW en kapitaalsubsidies
o Correcties op eigen vermogen
Eigen aandelen en FVA die uit aandelen bestaan
 Geen aftrek in cascade
 MVA die aanleiding geven tot onredelijke beroepsuitgaven
 vb. Porsche zaakvoerder
 Onr goed door venn aan bedrijfsleider verhuurd
 anti villavennootschappen
 Bestanddelen die als belegging worden gehouden
 2 cumulatieve voorwaarden:
1) actief dat geen periodieke opbengsten opbrengt
vb. juwelen, goud, aandelen kapitalisatie Beveks,
2) in specifieke omstandigheden passief bezit “van dicht noch
verre van ver zijn toegewezen aan bedrijf dat door venn effectief
wordt uitgebaat”
o vb. kunstcollectie in een raffinaderij
 Fiscus: ook niet kapitalisatieBeveks door een verzekeringsmpij (en bij
uitbreiding andere beleggingen excess cash?)
 Activa in buitenland waarvan winst in buitenland wordt belast (zie 2°
bewerking)
 Maar: Argenta arrest Hof v Justitie → niet meer uitgesloten
(nieuw art. 205 quinquies WIB)
 HerwaarderingMW
 Kapitaalsubsidies
Voorwaarden NIA?
o Geen
o Dus: geen voorwaarden inzake aanvullende tewerkstelling, investeringen, …
Overdraagbaar naar volgend belastbaar tijdperk bij onvoldoende winst?
o Vroeger: ja



62
vanaf aj. 2013: enkel aanrekening op winst van huidig belastbaar tijdperk →
overdragen niet langer mogelijk (niet meer onder nul zakken, geen overdragen
meer aftrekken)
Misbruik NIA
o

7e bewerking: fiscaal overdraagbare verliezen

Aftrek overdraagbaar verlies: 7°bewerking
o Verlies vorig boekjaren onbeperkt overdraagbaar in tijd
8e bewerking: investeringsaftrek

Investeringsaftrek: art. 68-77 en 201 WIB
o “Supplementaire (fiscale) afschrijving” op nieuwe investeringen in afschrijfbare
MVA en IVA (niet: personenwagens)
 % aanschaffingswaarde
o Beperkt belang:
63
Als budgettaire compensatie voor NIA werd IA op nul gezet sinds aj.
2007
Eenmalige IA (jaar van investering)
 Investeringen in octrooien, O&O en energiebesparing: 13,5%
 KMO’s: investeringen in beveiliging: 20,5%
 KMO’s: 4% van aanschaffingswaarde nieuw MVA of IVA
Gespreide IA
 Alleen voor vennootschappen met < 20 personeel → optie
 IA gespreid over de afschrijvingsduur van het actief
 Enkel O&O aan 20,5% (art. 70)
Bij onvoldoende winst: IA overdraagbaar maar is beperkt

o
o
o
2.3.4 GEVAAR VAN MISBRUIK

Gevaar van misbruik van de aftrekken van 3° tem 8° bewerking:
o Winstverschuiving naar de venn met de aftrek
o Wetgevende reactie: art. 207 WIB: geen aftrek van abnormaal en goedgunstig
voordeel dat venn heeft verkregen
 Abnormaal goedgunstig voordeel?
 Winstverschuiving onder niet-marktconforme verrichtingen
 Zie art. 79 en 26 WIB
 Evolutie Cass-RS (2005): ook winst uit marktconforme verrichting zonder
economisch objectief maar alleen fiscaal motief is abnormaal
 De stok achter de deur van beweerdelijk misbruik NIA?
 Circ. 3 april 2008

Misbruik handel verliesvennootschappen (en bij uitbreiding handel in notionele i-venn)
o Geen aftrek overgedragen verliezen bij controlewijziging
 Controle: zie art. 5 W.Venn.
o Tenzij bij rechtmatige financiële en economisch behoeften overnemer
 vb. verderzetting zelfde onderneming met behoud tewerkstelling;
 niet supermarkt omzetten in winstgevende accountantsvenn (art. 207
WIB)
2.3.5 VENNOOTSCHAPPEN IN VEREFFENING




208/209 WIB
Blijven aan het gewone regime onderworpen
o ongeacht of exploitatie wordt verdergezet of niet
o alle voormelde regels blijven van toepassing
Vereffenaar realiseert actief:
o veel realisatie MW: geen wederbelegging dus art. 47 WIB niet toepasselijk
o De getaxeerde MW zijn belaste reserves.
o Na afbetaling schulden → verdeling netto-actief onder AH
Alles wat aan de AH wordt uitgedeeld boven werkelijk gestort kapitaal (evt.
gerevaloriseerd indien kap van voor 1950) = dividend (art. 209)
64
RV wordt ingehouden door vereffenaar
 10%
 Vanaf 1/10/2014: 25%
o moeder/dochter uitkereing: recht op vrijstelling (zie bij DBI)
Wettelijke volgorde aanrekening op:
1. werkelijk gestort kapitaal
2. belaste reserves
 Incl. meerwaarden gerealiseerd nav liquidatie
3. vrijgestelde reserve:
 In mate van aanrekening op 3 > VenB verschuldigd want <>
onaantastbaarheidvwd
o


Uitkering hoe te belasten?
o Totale uitkering 2000. Aan te rekenen op
1. WGK 500 (onbelast),
2. Belaste reserves 1400 (onbelast),
3. Vrije reserve 100 (Belast aan 33% = 33).
Dus netto-uitkeerbaar: 2000 – 33 = 196
o Inhouding RV ad 25% op 1467 (hele uitkering boven WGK) = 366,75(
 Is bevrijdend voor natuurlijk personen (zie PB)
o Netto ontvangen door AH: 1967 – 366,75 = 1600,25
2.3.6 GEWOON AANSLAGSTELSEL






Basistarief: 33% vanaf eerste € (art. 215, lid 1 WIB)
Bijzondere aanvullende crisisbijdrage sedert 1993 van 3 opct.
Dus effectief tarief Ven B: 33,99%
Verlaagd progressief tarief voor KMO’s (bepaalde venn met lage winst) (ook +
crisisbijdrage)
Tekening: (+ p. 382 boek)
Definitie KMO? (art. 215, lid 2 WIB).
voldoen aan 5 criteria tegelijk:
 netto-winst lager dan 322.500 €
 geen holding:
 d.w.z. geen aandelenbezit dat meer is dan 50% van fiscaal eigen
vermogen
 maar aandelen die 75% of meer in kapitaal dochter vertegenwoordigen
moeten niet worden meegeteld: dus echte holding kan toch KMO zijn
o familievennootschap: meer dan 50% van de aandelen van de venn in handen van
natuurlijke personen
o Dividenduitkering is niet hoger dan 13% gestort kapitaal
65



o voldoende wedde uitgekeerd aan bedrijfsleider (36.000 €)
o Geen belegginsvennootschap zijn
Vergelijk tarief PB op 25.000 € (25% tot 45%) met Ven B (24,25%): vlucht naar de
vennootschap
Voorafbetaling: Venn B is vooraf te betalen tijdens lopend boekjaar (zie PB slides)
Verrekening voorheffingen ?
o OV: is verschuldigd als eigenaar og maar niet verrekenbaar want
gewestbelasting (cfr PB slide)
o RV: op div, int, roy indien er geen vrijstelling is (cfr. divs slide):
 volledig verrekenbaar en evt overschot terugbetaalbaar
 minder VAB
o BV: niet van toepassing op venn
2.3.7 BIJZONDER AANSLAGSTELSEL: GEHEIME COMMISSIELONEN



Afzonderlijke aanslag geheime commissies (art. 219)
o Grondig hervormd door Programmawet van 19/12/2014
o Tarief:
 drastisch verminderd: voorheen: 309%
 Bijzondere aanslag heeft slechts een vergoedend karakter
 Ook voor nog hangende geschillen
o Natuurlijke personen: 100% + 3 opct aanv crisisbelasting = 103%
o Rechtspersonen: 50% + 3 opct ACB = 51,5%
o Verdoken meerwinsten: 103%
 Tenzij opname in boekhouding: 51,5% (nieuw art. 219, 2e lid WIB)

Welke bedragen?
o Op niet door fiches verantwoorde kosten en voordelen (salarissen, erelonen,
commissies, enz)
 Art. 57: uitwisseling inlichtingen betaler en taxatiedienst genieter
 Uitzondering 1: art. 219, 6e lid
 Bewijs dat genieter voordeel tijdig heeft aangegeven in Belgische
of buitenlandse aangifte
 Uitzondering 2: art. 219, 7e lid
 Bij ondubbelzinnige identificatie van de verkrijger binnen 2 jaar
en 6 maanden vanaf 1 januari van AJ
o Op verdoken meerwinsten die niet in vermogensbestanddelen terug te vinden
zijn
 Wat? Meerwinsten die niet het gevolg zijn van verwerping van
beroepskosten
 Dwz: zwarte omzet (fraude)
 Cassatierechtspraak buiten spel
Aftrekbaar?
o Niet verantwoorde kosten die onderworpen zijn aan bijzondere aanslag:
aftrekbaar ( art. 197, 1e lid)
 Maar met toepassing van art. 49 WIB
66
o
o
Niet verantwoorde kosten niet onderworpen aan bijzondere aanslag (2
uitzonderingen: aftrekbaar (art. 197, 2e lid)
Aanslag zelf: aftrekbaar
 Art. 198, §1, 1°
 Is een uitzondering op regel dat Ven B niet aftrekbaar is
67
3 BTW
3.1 BASISMECHANISME







BTW = Europese belasting (Europese Richtlijn omgezet in nationaal recht)
o Belang van rechtspraak HvJ voor interpretatie Richtlijn en omzetting in
nationaal recht
BTW = belasting op besteding van economische middelen
o Dus niet op inkomsten
o Indirecte belasting op specifieke transacties (gebruik van goederen als
consumptief gebruik)
Goederen kunnen gebruikt worden voor:
- productief gebruik
- consumptief gebruik
BTW = belasting op consumptief gebruik d.w.z. het eindverbruik van goederen en
diensten
o Geen belasting op productief gebruik  aftrek van voorbelasting
o Aftrek van voorbelasting
= een ondernemer kan de btw die hij zelf betaald heeft op de aankoop van
goederen of diensten die hij in het productieproces van zijn onderneming
gebruikt, aftrekken van btw die hij zelf heeft aangerekend aan klanten
o enkel verschil doorstorten aan staat
= gefractioneerde belasting (enkel btw betalen op de waarde die hij toevoegt)
Traditionele omzetbelasting: drukt op elke transactie, ongeacht of de afnemer een
eindgebruiker is of zich nog in de productie of distributieketen bevindt
Zie voorbeeld slides!
Btw voor individuele ondernemer
o Impact BTW op individuele ondernemer
o Belasting verschuldigd aan de staat
o BTW-plichtig = inner van belasting voor de schatkis
o Elke tussenschakel draagt BTW op wat hij toevoegt in de schakel
3.1.1 STRUCTUUR VAN DE BTW HEFFING
1.
2.
3.
4.
5.
Toepassingsgebied ratione personae
Toepassingsgebied ratione materiae
Toepassingsgebied ratione loci
Maatstaf van heffing en tarief
Schuldenaar van BTW
(art4-8bis)
(art9-25septies)
(art15;21;23;25quinquies)
(art 26-44)
(art 50-55)
3.1.2 BTW INTERNATIONAAL

Theoretisch uitgangspunt
o Belasting op eindconsumptie  belasting in land van eindbestemming
(verbruik)
o Volledige ontheffing bij uitvoer: nultarief met terugbetaling van voorbelasting
68
o
o
o

Heffing bij invoer aan binnenlands tarief, met aftrek van belasting op invoer
door professionele binnenlandse afnemer ↔ Bij eindconsumptie = geen
vooraftrek/BTW eindheffing
 Gelijke belasting van geïmporteerde en binnenlands geproduceerde
goederen/diensten
 Veronderstelt controle aan grens bij invoer
In praktijk
o Afschaffing binnengrenzen EU: geen grenscontroles meer
o Om toch belasting in lidstaat van bestemming mogelijk te maken: Invoer door
belastingplichtige uit andere lidstaat wordt “intracommunautaire verwerving” 
binnenlands tarief lidstaat bestemming
o Uitvoer door belastingplichtige naar belastingplichtige andere LS wordt
“intracommunautaire levering” met nultarief en terugbetaling van voorbelasting
o Uitvoer-invoer derde landen niet gewijzigd
3.2 BELASTINGPLICHTIGE
3.2.1





GEWONE BELASTINGPLICHTIGE (ART 4)
Uitoefening economische activiteit
(= levering van goederen en dienstverrichtingen, dus deelname aan economisch
verkeer)
o alle activiteiten van producent, handelaar, dienstverrichter en exploitatie van
(on)lichamelijke zaken om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen
o ook illegale activiteiten (btw = moreel neutraal)
o natuurlijke personen en rechtspersonen
 passieve holdings: geen economische activiteit
 deelname aan economisch verkeer = act. Tegen vergoeding
Enkel een persoon die kwalificeert als een btw-plichtige kan genieten van het recht op
aftrek van de btw en alleen een btw-plichtige kan handelingen stellen die aan btw
worden onderworpen
o Uitzondering: invoer van goederen
o = in de europese unie in vrij verkeer brengen van goederen afkomstig van buiten
de europese unie
geregeld/gevraagd
o opeenvolgging handelingen en organisatie
o moet verdergaan als eenmalige transactie (auto verkopen op kapaza)
zelfstandig
o WN en ambtenaren zijn geen BTW-plichtige
met/zonder winstoogmerk
o vzw’s, stichtingen etc zijn BTW-plichtigen indien economische activiteit (vb
organiseren van studiedag)
o of activiteit die verlieslatend is: irrelevant voor BTW
hoofdzakelijk of aanvullend
69
o



3.2.2



3.2.3


3.2.4

belastingplichtige die in kader geregelde activiteit een toevallige handeling stelt
is ook BTW-plichtig voor toevallige handelingen
plichten
o BTW aanrekenen op alle uitgaande handelingen (output/facturatieplicht)
 Leveringen goederen en diensten
o Periodieke BTW-afgifte
Rechten:
o Vooraftrek BTW drukkend op alle inkomende handelingen (input-BTW)
 Saldo doorstorten aan schatkist
Begin en einde belastingsplicht
BELASTINGPLICHTIGEN VRIJGESTELD OP BINNENLANDSE VERRICHTINGEN
(ART44)
= BTW-plichtige zonder vooraftrek
Art 44: een reeks verrichtingen vrij van BTW
o Leveranciers van die G/D moeten geen BTW aanrekenen en hebben geen recht
op aftrek van voorbelasting
Voorbeelden: dokters, tandarts, ziekenhuis, bibliotheek, onderwijs, toneel, verzekering,
loterijen
o ! 1/1/12: deurwaarders en notarissen gewone btw-plichtigen met recht op
vooraftrek
o ! 1/1/14: idem voor advocaten
NIET BELASTINGPLICHTIGE RECHTPERSOON (OVERHEID) (ART 6)
Algemene Regel
o Overheid en overheidslichamen zijn voor de werkzaamheden in de uitoefening
van gezagsfuncties niet onderworpen aan BTW
o Uitoefening van gezag “als overheid” is geen economisch verkeer in de markt (vb.
huisvuilophaling; burgerlijke stand; verkeersboetes etc.)
Uitzonderingen:
o Niet-BTW plicht overheid leidt tot concurrentieverstoring met private sector
(vb. stad baat een sportcomplex uit tegen betaling)
o Activiteiten uit lijst Art. 6 WBTW (vb. telecom; water/gas/elektriciteit;
goederen/personenvervoer; havenexploitaties; exploitatie parkings; radio en
TV).
o Overheid verricht handelingen zonder vooraftrek (zie art. 44: openbare scholen,
ziekenhuizen, bejaardenzorg etc.)
! Maar vernietigd door GWH met ingang van 1 januari 2009
OCCASIONELE BELASTINGPLICHTIGEN (ART 8)
nieuwe gebouwen
o Gebouwen vallen enkel onder BTW als ze “nieuw” zijn
70
o
o
o

 “Nieuw”: tot 31 december van het tweede jaar volgend op eerste gebruik
 Als niet nieuw: overdracht onderworpen aan registratierechten
Grond valt in principe nooit onder BTW maar onder registratierechten (Art. 44
§ 3, 1° WBTW)
 Grond valt enkel onder de BTW als het door de verkoper van het gebouw
samen met het gebouw onder het BTW-regime wordt verkocht
 Wetswijziging sedert 1/1/11 (gevolg van Breitsohl arrest dat
oordeelde dat vroegere Belgische wet strijdig was met de
Richtlijn)
 Zie Art. 1 § 9 WBTW
Belastingplichtigen: onderscheid “beroepsoprichters en -verkopers” en
anderen (zgn. occasionele bel pl).
 “Beroepsoprichter of -verkoper”
 Bouwpromotoren, aannemers,…
 Valt onder algemene definitie Art. 4: van rechtswege BTWplichtig
 Elke overdracht nieuw gebouw  BTW
 Anderen (occasionele belastingplichtigen)
 Kan al BTWplichtig zijn uit hoofde andere activiteit of zelfs een
niet BTW-plichtige particulier
 Optie tot BTW-plicht voor verkoop/zakelijk recht op nieuw
gebouw (occasionele BTW-plichtige)
 Voordeel: recht op aftrek voorbelasting op verwerving gebouw
 lagere doorverkoopprijs
Voorbeeld slide 21
Nieuwe vervoersmiddelen
o “Als belastingplichtige wordt tevens aangemerkt eenieder die toevallig onder
bezwarende titel een nieuw vervoermiddel levert onder de voorwaarden van
artikel 39bis”
 D.w.z. verzending of vervoer naar een andere lidstaat
 Zie ook infra, ICV
o Nieuw vervoermiddel? Art. 8bis § 2 WBTW
3.2.5 BTW EENHEID(ART 4, §2)



Financieel, economisch en organisatorisch nauw verbonden vennootschappen kunnen
kiezen om als één BTWvereenvoudiging
o Verbonden ondernemingen worden als één beschouwd
Zowel voor goederen of diensten geleverd aan de eenheid als voor goederen of diensten
geleverd door de eenheid zijn onderworpen aan BTW
Geen leveringen van goederen of diensten meer tussen de leden van de eenheid
3.3 LEVERINGEN VAN GOEDEREN
71
3.3.1 ALGEMEEN

Levering
o = overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over het goed te
beschikken
o = overdracht juridische beschikkingsmacht en/of economische
beschikkingsmacht (er moet overdracht van een recht gebeuren)
o
o


Kan eventueel zonder fysieke overdracht goed (vb. huurder koopt goed)
vb: huur van een auto, gaat over op koop
vb: tanken voor krantjes rondbrengen met eigen auto, fysieke levering aan WN,
maar WG betaalt BTW (dus zonder fysieke overdracht naar WG)
overdracht beschikkingsmacht zonder eigendomsoverdracht, maar waarbij men
positie verkrijgt die analoog is aan die van eigenaar (bijv. vruchtgebruik,
erfpacht, opstal,…)
Goederen (art. 9 WBTW) = lichamelijk goederen, inclusief elektriciteit, gas, warmte,
koude (↔ onlichamelijke goederen = diensten, vb: octrooien, aandelen, cliënteel,..)
Opgelet: onroerend goed -> alleen nieuwe gebouwen (eventueel met bijhorend terrein;
zie vorige slides) – oude gebouwen niet8
3.3.2 MET LEVERING GELIJKGESTELDE HANDELINGEN

Art. 12 WBTW
o “Onttrekking”: levering “aan zichzelf” met aanrekening BTW
Art. 12 §1/1° WBTW
 Goederen in beroepsvermogen BTW-plichtige zijn door
aftrekmechanisme “BTW schoon” in veronderstelling dat ze
doorverkocht worden met heffing van BTW
 De aftrek van input BTW gebeurt onmiddellijk bij aankoop (ontvangst
factuur)
 Wanneer toch geen doorverkoop: aftrek was ten onrechte. Daarom
correctie: onttrekking = fictie = levering aan zichzelf met aanrekening
BTW + facturatie aan zichzelf met BTW  Aftrek blijft behouden
 Basisvoorwaarde: alleen voor goederen met vooraftrek
 Van toepassing bij onttrekking voor elke andere bedoeling dan
beroepsuitoefening (bijv. gebruik voor privé-doeleinden BTW-plichtige
zelf of zijn personeel)
 Vb: wijnhandelaar, meubelmaker
o
Onttrekking van een goed om het gratis te verstrekken
Art. 12 §1/2° WBTW)
 Uitzondering: handelsmonsters en –geschenken van geringe waarde
o
Het onder zich hebben bij het beëindigen van de economische activiteit van
(on)roerende goederen waarvoor aftrek is geclaimd:
Art. 12 §1/5° WBTW
72
o
Onttrekking door beroepsoprichter of -verkoper nieuwe gebouwen: indien
gebouw niet tijdig werd vervreemd:
Art. 12 § 2 WBTW
 Niet binnen de tijd = onttrekking
 Tijdig = voor 31/12 van 2de jaar volgend op jaar van 1e ingebruikname
 Bijv. in 2012 opgerichte + gebruikte gebouwen die per 31.12.14 niet zijn
verkocht (maar bijv. verhuurd)
 Vanaf 2011: ook voor het bijhorende terrein indien met BTW
verworven
 Oud gebouw valt buiten toepassingsgebied door latere verkoop (BTW
kan niet gerecupereerd worden dus onttrekking)
3.3.3 GEEN LEVERING

Art 11
o De overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling
op voorwaarde dat overnemer een belastingplichtige is die de eventuele
belasting zou kunnen aftrekken
 algemeenheid: volledig vermogen onderneming (vb. fusie; splitsing;
overdracht handelszaak via verkoop/inbreng)
 bedrijfsafdeling: alle goederen die in afdeling van onderneming zijn
geïnvesteerd en technisch afzonderlijke eenheid vormt die zelfstandig
kan werken (vb. R&D-afdeling)
o Gevolgen: voortzettingsstelsel  overnemer neemt alle BTW-rechten en
plichten van overdrager over
 Vergelijkbaar met regime stopzettingsMW in de PB
o Vb: volledig vermogen van ondernmeing bij fusie van onderneming
o Neutraliteitsbeginsel: neutrale overgan mogelijk maken, overdracht wordt niet
getroffen door BTW
o Vb: overdracht van afdeling of productielijn
3.3.4 PLAATS VAN LEVERING (IN HET BINNELAND)



Belang: Belgische BTW alleen als levering in België plaatsvindt
Criteria:
o Algemene regel: waar het goed ter beschikking wordt gesteld van verkrijger
o Weerlegbaar vermoeden: levering in België wanneer één van betrokken partijen
in België gevestigd is (tegenbewijs via algemene regel)
Uitzonderingen:
o Installatie of montage door leverancier: plaats installatie / montage door
leverancier zelf!! (anders dienstverlening!)
(Art. 14 § 3 WBTW)
 Bijv. bedrijf uit Antwerpen verkoopt radiatoren aan bedrijf uit Brussel
die door leverancier geïnstalleerd worden in vestiging koper te Parijs
o Vervoer naar koper (ongeacht wie vervoer doet): plaats waar vervoer
aanvangt; waar het vertrekt, wordt het belast
73
(Art. 14 §2 WBTW)
 Bijv. Belgisch bedrijf verkoopt goederen aan Zwitsers bedrijf en
transporteert die naar Zwitserland
 Uitzondering: Vervoer van buiten EU: levering in lidstaat van invoer
(indien voorwaarden art. 14 § 2, tweede lid vervuld zijn)
 Bijv. Belgische kleinhandelaar in auto’s bestelt auto’s bij Toyota
België, die deze bestelt bij Toyota Japan
 Toyota België voldoet belasting bij invoer maar rechtstreekse
verzending auto’s Toyota Japan aan Belgische kleinhandelaar
 Verkoop Toyota België aan kleinhandelaar: Belgische BTW
(levering na import ongeacht vervoer ex EU)
o
3.3.5 TIJDSTIP VAN LEVERING





Algemene regel: tijdstip waarop goed ter beschikking wordt gesteld van de verkrijger
of de overnemer
Bij vervoer: tijdstip van aankomst van vervoer
Montage of installatie: bij beëindigen van montage
Doorlopende leveringen (gas, elektriciteit): verstrijken periode waarop afrekening
betrekking heeft
Vermoeden van levering wanneer goed niet meer aanwezig is in magazijn
3.3.6 OPEISBAARHEID BTW

Belang
1) Ogenblik dat Staat betaling BTW van leverancier G/D kan eisen
2) Ontstaan recht aftrek koper (als hij BTW-plichtige met vooraftrek is)
3) Tariefwijzigingen: tarief op moment van levering

Regels opeisbaarheid
o Hoofdregel: tijdstip levering goed (cfr. vorige slide)
 Tijdstip van betaling van factuur door klant is irrelevant voor de
opeisbaarheid van de BTW door de fiscus  Leverancier financiert BTW
voor als zijn klant laat betaalt!
 Vb: tv kopen op 1 juli (21%), geleverd op 1 oktober (22%) => 22% wordt
toegepast want moment van levering
 Btw is opeisbaar zodra geleverd (ongeacht betaling factuur)
o Uitzondering: betaling van (deel van) prijs voor levering, dus voorafbetaling
BTW opeisbaar op tijdstip betaling van (deel van) prijs!
3.4 DIENSTVERRICHTINGEN
3.4.1 ALGEMEEN

Algemeen vermoeden: iedere verrichting die geen levering van goederen is =
dienstverrichting
74

Basiscategorie: ieder materieel of intellectueel werk
o Materieel: Vb. : werk in onroerende staat (bouwen, verbouwen, inrichten,
herstellen, onderhoud onroerend goed, blijvende incorporatie van roerend goed
aan onroerend goed; zie ook art. 19); tuinonderhoud; kapsalon; schoonmaak;
bouw van roerende goederen; herstel van IT etc.
o Intellectueel: adviesbureaus, accountants, tolken, reclame, telecom, TV en radio
etc.
3.4.2 BIJZONDERE CATEGORIEËN

Art 18 WBTW
o Maakloonwerk
o Terbeschikkingstelling van personeel (interim-kantoren)
o Concessie, huur of leasing van lichamelijke roerende of onroerende goederen
(maar onroerende verhuur vrij ex Art. 44)
 Vrij van BTW behalve bij specifieke bepaling zoals onroerende leasing
wat wel een BTW-regime kent
o Parkings, entrepots, campings, hotels, etc.
= uitzondering op vrijgestelde onroerende verhuur (art. 44 § 3, 2°, a)
o Onroerende leasing
= uitzondering op vrijgestelde onroerende verhuur (art. 44 § 3, 2°, b)
o Horeca
o Verkoop, concessie, verhuring van onlichamelijke roerende goederen (bijv.
verkoop cliënteel; licenties van octrooien, merken, enz.)
o Bank- en financiële verrichtingen (maar veel vrijstellingen ex Art. 44 WBTW)
o Radio, TV en telecommunicatie
3.4.3 MET DIENSTEN GELIJKGESTELDE HANDELINGEN

Art 19, §1
o Gebruik van goederen voor privé-doeleinden waarvoor de belastingplichtige
recht op aftrek heeft uitgeoefend (cfr. onttrekking bij levering goed) (vb.
bedrijfswagen door personeel voor privé-gebruik)
o Uitvoering van werk in onroerende staat (“WIOS”)
 Ofwel voor doeleinden van de economische activiteit van de
belastingplichtige (vb. vloerder legt zelf nieuwe vloer in zijn atelier;
aannemer bouwt hangar voor zichzelf)  leveringen aan zichzelf met
aanrekening BTW en BTW-aftrek in zelfde aangifte

Ofwel voor privé-doeleinden (eigen / personeel)  Ratio: recuperatie
van aftrek van voorbelasting (vb. loodgieter plaatst radiatoren in eigen
woning). Vergelijkbaar met onttrekking roerend goed

Zijn onderworpen geweest aan BTW, dus er moet een correctie gebeuren
3.4.4 UITGESLOTEN DIENSTEN
75

Diensten bij overdracht algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling op
voorwaarde dat verkrijger een belastingplichtige is
3.4.5 PLAATS VAN DE DIENST




Algemene regels, Art. 21 en 21bis:
Onderscheid dienst B2B of B2C
o B2B (dienstontvanger = BTW-plichtige) of tussen 2 belastingplichtige
 Algemene regel: vestigingsplaats van de dienstontvanger (Art. 21
§2)
o B2C (dienstontvanger ≠ BTW-plichtige)
 Algemene regel: vestigingsplaats van de dienstverrichter (Art. 21
bis §1)
Wat betekent BTW-plichtige hier?
o Personen bedoeld in Art. 4 (gewone, gemengde, vrijgestelde zonder vooraftrek)
o Overheidslichamen met economische activiteit (Art. 6)
o Niet-BTW plichtige rechtspersonen met BTW-registratie (zie verder, bij ICV)
Uitzonderingen :
o B2B en B2C
 Dienst ivm onroerend goed = ligging onroerend goed
 Vb: Toegang tot evenementen cultuur, kunst, show, sport, wetenschap,
onderwijs = plaats waar het evenement materieel plaatsvindt
 Vb: verhuur parking (zowel B2B als B2C)
o B2C
 Intellectuele en immateriële diensten t.v.v. niet in de EU gevestigde
ontvangers
= vestigingsplaats ontvanger (d.w.z. geen BTW)
 Bijv. genotsrechten op onlichamelijke goederen (merken,
octrooien etc)
 Reclame
 Juridische, economische, financiële, technische advisering,
accountants etc.
 Banken en verzekeraars
 Verhuur roerende goederen
 Telecomdiensten, radio en TV, en langs elektronische weg
verrichte diensten (nieuw artikel 21bis § 2, 9°): altijd
vestigingsplaats ontvanger
3.4.6 VERLEGGING VAN HEFFING BIJ GRENSOVERSCHRIJDENDE B2B-DIENSTEN



Art 51
Algemene regel inning BTW (cfr. supra)
o Leverancier rekent BTW aan klant aan, int deze en stort ze periodiek door aan
Schatkist na aftrek van zijn voorbelasting (input-BTW)
Uitzondering: verlegging van heffing
o Hoofdregel B2B = plaats afnemer
76
o
o
Gevolg: de dienstverrichter moet buitenlandse BTW aanrekenen en afdragen aan
de Schatkist land afnemer en om dat te doen moet hij zich in dit land als BTWplichtige registreren = administratief omslachtig
Oplossing = verlegging van heffing
 Dienstverrichter factureert buitenlandse klant zonder BTW (van land
klant)
 Klant betaalt de BTW aan de Schatkist van zijn land maar als BTWplichtige mag hij dit bedrag aan BTW in dezelfde aangifte aftrekken als
voorbelasting (financiële nuloperatie en geen voorfinanciering!)
3.4.7 TIJDSTIP VAN DE DIENST/OPEISBAARHEID




Art 22
Tijdstip waarop de dienst is voltooid
o Voor doorlopende diensten (telecom,…): verstrijken van periode van afrekening
Is ook tijdstip van opeisbaarheid BTW
o Tenzij prijs (geheel/gedeeltelijk) vroeger wordt betaald
Periodieke afbetaling geldt als aanknopingspunt van betaling
3.5 INVOER





Alle invoer door belastingplichtigen en door particulieren (niet btw-plichtige) is
onderworpen aan BTW
Invoer = goederen komen binnen op Belgisch grondgebied vanuit derde landen,
voor binnenlands verbruik  Belgische BTW
Verbruik: productief of consumptief
o Maar invoer kan ook andere bestemmingen hebben:
 Doorvoer of intracommunautair vervoer (geen verbruik in België);
 Entrepotregeling: geen verbruik in België tot definitieve bestemming
vertrekkend vanuit entrepot gekend is, nl. derde land, andere EU-lidstaat
of België (alleen in laatste geval Belgische BTW)
Plaats van invoer:
o Belang: welke lidstaat heft?
o Plaats van invoer = plaats waar goederen de Europese Unie binnenkomen
o Opschorting van heffing (entrepotregeling of doorvoer): lidstaat waar de
goederen aan opschorting van heffing onttrokken worden voor binnenlands
verbruik in die lidstaat
Tijdstip van invoer:
o Ogenblik waarop de goederen de grens overkomen of aan bijzondere regeling
onttrokken worden
3.6 INTRACOMMUNAUTAIRE VERWERVING (ICV)


Art 3bis, 25bis ev
Wat?
o Verkrijgen van de macht om als eigenaar te beschikken
o Over een lichamelijk roerend goed tgv transactie ten bezwarende titel
77
Verzonden/vervoerd door verkoper of koper (of voor rekening van koper of
verkoper = derde transporteur)
o Naar andere lidstaat dan lidstaat van waaruit vervoer vertrekt
o Zonder installatie/montage
o .
o Gebasseerd op levering van goederen! Het gaat hier altijd over een goed met
juridische beschikkingsbevoegdheid (kan zonder fysieke overdracht)
o Transactie ter bezwarende titel
Voorbeelden:
o Belgische slager koopt koeien uit Auvergne die door een transportfirma van
Frankrijk naar België vervoerd worden
o Delhaize koopt Chiantiwijn in Italië en vervoert die met eigen vrachtwagens naar
België
(vervoer door de koper!)
Mogelijke scenario’s (art. 25ter):
o Verkoper en koper zijn gewone BTW-plichtigen  ICV
o Verkoper is BTW-plichtige, koper is particulier  geen ICV, tenzij uitzondering
o Verkoper is BTW-plichtige, koper is belastingplichtige zonder vooraftrek of nietbelastingplichtige RP  geen ICV, tenzij uitzondering
o



1. Normale scenario: verkoper en koper zijn gewone BTW-plichtigen
o Indien overige voorwaarden vervuld (zie hoger): belastbare ICV
o Basisregel: BTW verschuldigd op plaats van de goederen bij aankomst
transport
o Dus toepassing BTW land van bestemming (consumptiebelasting)
o Inningsmechanisme = verlegging van heffing (art. 51 § 1, 2° WBTW) (cfr.
supra B2B-diensten, zelfde ratio en mechanisme)

2. Verkoper is gewone BTW-plichtige, koper is particulier
o Geen ICV  BTW te betalen in land van oorsprong (dus niet land van
consumptie)
o Bijv. Belgische particulier koopt paard in Duitsland, btw in België
o Uitzondering: nieuwe vervoermiddelen (schepen, luchtvaartuigen,
landvoertuigen)  Art. 25ter § 2 io. 8bis § 2: toch ICV

3. Art. 25ter §1, lid 2, 2°: Verkoper is gewone BTW-plichtige, koper is
(i) BTW-plichtige zonder recht op aftrek (Art. 44, zie supra) of
(ii) niet-belastingplichtige rechtspersoon (Art. 6, zie supra)

Basisregel: geen ICV, dus BTW in land van oorsprong (bijv. Belgisch ziekenhuis koopt
medische apparatuur in UK)
Uitzonderingen  wel ICV
o 1. Nieuwe vervoermiddelen
Bijv. Belgisch leger koopt helikopters in Italië (overheid, maar NIEUWE helik.)
o 2. In vorig of huidig kalenderjaar goederen gekocht “onder voorwaarden ICV”
voor meer dan 11.200 €

78
o
Bijv. Belgisch ziekenhuis koopt in 2014 medicijnen in UK voor
ICV in B
3. Optie voor ICV in België
20.000 € 
 In al deze gevallen aangifteplicht!

Belastbare ICV in België
o Art. 25quinquies WBTW:
o Basisregel: als België het land van bestemming is
o Veiligheidsregel (weerlegbaar vermoeden): ICV in België wanneer afnemer
Belgisch BTW nummer heeft of wanneer hij op tijdstip van ontvangst van de
goederen een bedrijfszetel of verblijfplaats in België heeft
 Vermoeden wordt weerlegd door te bewijzen dat goederen in andere
lidstaat zijn aangekomen en aldaar zijn belast
o Weerlegbaar vermoeden: Belgische koper moet aantonen dat BTW betaalt is in
Fr.
3.7 VRIJSTELLINGEN

Onderscheid tussen:
(1) Vrijstelling met behoud van aftrek van voorbelasting (Art. 39-42 WBTW)
(2) Vrijstelling zonder recht op aftrek van voorbelasting(Art. 44 WBTW)

Type 1: Vrijstelling met behoud van aftrek van voorbelasting (art. 39-42 WBTW)
o Deze personen blijven volledig belastingplichtig met alle rechten en plichten
verbonden aan belastingplicht
o Ratio: goederen moeten vrij van BTW verzonden kunnen worden voor verbruik
in andere LS (ICV) of uitgevoerd worden voor verbruik buiten EU (export)
o Om vooraftrek te vrijwaren (neutraliteit garanderen) en dubbele BTW-heffing
(binnen EU) of dubbele consumptietaks (buiten EU) te vermijden: output
vrijgesteld met behoud vooraftrek
o Recht op vooraftrek blijft behouden
o IC-verwerving: belaste handeling  IC-levering: moet beroep doen op
vrijstelling van BTW (voorwaarden!) (zie verder!!)
 Dus: “BTW-schone” verzending naar andere LS of buiten EU

Type 1: Twee belangrijke gevallen
o 1. Intracommunautaire leveringen (Art. 39bis): goederen die
intracommunautair verworven worden in andere LS (spiegelbeeld van ICV)
 Levering van lichamelijk roerend goed tgv transactie ten bezwarende
titel
 Verzonden/vervoerd door verkoper of koper of voor diens rekening
 Naar andere LS dan LS van waaruit vervoer vertrekt
 Afnemer doet in andere LS een ICV
 Bijv. Inbev verkoopt bier aan Spaanse supermarkt en bier wordt naar
Spanje getransporteerd  ICV in Spanje: Spaanse BTW wordt betaald
79
door supermarkt  vrijgestelde intracommunautaire levering in België
met behoud vooraftrek Inbev
2. Goederen die geëxporteerd worden buiten EU door of voor rekening van
verkoper of koper (Art. 39 § 1, 1° en 2°)
 Bijv. Inbev verkoopt Stella aan Braziliaanse supermarkten en bier wordt
naar Brazilië getransporteerd = export buiten EU  Import en verbruik
in Brazilië  Vrijgestelde outputhandeling in België met behoud
vooraftrek Inbev

Type 2: Vrijstelling zonder aftrek van voorbelasting (Art. 44 WBTW)
o Dokters, tandartsen, kine etc.
 Maar niet dierenartsen
o Financiële en verzekeringsdiensten
o Ziekenhuizen
o Maatschappelijk werk
o Onderwijs
o Bibliotheken, musea, sportinrichtingen (allemaal VZW)
o Loterijen etc.
 Zie hoger, slides over belastingplichtigen
o

3.8 TARIEF EN MAATSTAF VAN HEFFING (ART 26-37)
3.8.1 TARIEF


Europees worden minimumtarieven opgelegd: standaardtarief minimum 15% en
maximaal twee verlaagde tarieven waarvan het laagste minimum 5% mag zijn.
o Richtlijn bepaalt limitatief welke goederen/diensten aan verlaagde tarieven
mogen worden onderworpen
In België: drie tarieven (art. 1 K.B. nr. 20)
o Minimumtarief 6%
 Voedsel voor mens en dier; waterdistributie; boeken en kranten;
medicijnen; werk in onroerende staat aan privé-woning van minstens 15
jaar oud (renovatie, energiebesparing); personenvervoer; hotels en
campings; etc.
o Tussentarief 12%
 Banden voor tractoren, steenkool; sociale huisvesting; restaurant (m.u.v.
drank), etc.
o Standaardtarief: 21%
 Al de rest
3.8.2 MAATSTAF VAN HEFFING


Alles wat als tegenprestatie wordt verkregen voor de levering of de dienstverrichting
Bij ruil? Slager verkoopt slagersmessen aan kapper in ruil voor haarsnit
80
 Maatstaf van heffing = normale waarde van de tegenprestatie tussen
onafhankelijke partijen (Art. 32 WBTW)
 Slager = levering goed. BTW aan te rekenen over normale
prijs
haarsnit
 Kapper = dienst. BTW aan te rekenen over normale prijs messen
3.9 AFTREK/HERZIENING AFTREK
3.9.1 AFTREKREGELING




Art 45-49
Voorwaarden recht van aftrek:
o Alleen BTW op G/D gebruikt voor belastbare output-verrichtingen (levering
G/D) mag worden afgetrokken (m.i.v. belastingplichtige met vrijgestelde output
met behoud vooraftrek, zie vorige slides)
o BTW op G/D voor privé-gebruik of niet-belastbare output-verrichtingen zonder
vooraftrek (zie hoger) mag niet worden afgetrokken
BTW op input wordt onmiddellijk en ineens afgetrokken op basis van
vermoedelijk gebruik (dus niet wachten tot definitieve bestemming G/D bekend
is)
(Opm.: Occasionele verrichting met recht van aftrek  optie voor BTW bij nieuw
gebouw: zie slides occasionele belastingplichtigen)
3.9.2 BEPERKINGEN OP RECHT VAN AFTREK

Drie categorieën beperkingen:
o Categorie 1: volledige belastingplichtigen kunnen input slechts gedeeltelijk
gebruiken voor belastbare doeleinden (dwz. gedeeltelijk privé-gebruik)
o Categorie 2: gemengde belastingplichtigen kunnen input wel volledig
gebruiken voor beroepsdoeleinden, maar ze zijn slechts gedeeltelijk belastbaar
op hun output (tgv output onder Art. 44)
o Categorie 3: wettelijke beperkingen van recht op aftrek

Categorie 1: Gedeeltelijk gebruik voor belastbare verrichtingen
o Voor goederen of diensten die slechts gedeeltelijk gebruikt worden voor
belastbare verrichtingen mag de voorbelasting pro-rata van privé- of nietbelastbaar gedeelte niet worden afgetrokken (gemengd gebruik G/D)
o Voorbeeld: aannemer koopt vrachtwagen waarmee hij tijdens weekends zijn
paarden naar jumpings vervoert  privé-deel BTW niet aftrekbaar

Categorie 2: Gemengde belastingplichtigen (art. 46)
o Wat? belastingplichtigen die zowel outputhandelingen met recht op vooraftrek
verrichten als zonder recht op vooraftrek ex Art. 44 WBTW
 Bijv. bank verleent kredieten (vrijgesteld Art. 44) en ook onroerende
leasing (belast; zie hoger)
81
o
o

Algemene regel: verhoudingsgetal  procentuele beperking van aftrek van alle
input-BTW volgens verhouding tussen belastbare – niet belastbare omzet
 Bijv. bank: Omzet kredietverstrekking 900  Omzet leasing 100. InputBTW = 325  Aftrekbaar: 325 x 100/1000 = 32,5
Uitzondering: Werkelijk gebruik  aftrek in functie van effectief gebruik van
welbepaalde input voor welbepaalde (belastbare) output. Is optie voor
belastingplichtige!
 Zelfde voorbeeld, maar input-BTW van 325 heeft voor 200 betrekking op
kredieten en voor 125 op leasing  Aftrekbaar: enkel input-BTW mbt
leasing = 125
Categorie 3: wettelijke beperkingen (art. 45 § 2)
o Geen aftrek: tabak, alcoholische dranken, kosten logies, onthaal
o 50% aftrek: auto’s voor personenvervoer en alle gerelateerde goederen en
diensten
o Aantal uitzonderingen, o.a. voor leasingmaatschappijen
3.9.3 HERZIENING AFTREK





Zie hoger: aftrek onmiddellijk en ineens in functie van vermoedelijke bestemming
Als na aftrek wijziging in bestemming: correctie vooraftrek
Twee correctiemechanismen:
o (1) onttrekking (met levering goed / dienst gelijkgestelde handelingen, zie slides
hoger)
o (2) herziening aftrek
o
Verschil onttrekking/herziening
o Onttrekking: de met levering G/D gelijkstelde verrichting maakt de BTW op die
verrichting verschuldigd en de vooraftrek blijft behouden zonder correctie
o Herziening: de initieel afgetrokken BTW wordt gecorrigeerd
Herziening
o Aftrek werd niet correct berekend of omstandigheden van gebruik zijn gewijzigd
 Bijv. belastingplichtige ontvangt verbeterend stuk van medecontractant
 Bijv. gemengd BTW-plichtigen die verhoudingsgetal toepassen
3.10 ELECTRONISCHE HANDEL


BTW gevolgen van e-commerce?
o Voornamelijk inzake plaatsbepaling
Onderscheid levering van goederen  verstrekken van diensten
o Levering van goederen (webshops):
 Algemene regel: btw verschuldigd in de staat waar de goederen zich
bevinden bij het vertrek van de verzending
 Mogelijke afwijking: verkoop op afstand (artikel 15 WBTW)
 Strikte voorwaarden! Zie art. 15 WBTW
82

o
Indien van toepassing: BTW verschuldigd in het land van de
koper
Verstrekken van diensten:
 Bijzonder regime sinds 1 januari 2015 (art. 21bis § 2, 9°) : plaats dienst =
altijd vestigingsplaats ontvanger (uitzondering op normale B2C regel)
83
4 REGISTRATIERECHTEN
4.1 WAT?






te betalen bij vervulling formaliteit van registratie
o verplichte registraties:
 overdrachten vastgoed
 vb: huis kopen; u tekent onderhands document, levering moet
nog geregeld worden. Dit moet binnen de 4 maanden bij notaris
zijn geweest (na compromis)
 alle notariële akten (schenking, huwelijkscontracten,…)
 geschreven huurcontracten
 inbrengen in Venn met Rechtspersoonlijkheid
= de belasting die verschuldigd is op het juridische verloop van goederen onder
levenden
Wordt geheven op werkelijke waarde van overgedragen bestanddelen en niet de
overeengekomen waarde (verkoopprijs)
o Het recht is steeds verschuldigd op hoogste grondslag
Waarom?
o Verplichting
 Notariële akte
 Akten van overdracht van eigendom of vruchtgebruik
 Akten van inbreng in belgische vennootschap met Rpers.
 Geschreven overeenkomsten van verhuring e.d.
o Omdat het u een voordeel verschaft (u krijgt een vaste datum, zekerheid)
 Tegenstelbaar maken van een huurovereenkomst tegenover de latere
koper
Vaste rechten versus evenredige rechten
o Vaste rechten: vaste forfait;
 Kost minstens een bepaalde vast bedrag
 Vb: nieuwe gebouwend, onroerende leasing
o Evenredige rechten: afhankelijk van waarde, percentagegewijs
 Overdrachten onder bezwarende titel (anderen dan inbrengen in een
vennootschap) van in België onroerende goederen
 0.2% op oeverenkosmten van beroepsmatige verhuring,.. (art 83)
o Het bedrag van het evenredige recht mag niet lager zijn dan het algemeen vast
recht (€25)
Vlaamse schenkbelasting:
o Als ik een schenking doe, moet dit met notariële akte (Burg. Wetboek), anders
schenking niet geldig
 Dit om mensen te remmen
o Roerende middelen zijn gratis
 U mag een HANDGIFT doen (geen aandelen),
 Nieuwe vorm: BANKGIFT (=overschrijving), maar bij mededeling:
schenking
 U moet verplicht 3 jaar blijven leven
 Dood? Erfbelasting verschuldigd
84
o
o
o
o
o
o
progressief (cfr succ r) voor vastgoed
0% tarief schenking familieonderneming of familievennootschap (met
economische activiteit, dus niet portefeuillevennootschap
Als u naar de notaris gaat
 U betaalt 3% voor schenking aan kinderen als u naar notaris gaat
 U betaalt 7% voor roerende goederen aan nonneke
 Waarom niet gewoon overschrijven? Erfbelasting vermijden!
 Afspraken/voorwaarden maken ivm schenking
 Vb: automatische terugkeer voor overlijden, automatische
ontbinding anders moeten ouders erven van u
 Vb: voorbehoud van vruchtgebruik
Hoe schenkingsbelasting en erfbelasting vermijden?
 Risicoverzekering: hier betaalt u een premie voor
Ontwijken van registratierechten?
 Naar hollandse notaris gaan.
 Je betaalt geen 3%, maar je moet wel 3 jaar blijven leven!
 Je kunt wel voorwaarden opstelen
Beperking van 3% van het tarief van het schenkingsrecht voor schenkingen bij
Belgische notaris akte van roerende goederen aan directe erfgenamen
4.2 VASTGOED



overdracht vastgoed: 10% in Vlaanderen (12,5% elders) (= registratierechten)
o ook voor inbreng woning in vennootschap
o vermindering berekeningsgrondslag met 12.500 euro bij aankoop eerste
vastgoed als gezinswoning
aankoop woning binnen de twee jaar na aankoop eerste woning: registratierecht op
eerste aankoop betaald is verrekenbaar met registratierecht verschuldigd op volgende
aankoop tot een plafond van 12.500 euro
o elke schenking binnen de 3 jaar wordt opgeteld bij de vorie
 tarieven lopen naar boven!
 Dus om de 3 jaar gaat men een deel vd eigendom schenken en altijd weer
vanaf 0% beginnen tellen
onroerende goederen
o kan enkel voor belgische notaris
o 3-30% schenkbelasting
o Ontsnappen? Om de 3 jaar een gedeelte te schenken in plaats van alles 1 x
4.3 INBRENGRECHT IN VENN.





Inbrengrecht in vennootschappen: thans 0% tarief voor inbrengrecht (ingevoerd samen
met notionele interestaftrek…)
behalve inbreng van voor bewoning bestemd vastgoed: tarief 10%
Verdelingsrecht
uit onverdeeldheid treden m.b.t. onroerende goederen
thans verhoogd naar 2%
« scheidingstaks »….
85
5 SUCCESSIERECHTEN
= Vlaamse erfbelasting
= belasting die wordt geheven op de waarde van de goederen die bij overlijden van een persoon
overgaan op zijn rechtsverkrijgenden
5.1 WAT?




Uitgangspunt: gehele netto vermogen van Belgisch rijksinwoner onderworpen aan de
erfbelasting (- schulden)
tarief in Vlaanderen (echtgenoten en rechte lijn)
o tot 50.000 euro: 3%
o van 50.000 tot 250.000 euro: 9%
o boven 250.000 euro: 27%
o Zijlijnen en derden: van 30% tot 65 %
Alle overgangen ingevolge overlijden worden belast (wettelijke erfovergangen, alle
legaten in testamentaire overgang, alle contractuele erfstellingen)
Vermijden ?
o Belgie verlaten
o Zwart geld in het buitenland steken en geen fiscale regularistie ?
o Vanaf invoering KAIMAN-TAX is dit geld nergens meer veilig,
o Alles moet aangegeven worden
 Fiscus kan teruggaan in verleden
 Enkel feitelijke verenigingen worden hier niet in opgenomen
Vb: vakbonden (betalen enkel roerende voorheffing)
5.2 BEREKENING VAN DE HEFFING









de tarieven wordt per persoon berekend, erfdelen van verschillende personen worden
niet samengeteld
het tarief wordt afzonderlijk toegepast op de onroerende goederen en de roerende
goederen (wat de progressiviteit verder remt)
o vb: 3 kinderen, per erfgenaam begint men opnieuw te tellen (ieder apart belast)
vrijstelling voor gezinswoning geërfd door langstlevende partner
3 % tarief:vererving activa familiebedrijf geen vennootschap
3% overdracht aandelen van en vorderingen (in de ruime zin) op familievennootschap
of (proportioneel) holding er boven
o als sedert 3 jaar voor minstens 50% in handen erflater of echtgeno(o)t(e),
ascendenten of zijverwanten tot 2e graad, plus kinderen van vooroverleden
broers en zussen
Met legaat (=vererving) gelijkgesteld
Anti-planning; anti-misbruik
Schuld erkend in testament
toekenning meer dan helft huwvermogen
o juridisch: huwelijks beding; fiscaal: legaat
o dus veelal: keuzebeding bij toebedeling gemeenschap aan de langstlevende
86
o
o
o
stel: geen huwelijkscontract; hij overlijdt, normaal helft/helft
 successie op de helft, want andere helft van levende partner
stel: langst leeft, heeft al (mag niet!)
 alles boven de helft is onderworpen aan successierechten
stel: dubbelsuccessierecht: vader + alles naar moeder – moeder sterft + alles
naar kinderen
 beter: keuzebeding: als vader overlijdt, kan mama kiezen; dan
rechtstreeks naar kinderen is maar 1 x succesierechten (art5!!)
5.3 SUCCESSIERECHTEN EN SCHENKINGEN


artikel 2.7.1.0.5
o schenking met schenkbelasting: goed verlaat vermogen schenker: geen
erfbelasting meer
o schenking zonder heffing schenkbelasting: reintegratie van goed in nalatenschap
indien overlijden binnen de 3 jaar na de schenking
artikel 2.7.1.0.6: beding ten behoeve van derden
o voorbeeld: levensverzekering
 toepassing: verzekering tegen te betalen erfbelasting
 moet door kinderen worden aangegaan, anders valt bedrag dat
verzekering betaalt bij overlijden van de ouders ook in de
successie
 uitzondering:
 groepsverzekeringen
 nederlandse notaris
 handgifte (art 7)
 bankgifte
o bij laatste twee moet je wel 3 jaar blijven leven
o oplossing? Naar verzekeraar
o maar: doe dit niet, als u verzekertt, moeten kinderen zich
ook verzekeren?
vb: ik betaal aan verzekering, geld zit bij verzekeraar en bij dood geeft
verzekeraar dit aan kinderen
 is geen erfenis
 maar art 2.7.1.0.5 zegt van wel, dus successierechten onderworpen
 ( u kunt geld niet parkeren bij iemand anders)
Schenking van activa of aandelen van een familieonderneming die aan bepaalde
voorwaarde voldoet, heeft bijzondere vrijstelling van evenredig schenkingsrecht
o Schenkt men zonder betaling van schenkingsrecht en zonder te voldoen aan
voorwaarde dan geld bijzonder periode van 7 jaar
o Indien de schenker binnen 7 jaar overlijdt, is er in dat laatste geval alsnog
successierecht verschuldigd
o

5.4 CONTROLE EN BEWIJS:

verjaring 5 jaar / 9 jaar sedert aangiftedag
87
vb: schatting van huis of bedrijf, fiscus heeft 5 jaar de tijd om aan te tonen dat het
minder waard is
o bij fraude: 9 jaar
o bij niet-aangifte: 100% boete en 9 jaar vast
geen bankgeheim: frequent bankonderzoek naar verdwenen bedragen enz..
meldingsplicht verzekeringspolissen roerende goederen, beheerde activa (verzekeraars
moeten lichamelijke roerende risico’s aangeven aan administratie)
niets hebben als men overlijdt:
o geplande overdracht
o definitief, doch zonder of met beperkte heffing
o behoud van controle
 burgerlijk maatschap = familiale « beleggingsclub » grotendeels
geschonken aan de kinderen maar beheerd door ouders of in overleg
o behoud van inkomsten….(voorbehoud vruchtgebruik…)
Successieplanning?
o Niet zomaar schenken naar volgende generatie (1), behoud van inkomsten (2)
(of voorbehoud vruchtgebruik) + controle behouden (3)
 3 elementen bij schenking
o Verschillende technieken
 Handgift of bankgift: je bent het kwijt, geen controle
 Schenking met notariële akte:
 Be-notaris: 3%
 NL-notaris: besparing 3%, maar 3jaar leven
 Ouders dividend + stemrecht, behoud van control,
vruchtgebruiker heeft recht
o Burgerlijke maatschap
 = familiale beleggingsclub, maar onverdeeld houden (van alle kinderen +
ouders samen
 Beslissingen worden samen genomen
 Organiseren van asset pool met spelregels
 Via vruchtgebruik behouden ouders controle en inkomen
o wat als? Geen kinderen die erven
 broer/zus/neef/partner: betalen 65%
 men doet een duo-legaat
o een goed werk aanduiden (rode kruis, kuleuven,..)
o zij krijgen deel en betalen successierechten
o uiteindelijk bespaar je +/- de helft van de
successierechten
art 4 (wet. Succes.)
o erkenning van een schuld
o anders zouden successierechten makkelijk ontweken kunnen worden door te
beweren dat men nog een schuld heeft, waar het eigenlijk om een vrijgevigheid
gaat
art 7
o






88
o

vrijgevigheden gedaan binnen 3 jaar voor het overlijden, worden geacht deel uit
te maken van de nalatenschap, tenzij zij onderworpen zijn geweest aan het
schenkingsrecht
art 48
o tarief stijft met de waarde van de vererfde goederen en ook naarmate de
verwantschapsgraad tussen de begunstigde en erflater kleiner wordt
89
6 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
(niks met fiscaliteit te maken)
6.1 WAT?




Bijzondere en belangrijke Wet: dwingend recht en van openbare orde
Voor personen die als werknemer diensten leveren:
o onder « gezag, leiding en toezicht »
o anders « zelfstandige »
o is feitenkwestie: contractkeuze helpt wel
Onderscheid « werklieden » (handenarbeid) en « bedienden » (hoofdarbeid) nog
nauwelijks relevant
Contracten zijn als regel « voor onbepaalde duur »
o bepaalde duur en voor een bijzonder werk= uitzondering
o maximaal 4 opeenvolgende contracten bapaalde duur, elk van minstens drie
maanden en in totaal niet meer dan 2 jaar, daarbuiten: automatisch «
onbepaalde duur »
6.2 ONTSLAGREGELING (1 VRAAG OVER DE BEËINDIGING)






Ontslagregeling is bijzonder (bescherming broodwinning, sluit aan bij werkloosheid,
enz)
Principe van de « opzegperiode »
o « presteren » (met vrije halve dagen voor zoektocht naar nieuwe betrekking
o of « uitbetalen » (u moet opzegperiode niet presteren, maar uitbetalen alsof u
werkt (vb 18 maanden)
o niet mogelijk voorafgaand hierover afspraken te maken, tenzij in voordeel
werknemer (recente casstie rechtspraak)
 wel clausule « conventionele aciënniteit » mogelijk
Opzegtermijn opzeg door werkgever:
o Tot 5 jaar anciënniteit, een schaal die begint met 2 weken bij minder dan 3
maanden, en oploopt:
 8 weken voor anc. 12 tot 15 maanden
 12 weken tussen 2 en 3 jaar
 13 weken tssen 3 en 4 jaar
 15 weken tussen 4en 5 jaar
 Dan plus 3 weken per jaar erbij
Opzeg door werknemer
o Qndere schall, kortere termijnen
 Bijv na 12 maanden: 4 weken
 Na 5 jaar: nog 9 weken komen werken
 Maar motivatie = 0
 Schadevergoeding? Mogelijk!
Als opzegging door werkgever loopt: werknemer kan « tegen opzeggen » op tot 4 weken
o Anders « wanprestatie » bij gewoon wegblijven
Opzegperiode bedienden (schaal niet kennen, geen onderscheid
arbeiders/bedienden)
90
o
o
loon lager dan 16.100 euro:
 3 maanden als minder dan 5 jaar in dienst
 dan: 3 maanden erbij per begonnen schijf van bijkomende 5 jaar
loon hoger dan 16.100:
 vast te stellen bij overeenkomst, of door de rechter
 rechtspraak: lineaire regressi: CLAEYS-formule met als parameters:
leeftijd, anciënniteit, functieniveau en salarisniveau (met afplatting van
de regel voor hoogste functies en salarissen)

Gelijkgesteld met opzeg: aanpassing essentiële voorwaarden van de
arbeidsovereenkomst
o Wel niet: reorganisatie: CAO 32 bis: sociaalrechtelijke continuïteit bij overdracht
of overgang van onderneming, reorganisaties enz

Uitzondering: ontslag om « dringende reden » (!!!!)
o Ernstige tekortkomingen die elke professionele samenwerking onmiddellijk en
definitef onmogelijk maakt
o Moet binnen de 3 werkdagen van bekend wording feiten
o Vb: firm wordt overgenomen, nieuwe CEO, dus men verliest functie en krijgt
andere werkplaats
 Als WN 2 mogelijkheden:
 Tekenen en dus akkoord gaan
 Opzegging van dwingende reden: aanpassing van essentiële
arbeidsvoorwaarden (loon- inhoud – plaats)
o Vb: ernstige tekortkomen die professionele samenwerking onmogelijk maakt
(fraude, bij bank regels niet respecteren)
 u moet binnen de 3 dagen reageren + specifieke reden aangeven
 zonder enige vergoeding of opzeg aan de deur zetten
 men gaat naar rechtbank om dit aan te geven
 stel: pas 4e dag handelen = opzegtermijn betalen
91
Download